Resultaat met woordenlijst ( 10 )


Beck Depression Inventory (BDI)
Deze schaal (Beck 1961) is ontwikkeld voor drie doeleinden: als screeningsinstrument voor het opsporen van depressie, om de ernst van een eerder gediagnosticeerde depressie vast te stellen en om de effectiviteit van therapeutische interventies op te volgen. De schaal bestaat uit 21 items (score 0-3) die vooral de cognitieve (en niet de affectieve of somatische) aspecten van depressie benadrukken.
Aantal resultaten : 10 artikel(s) - 0 bondige bespreking(en)


Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bewegen op muziek de motorische functie, het evenwicht, freezing en loopsnelheid statistisch significant meer verbetert dan gebruikelijke zorg, dagelijkse activiteiten of shamoefentherapie (zonder gebruik van muziek) bij patiënten met de ziekte van Parkinson in stadium 2 of 3. De klinische relevantie van de gepoolde verschillen, alsook het effect op lange termijn zijn echter nog onduidelijk.

Farmacotherapie voor sociale fobie?

Sabbe B. , Verhoeven V.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 8 pagina 89 - 93


Op basis van de resultaten van deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat de klinische meerwaarde van SSRI’s MAOI’s, RIMA’s, benzodiazepines en GABA-analogen voor de behandeling van sociale fobie is aangetoond. Niettegenstaande de meeste studies zijn uitgevoerd met SSRI’s, kent men aan het effect van SSRI’s een zeer lage GRADE toe. Naast aanwijzingen voor publicatiebias en selectiebias is er belangrijke statistische heterogeniteit aangetoond. Deze heterogeniteit reflecteert wellicht zowel reële verschillen in effectiviteit/efficiëntie tussen de verschillende farmaca, als verschillen in studiemethodologie en in klinische kenmerken van patiënten.

Depressie resistent aan antidepressiva: cognitieve gedragstherapie toevoegen?

Crismer A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 7 pagina 86 - 87


Ondanks enkele beperkingen, toont deze studie van goede methodologische kwaliteit aan dat er argumenten zijn om cognitieve gedragstherapie (uitgevoerd in kwaliteitsvolle omstandigheden) aan te moedigen bij patiënten met een depressie die resistent is aan antidepressiva.

Kortdurende en langdurige psychotherapie versus psychoanalyse

Pieters G. , Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze quasi-gerandomiseerde studie met ernstige methodologische tekortkomingen laat niet toe om betrouwbare conclusies te trekken over het effect van verschillende vormen van kortdurende en langdurige psychotherapie ten opzichte van psychoanalyse bij personen met een depressieve stoornis of angststoornis.

Nortriptyline en gabapentine voor neuropathische pijn

Hans G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 102 - 103


De resultaten van deze studie met methodologische beperkingen tonen een grotere werkzaamheid aan van een combinatie van nortriptyline en gabapentine in vergelijking met de monotherapie van beide geneesmiddelen voor de behandeling van diabetische polyneuropathie. Het verschil lijkt echter klinisch niet relevant te zijn. Voor de behandeling van postherpetische neuralgie kon geen verschil aangetoond worden.

Individuele cognitieve gedragstherapie voor ouderen met depressie in de eerste lijn

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 70 - 71


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie bij ouderen met depressie in de eerste lijn effectiever is dan ‘gewoon praten’. Er is echter geen bewijs van een klinisch relevant effect in vergelijking met ‘usual care’. Het effect van cognitieve gedragstherapie op depressie werd bovendien gemeten met een voor ouderen minder geschikte schaal. De plaats van cognitieve gedragstherapie als behandeling van depressie bij ouderen blijft dus ook na deze studie onduidelijk.

Kan mindfulness-based cognitieve therapie herval van depressie voorkomen?

Pieters G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze studie besluit dat MBCT een haalbaar alternatief is voor de voortzetting van de antidepressieve behandeling als preventie van herval bij patiënten met recidiverende depressies. Omdat er behalve voor enkele secundaire uitkomstmaten geen significante verschillen tussen beide behandelingen aangetoond zijn, hangt de keuze van behandeling af van de voorkeur van de patiënt en van het regionale zorgaanbod.

Psychotherapie voor depressie in de eerste lijn?

Pieters G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 138 - 139


Deze meta-analyse toont de beperkte effectiviteit aan van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn, waarbij de patiënt verwezen is door de huisarts en de psychotherapie wordt uitgevoerd door een niet-arts. De effectiviteit van deze vorm van behandeling in functie van de ernst van depressie moet nog verder onderzocht worden.

Sint-janskruid versus paroxetine bij matige tot ernstige majeure depressie

De Meyere M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 5 - 7


Op basis van deze vergelijkende studie bij patiënten met een matige tot ernstige majeure depressie besluiten de auteurs dat sint-janskruid niet minder werkzaam is dan paroxetine, en minder ongewenste effecten vertoont. Deze non-inferioriteitstudie beantwoordt echter niet aan alle methodologische vereisten, zodat we moeten besluiten dat er momenteel geen plaats is voor sint-janskruid bij matige tot ernstige vormen van majeure depressie.

Problem solving treatment door de huisarts

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 146 - 148


Bij majeure depressie lijkt problem solving-therapie op basis van twee RCT’s even effectief als antidepressiva. Hiervoor dienen huisartsen echter speciaal te worden opgeleid. Voorlopig start men daarom het best met antidepressiva. Het toevoegen van een vorm van gestructureerde psychotherapie aan medicatie verhoogt de kans op genezing niet.