Resultaat op trefwoord : 'tabagisme'


Aantal resultaten : 10 artikel(s) - 18 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


Deze Cochrane systematische review van zowel RCT’s als cohortstudies toont aan dat het gebruik van nicotine-e-sigaretten leidt tot meer rookstop dan nicotinesubstitutie (hoge graad van zekerheid van bewijs), e-sigaretten zonder nicotine (matige graad van zekerheid van bewijs) en gedragsinterventies (lage graad van zekerheid van bewijs) zonder toename van ongewenste effecten. Er bestaat nog steeds veel onzekerheid over ongewenste effecten en schade op lange termijn. Bovendien zijn er langetermijnstudies nodig om herval van tabaksroken en het risico op aanhoudend gebruik van e-sigaretten en op duaal roken te onderzoeken. Ook is nog niet duidelijk welke subgroepen het meeste baat kunnen hebben bij het gebruik van nicotine-e-sigaretten in plaats van of samen met andere erkende interventies om te stoppen met roken.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde vervolgstudie toont aan dat suppletie met vitamine C (500 mg/d) vanaf de 18de week van de zwangerschap bij rokende moeders (4 tot 10 sigaretten per dag de week voorafgaand aan de inclusie) de longfunctie positief beïnvloedt en de kans op wheezing reduceert bij kinderen 5 jaar na de geboorte. In tegenstelling tot de vermindering van wheezing is de klinische relevantie van de verbetering in longfunctie minder duidelijk.

Effectiviteit van rookstopinterventies bij COPD-patiënten

Boudrez H.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 4 pagina 71 - 74


Deze netwerk meta-analyse toont aan dat de combinatie van medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling tot meer abstinentie leidt bij COPD-patiënten die roken en wensen te stoppen met roken. Op basis van deze analyse kunnen we echter niet bepalen welke combinatie het meest effectief is.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van meestal kleine studies met vaak een hoog risico van bias blijkt dat geen enkele interventie een langdurig effect heeft op gewichtstoename na rookstop. Verder onderzoek is zeker nuttig naar het afremmend effect op gewichtstoename en de abstinentiegraad van een gepersonaliseerd ondersteuningsprogramma voor gewichtscontrole bij personen die wensen te stoppen met roken. Ook het langetermijneffect op gewichtstoename van nicotinesubstitutie, bupropion, fluoxetine en nicotinesigaretten als hulpmiddel bij rookstop moet verder onderzocht worden.

Het nut van gedragsinterventies bij rookstop: een component netwerk meta-analyse

Boudrez H. , Poelman T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 2 pagina 26 - 30


Deze uitgebreide systematische review van 33 systematische reviews van de Cochrane Collaboration, waarvan er 5 minstens één methodologische zwakte vertonen, en aangevuld met een component-netwerk-meta-analyse van 312 RCT’s met een meestal hoog of onduidelijk risico van bias, toont een globale winst van gedragsinterventies op rookstop bij rokers in de algemene bevolking. Er bestaat sterk bewijs voor het effect van de componenten counseling en financiële incentives die vaak deel uitmaken van deze gedragsinterventies. Gezien het bewijs voor het effect van andere componenten op rookstop matig tot laag is en omdat er nog onduidelijkheid bestaat over mogelijke interacties tussen de verschillende componenten is het cumulatieve effect van verschillende componenten op rookstop nog onduidelijk. De intensiteit van gedragsinterventies en het gelijktijdig gebruik van farmaca lijkt een beperkte invloed te hebben op de abstinentiegraad. Er zijn geen argumenten die aantonen dat het gebruik van gedragsmatige ondersteuning aanleiding geeft tot ongewenste effecten.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat het overschakelen naar sigaretten met lage nicotinegehaltes (0,4 mg/g en 2,4 mg/g) bij personen met een psychiatrische aandoening en bij vrouwen uit kwetsbare socio-economische klassen, zonder intrinsieke motivatie om te stoppen met roken, na 12 weken leidt tot een daling van het aantal gerookte sigaretten zonder uit te monden in compensatoir roken. De hoge financiele vergoedingen in deze studie en de discrepantie tussen de geafficheerde en de vastgestelde hogere nicotinegehaltes in commerciële sigaretten belemmeren extrapolatie naar de reële wereld. Verder onderzoek is noodzakelijk alvorens deze schadebeperkende strategie aanbevolen kan worden voor kwetsbare groepen van rokers die niet onmiddellijk van plan zijn om te stoppen met roken.

De Nelson-studie toont aan dat de sterfte door longkanker bij risicovolle rokers aanzienlijk lager is bij degenen die herhaaldelijk (bij de start en vervolgens na 1 jaar, 3 jaar en 5,5 jaar) gescreend worden met een lage-dosis-CT-scan met volumetrische beoordeling van nodules dan bij degenen die deze screening niet ondergaan. Er was geen statistisch significant effect op de globale mortaliteit. Volgens het onderzoeksprotocol was 2,1% van de uitgevoerde CT-scans positief met een positief voorspellende waarde van 43,5% voor longkanker. De number needed to screen (NNS) kan worden berekend op ongeveer 130.

Deze correct uitgevoerde meta-analyse van 4 RCT’s toont opnieuw aan dat een eenmalige screening van abdominaal aorta-aneurysma (AAA) de AAA-specifieke maar niet de globale mortaliteit doet dalen bij mannen van 65 jaar of ouder. Het wordt meer en meer duidelijk dat de effectiviteit van een screeningsprogramma op bevolkingsniveau voor AAA beperkt zal blijven, maar dat het risico van overdiagnose en overbehandeling zal toenemen. Hierdoor komt een van de criteria van Wilson & Jungner in het gedrang (de kosten moeten evenredig zijn met de baten).

Deze studie toont, ondanks de bovengenoemde tekortkomingen, aan dat het risico van chronische luchtwegaandoeningen (astma, COPD, chronische bronchitis of emfyseem) significant is toegenomen binnen de twee jaar na het gebruik van elektronische sigaretten, zelfs wanneer geen gewone sigaretten geconsumeerd worden. Dit is de eerste studie die dit bewijst. De resultaten moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden rekening houdend met de methodologische tekortkomingen van de studie en de korte observatieduur.

Deze epidemiologische studie van zeer goede kwaliteit is uitermate nuttig voor de eerstelijnszorgverstekkers. De eerste 2 groepen van resultaten waren verwacht; de interventiestudies gericht op alle risicofactoren bevestigen het algemene concept. De reductie van het risico van myocardinfarct bij patiënten zonder risicofactoren is waarschijnlijk het gevolg van bias die te maken heeft met het gebrek aan informatie over de risicofactoren (behalve diabetes) in de controlegroep. Het mogelijk wegwerken van de risico's door medische interventies blijft echter hypothetisch, gezien de observationele aard van deze studie. Roken heeft een grote impact op de volksgezondheid; rookstop is dus altijd nuttig, zelfs ondanks gewichtstoename. De J-curven zijn de inzet van geanimeerde discussies: wat zijn de optimale doelen en voor welke patiënten? De vermindering van de stijging van het risico met de leeftijd waarop de diabetes wordt vastgesteld, kan worden geïnterpreteerd als zijnde gerelateerd aan de duur van de diabetes. Sommige tegenstrijdigheden in de geanalyseerde gegevens hebben echter geleid tot een heranalyse van dit cohort: de auteurs concluderen dat cardiovasculaire risicofactoren mogelijk pathogener zijn bij jongere patiënten, wat een nieuw en zeer belangrijk concept is dat om actie vraagt.

Uit deze systematische review van de Cochrane Collaboration van 63 gerandomiseerde gecontroleerde studies bij volwassen rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken kunnen we met een hoge graad van evidentie besluiten dat er geen verschil in abstinentiegraad bestaat tussen een snelwerkende nicotinetoedieningsvorm en een nicotinepleister, maar dat de combinatie van beide wel tot meer abstinentie leidt dan het gebruik van slechts één toedieningsvorm. Met een matige graad van evidentie kunnen we besluiten dat een nicotinepleister met 21 tot 25 mg nicotine meer abstinentie geeft dan een pleister met 14 tot 15 mg nicotine en dat het nuttig is om vóór de stopdatum met nicotinesubstitutie te beginnen.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de e-sigaret na 1 jaar tot tweemaal meer rookstop leidt dan het gebruik van nicotinevervangende producten. Het ging in deze studie echter om gemotiveerde patiënten die ook gedragsondersteuning kregen. Bovendien gebruikte 80% van de deelnemers na 1 jaar nog steeds de e-sigaret, waarvan de veiligheid echter nog niet voldoende is aangetoond.

Hebben nicotinevervangers nog nut bij rookstop?

Boudrez H.

Minerva 17 12 2018


Nicotinesubstitutie is een effectief en veilig hulpmiddel ter ondersteuning van een rookstoppoging bij rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken. Dit geldt zowel voor ‘gezonde’ rokers, als rokers met een cardiale, pulmonaire of psychiatrische aandoening. Ook het gebruik ervan tijdens de zwangerschap blijkt effectief en veilig te zijn.

Dit onderzoek dat de resultaten van een oudere RCT opneemt en vergelijkt met deze van een nog lopend cohortonderzoek, toont aan dat bij patiënten met licht tot matig COPD de diagnostiek met spirometrie van COPD kan variëren in de tijd wanneer de gevonden waarden dicht bij de gekozen drempel liggen. Het onderzoek bevestigt ook het belang van rookstop in de evolutie van spirometrische waarden.

Dit theoretisch model voor het risico van longkanker verbetert op matige wijze de selectie van personen die gescreend moeten worden voor de preventie van sterfte door longkanker. Het model is ontwikkeld in de Verenigde Staten en is nog niet gevalideerd bij Europese populaties.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde, dubbelblinde, gerandomiseerde gecontroleerde studie met een groot aantal gemotiveerde rokers blijkt dat het gebruik van varenicline of bupropion niet leidt tot een groter risico van matige tot ernstige neuropsychiatrische symptomen in vergelijking met placebo of een nicotinepleister. Deze studie kon ook aantonen dat dit zowel geldt voor rokers met als voor rokers zonder gestabiliseerde psychiatrische stoornis. In beide groepen bleek bovendien dat de abstinentiegraad hoger was met varenicline dan met bupropion of nicotinepleister.

Gradueel of abrupt stoppen met roken?

Boudrez H.

Minerva 17 10 2016


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie bij rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken kon de non-inferioriteit van gradueel ten opzichte van abrupt stoppen niet aantonen.

Bij patiënten die de intentie hebben om binnen een periode van één tot drie maanden te stoppen met roken helpt varenicline in vergelijking met placebo het aantal gerookte sigaretten reduceren en doet de kans op volledige rookstop toenemen.

Rookstop met de elektronische sigaret?

Chevalier P.

Minerva 15 09 2015


De nicotine-e-sigaret lijkt effectiever dan de placebo-e-sigaret om te stoppen met roken op lange termijn, maar de kwaliteit van deze evidentie is laag volgens de GRADE-standaard (onder meer door het kleine aantal studies). Het effect van de nicotine-e-sigaret verschilde niet van het effect van de nicotinesubstitutiepleister, maar dat resultaat staat niet vast (slechts 1 studie, zeer breed betrouwbaarheidsinterval).

Op weg naar de elektronische sigaret?

Laekeman G.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 42 - 43


Er is voorlopig nog onvoldoende bewijs dat nicotinehoudende e-sigaretten tot meer rookstop leiden dan placebo-e-sigaretten en nicotinepleisters.

Dit overzicht van observationele onderzoeken waarvan de methodologische kwaliteit niet duidelijk is, toont aan dat ook roken mogelijk een risicofactor is voor veneuze trombo-embolie, een risico dat ongetwijfeld beïnvloed wordt door de BMI.

Deze Cochrane review toont aan dat intensieve gedragsmatige rookstopinterventies aangevuld met nicotinesubstitutie, rookstop op korte termijn bevorderen en resulteren in een afname van postoperatieve complicaties.

Deze RCT bij Chinese COPD-patiënten toont het belang aan van gedragsinterventies door een team van huisarts, assistent en verpleegkundige gedurende 2 jaar voor het slagen van rookstop zonder bijkomende medicamenteuze ondersteuning. Gedragsinterventies zouden effectiever kunnen zijn dan medicamenteuze ondersteuning, maar dat is niet onderzocht in deze studie.

Roken en de relatieve werkzaamheid van de nieuwe anti-aggregantia

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 54 - 55


Dit systematische literatuuroverzicht toont op basis van beperkte gegevens aan dat de werkzaamheid van clopidogrel voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen (sterfte, myocardinfarct, CVA) beperkter is bij niet-rokers dan bij rokers en dat het bloedingsrisico toeneemt bij rokers. Op het vlak van werkzaamheid lijkt dit ook te gelden voor prasugrel en ticagrelor.

Rookreductie versus abrupte rookstop

Boudrez H.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 71 - 72


Deze methodologisch uiterst zorgvuldig uitgevoerde meta-analyse besluit op basis van 10 RCT’s dat er bij rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken na 6 maanden geen verschil in abstinentiegraad bestaat tussen rookreductie en abrupte rookstop.

Preventie van tabaksverslaving bij kinderen en adolescenten: belonen loont?

Henrard G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 3 pagina 36 - 37


Deze meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit, maar het aantal geïncludeerde studies en de kwaliteit ervan is gering. De resultaten tonen aan dat beloningen onder de vorm van groepsbeloningen aan klassen geen effect hebben op de preventie van tabaksgebruik bij kinderen en adolescenten.

Rookstop met bupropion en nortriptyline bij COPD

De Sutter A.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 49 - 50


Deze studie toont aan dat bupropion een effectief hulpmiddel is voor rookstop bij COPD-patiënten. De follow-up is echter kort zodat het effect op lange termijn onduidelijk is. Bij patiënten met risico van COPD hebben antidepressiva geen toegevoegde waarde naast motivatie en counseling.

Voorspellen claudicatioklachten perifeer vaatlijden?

Bruyninckx R.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 159 - 161


Deze diagnostische studie toont aan dat geen enkele soort inspanningsgebonden pijn voldoende sensitief of specifiek is om perifeer arterieel vaatlijden te bevestigen of uit te sluiten. Tevens worden veel patiënten met perifeer arterieel vaatlijden niet gediagnosticeerd wegens de afwezigheid van de klassieke claudicatioklachten. Perifeer arterieel vaatlijden kan door de huisarts vastgesteld worden met behulp van de enkelarmindex (EAI). Een normale EAI ligt tussen 1,00 en 1,39. Het meten van de EAI is zinvol bij patiënten met inspanningsgebonden pijn in de onderste ledematen. Daarnaast moeten andere cardiovasculaire risicofactoren, zoals rookgedrag, hypertensie, diabetes en lipidenafwijkingen, aangepakt worden. Op basis van de huidige beschikbare evidentie kunnen we screening van alle patiënten door middel van een EAI niet aanraden.