Resultaat van de auteur


van Driel M.
Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, UGent
44 artikel(s) - 0 bondige bespreking(en)

Meta-analyses: de evaluatie van methodologische kwaliteit

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 166 - 166

Heterogeniteit in systematische reviews en meta-analyses

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 150 - 150

Publicatiebias opsporen en corrigeren

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 134 - 134

Editoriaal: Belangenvermenging: de Californische zon achterna?

Chevalier P. , De Meyere M. , van Driel M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 52 - 52

Hypolipemiërende middelen: verschil in effectiviteit tussen patiënten met of zonder diabetes?

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 19 - 21


De auteurs van deze meta-analyse besluiten dat een hypolipemiërende behandeling, in het bijzonder statines, het cardiovasculaire risico significant doet dalen zowel bij diabetici als bij niet-diabetici. Het voordeel is groter bij type 2-diabetici. In secundaire preventie is de indicatie voor een hypolipemiërende behandeling bij zowel diabetici als niet-diabetici voldoende onderbouwd. In primaire preventie echter is het absolute risicoverschil niet statistisch significant en hangt de winst af van het cardiovasculaire risico van de patiënt. Op basis van deze meta-analyse zijn er dus geen argumenten om aan te nemen dat er in primaire preventie voor diabetici en niet-diabetici een verschil zou zijn in doeltreffendheid van een hypolipemiërende behandeling. Bij het voorschrijven van een statine moet men rekening houden met het risico van potentieel ernstige ongewenste effecten.

Systematische reviews en meta-analyses: een inleiding

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 18 - 18

Coxibs, andere NSAID’s en cardiovasculair risico

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 161 - 163


Deze meta-analyse toont aan dat het gebruik van coxibs aanleiding geeft tot een toegenomen risico op ernstige cardiovasculaire inci-denten (myocardinfarct, CVA en cardiovasculair overlijden) versus placebo (NNH van 357 per jaar) of versus naproxen (NNH van 256 per jaar), maar niet versus niet-specifieke NSAID’s in het algemeen (in hoge doses). Bij gebruik van alle NSAID’s is vooral het risico op myocardinfarct verhoogd. Dat werd echter niet aangetoond voor naproxen. Op basis van deze meta-analyse kunnen we niet bepalen welke patiënten een hoger risico hebben op een cardiovasculaire complicatie. Met alle NSAID’s is er een verhoogd risico op gastro-intestinale toxiciteit.

De valkuilen van subgroepanalyses

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 154 - 154

Editoriaal: Door trouw aan placebo leef je langer

Laekeman G. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 137 - 137

Behandeling van H. pylori-negatieve dyspepsie

Numans M.E. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 87 - 89


Deze studie toont aan dat bij patiënten met symptomen van dyspepsie (zonder voorafgaand gastroscopisch onderzoek) en een negatieve H. pylori-test, behandeling met omeprazol 20 mg per dag of ranitidine 150 mg tweemaal daags de symptomen kan verlichten. Na vier weken behandeling is omeprazol superieur aan ranitidine, maar na zes maanden is er geen verschil meer tussen beide behandelingen. Bij ruim de helft van de patiënten zijn na zes maanden de klachten, ondanks behandeling, niet afgenomen. Omeprazol lijkt effectiever te zijn bij patiënten met reflux-achtige klachten. In de praktijk wordt een empirische behandeling met een proton-pompremmer aanbevolen voor patiënten met persisterende refluxachtige dyspeptische klachten, ongeacht hun H. pylori-status. Een H. pylori-test is pas aangewezen als de klachten ondanks behandeling persisteren. Behandeling met omeprazol bij patiënten is in deze studie op langere termijn niet kosteneffectiever dan behandeling met ranitidine. Op basis hiervan kan men na effectieve behandeling met omeprazol weer tijdig ‘terugschakelen’ op ranitidine.

Pioglitazon bij diabetes: ongefundeerd optimisme

Christiaens T. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 74 - 76


Deze studie bij diabetes type 2-patiënten met een hoog cardiovasculair risico kan geen significant effect van pioglitazon aantonen op het vooraf vastgelegde primaire eindpunt (globale mortaliteit en cardiovasculaire morbiditeit). De conclusie van de auteurs is gebaseerd op de statistisch significante resultaten van een secundair eindpunt. Deze conclusie is echter niet onderbouwd. Er zijn significant meer hospitalisaties omwille van hartfalen bij gebruik van pioglitazon. Voorlopig blijft de juiste plaats voor pioglitazon, toegevoegd aan een behandeling met dieet met of zonder orale antidiabetica (met of zonder insuline), onduidelijk bij hoog-risicopatiënten en zeker bij de ‘gemiddelde’ diabeticus.

Editoriaal: Marketing van primaire en secundaire eindpunten

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 69 - 69

Antibiotica bij acute lage luchtweginfecties: onmiddellijk, later of niet voorschrijven?

Coenen S. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 63 - 66


Deze studie in de huisartspraktijk toont aan dat bij patiënten met hoest en lage luchtwegklachten (onder andere koorts en gekleurd sputum), maar zonder pneumonie of chronische longaandoening, geen antibiotica geven of een uitgesteld voorschrift (dat de patiënt later kan afhalen) geen invloed heeft op de duur en de ernst van de symptomen.

Hoofdluis mechanisch of chemisch bestrijden?

Lapeere H. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 61 - 63


Deze studie bij kinderen toont aan dat behandeling van hoofdluis met een ‘Bug Buster kit’, bestaande uit nat kammen van het haar, vergeleken met éénmaal aanbrengen van een waterige oplossing van malathion 0,5% of permethrine 1%, tot een hoger ‘genezingspercentage’ leidt. Eén op twee kinderen is echter na twee weken nog niet van de luizen af. Nat kammen als behandelmethode is niet toxisch, induceert geen resistentie en is goedkoop, maar vereist handigheid en discipline van de ouders die het toepassen. Verder onderzoek naar de haalbaarheid en aanvaardbaarheid van deze methode in de eerste lijn en bij verschillende resistentie-patronen is nodig om de plaats hiervan in het behandelingsprotocol van hoofdluis bij kinderen vast te leggen.

Intra-articulair hyaluronzuur bij gonartrose

van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 44 - 46


Deze zorgvuldig uitgevoerde meta-analyse besluit dat er geen onderbouwing is voor een klinisch relevant effect van intra-articulaire infiltraties met hyaluronzuur vergeleken met placebo. Eerder werd in Minerva gewezen op de afwezigheid van een duidelijke meerwaarde ten opzichte van NSAID’s, en een vergelijking met paracetamol of niet-medicamenteuze behandeling ontbreekt. Onze conclusie blijft daarom dat er momenteel geen plaats is voor hyaluronzuurpreparaten in het behandelingsalgoritme van patiënten met gonartrose.

Editoriaal: Evaluatie van nieuwe geneesmiddelen: ‘superieur’, ‘equivalent’ of ‘niet-inferieur’?

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 154 - 154

Cox-2 selectieve NSAID's: evaluatie na vijf jaar

Chevalier P. , Janssens I. , van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 126 - 129

Coxibs versus paracetamol bij gonartrose

van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 122 - 123


Uit deze studie blijkt dat rofecoxib in hoge dosis (25 mg/dag) effectiever is dan paracetamol (4 g/dag) bij artrose. De relevantie van het gevonden verschil is echter nog onduidelijk en dient in verder onderzoek te worden aangetoond. Bij de aanpak van gonartrose zijn oefentherapie en behandeling met paracetamol nog altijd de eerste keus. In tweede instantie kan men beginnen met NSAID’s in de laagste effectieve dosering. De meerwaarde van coxibs over de klassieke NSAID’s bij artrosepatiënten in het algemeen is nog onvoldoende onderbouwd.

Bijna helemaal waar. Het verhaal van de coxibs

van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 120 - 121

Preventie van trombo-embolie bij immobilisatie van een been

van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 42 - 43


Deze kleine studie met methodologische beperkingen toont aan dat reviparine (LMWH) het aantal flebografisch vastgestelde (voornamelijk distale) DVT’s kan reduceren bij patiënten met immobilisatie van een been en een licht tot matig risico. De klinische relevantie en de kosten-batenbalans van dit effect zijn echter nog onvoldoende duidelijk. Meer studies zijn nodig om het routinematig gebruik van LMWH (en anticoagulantia) bij immobilisatie na een trauma te onderbouwen.

De M.O.L.

Chevalier P. , De Meyere M. , van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 22 - 22

Editoriaal: Minerva: stap voor stap van wetenschap naar de praktijk

van Driel M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 18 - 20

Heeft antibiotische profylaxe zin na een tekenbeet?

van Driel M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 213 - 214


Er is onvoldoende onderbouwing voor een profylactische behandeling met doxycycline bij personen die door (Europese) teken gebeten zijn. Erythema migrans manifesteert zich bij slechts een gering percentage van de gebeten personen en is gemakkelijk te herkennen en te behandelen. In geval van een tekenbeet is het belangrijk om de patiënt gerust te stellen en deze te informeren over de klinische tekenen van erythema migrans. Een manifest erythema migrans kan adequaat behandeld worden met doxycycline 200 mg/dag of amoxicilline 2 g/dag gedurende 14 dagen.

Hypercholesterolemie: 'state of the art' anno 2002

Christiaens T. , Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 101 - 104

Vaccineren tegen influenza en pneumokokken bij 65-plussers?

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 383 - 384


Deze vroege rapportage brengt voorlopig geen nieuwe gegevens aan die een duidelijkere stelling toelaten over het nut van systematische pneumokokkenvaccinatie dan wat eerder in Minerva is gepubliceerd 2. Pneumokokkenvaccinatie bij risicogroepen (personen met immuunstoornissen, kanker, hart- en longziekten, personen in instellingen, alcoholisten, ...) is mogelijk zinvol. Over het nut van veralgemeende pneumokokkenvaccinatie bij gezonde ouderen kan nog geen onderbouwde aanbeveling worden gedaan.

Hoe veilig zijn de nieuwe COX-2-selectieve NSAID's?

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 263 - 268


De VIGOR- en de CLASS-studies tonen aan dat de nieuwe COX-2-selectieve NSAID’s bij patiënten met reuma (rofecoxib) en artrose (celecoxib) het risico op ernstige gastrointestinale incidenten kunnen reduceren. Dit is echter niet het geval voor patiënten die gelijktijdig laaggedoseerde aspirine gebruiken. De meldingen van toegenomen aantal myocardinfarcten, de interacties tussen celecoxib en anticoagulantia (warfarine) en de aanwijzingen voor verstoring van de nierfunctie dwingen tot waakzaamheid, vooral bij ouderen. Voor artrosepatiënten kunnen oefentherapie en paracetamol een volwaardig en veilig therapeutisch alternatief zijn. Indien dit onvoldoende effectief blijft, kan worden gestart met een NSAID waarvoor een laag risico op toxiciteit wordt gemeld (zoals ibuprofen of diclofenac) in de laagst effectieve dosis. Langdurige behandeling met NSAID’s wordt het best vermeden.

Is borstkankerscreening minder gevoelig bij hormonale substitutie?

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 182 - 183


Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van hormonale substitutietherapie de gevoeligheid en de specificiteit van mammografie als screeningsinstrument voor borstkanker kan reduceren. Meer onderzoek is nodig om deze invloed duidelijker te kwantificeren. Voorlopig lijkt het dus raadzaam om dit fenomeen in gedachten te houden en met vrouwen te bespreken bij het starten van hormonale substitutietherapie en/of screening met behulp van mammografie.

Is borstkankerscreening verantwoord?

van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 170 - 173


Deze kritische analyse van een bestaande meta-analyse en RCT’s komt tot het besluit dat borstkankerscreening met behulp van mammografie bij vrouwen niet voldoende is onderbouwd. Borstkankerscreening is echter momenteel het beste wapen dat we hebben in de strijd tegen een belangrijk gezondheidsprobleem. Dit dilemma dient openlijk te worden besproken met patiënten zodat zij hun verwachtingen kunnen afstemmen op de beperkingen van de huidige screeningsprogramma’s voor borstkanker.

Editoriaal: Borstkanker en gezondheidsbeleid

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 168 - 169

Voorkomt risedronaat fracturen bij vrouwen met wervelfracturen?

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 72 - 76


De klinische relevantie van een behandeling met risedronaat bij postmenopauzale vrouwen met minstens één radiografische wervelfractuur is nog discutabel. Behandeling met risedronaat kan het aantal nieuwe radiografische wervelfracturen reduceren (NNT 10 tot 20 per drie jaar). Het is echter niet duidelijk of hiermee ook klinische (symptomatische) wervelfracturen worden voorkomen. Er is geen duidelijk preventief effect aangetoond voor niet-vertebrale fracturen. Er zijn geen gegevens bekend over behandeling op langere termijn.

Verhoogd risico op kanker na IVF?

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 45 - 46

Toegevoegde waarde van tamoxifen bij borstkanker?

van Driel M. , Chevalier P.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 41 - 42

Editoriaal: Evidence-based medicine: het perspectief van de patiënt

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 412 - 413

Pneumokokkenvaccinatie

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 366 - 369


Er zijn aanwijzingen dat vaccinatie het aantal systemische pneumokokkeninfecties en pneumokokkenpneumonieën kan reduceren. Er is echter geen reductie aantoonbaar van de mortaliteit door pneumokokkeninfecties. De aanbeveling om personen boven 65 jaar te vaccineren is onvoldoende onderbouwd door gerandomiseerde studies.

De nieuwe COX-2 selectieven: een aanwinst?

Art B. , Soenen K. , van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 225 - 229


De nieuwere NSAID's zijn voorlopig geen eerste keus in de behandeling van artrose (rofecoxib) of reuma (celecoxib). Voor artrose is paracetamol nog altijd eerste keus. Alhoewel zij actief zijn ten opzichte van placebo, zijn er nog steeds geen studies gepubliceerd met paracetamol als referentie. De winst op het voorkomen van endoscopisch vastgestelde erosies heeft zich nog niet overtuigend vertaald in een vermindering van het aantal ernstige complicaties op lange termijn. Bovendien zijn de beide coxibs nog niet getest bij personen met een hoog risico voor gastro-intestinale complicaties (zoals ouderen en personen met een ulcus in de voorgeschiedenis), terwijl zij juist voor deze groep patiënten een grote aanwinst zouden kunnen zijn. Besluit: voorlopig geen aanwinst.

Marketingstrategieën: een tip van de sluier opgelicht

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 222 - 224

Mirena: een alternatief voor hysterectomie?

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 68 - 69

Editoriaal: Bijblijven in de 21ste eeuw

van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 434 - 436

Editoriaal: Hypercholesterolemie: vissen in troebel serum

Christiaens T. , Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 397 - 401

Editoriaal

van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 6 pagina 242 - 243

The United Kingdom Prospective Diabetes Study: onderzoeksopzet

van Driel M. , Vermeire E. , Wens J.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 122 - 124

Editoriaal: Minerva stap voor stap

van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 74 - 76

Editoriaal: De meta-analyse mammografisch doorgelicht

van Driel M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 268 - 269