Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine
Moet wittejashypertensie bij ouderen worden behandeld?
Minerva 2001 Volume 30 Nummer 7 Pagina 331 - 332
Zorgberoepen
Minerva Kort biedt u korte commentaren op publicaties die door de redactie van Minerva zijn geselecteerd. Interessante en voor huisartsen relevante studies die niet direct in een ruimer kader kunnen of moeten worden besproken, krijgen een plaats in deze rubriek. Iedere selectie wordt kort samengevat en van enkele regels commentaar voorzien door een referent. De redactie van Minerva wenst u veel leesgenot. |
Samenvatting |
In deze supplementaire analyse van het nevenproject ‘ambulante bloeddrukmonitoring’ van de Syst-Eur Trial 1 onderzochten de auteurs bij de 695 deelnemende 65-plussers wat het effect is van medicamenteuze behandeling op de klinische en ambulante bloeddruk, de ECG-voltages en de harde eindpunten. Zij maakten deze berekeningen voor drie groepen van geïsoleerde systolische hypertensiepatiënten (ISH): de ‘witte jas’-hypertensieven (tegenwoordig vaak ‘geïsoleerde klinische’ of ‘nonsustained’ hypertensieven genoemd, namelijk de patiënten die in aanwezigheid van een arts een verhoogde bloeddruk vertonen, maar niet volgens het daggemiddelde van de ambulante metingen), de lichte (SBD gemiddeld 149,8 ± 5,6 mm Hg) en de ernstige ISH-patiënten (SBD gemiddeld 172,1 ± 10,3 mm Hg). |
Deze analyse is boeiend omdat er nog steeds controverse bestaat over het feit of wittejashypertensie al of niet schadelijk is, dus wel of niet moet worden behandeld. De studie vond in de therapiegroep geen significante daling van het dag- (en nacht)gemiddelde van de ambulante bloeddruk en de som van de ECG-voltages bij de witte jas ISH-patiënten, maar wel bij de andere groepen van ISH-patiënten. Het verschil was het grootst in de groep met de meer ernstige verhoging van de systolische bloeddruk. Ook de kans op het ontwikkelen van beroerte en cardiovasculaire accidenten was significant groter bij de echte ISH-patiënten. |
Bespreking |
Deze gegevens argumenteren in de richting van het relatief onschuldig zijn van geïsoleerde wittejashypertensie. Daarenboven veranderen de secundaire en harde eindpunten nauwelijks met de medicamenteuze behandeling van witte jas ISH. Dit degelijk RCT-onderzoek, uitgevoerd door een gerenommeerde groep wetenschappers, vertoont enkele beperkingen: subanalyse met beperkt aantal deelnemers (slechts 167 witte jas ISH-patiënten), beperkte duur (een jaar), enkel 65-plussers met ISH geïncludeerd, relatief laag aantal cardiovasculaire eindpunten (29 beroerten) en het ontbreken van een algemeen aanvaarde definitie van wittejashypertensie, zodat de cut-off waarden niet vastliggen. |
Besluit |
Enkele relevante besluiten voor de huisartsenpraktijk kunnen worden overwogen. Ten eerste is de behandeling van witte jas ISH niet nodig. Zelfs bij echte ISH moet medicamenteuze behandeling slechts worden overwogen bij een ambulante dag SBD (160 mm Hg. Daarom is het noodzakelijk om de diagnose van witte jas ISH te stellen en dit kan alleen gebeuren aan de hand van een ambulante methode van bloeddrukmeting. In de huisartsenpraktijk is hiervoor de thuismeting door de patiënt zelf door middel van een gevalideerd automatisch toestel de meest aangewezen methode. |
|
Belangenvermenging/financiering |
De Syst-Eur studie werd gefinancierd door de Europese Gemeenschap, de firma Bayer AG en het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (België). |
|
Literatuur |
|
Commentaar
Commentaar