Zoek
Schrijf u in op de Alert Newsletter
Minerva promoot als tijdschrift voor Evidence-Based Medicine de verspreiding van onafhankelijke, wetenschappelijke informatie en brengt een kritische duiding van relevante publicaties uit de internationale literatuur.
Inhoud december 2024
Ouderen met chronische pijn behandelen met emotionele bewustwordings- en expressietherapie?
Pagina 223 - pagina 227
Stas P.
Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat emotionele bewustwordings- en expressietherapie superieur is aan cognitieve gedragstherapie in een populatie met voornamelijk mannelijke oudere veteranen met chronische pijn. Extrapolatie naar de algemene ouderenpopulatie met chronische pijn wordt bemoeilijkt wegens de specifieke mannelijke studiepopulatie die ook vaak complexe psychiatrische klachten heeft. Meer onderzoek naar het gebruik van emotionele bewustwordings- en expressietherapie als alternatief voor cognitieve gedragstherapie in een bredere groep van patiënten met primaire chronische pijn is dus zeker wenselijk.
Preventie van bevallingsgerelateerde posttraumatische stressstoornis
Pagina 228 - pagina 231
Embo M.
Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat korte, trauma- en niet-trauma-gerichte psychologische secundaire preventieve interventies (die snel na een traumatische bevalling worden ingezet), de ernst van een bevallingsgerelateerde posttraumatische stressstoornis matig reduceren. De resultaten van deze systematische review moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden wegens het kleine aantal studies over primaire (tijdens de zwangerschap) en tertiaire (ruim na zwangerschap wanneer er zich reeds symptomen voordoen) preventieve interventies en de belangrijke statistische heterogeniteit voor wat betreft secundaire preventieve interventies. Globaal vertoonden de meeste studies bovendien een hoog risico van bias door onvoldoende blindering van deelnemers en zorgverleners. Gezien de toenemende aandacht voor ‘respectvolle geboortezorg’ is meer onderzoek op het gebied van perinataal mentaal welzijn en preventie van bevallingsgerelateerde posttraumatische stressstoornis noodzakelijk.
Uitkomsten op lange termijn van medicamenteuze en levensstijlinterventies versus bariatrische heelkunde bij type 2-diabetes
Pagina 232 - pagina 235
Michiels B.
Deze methodologisch correct uitgevoerde opvolgstudie van 4 open-label RCT’s met pooling van de resultaten toont aan dat bariatrische heelkunde na 7 tot 12 jaar een gunstig effect heeft op glykemie en diabetesremissie vergeleken met diabetesmedicatie en levensstijlinterventies bij personen met een gemiddelde BMI van 36 kg/m² en reeds lang bestaande en ontregelde type 2-diabetes. Wel moet er rekening gehouden worden met ongewenste effecten van bariatrische heelkunde op korte en lange termijn zoals maagdarmklachten, anemie en een hogere kans op fracturen.
Werkzaamheid en veiligheid van liraglutide voor patiënten met onvoldoende gewichtsverlies na bariatrische heelkunde
Pagina 236 - pagina 239
Michiels B.
Deze dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het dagelijks gebruik van subcutaan 3mg liraglutide na 24 weken 8% meer gewichtsreductie geeft dan placebo bij patiënten met onvoldoende gewichtsverlies en een suboptimale GLP-1 respons na bariatrische heelkunde. Een bepaling van de GLP-1 respons postprandiaal kan nog niet routinematig uitgevoerd worden waardoor we de resultaten niet kunnen extrapoleren naar de klinische praktijk. Er zijn evenmin gegevens over de aangewezen behandelingsduur, het risico op herval na stopzetting en de ongewenste effecten op langere termijn. Bijkomend onderzoek is dus zeker aangewezen.
Gemberwortel als adjuvans tegen nausea en braken door chemotherapie?
Pagina 240 - pagina 243
Laekeman G., Poelman T.
Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een gestandaardiseerd preparaat van gemberwortelpoeder als aanvulling op de gebruikte anti-emetica bij patiënten die chemotherapie krijgen, de levenskwaliteit gerelateerd aan chemotherapie-geïnduceerde nausea (en braken) statistisch significant matig verbetert ten opzichte van placebo. Deze resultaten zijn consistent met de resultaten voor incidentie van nausea en braken. Verder onderzoek naar de klinische relevantie van het effect van gember in verschillende dosissen en toedieningsschema’s voor deze indicatie is noodzakelijk.
Welke vorm van training is het meest effectief om de bloeddruk in rust te verminderen?
Pagina 244 - pagina 247
Van Cauwenbergh S.
Deze systematische review en netwerkmeta-analyse bevestigt dat elke vorm van lichamelijke training de bloeddruk in rust vermindert, met uitzondering van aerobe intervaltraining. Wegens belangrijke methodologische tekortkomingen van de geïncludeerde studies en wegens de belangrijke klinische heterogeniteit op vlak van studiepopulaties en interventies kunnen we niets besluiten over het onderlinge verschil in effectiviteit van de onderzochte interventies. Verder onderzoek is dus nodig om te bepalen of andere types van oefeningen of combinaties van oefeningen bij bepaalde subgroepen voordelig zijn.
Welke kinderen met acute sinusitis kunnen baat hebben bij een behandeling met antibiotica?
Pagina 248 - pagina 252
De Sutter A.
Deze methodologisch correct uitgevoerde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie bij een grote groep kinderen met een klinische diagnose van rhinosinustis toont aan dat een behandeling met antibiotica (amoxicilline-clavulaanzuur) een beperkt effect heeft op de ernst en de evolutie van de symptomen en dat alleen bij kinderen waarbij op basis van een bacteriële cultuur de aanwezigheid van H. influenzae, S. pneumoniae of M. catarrhalis werd aangetoond. Het effect van antibiotica werd niet beïnvloed door de kleur van de neusloop. Gezien het klinisch weinig relevante effect en omdat het praktisch niet haalbaar is om bij elk kind met rhinosinusitis een nasofaryngeale cultuur af te nemen, blijft de aanbeveling gelden om bij kinderen met klinische rhinosinusitis in de eerste plaats waakzaam af te wachten zonder antibiotica.
Zelfgeleide digitale Acceptance and Commitment Therapy (ACT) voor fibromyalgie?
Pagina 253 - pagina 257
Stas P.
Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat zelfgeleide digitale Acceptance and Commitment Therapy (ACT) bij volwassenen met fibromyalgie positieve effecten heeft op vlak van subjectief gevoel van verbetering, functioneren, pijn, vermoeidheid, depressieve symptomen en ACT-vaardigheden zoals psychologische flexibiliteit. Deze studie selecteerde echter een therapietrouwe populatie waardoor het onduidelijk is in hoeverre de resultaten haalbaar zijn in de praktijk. Studies met een bredere inclusie en een langere follow-up zijn zeker nodig om het reële effect van de interventie correct in te schatten.
Compressietherapie om recidief veneuze beenulcera te vermijden: een update
Pagina 258 - pagina 261
Poelman T.
Uit deze correct uitgevoerde update van een systematische review van de Cochrane Collaboration met zeer uitgebreide literatuurzoektocht kunnen we niets nieuws besluiten. Het nut van compressiekousen om recidief veneus beenulcus te voorkomen is nog steeds onvoldoende onderbouwd. Bovendien blijft ook onduidelijk welk type compressiekous het meest geschikt is op vlak van effect en therapietrouw. Ten slotte geeft deze studie geen antwoord op de vraag hoe lang men compressiekousen moet dragen om een optimaal effect te bekomen.
Toegevoegde waarde en terugverdientijd van Europees goedgekeurde oncologische geneesmiddelen
Pagina 262 - pagina 265
Claus B.
Deze correct uitgevoerde retrospectieve return on investment-analyse toont aan dat de mediane terugverdientijd voor de farmaceutische industrie van een nieuw oncologisch geneesmiddel 3 tot 4 jaar na de Europese marktvergunning ligt. Dat geldt ook voor geneesmiddelen die geen meerwaarde-status hebben gekregen van diverse HTA-instanties. Bij de interpretatie moeten we echter rekening houden met een mogelijke selectiebias bij de keuze van de bestudeerde geneesmiddelen.
Beperkt actieve opvolging van prostaatkanker met laag risico de behandelingsmogelijkheden op lange termijn?
29 11 2024
Tock R.
Deze prospectieve multicenter cohortstudie, die onderhevig is aan de gebruikelijke methodologische tekortkomingen, toont aan dat 49% van de patiënten met gelokaliseerde prostaatkanker met laag risico tien jaar na de diagnose geen tekenen vertonen van progressie noch een noodzaak tot behandeling. Minder dan 2% ontwikkelde metastasen en minder dan 1% overleed als gevolg van de kanker. De progressie van de aandoening en de behandelingen toegediend tijdens de opvolging waren niet gecorreleerd met minder gunstige resultaten. Deze gegevens wijzen erop dat actieve opvolging een doeltreffende behandeloptie is bij prostaatkanker met laag risico. Deze studie van goede methodologische kwaliteit levert krachtige bewijzen op die de Belgische artsen moeten geruststellen wanneer ze actieve opvolging voorstellen aan hun patiënten. Het is nu gebleken dat deze beleidsstrategie geen verlies van behandelingsmogelijkheden inhoudt, zelfs niet in geval van ziekteprogressie.
Incidentie en determinanten van spontane normalisatie van subklinische hypothyreoïdie bij oudere personen.
29 11 2024
Rodriguez-Vina Polanco B.
Deze studie die bouwt op de studiepopulaties van 2 RCT's heeft zowel methodologische sterke als zwakke punten en toont aan dat bij subklinische hypothyreoïdie TSH spontaan kan normaliseren na intervallen van 1 en 2 jaar. Een lichte stijging van TSH, vrouwelijk geslacht, een hogere FT4-spiegel, de afwezigheid van anti-TPO en een tweede TSH-meting meer dan 12 maanden na de eerste meting zijn gecorreleerd met een spontane normalisatie.
Welke vroegtijdige interventie is aanbevolen bij kinderen met een autismespectrumstoornis?
29 11 2024
Morsa M., Léonard F., Durieux N.
Deze update van een systematische review met meta-analyses vertoont enkele methodologische tekortkomingen. Ondanks een aanzienlijke toename van het aantal studies die de werkzaamheid van interventies bij kinderen met een autismespectrumstoornis jonger dan 8 jaar onderzoeken, blijft het bewijs schaars of van lage kwaliteit. Hoewel positieve effecten worden beschreven, is het voor zorgprofessionals op dit moment niet mogelijk om alleen op basis van het werkzaamheidscriterium een bepaalde interventie aan te bevelen. Het is wel hoopvol dat steeds meer studies een opvolgprocedure van ongewenste gebeurtenissen beschrijven.
Welke voorspellers beïnvloeden het resultaat van psychologische behandelingen bij oudere personen met veelvoorkomende psychische stoornissen?
29 11 2024
Tock R., De Jonghe M.
Deze systematische review belicht verschillende belangrijke voorspellers van resultaten van psychologische behandelingen bij oudere personen met veelvoorkomende psychische stoornissen. De ernst van de initiële symptomen, het voltooien van therapeutische opdrachten en de therapeutische relatie bleken consistente voorspellers van positieve resultaten te zijn, terwijl factoren zoals cognitieve functie eerder matige voorspellers waren. Deze bevindingen onderstrepen het belang om, rekening houdend met deze voorspellers, behandelingen af te stemmen op oudere personen, teneinde de kans op succes van de behandeling te vergroten. Deze studie vertoont echter verschillende methodologische tekortkomingen (meerdere vormen van bias) die de robuustheid van de resultaten beperken. Het belang van dit onderwerp rechtvaardigt het opzetten van nieuwe studies om op basis van gestandaardiseerde uitkomstmaten meer betrouwbare en generaliseerbare resultaten te bekomen. Dat zou de synthese van gegevens vereenvoudigen en de betrouwbaarheid van klinische aanbevelingen verbeteren.
Wat is de werkzaamheid van preventieve interventies bij oudere personen in de eerstelijnszorg?
29 11 2024
Piron C.
Hoewel gebaseerd op originele studies die vrij heterogeen zijn vanwege de complexe studiepopulatie en de veelheid aan mogelijke interventies, is deze systematische review van RCT’s met meta-analyse van voldoende hoge methodologische kwaliteit. Preventieve interventies gebaseerd op een wijziging van setting waarbij de voorkeur wordt gegeven aan huisbezoeken en telefonische contacten alsook op educatie van patiënten en zorgverleners bieden in vergelijking met standaardzorg een voordeel op het vlak van gepercipieerde gezondheid en functionele capaciteit, maar niet op het vlak van ziekenopnames of opnames in de residentiële ouderenzorg.
Ouderen met chronische pijn behandelen met emotionele bewustwordings- en expressietherapie?
Achtergrond
Chronische pijn komt voor bij ongeveer 20% van de volwassen bevolking in ontwikkelde landen (1). Bovendien neemt chronische pijn toe met ouder worden en heeft deze klacht een negatieve impact op de levenskwaliteit (2-7). In eerdere besprekingen van Minerva bespraken we reeds het nut van educatie en cognitieve gedragstherapie (CGT) (8,9) en van hypnose en mindfulness (10,11) voor de behandeling van chronische pijn. Een gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toonde aan dat sessies CGT of educatie in groep haalbaar en minstens even effectief zijn als gebruikelijke zorg bij volwassenen met chronische pijn en een laag niveau van geletterdheid (10,11). Uit een andere RCT bleek dat hypnose en mindfulness de pijn in beperkte mate doen afnemen bij veteranen met chronische pijn (8,9). Andere studies toonden ook aan dat emotionele bewustwordings- en expressietherapie (Emotional Awareness and Expression Therapy of EAET) superieur is aan cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van chronische pijn (12,13). Deze therapie, die vooral focust op het verwerken en reguleren van emoties, is opnieuw onderzocht in een studie bij oudere veteranen (14).
Samenvatting
Bestudeerde populatie
- rekrutering via doorverwijzing uit ambulante klinieken in Los Angeles, via brieven aan patiënten, alsook via zelfaanmelding met folders
- inclusiecriteria: veteranen van 60 tot 95 jaar oud met minstens 3 maanden musculoskeletale pijn (rugpijn, been- of bekkenpijn), nekpijn of whiplash, kaakgewrichtsaandoening, fibromyalgie, spanningshoofdpijn of een combinatie van deze klachten
- exclusiecriteria: pijn secundair aan andere aandoeningen zoals kanker, auto-immuunziekte, sikkelcelziekte, neuralgie, brandwonde, infectie, cauda equina syndroom, jicht, migraine of clusterhoofdpijn, radiologisch bevestigde heup- of knieartrose, radiculopathie, elektromyografisch bevestigd carpaal of tarsaal tunnelsyndroom, alsook psychotische stoornis of ernstige stemmingsstoornis niet onder controle met medicatie, ernstig alcohol- en middelenmisbruik, MMSE ≤24, betrokken bij juridisch geschil in het kader van pijn, recent emotionele bewustwordings- en expressietherapie of cognitieve gedragstherapie (CGT) gehad als onderdeel van klinische zorg, deelname aan CGT in de voorbije 3 maanden, geen vloeiend Engels kunnen spreken, van plan zijn om binnen de komende 6 maanden te verhuizen
- uiteindelijke inclusie van 126 personen met een gemiddelde leeftijd van 71,9 (SD 5,9) jaar, 92% mannen; 55% was zwart of Afro-Amerikaans en 31% wit; 96% van de deelnemers rapporteerde rugpijn (96%), vaak in combinatie met andere pijnlocaties; de pijn was gemiddeld reeds 23,3 (SD 17,7) jaar aanwezig en 11% van de deelnemers nam opioïden; 69% van de deelnemers had een psychiatrische aandoening en 37% een posttraumatische stressstoornis; de deelnemers hadden gemiddeld 5 (SD 2,4) chronische aandoeningen en namen gemiddeld 9,6 (SD 4,8) voorgeschreven medicaties.
Onderzoeksopzet
Open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met twee parallelle studiearmen:
- emotionele bewustwordings- en expressietherapie (EAET) (n=66): onderdrukte emoties, die vaak verband houden met onopgeloste conflicten of trauma's uit het verleden, helpen herkennen en op een gezonde manier uiten en verwerken; door deze emoties te verwerken hoopt men zowel psychologische als fysieke klachten te verminderen
- cognitieve gedragstherapie (CGT) (n=60): onaangepaste denk- en gedragspatronen vervangen door alternatieve aangepaste copingvaardigheden, vertrekkend vanuit het inzicht dat chronische pijn leidt tot patronen van negatieve gedachten, gevoelens en gedrag die op hun beurt leiden tot ergere pijn en verminderd functioneren
- beide behandelingen bestonden uit een individuele sessie gevolgd door 8 groepssessies van telkens 90 minuten; alle sessies vonden face-to-face plaats; de groepen bestonden gemiddeld uit 6,3 (SD 1,6) personen en men nam gemiddeld deel aan 5,5 (SD 2,7) groepssessies; EAET-sessies werden gegeven door 1 psycholoog, 2 psychiaters en 1 psychiater in opleiding (die tijdens de studie afstudeerde) terwijl CGT sessies gegeven werden door 1 psycholoog en 3 postdoc geriatrische psychologie studenten.
Uitkomstmeting
- primaire uitkomstmaat: verandering tussen beide groepen in ernst van de pijn gemeten met de Brief Pain Inventory bij aanvang, na behandeling (10 weken) en na 6 maanden; verschil tussen beide groepen in percentage deelnemers met een klinisch relevante pijnvermindering van minstens 30%, 50% of 70% ten opzichte van de beginwaarde
- secundaire uitkomstmaten: angst, depressie, vermoeidheid, levenskwaliteit, pijn interferentie (invloed van pijn op dagelijks functioneren), verstoring van de slaap, globaal ervaren verandering, tevredenheid over de therapie en de therapeut,
- posttraumatische stressstoornis
- intention-to-treatanalyse
- mixed-effects lineair regressiemodel
- moderatie-analyse om de invloed van depressie, angst en PTSS-symptomen op de effectiviteit van de behandeling na te gaan.
Resultaten
- primaire uitkomstmaat: EAET leidde in vergelijking met CGT tot een statistisch significante pijnreductie, zowel na 10 weken (gemiddeld verschil -1,59 met 95% BI van -2,35 tot -0,83, p<0,001) als na 6 maanden (gemiddeld verschil -1,01 met 95% BI van -1,78 tot -0,24, p=0,01); meer personen in de EAET-groep dan in CGT-groep hadden een klinisch relevante pijnreductie van minstens 30%, zowel na 10 weken (63% versus 17%; OR 21,54 met 95% BI van 4,66 tot 99,56; p<0,001) als na 6 maanden (41% versus 14%; OR 7,24 met 95% BI van 1,74 tot 30,06; p=0,006)
- van de secundaire uitkomstmaten:
- na 10 weken zag men in de EAET-groep versus de CGT-groep een statistisch significante verbetering op vlak van angst (gemiddeld verschil -2,49; 95% BI van -4,30 tot -0,68, p=0,006), depressie (gemiddeld verschil -3,06; 95% BI van -5,88 tot -0,25; p=0,03), algemene levenskwaliteit (gemiddeld verschil 1,23; 95% BI van 0,36 tot 2,10; p=0,005), PTSS-symptomen (gemiddeld verschil −4,39; 95% BI van -8,44 tot -0,34; p=0,03), globaal ervaren verandering (gemiddeld verschil 1,46; 95% BI van 0,77 tot 2,15; p<0,001), algemene tevredenheid (gemiddeld verschil 0,28; 95% BI van 0,12 tot 0,45; p<0,001)
- na 10 weken zag men in de EAET-groep versus de CGT-groep een statistisch significante verbetering van depressie (gemiddeld verschil -2,39; 95% BI van -4,33 tot -0,45; p=0,02) en van globaal ervaren verandering (gemiddeld verschil 1,24; 95% BI van 0,62 tot 1,86; p<0,001)
- personen met hogere mate van depressie, angst en PTSS bij aanvang ervoeren een groter effect van EAET vergeleken met CGT.
Besluit van de auteurs
De resultaten van deze gerandomiseerde klinische studie suggereren dat emotionele bewustwordings- en expressietherapie een te verkiezen interventie kan zijn voor medisch en psychiatrisch compliceerde patiënten met pijn. De maatschappelijke last van chronische pijn zou verder verminderd kunnen worden door de principes van emotionele bewustwordings- en expressietherapie verder in te bedden in de reguliere klinische zorg van chronische pijn.
Financiering van de studie
Het project werd gefinancierd door de Career Development Award.
Belangenconflicten van de auteurs
Drie auteurs kregen subsidies van het Amerikaans Departement van Veteran Affairs, een andere kreeg subsidies van het National Institute of Nursing Research buiten dit werk en persoonlijke vergoedingen van Cognifisense, een digitaletherapietechnologieorganisatie, voor het geven van trainingen aan hulpverleners over de therapie die in deze studie getest werd en van verschillende farmaceutische bedrijven buiten de ingediende studie; anderen verklaren geen belangenconflicten.
Bespreking
Beoordeling van de methodologie
Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie werd op een degelijke manier uitgevoerd en men volgde de CONSORT-richtlijnen bij de rapportering. Er werd op voorhand een protocol opgesteld en geregistreerd. Een geblindeerde onderzoeker genereerde het randomisatieschema met behulp van een computerprogramma. Ook concealment of allocation werd gerespecteerd. De therapeuten kon men uiteraard niet blinderen na de toewijzing. Evenmin kon men de deelnemers blinderen voor de toegewezen behandeling. Om performance- en detectiebias te beperken bracht men de deelnemers echter niet op de hoogte van de onderzoekshypothese. Beide behandelingen werden namelijk voorgesteld als werkzaam voor chronische pijn en uitgevoerd door getrainde therapeuten op basis van beschikbare handleidingen. Bovendien kregen beide groepen evenveel en even lange individuele en groepssessies en werd er een vergelijkbare didactiek toegepast. Omdat pijn een subjectief gevoel is kon men niet anders dan een gevalideerde zelfrapportage vragenlijst gebruiken. Bias door sociaal wenselijke antwoorden bleef mogelijk beperkt door de geheimhouding van de onderzoekshypothese voor de deelnemers.
Om de correcte en uniforme uitvoering van de behandelingen na te gaan, werden de sessies opgenomen en was er bij een aantal sessies een externe supervisor aanwezig die het correct uitvoeren van de behandeling beoordeelde aan de hand van een gestandaardiseerd beoordelingsformulier. In het algemeen werd het behandelprotocol goed nageleefd.
De onderzoekers voerden a priori ook een powerberekening uit voor verandering in ernst van pijn na 10 weken behandeling (primaire uitkomstmaat). Hieruit bleek dat 120 personen (60 per groep) nodig waren om een gemiddeld verschil van 0,70 punt op 10 punten op te merken. Deze schatting was zonder referentie gebaseerd op preliminaire gegevens van de populatie. Uiteindelijk werden 126 deelnemers gerandomiseerd, waarvan er 111 de vragenlijst na 10 weken behandeling invulden en 104 na follow-up. Op 10 weken bleven er dus net te weinig deelnemers over om voldoende power te behouden, maar ondanks deze beperking vond men toch veel statistisch significante resultaten.
Beoordeling van de resultaten
De resultaten tonen aan dat emotionele bewustwordings- en expressietherapie een beter behandeleffect heeft dan cognitieve gedragstherapie voor de aanpak van chronische pijn bij oudere personen. Op een schaal van 0 tot 10 was de ernst van de pijn in de interventiegroep versus de controlegroep met gemiddeld anderhalf punt meer gedaald na 10 weken behandeling en met een volledig punt meer na een follow-up van 6 maanden. Na dichotomisatie van de resultaten zag men ook een duidelijke winst in de groep met emotionele bewustwordings- en expressietherapie. De kans om een klinisch relevante daling van minstens 30% in pijnreductie (dus een daling met 3 punten) ten opzichte van de beginwaarde te bereiken was twintigmaal groter in de interventiegroep versus de controlegroep na 10 weken behandeling. Ondanks de superieure pijnreductie met EAET vergeleken met CGT moeten we wel benadrukken dat beide behandelingen een statistisch significante pijnreductie gaven na 10 weken behandeling. In tegenstelling tot EAET hield dit effect voor CGT echter niet aan na 6 maanden follow-up. Dat zou er mogelijk kunnen op wijzen dat EAET voornamelijk op langere termijn een meer effectieve behandeling is. Voorts zien we ook dat de sessies EAET voornamelijk werden geleid door afgestudeerde psychologen en psychiaters terwijl het bij CGT ging om postdoc studenten psychologie. Mogelijk heeft de opleiding en ervaring van de therapeuten mee het effect bepaald en zijn de resultaten van CGT in deze studie mogelijk onderschat als gevolg van de minder ervaren therapeuten.
Bij deze studie zijn belangrijke opmerkingen te maken met betrekking tot de extrapoleerbaarheid van de resultaten naar de Belgische ouderenpopulatie. De studie werd uitgevoerd bij Amerikaanse veteranen, dus voornamelijk een mannelijke populatie. Dit is van belang omdat onderzoek aantoont dat mannen gemiddeld minder hulpzoekend gedrag vertonen en sneller uitvallen uit een behandeling (15-18) wat aanleiding zou kunnen geven tot een zwakkere uitkomst voor mannen in de reële klinische praktijk. Chronische pijn komt bovendien ook vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (19,22). Het gaat bovendien om een populatie die vaak een hoge prevalentie van pijn en complexe psychiatrische aandoeningen vertoont, waaronder ook posttraumatische stressstoornis (prevalentie van PTSS bedroeg 37% in deze studie) (23-26). Deze cijfers zijn niet representatief voor de algemene oudere bevolking in België. De resultaten zijn dus voornamelijk extrapoleerbaar naar oudere mannelijke individuen met primaire chronische pijn met (complexe) psychiatrische comorbiditeit. De hoge aanwezigheid van PTSS en andere psychische klachten in deze steekproef zou bovendien deels kunnen verklaren waarom EAET in deze groep met (onverwerkte) trauma’s zo werkzaam blijkt te zijn. De moderatie-analyse toont overigens een sterker effect van EAET naarmate er meer emotionele klachten in de vorm van depressieve symptomen, angstsymptomen of PTSS aanwezig zijn. Hieraan moet wel worden toegevoegd dat personen met een psychotische stoornis of een ernstige stemmingsstoornis niet onder controle met medicatie, ernstig middelenmisbruik en cognitieve stoornissen (MMSE ≤24) uitgesloten zijn. Ook dat bemoeilijkt de extrapolatie want PTSS en middelenmisbruik komen vaak samen voor.
De helft van de bestudeerde populatie was zwart of Afro-Amerikaans wat dus evenmin overeenkomt met de doorsnee oudere bevolking in België. En ten slotte moeten we ook wijzen op de aanzienlijke heterogeniteit in de duur van de pijn: gemiddeld 23,3 jaar maar met een brede spreiding (SD 17,7).
Wat zeggen de richtlijnen voor de klinische praktijk?
In een richtlijn van de Werkgroep Ontwikkeling Richtlijnen Eerste Lijn (WOREL) uit 2017 over de aanpak van chronische pijn in de eerste lijn wordt als niet-medicamenteuze behandeling vooral fysieke activiteit, oefentherapie en manuele therapie aangeraden (respectievelijk GRADE 1A, 2B en 2C) (27). Men raadt ook aan om cognitieve gedragstherapie (CGT) te overwegen (GRADE 2C), terwijl emotionele bewustwordings- en expressietherapie (EAET) niet vermeld wordt. Ook in de NICE-richtlijn over de aanpak van chronische pijn wordt fysieke activiteit aangeraden, alsook acceptance and commitment (ACT-) therapie en cognitieve gedragstherapie, terwijl EAET evenmin vermeld wordt (28).
Besluit van Minerva
Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat emotionele bewustwordings- en expressietherapie superieur is aan cognitieve gedragstherapie in een populatie met voornamelijk mannelijke oudere veteranen met chronische pijn. Extrapolatie naar de algemene ouderenpopulatie met chronische pijn wordt bemoeilijkt wegens de specifieke mannelijke studiepopulatie die ook vaak complexe psychiatrische klachten heeft. Meer onderzoek naar het gebruik van emotionele bewustwordings- en expressietherapie als alternatief voor cognitieve gedragstherapie in een bredere groep van patiënten met primaire chronische pijn is dus zeker wenselijk.
- Johnson MI, Elzahaf RA, Tashani OA. The prevalence of chronic pain in developing countries. Pain Manage 2013;3:83-6. DOI: 10.2217/pmt.12.83
- Katz J, Rosenbloom BN, Fashler S. Chronic Pain, psychopathology, and DSM-5 somatic symptom disorder. Can J Psychiatry 2015;60:160-7. DOI: 10.1177/070674371506000402
- O'Brien T, Breivik H. The impact of chronic pain - European patients' perspective over 12 months. Scand J Pain 2012;3;23-9. DOI: 10.1016/j.sjpain.2011.11.004
- Reid MC, Eccleston C, Pillemer K. Management of chronic pain in older adults. BMJ 2015;350:h532. DOI: 10.1136/bmj.h532
- Macfarlane GJ. The Epidemiology of chronic pain. Pain 2016;157:2158-9. DOI: 10.1097/j.pain.0000000000000676
- Dahlhamer J, Lucas J, Zelaya C, et al. Prevalence of chronic pain and high-impact chronic pain among adults - United States, 2016. MMWR Morb Mortal Wkly Rep 2018;67:1001-6. DOI: 10.15585/mmwr.mm6736a2
- Drieskens S, Charafeddine R. Gezondheidsenquête 2018: lichamelijke pijn. Sciensano, 2018. Beschikbaar op: https://www.sciensano.be/sites/default/files/5._pijn.pdf
- Henrard G. Cognitieve gedragstherapie voor chronische pijn: in groep en boodschap vereenvoudigen ? Minerva 2019;18(7):77-80.
- Thorn BE, Eyer JC, Van Dyke BP, et al. Literacy-adapted cognitive behavioral therapy versus education for chronic pain at low-income clinics: a randomized controlled trial. Ann Intern Med 2018;168:471-80. DOI: 10.7326/M17-0972
- Cornelis E. Het effect van hypnose en mindfulnessmeditatie op chronische pijn ? Minerva 2022;21(20):257-61.
- Williams RM, Day MA, Ehde DM, et al. Effects of hypnosis vs mindfulness meditation vs education on chronic pain intensity and secondary outcomes in veterans: a randomized clinical trial. Pain 2022;163:1905-18. DOI: 10.1097/j.pain.0000000000002586
- Lumley MA, Schubiner H, Lockhart NA, et al. Emotional awareness and expression therapy, cognitive behavioral therapy, and education for fibromyalgia: a cluster-randomized controlled trial. Pain 2017;158: 2354-63. DOI: 10.1097/j.pain.0000000000001036
- Yarns BC, Lumley MA, Cassidy JT, et al. Emotional awareness and expression therapy achieves greater pain reduction than cognitive behavioral therapy in older adults with chronic musculoskeletal pain: a preliminary randomized comparison trial. Pain Med 2020;21:2811-22. DOI: 10.1093/pm/pnaa145
- Yarns BC, Jackson NJ, Alas A, et al. Emotional awareness and expression therapy vs cognitive behavioral therapy for chronic pain in older veterans. JAMA Network Open 2024;7:e2415842. DOI: 10.1001/jamanetworkopen.2024.15842
- Galdas PM, Cheater F, Marshall P. Men and health help‐seeking behaviour: literature review. J Adv Nurs 2005;49:616-23. DOI: 10.1111/j.1365-2648.2004.03331.x
- Sagar-Ouriaghli I, Godfrey E, Bridge L, et al. Improving mental health service utilization among men: a systematic review and synthesis of behavior change techniques within interventions targeting help-seeking. Am J Mens Health 2019;13:1557988319857009. DOI: 10.1177/1557988319857009
- Seidler ZE, Wilson MJ, Kealy D, et al. Men’s dropout from mental health services: results from a survey of Australian men across the life span. Am J Mens Health 2021;15:15579883211014776. DOI: 10.1177/15579883211014776
- Seidler ZE, Rice SM, Ogrodniczuk JS, et al. Engaging men in psychological treatment: a scoping review. Am J Mens Health 2018;12:1882-900. DOI: 10.1177/1557988318792157
- Johnson MI, Elzahaf RA, Tashani OA. The prevalence of chronic pain in developing countries. Pain Manage 2013;3:83-6. DOI: 10.2217/pmt.12.83
- Dahlhamer J, Lucas J, Zelaya C, et al. Prevalence of chronic pain and high-impact chronic pain among adults - United States, 2016. MMWR Morb Mortal Wkly Rep 2018;67:1001-6. DOI: 10.15585/mmwr.mm6736a2
- Bartley EJ, Fillingim RB. Sex differences in pain: a brief review of clinical and experimental findings. Br J Anaesth 2013;111:52-8. DOI: 10.1093/bja/aet127
- Fayaz A, Croft P, Langford RM, et al Prevalence of chronic pain in the UK: a systematic review and meta-analysis of population studies. BMJ Open 2016;6:e010364. DOI: 10.1136/bmjopen-2015-010364
- Phillips KM, Clark ME, Gironda RJ, et al. Pain and psychiatric comorbidities among two groups of Iraq and Afghanistan era veterans. J Rehabil Res Dev 2016;53:413-32. DOI: 10.1682/JRRD.2014.05.0126
- Watrous JR, McCabe CT, Jones G, et al. Low back pain, mental health symptoms, and quality of life among injured service members. Health Psychol 2020;39:549-57. DOI: 10.1037/hea0000850
- Beckham JC, Crawford AL, Feldman ME, et al. Chronic posttraumatic stress disorder and chronic pain in Vietnam combat veterans. J Psychosom Res 1997;43:379-89. DOI: 10.1016/S0022-3999(97)00129-3
- Fishbain DA, Pulikal A, Lewis JE, Gao J. Chronic pain types differ in their reported prevalence of post-traumatic stress disorder (PTSD) and there is consistent evidence that chronic pain is associated with PTSD: an evidence-based structured systematic review. Pain Med 2017;18:711-35. DOI: 10.1093/pm/pnw065
- Henrard G, Cordyn S, Chaspierre A, et al. Primary care management of chronic pain: update 2017. WOREL guideline. Published: 28/02/2017.
- National Institute for Health and Care Excellence. Chronic pain (primary and secondary) in over 16s: assessment of all chronic pain and management of chronic primary pain. NICE guideline [NG193]. Published: 07 April 2021.