Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine
Verhoogd risico op kanker na IVF?
Minerva 2001 Volume 30 Nummer 1 Pagina 45 - 46
Zorgberoepen
Minerva Kort biedt u korte commentaren op publicaties die door de redactie van Minerva zijn geselecteerd. Interessante en voor huisartsen relevante studies die niet direct in een ruimer kader kunnen of moeten worden besproken, krijgen een plaats in deze rubriek. Iedere selectie wordt kort samengevat en van enkele regels commentaar voorzien door een referent. De redactie van Minerva wenst u veel leesgenot. |
De vraag of behandeling met ovariumstimulerende middelen het risico op kanker doet toe-nemen, is zeer relevant gezien het groot aantal vrouwen dat een in vitro fertilisatie (IVF)-behandeling ondergaat. In deze cohortstudie wordt het voorkomen van invasieve kankers van borst, ovarium en uterus onderzocht bij een 29.700 vrouwen die zich aanmeldden voor in vitro fertilisatie bij één van de tien IVF-klinieken in Australië. Problemen van de eileiders was de belangrijkste reden voor infertiliteit (ongeveer 40%). Vrouwen bij wie reeds een kanker was gediagnosticeerd, werden uitgesloten. Van deze vrouwen werden er 20.656 behandeld met voornamelijk clomifeen en HMG (humaan menopauzaal gonadotropine): de blootgestelde groep. De andere 9.044 vrouwen, de niet-blootgestelde of controlegroep, kreeg geen ovariële stimulatie. Opvolging gebeurde aan de hand van koppeling aan regionale of nationale kankerregistratie. De mediane duur van follow-up was zeven jaar voor de blootgestelde vrouwen en tien jaar voor de controlegroep. Er werden 143 gevallen van borstkanker geregistreerd, 13 ovariumkankers en 12 baarmoederkankers. Deze werden gestandaardiseerd naar leeftijd. Het risico op borst- en ovariumkanker was niet verhoogd voor vrouwen die waren blootgesteld aan hormonale stimulatie. Het risico op kanker van de uterus was significant hoger in de controlegroep (incidentie ratio" data-content="De standardised incidence ratio is de verhouding van het incidentiecijfer van de blootgestelde groep en het incidentiecijfer in de niet-blootgestelde groep, nadat voor bepaalde kenmerken (zoals leeftijd) is gestandaardiseerd.">SIR 2,47; 95% BI 1,18-5,18). Vrouwen met onbegrepen infertiliteit in beide groepen hadden significant meer kankers van ovarium en uterus. In de eerste twaalf maanden na blootstelling was het risico in de blootgestelde groep wel verhoogd voor borstkanker (SIR 1,96; 95% BI 1,22-3,15) en uteruskanker (SIR 4,96; 95% BI 1,24-19,8). De resultaten van deze studie lijken enigszins geruststellend. Er zijn echter belangrijke beperkingen. Bij meer dan de helft van de vrouwen waren maar één of twee cycli gestimuleerd (58,6%) en slechts 2% had tien of meer behandelingen ondergaan. Er zijn geen gegevens over de dosering van de gebruikte hormonen, noch over pariteit van de vrouwen, gebruik van orale contraceptiva of familiaire belasting. Totdat meer duidelijkheid komt in de complexe relatie tussen hormonale stimulatie en het ontwikkelen van kanker, lijkt het aangewezen om niet tot elke prijs te blijven ‘stimuleren’. |
|
Belangenvermenging/financiering |
Dit onderzoek werd gefinancierd door enkele Australische onderzoeksfondsen. |
Auteurs
van Driel M.
Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, UGent
COI :
Woordenlijst
gestandaardiseerde incidentie ratioCodering
Commentaar
Commentaar