Je bent jong en zoekt roem met je pen? Dat kan.
Je duidt internationale literatuur voor Minerva.
Je krijgt steun van een ervaren redactie, en zie, wie schrijft, die blijft.
Contacteer ons
Previous
Next
FR
Toggle navigation
Home
Zoek
Duidingen
Podcast
Woordenlijst
Auteurs
Methodologie
Synthese
Archief
Over Minerva
Contact
Partners
Resultaat met woordenlijst ( 0 )
Prolonged Grief Disorder 13 interview
Het Prolonged Grief Disorder 13 interview (Prigerson, Horowitz, Jacobs et al., 2009) is een gestructureerd klinisch interview om de diagnose van persisterende rouwstoornis vast te stellen volgens DSM-5-TR en ICD-11 criteria. Het instrument bestaat uit 13 vragen die systematisch de diagnostische criteria aftoetsen. De vijf hoofdcriteria: • Verlies van een significant persoon door overlijden • Scheidingsangst en intense verlangens naar de overledene • Duur: symptomen moeten minstens 6 maanden na het overlijden aanhouden • Cognitieve, emotionele en gedragsmatige symptomen • Significante beperkingen in sociaal, professioneel of ander belangrijk functioneren • Er bestaat ook een zelfrapportage vragenlijst op basis van deze vragenlijst.
Aantal resultaten : 0 artikel(s) - 1 bondige bespreking(en)
Aanvinken om te exporteren
Referenties alleen
Referenties en besluiten
Rouwspecifieke cognitieve gedragstherapie of heden- en oplossingsgerichte therapie voor persisterende rouwstoornis?
Stas P.
Minerva 23 10 2025
Deze methodologisch correct opgezette multicenter gerandomiseerde klinische studie met geblindeerde beoordelaars suggereert dat zowel specifieke cognitieve gedragstherapie voor persisterende rouw, als een actieve controlebehandeling met cognitieve gedragstherapie en oplossingsgerichte elementen, effectief zijn voor de behandeling van persisterende rouw en dat er geen klinisch relevant verschil na één jaar follow-up kan aangetoond worden. Cognitieve gedragstherapie was wel superieur voor depressieve en algemene psychopathologische symptomen. De behandelingen overlappen echter in grote mate (CGT-geschoolde therapeuten, actieve controlegroep met CGT-elementen), waardoor het werkelijke verschil onduidelijk is en men evenmin spontane verbetering kan uitsluiten. De gehanteerde exclusiecriteria en uiteindelijke studiepopulatie, voornamelijk hoogopgeleide vrouwen zonder migratieachtergrond, beperken de generaliseerbaarheid naar meer diverse populaties met comorbiditeiten.