Duiding
Een performantere score om vrouwen met fractuurrisico te identificeren?
15 04 2014
Zorgberoepen
Tekst onder de verantwoordelijkheid van de Franstalige redactie
Het relatieve nut van de verschillende geneesmiddelen voor de behandeling van osteoporose kwam al aan bod in Minerva (1,2). Een behandeling moet alleen ingesteld worden nadat osteoporose is aangetoond aan de hand van botdensitometrie (BMD). Deze diagnostische procedure volgt op een over het algemeen gerichte screening van personen met risico van osteoporotische fracturen. Voor deze gerichte screening wordt vaak het FRAX-model (Fracture Risk Assessment Tool) gebruikt dat door de WGO is ontwikkeld en dat toelaat om het 10 jaarsfractuurrisico in te schatten. Het is een complex meetinstrument en bevat 9 risicofactoren, met toevoeging van de BMD in de klassieke versie van het model. Voor de risicoberekening over 10 jaar van heupfracturen en van andere belangrijke osteoporotische fracturen (klinisch wervelfractuur, pols-, heup- of schouderfractuur) bestaan er nog andere modellen waarbij men geen rekening houdt met de BMD.
Het vermogen van het FRAX-model om fracturen (vooral fracturen van de femurhals) te voorspellen is echter maar matig, waarschijnlijk omdat FRAX geen rekening houdt met het valrisico en met een zekere dosisafhankelijkheid voor sommige risicofactoren (bv. alcoholgebruik of antecedenten van fracturen) (3).
In 2013 publiceerden Rubin et al. een prospectieve cohortstudie over de predictieve waarde van verschillende instrumenten om vrouwen met een verhoogd fractuurrisico op te sporen (4). Aan de studie namen 3 614 Deense vrouwen deel tussen 40 en 90 jaar. Bij aanvang vulden alle vrouwen een vragenlijst in. Op basis van deze vragenlijst berekenden de auteurs voor alle vrouwen het fractuurrisicoscore volgens de verschillende meetinstrumenten (FRAX zonder BMD, OST, ORAI, OSIRIS en SCORE). Over een follow-up van 3 jaar registreerden ze voor iedere vrouw de eerste fractuur en voor ieder meetinstrument berekenden ze de AUC (‘area under the curve’) van de ROC-curve. Tijdens de follow-up had 4% van de vrouwen een majeure osteoporotische fractuur. De AUC verschilde niet tussen het FRAX-model en de andere, meer eenvoudige modellen, beide zonder BMD. Leeftijd alleen blijkt een even goede voorspeller van het fractuurrisico te zijn als het FRAX-model.
Tabel. Risicofactoren in de verschillende voorspellingsmodellen.
|
FRAX |
SCORE |
OSIRIS |
ORAI |
OST |
Leeftijd |
x |
x |
x |
x |
x |
Gewicht |
x |
x |
x |
x |
x |
Antecedenten van botbreuk bij minimaal letsel |
x |
x |
x |
|
|
Oestrogeentherapie |
|
x |
x |
x |
|
Reumatoïde artritis |
x |
x |
|
|
|
Lengte |
x |
|
|
|
|
Heupfractuur bij vader of moeder |
x |
|
|
|
|
Roken |
x |
|
|
|
|
Alcoholgebruik |
x |
|
|
|
|
Glucocorticoïdtherapie |
x |
|
|
|
|
Secundaire osteoporose |
x |
|
|
|
|
Geslacht |
x |
|
|
|
|
Etniciteit |
|
x |
|
|
|
Besluit
Deze prospectieve studie volgt meer dan 3 000 Deense vrouwen op tussen 40 en 90 jaar zonder diagnose van of behandeling voor osteoporose. Het FRAX-model zonder BMD is niet performanter voor het voorspellen van het fractuurrisico dan andere, meer eenvoudige modellen of dan eenvoudigweg de leeftijd.
Referenties
- Michiels B. Welke geneesmiddelen kiezen voor de preventie van osteoporotische fracturen? Minerva 2008;7(6):82-3.
- Chevalier P. Denosumab, raloxifen en zoledroninezuur voor postmenopauzale osteoporose? Minerva online 28/08/2012.
- Roberfroid D, Camberlin C, Dubois C. Geneesmiddelen ter preventive van osteoporotische fracturen. Good Clinical Practice (GCP). Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2011. KCE Reports 159A. D/2011/10.273/32.
- Rubin KH, Abrahamsen B, Friis-Holmberg T, et al. Comparison of different screening tools (FRAX®, OST, ORAI, OSIRIS, SCORE and age alone) to identify women with increased risk of fracture. A population-based prospective study. Bone 2013;56:16-22.
Commentaar
Commentaar