Zoek

   Gericht zoeken   

Schrijf u in op de Alert Newsletter


Minerva promoot als tijdschrift voor Evidence-Based Medicine de verspreiding van onafhankelijke, wetenschappelijke informatie en brengt een kritische duiding van relevante publicaties uit de internationale literatuur.


Inhoud december 2025


Gaat de gezondheid van de algemene populatie erop vooruit door te betalen voor elk innovatief geneesmiddel?

Pagina 118 - pagina 119 

Claus B.  

Alle Europese landen voelen de effecten van substantieel hogere vraagprijzen voor nieuwe complexe biologicals in de hemato-oncologie of zeldzame ziektebeelden. Meer en meer gaat het om kleine niches van patiënten. Dat brengt ons naar de basis van de volledige discussie, namelijk dat er voldoende budget moet beschikbaar blijven voor het behandelen van alle patiënten met courante overdraagbare en niet-overdraagbare ziektebeelden (equity) en tegelijk ook voor het behandelen van kleine groepen zeer zieke patiënten die bijvoorbeeld aan een ongeneeslijke weesziekte leiden (solidarity). Dat wordt dan ook de echte uitdaging van de komende jaren, een oefening die men best kan gaan doen met meerdere gelijkgestemde lidstaten samen, zoals in het daartoe opgezette BeNeLUX-A initiatief tussen België, Nederland, Luxemburg, Oostenrijk en Ierland.


Effectiviteit op lange termijn van implementatiestrategieën voor cognitieve gedragstherapie bij gegeneraliseerde angststoornis.

Pagina 220 - pagina 225 

Stas P.  

Deze observationele opvolgstudie van twee gerandomiseerde gecontroleerde implementatiestudies suggereert dat cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van gegeneraliseerde angststoornis effectief is op lange termijn (2-8 jaar) met een herstelpercentage van 53%. Verschillende implementatiestrategieën leidden tot vergelijkbare uitkomsten na follow-up. De resultaten ondersteunent met andere woorden de klinische flexibiliteit in behandelaccenten. De studie heeft belangrijke methodologische beperkingen, waaronder de afwezigheid van een controlegroep zonder behandeling en een belangrijke heterogeniteit tussen de originele studies, alsook een beperkte generaliseerbaarheid van de resultaten.


Gecombineerd effect van intermittent vasten en bewegen op gewicht en vetmassa bij volwassenen.

Pagina 226 - pagina 230 

Van Hemelryck N.  

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse suggereert dat verschillende vormen van intermittent vasten alleen en in combinatie met verschillende vormen van lichaamsbeweging kunnen helpen bij gewichts- en vetmassaverlies bij volwassenen. De combinatie van alternerend vasten en matig-intensieve continue training leidt volgens deze studie tot de grootste daling van gewicht en vetmassa. We moeten echter rekening houden met enkele belangrijke methodologische tekortkomingen en bovendien zijn de geïncludeerde studies zeer heterogeen op het vlak van geïncludeerde populaties. Dat bemoeilijkt de vertaling van de resultaten naar de klinische praktijk.


Effectiviteit van leefstijlinterventies op BMI en lichaamsvetpercentage bij kinderen.

Pagina 231 - pagina 235 

Joossens S.  

Deze systematische review met paarsgewijze meta-analyse en netwerkmeta-analyse toont aan dat multicomponente leefstijlinterventies in vergelijking met gebruikelijke zorg effectief zijn om de lichaamssamenstelling van kinderen tussen 4 en 12 jaar te verbeteren. Daarentegen lijken de afzonderlijke componenten gericht op voeding, beweging of gedragsverandering op zich niet effectief te zijn versus gebruikelijke zorg. De effecten zijn het sterkst voor kinderen met een verhoogde BMI en lichaamsvetpercentage bij de start van de behandeling. Deze meta-analyse bevat echter belangrijke methodologische tekortkomingen, zoals belangrijke statistische en klinische heterogeniteit en een onvolledige beschrijving van de geïncludeerde interventies en de deelnemers.


Een klinisch beslissingsinstrument om het antibioticagebruik bij acuut zieke kinderen te sturen?

Pagina 236 - pagina 241 

Michiels B.  

Deze pragmatische cluster gerandomiseerde RCT toont aan dat een beslissingsinstrument met integratie van een klinische beslisboom, een CRP-point of care test (POCT) en vangnetadvies het aantal antibioticavoorschriften reduceert bij acuut zieke kinderen in de eerstelijnszorg, zonder nadelige effecten op herstel of zorggebruik. Deze studie is van goede methodologische kwaliteit en ondersteunt de implementatie van dit instrument in de praktijk. Een geplande kosten-batenanalyse moet nog wel de haalbaarheid aantonen.


Vermindert multidomeinrevalidatie cardiovasculaire sterfte en ziekenhuisopnames na een myocardinfarct bij oudere personen?

Pagina 242 - pagina 245 

De Coninck L.  

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont een daling van de samengestelde uitkomstmaat van overlijden en ongeplande ziekenhuisopnames met multidomeinrevalidatie versus reguliere zorg bij oudere personen na het doormaken van een myocardinfarct. Ze is methodologisch correct uitgevoerd. Alleen performance- en detectiebias kunnen niet met zekerheid uitgesloten worden. Ook het niet corrigeren voor multiple testing bemoeilijkt de interpretatie van de resultaten. Er is zeker nog onderzoek nodig op lange termijn om definitieve uitspraken te kunnen doen over het effect op (cardiovascualaire) mortaliteit en levenskwaliteit.


Zijn vriendschapsinterventies effectief voor kinderen met neurologische ontwikkelingsstoornissen?

Pagina 246 - pagina 252 

Boers A.  

Deze systematische review en meta-analyse van 12 RCT’s kon globaal geen statistisch significant effect van vriendschapsinterventies in vergelijking met een controlegroep aantonen. Specifiek in een subgroep van kinderen met ADHD zag men wel een kleine tot matige verbetering in vriendschapsvorming met gerichte interventies. Door de hoge mate van klinische heterogeniteit op vlak van interventies, doelgroepen en uitkomstmaten, is het moeilijk om de resultaten te extrapoleren naar de praktijk. Ook is de externe validiteit verlaagd door een beperkte representatie van andere neurologische ontwikkelingsstoornissen naast autisme en ADHD.


Kan een digitale gezondheidsinterventie kort na de geboorte obesitas bij kinderen voorkomen?

Pagina 253 - pagina 256 

Raemdock E.  

Uit deze multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde uitkomstbeoordelaars blijkt dat een digitale interventie bovenop leefstijladvies het gewicht-lengteverloop van kinderen tijdens de eerste 24 levensmaanden deed dalen ten opzichte van een controlegroep die alleen leefstijladvies kreeg.


Effect van een gepersonaliseerde multidomeininterventie op cognitie en risicofactoren voor dementie?

Pagina 257 - pagina 261 

Cornelis E., Allart J., Poelman T.  

Deze open-label, gerandomiseerde, gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars suggereert dat een persoonsgerichte multidomeininterventie kan leiden tot een bescheiden verbetering van cognitief functioneren en risicofactoren voor dementie. Het gaat echter om een pilootstudie met een kleine geselecteerde studiepopulatie. De resultaten zijn daarom louter hypothesevormend. Toekomstige studies met voldoende power en klinisch relevante uitkomstmaten zijn noodzakelijk om het effect van persoonsgerichte en doelgerichte multidomeininterventies op de preventie van dementie verder te onderzoeken.


De Sudbury Vertigo Risk Score: een betrouwbaar instrument om ernstige diagnoses van duizeligheid uit te sluiten?

Pagina 262 - pagina 265 

Poelman T.  

Deze methodologisch correct uitgevoerde retrospectieve cohortstudie, uitgevoerd in drie spoedgevallendiensten in Canada, bevestigt dat de Sudbury Vertigo Risk Score een betrouwbaar diagnostisch instrument is om bij een afkapwaarde van 5 een ernstige diagnose van duizeligheid uit te sluiten. Omdat de prevalentie van ernstige aandoeningen in deze studie overeenstemde met een eerstelijnssetting zijn de resultaten extrapoleerbeer naar de huisartsenpraktijk. Een bijkomende prospectieve diagnostische studie die de risicoscore vergelijkt met een gouden standaard is echter noodzakelijk alvorens ze al dan niet te implementeren in de dagelijkse praktijkvoering.


Welke koortswerende strategie is het meest aangewezen bij kinderen?


28 11 2025 

Nonneman A.  

Deze systematische review met netwerkmeta-analyses van goede methodologische kwaliteit levert waardevolle informatie over de relatieve werkzaamheid van koortswerende middelen in mono- en bitherapie. De resultaten suggereren dat combinatietherapie of alternerend gebruik resulteren in een snellere en langere koortsdaling dan paracetamol alleen, met een vergelijkbaar veiligheidsprofiel op korte termijn. De geïncludeerde studies vertonen echter een aanzienlijk risico van bias, gebruiken uiteenlopende definities van koorts die niet altijd stroken met de klinische praktijk. Ook een niet-uniforme temperatuurmeting en de aanwezigheid van co-interventies kunnen tot bias leiden. In tegenstelling tot de huidige aanbevelingen zijn de uitkomstmaten voornamelijk gebaseerd op de lichaamstemperatuur en niet op het onwelzijn van het kind. Daarnaast beperkt de evaluatie zich meestal tot slechts 4 - 6 uur na toediening, waardoor er geen gegevens beschikbaar zijn over de veiligheid bij herhaald gebruik. Verdere studies zijn daarom nodig om bij gelijktijdige of alternerende toediening zowel de veiligheid als de impact op koortsgerelateerd ongemak te beoordelen.


Kan digitale mindfulnessmeditatie stress op de werkvloer verbeteren?


28 11 2025 

Tock R.  

Deze RCT toont aan dat een kort digitaal programma van mindfulnessmeditatie een effectieve, toegankelijke en schaalbare methode is om de ervaren stress te verminderen en verschillende aspecten van welzijn te verbeteren bij werknemers van een academisch medisch centrum. Deze gerandomiseerde studie hanteert een hoge methodologische nauwkeurigheid (concealment of allocation, intention-to-treatanalyse, gevalideerde instrumenten). De onderzoekspopulatie is echter overwegend vrouwelijk, hoogopgeleid, vertrouwd met digitale tools en werkzaam in een universitaire setting die mindfulness bevordert, hetgeen de generaliseerbaarheid van de resultaten beperkt.


Verbetert lichaamsbeweging de seksuele functie na prostaatkanker?


28 11 2025 

Tock R.  

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont dat aerobe oefeningen de erectiele functie kunnen verbeteren bij personen die behandeld zijn voor prostaatkanker, ongeacht of ze extra psychoseksuele educatie en zelfmanagementondersteuning krijgen. Op basis van deze studie kunnen we geen conclusies trekken over de klinische relevantie van de bekomen resultaten, noch over de extrapolatie naar de Belgische context. Verder onderzoek met grotere steekproeven en een langere follow-upperiode is dus noodzakelijk.


Kan kinesitherapie postpartum urine-incontinentie voorkomen?


28 11 2025 

Jacqmin J.  

Deze systematische review zonder meta-analyse toont aan dat het versterken van de bekkenbodemspieren urine-incontinentie na de bevalling kan verminderen. De methodologische kwaliteit van sommige geïncludeerde RCT’s is echter onvoldoende. Bovendien is het onmogelijk om sluitende conclusies te trekken wegens de sterke klinische heterogeniteit.


Geen argumenten voor vochtrestrictie bij patiënten met chronisch hartfalen.


28 11 2025 

Sculier J.P.  

De resultaten van deze multicenter open-label gerandomiseerde studie tonen aan dat onbeperkte vochtinname geen significant verschil maakte op vlak van de levenskwaliteit bij patiënten met chronisch hartfalen, in vergelijking met een restrictie tot 1 500 ml per dag. Met onbeperkte vochtinname was er minder dorstgevoel. Er werden geen veiligheidsproblemen vastgesteld bij vrije vochtinname, zoals blijkt uit de afwezigheid van significante verschillen in ongewenste effecten, waaronder sterfte, ziekenhuisopname voor hartfalen of veranderingen in de medicamenteuze behandeling. Deze resultaten roepen dan ook vragen op over de noodzaak om de inname van vocht te beperken bij patiënten met stabiel symptomatisch chronisch hartfalen.



Gaat de gezondheid van de algemene populatie erop vooruit door te betalen voor elk innovatief geneesmiddel?

Nieuwe geneesmiddelen met een innovatieclaim, die het bestaande gamma aan therapeutische mogelijkheden uitbreiden, worden vanuit een meta-visie verondersteld extra gezondheid te creëren op populatieniveau (population-health-impact). Deze impact wordt in de gezondheidseconomie dikwijls uitgedrukt in extra kwaliteitsvolle levensjaren of QALY’s, die een algemene vergelijking van het effect van behandelingen toelaten over ziektebeelden heen. Men kan deze QALY-winst evenwel niet loskoppelen van de opportuniteitskost om deze QALY’s te realiseren. De meeste terugbetalingssystemen laten toe dat er een meerkost wordt toegekend als van een nieuwe behandeling een extra benefit verwacht wordt ten opzichte van het huidige behandelarsenaal. Maar, wanneer je een extra investering doet in nieuwe geneesmiddelen, moet je de opportuniteit of de kans die je laat liggen om te investeren in ‘the next best option’ ook mee in rekening brengen. Dit kunnen evengoed niet-farmacologische alternatieven zijn. En bovendien moet je dit verlies aan opportuniteit door de keuze voor iets nieuws bekijken op het brede populatieniveau. De zorg die je met dit geld zou kunnen voorzien voor iedere burger die in aanraking komt met het zorgsysteem, kan je door de gekozen investering in nieuwe geneesmiddelen namelijk niet meer aanbieden. Een euro kan je nu eenmaal maar één keer uitgeven. Om dus te kunnen nagaan of nieuwe geneesmiddelen hun investering waard zijn én de gezondheid van de populatie in haar algemeenheid vooruit helpen, moet je deze opportuniteitskosten naast de extra QALY’s leggen.  

De hamvraag is of nieuwe geneesmiddelen die aangeboden werden in de afgelopen twintig jaar de gezondheid op populatieniveau verbeterden. 


Bij gebrek aan een dergelijke oefening voor België gaan we hiervoor even spieken bij het National Institute for Health and Care Excellence (NICE) in het Verenigd Koninkrijk (1). Onderzoekers bestudeerden retrospectief alle geneesmiddelenevaluaties uitgevoerd tussen 2000 en 2020, wat een lijst van 339 individuele geneesmiddelendossiers opleverde. Het is belangrijk te weten dat in het Verenigd Koninkrijk NICE adviseert om alleen geneesmiddelen onder een bepaalde gunstige afkapwaarde van kosteneffectiviteit (£ 20 000-30 000 per gewonnen QALY) in de terugbetaling van de National Health Institute (NHS) op te nemen. Geneesmiddelen met een ongunstige kosteneffectiviteit zijn dus per definitie uit de hier gepresenteerde analyse geweerd.  
De belangrijkste geïdentificeerde therapeutische domeinen waren oncologische geneesmiddelen die 45% van de bestudeerde indicaties uitmaakten, gevolgd door de groep van nieuwe immunologische (21%) en nieuwe cardiovasculaire geneesmiddelen (8%). Over een periode van 20 jaar werden zo 3,75 miljoen extra QALY’s becijferd bij net geen 20 miljoen patiënten. Daarmee ging een netto investering van £ 75 miljard gepaard, berekend op basis van de nationaal gerealiseerde omzetten. Nationale kortingen geboden door vergunninghouders nam men reeds mee in rekening. Eén derde van de omzet werd gerealiseerd in immunologische behandelingen, direct gevolgd door investeringen in de oncologie (30%); cardiovasculaire geneesmiddelen volgden als derde groep en namen budgettair 21% in. 

Grofweg gerekend komt dit voor het volledige arsenaal neer op een nettokost per gewonnen QALY van £ 20 000 (£ 75 miljard/3,75 miljoen QALY’s). Stel dat men ditzelfde bedrag van £ 75 miljard had besteed aan het algemene belang (alle burgers, in alle mogelijke therapeutische domeinen), waarbij men in de Britse context aanneemt dat voor elke QALY slechts £ 15 000 betaald mag worden (2-5), en de nieuwe geneesmiddelen niet had toegevoegd aan het gamma, dan zouden over dezelfde 20 jaar 5 miljoen extra QALY’s op populatieniveau zijn gegenereerd. Het verschil kan men beschouwen als het verlies dat men lijdt door te investeren in innovatie voor specifieke patiëntengroepen. De netto-opbrengst (net-benefit) door investering in nieuwe geneesmiddelen lijkt zich dus op het eerste zicht niet te vertalen in een betere gezondheid op populatieniveau (slechts 3,75 miljoen QALY’s versus de potentiële 5 miljoen extra QALY’s). Dat zou dus betekenen dat de individuele winsten in de patiëntengroepen die gebruik kunnen maken van de nieuwe geneesmiddelen niet zichtbaar zijn op populatieniveau. Opmerkelijk is ook dat de oncologische behandelingen, die het tweede grootste aandeel in het budget van de nieuwe geneesmiddelen opsouperen, het meeste bijdragen tot dit negatieve resultaat van 1,25 miljoen ‘gemiste’ QALY’s. Een analyse van kleinere geneesmiddelengroepen daarentegen toont andere trends aan: zo blijkt investeren in nieuwe therapeutische opties in de infectiologie, oftalmologie en andere domeinen zoals de geestelijke gezondheidszorg wel rendabel te zijn op populatieniveau (met een algemene toename van 0,36 QALY’s). De extra budgetten die in deze domeinen spelen (<£ 5 miljard) vallen evenwel in het niets bij de immunologische, oncologische en cardiovasculaire geneesmiddelen (samen goed voor >£ 64 miljard). 

De harde conclusie, namelijk dat de gezondheid van de populatie niet per se vooruitgaat door te investeren in nieuwe, duurdere, geneesmiddelen, kan je op twee manieren kritisch benaderen. Ofwel wordt de kosteneffectiviteit van de nieuwe geneesmiddelen te conservatief ingeschat (en genereren de geneesmiddelen in de praktijk toch een grotere meerwaarde dan becijferd) ofwel wordt de reguliere zorg overschat (wat wil zeggen dat de praktijkaanpak misschien niet zo evidence-based is als beweerd met over-, onder- of ander onaangepast gebruik). Deze twee extreme scenario’s doen in een sensitiviteitsanalyse het zogenaamde net health benefit in het voordeel van investering in nieuwe geneesmiddelen omslaan. 

Maar de auteurs van de Britse publicatie oordelen tegelijk ook dat deze extreme scenario’s (namelijk het onderschatten van de waarde van innovatie of het overschatten van de waarde van de reguliere zorg) zich weinig waarschijnlijk zullen voordoen. Post-marketingonderzoek in de jaren na de commercialisatie voegt in de regel geen harde evidentie over effectiviteit toe (6,7) en zoals aangegeven zijn niet-kosteneffectieve nieuwe geneesmiddelen buiten de analyse gehouden. Bovendien zou inclusie van deze niet-kosteneffectieve therapieën in de oefening tot een groter aantal verloren QALY’s op populatieniveau geleid hebben en dus zeker niet tot een omkering van de conclusie wat betreft winst in gezondheid op populatieniveau. De kosteneffectiviteitsratio van een nieuw geneesmiddel in de Britse context mag de meerkost van £ 15 000 per gewonnen QALY, berekend over de volledige levenscyclus, niet overschrijden om op populatieniveau bij te dragen. Dat is niet echt realistisch voor nieuwe geneesmiddelen. Een compromis zou dus kunnen zijn dat men de eenheidskost voor een nieuwe geneesmiddel aan het begin van de levenscyclus (binnen de octrooiperiode, waarin het patent nog niet vervallen is en er marktexclusiviteit voor de vergunninghouder geldt) verhoogt, waarbij een minder gunstige kosteneffectiviteitsratio getolereerd wordt, daarna gevolgd door voldoende substantiële prijsdalingen in de post-octrooiperiode (met gunstige kosteneffectiviteitsratio’s). Vele landen, ook België, vragen om deze reden harde off-patentprijsdalingen (de zogenaamde patent cliffs). Uiteraard mag deze laatste ingreep de aandacht echter niet afleiden van de essentie om van bij de start van terugbetaling een faire prijs af te spreken. Een laatste punt van kritiek op de studie is dat niet ten volle werd rekening gehouden met de impact van niet-farmacologische opties (8).

Wat er ook van zij, alle Europese landen voelen de effecten van substantieel hogere vraagprijzen voor nieuwe complexe biologicals in de hemato-oncologie of zeldzame ziektebeelden. Meer en meer gaat het om kleine niches van patiënten. Dat brengt ons naar de basis van de volledige discussie, namelijk dat er voldoende budget moet beschikbaar blijven voor het behandelen van alle patiënten met courante overdraagbare en niet-overdraagbare ziektebeelden (equity) en tegelijk ook voor het behandelen van kleine groepen zeer zieke patiënten die bijvoorbeeld aan een ongeneeslijke weesziekte leiden (solidarity). Dat wordt dan ook de echte uitdaging van de komende jaren, een oefening die men best kan gaan doen met meerdere gelijkgestemde lidstaten samen, zoals in het daartoe opgezette BeNeLUX-A initiatief tussen België, Nederland, Luxemburg, Oostenrijk en Ierland (9).  

 

 


Referenties 

  1. Naci H, Murphy P, Woods B, et al. Population-health impact of new drugs recommended by NICE in England during 2000-20: retrospective analysis. Lancet 2025:405:50-60. DOI: 10.1016/S0140-6736(24)02352-3
  2. Soares MO, Sculpher MJ, Claxton K. Health opportunity costs: assessing the implications of uncertainty using elicitation methods with experts. Med Decis Making 2020;40:448-59. DOI: 10.1177/0272989X20916450
  3. Claxton K, Lomas J, Martin S. The impact of NHS expenditure on health outcomes in England: Alternative approaches to identification in all-cause and disease specific models of mortality. Health Econ 2018;27:1017-23. DOI: 10.1002/hec.3650
  4. Martin S, Lomas J, Claxton K, Longo F. How effective is marginal healthcare expenditure? New evidence from England for 2003/04 to 2012/13. Appl Health Econ Health Policy 2021;19:885-903. DOI: 10.1007/s40258-021-00663-3
  5. Martin S, Claxton K, Lomas J, Longo F. The impact of different types of NHS expenditure on health: marginal cost per QALY estimates for England for 2016/17. Health Policy 2023;132:104800. DOI: 10.1016/j.healthpol.2023.104800
  6. Salcher-Konrad M, Naci H, Davis C. Approval of cancer drugs with uncertain therapeutic value: a comparison of regulatory decisions in Europe and the United States. Milbank Q 2020;98:1219-1256. DOI: 10.1111/1468-0009.12476
  7. Gyawali B, Hey SP, Kesselheim AS. Assessment of the clinical benefit of cancer drugs receiving accelerated approval. JAMA Intern Med 2019;179:906-13. DOI: 10.1001/jamainternmed.2019.0462
  8. Charlton V. What price is society willing to pay for new drugs. Lancet 2025;405:3-5. DOI: 10.1016/S0140-6736(24)02562-5
  9. The Beneluxa initiative. Zorginstituut Nederland. Url: https://english.zorginstituutnederland.nl/international-network/beneluxa-initiative

 


Download het volledige nummer in pdf-formaat


Laatste update website: 23/12/2025