Duiding
Effect van psychostimulantia op schoolse resultaten bij kinderen met ADHD
28 02 2013
Zorgberoepen
Enkele jaren geleden bespraken we in Minerva de resultaten van een lange termijn studie over het effect van een medicamenteuze versus een gedragstherapeutische behandeling op kernsymptomen en sociale vaardigheden bij kinderen van tien tot dertien jaar oud met ADHD (1,2). We besloten dat een intensieve medicamenteuze behandeling, bestaande uit medicatie en rigoureuze opvolging, op korte termijn voordelig is, maar dat de winst en de veiligheid van een dergelijke therapie op middellange en lange termijn nog moet aangetoond worden (2). Om het effect van psychostimulantia bij kinderen met ADHD op lange termijn te beoordelen zouden we gebruik kunnen maken van de evolutie van hun schoolse prestaties.
Dergelijk onderzoek werd recent uitgevoerd in Ijsland (3). Men vertrok van een gegevensbank van 13 617 kinderen, geboren tussen 1994 en 1996 en ingeschreven in het Ijslands schoolsysteem. In dat land worden schoolse prestaties met behulp van gestandaardiseerde testen gemeten in de vierde (9 jaar) en zevende graad (12 jaar). Voor hun onderzoek definieerden de onderzoekers ≥5% percentiel daling van wiskunde en/of taalvaardigheden tussen 9 en 12 jaar als schoolse achteruitgang. Door de schoolse gegevensbank te koppelen aan een nationaal register voor medicatiegebruik stelden de onderzoekers vast dat 1 029 kinderen psychostimulantia gebruikten in de periode januari 2003 tot december 2008. In de groep die nooit psychostimulantia had genomen (n= 12 588) was er geen significant verschil in wiskunde en/of taalvaardigheden tussen 9 en 12 jaar. Daarentegen zag men in de groep die wel psychostimulantia had genomen een daling van wiskunde en/of taalvaardigheden tussen de vierde en zevende graad. De subgroep die tussen 25 en 36 maanden na de eerste test startte met psychostimulantia had in vergelijking met de subgroep die startte binnen de 12 maanden een significant hoger relatief risico op schoolse achteruitgang voor wiskunde (RR 1.7; 95% BI1.2-1.4) maar niet voor taalvaardigheden (RR 1.1; 95% BI 0.9-2.0). De schoolse achteruitgang voor wat wiskunde betreft in de groep die laat met medicatie startte, was hoger bij meisjes (RR 2,7; 95% BI 1.2-6.0) dan bij jongens (RR 1,4; 95% BI 0,9-2,0). De onderzoekers besluiten dan ook dat een late start met psychostimulantia ter behandeling van ADHD gepaard gaat met een schoolse achteruitgang voor wiskunde.
Het bestaan van een uitgebreide database met bijhouden van leeftijd, medicatiegebruik en schoolse prestaties gemeten door middel van gestandaardiseerde testen op vaste tijdstippen laat toe om relevante verbanden binnen deze studiepopulatie vast stellen. De grootste beperking van deze studie is echter het ontbreken van een gegevensbank met psychiatrische diagnoses. Het verband tussen het gebruik van psychostimulantia en de diagnose ADHD kan dus louter als hypothetisch beschouwd worden. Vanzelfsprekend is er in deze studie evenmin iets bekend over de ernst van de symptomen die aanleiding gaven tot het opstarten van psychostimulantia, terwijl meer en meer wordt aanbevolen dat medicatiegebruik best tot ernstige vormen van ADHD beperkt blijft (4,5). Bij gebrek aan gegevens kunnen we evenmin corrigeren voor niet-medicamenteuze maatregelen. Het zou immers kunnen dat vroeg starten van psychostimulantia bij kinderen met ADHD gepaard gaat met meer familiale en sociale steun, wat op zijn beurt zou kunnen bijdragen tot een verminderde achteruitgang in schoolse ontwikkeling. Tot slot is het niet duidelijk in hoeverre 5% of meer percentiel in schoolse achteruitgang op twee testen zich in de toekomst zal vertalen in een relevante leerachterstand.
In een vergelijkbare studie in de VS werd eveneens een beter presteren voor wiskunde en lezen vastgesteld bij schoolgaande kinderen met ADHD wanneer ze met medicatie behandeld werden (6). Evenwel bleef de winst van de behandeling met medicatie kleiner dan het verschil in schoolse achteruitgang tussen kinderen met en zonder ADHD.
Besluit
Deze studie toont aan dat het laattijdig in plaats van vroegtijdig starten van psychostimulantia bij kinderen tussen 9 en 12 jaar gepaard gaat met een schoolse achteruitgang. Het studie-opzet maakt het echter onmogelijk te beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen medicamenteuze behandeling van ADHD en voorkomen van schoolse achteruitgang.
Referenties
- Jensen PS, Arnold LE, Swanson JM, et al. 3-year follow-up of the NIMH MTA study. J Am Acad Child Adolesc Psychiatry 2007;46:989-1002.
- Declercq T, Poelman T. Wat is het langetermijneffect van een behandeling van ADHD? Minerva 2008;7(8):122-3.
- Zoëga H, Rothman KJ, Huybrechts KF, et al. A population-Based Study of Stimulant Drug Treatment of ADHD and Academic Progress in Children. Pediatrics 2012;130:e53-62.
- NICE. Attention deficit hyperactivity disorder. Quick reference guide. NICE Clinical Guideline 72, September 2008 (geraadpleegd op 2 november 2011 )
- Van Manen S, Beeres M, Oud M et al. ADHD in de eerste lijn. Huisarts Wet 2011;54:650-651.
- Scheffler RM, Brown TT, Fulton BD, et al. Positive association between attention-deficit/ hyperactivity disorder medication use and academic achievement during elementary school. Pediatrics 2009;123:1273–9.
Auteurs
Declercq T.
huisarts ; Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, UGent
COI :
Poelman T.
Vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg, UGent
COI :
Woordenlijst
Codering
Commentaar
Commentaar