Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine
Beschermen voedingsvezels vrouwen tegen colorectale kanker?
Minerva 1999 Volume 28 Nummer 8 Pagina 335 - 337
Zorgberoepen
Samenvatting |
Achtergrond |
Burkitt suggereerde in 1971 dat het vezelrijke dieet van de Afrikanen een verklaring was voor de lage incidentie van colorectale kanker. Epidemiologisch onderzoek om deze hypothese te testen heeft geen duidelijke resultaten opgeleverd. Deze studie volgt prospectief een groep vrouwen om de invloed van voedingsvezels op het risico op colorectale kanker en adenoma te onderzoeken. |
|
Bestudeerde populatie |
De onderzoeksgroep vormt een onderdeel van de "Nurses’ Health Study". Sinds 1976 wordt een cohort van 121.700 Amerikaanse verpleegsters gevolgd met betrekking tot het optreden van kanker en cardiovasculaire aandoeningen. Van deze groep werden 88.757 vrouwen in de voedingsvezelstudie geïncludeerd. Deze vrouwen waren 34 tot 59 jaar oud en hadden een blanco anamnese voor kanker, geen inflammatoire darmaandoeningen of familiale polyposis. |
|
Onderzoeksopzet |
Prospectief cohort onderzoek. Alle deelnemende vrouwen hadden in 1980 een vragenlijst over hun voedingsgewoontes ingevuld. Uitgebreidere vragenlijsten werden in 1984, 1986 en 1994 afgenomen. In iedere vragenlijst werd gevraagd of colorectale kanker was gediagnostiseerd. De diagnose werd gecontroleerd door een onderzoeker die niet op de hoogte was van de risicofactoren waaraan de vrouw was blootgesteld. |
|
Uitkomstmeting |
De vrouwen werden op basis van de gerapporteerde totale inname van voedingsvezels en de inname van speciale vezelsoorten ingedeeld in vijf groepen. De incidentie werd berekend met het aantal cohortonderzoek alle personen in de onderzoeksgroep gedurende dezelfde periode geobserveerd zijn, kunnen de incidentiecijfers gemakkelijk berekend worden. Echter, bij cohortonderzoeken met een langdurige follow-up periode kunnen meestal niet alle onderzochte personen even lang worden geobserveerd. Om rekening te houden met de variërende observatieperioden wordt gebruik gemaakt van patiëntjaren of persoonjaren bij het berekenen van incidentiecijfers. Het aantal patiëntjaren of persoonjaren is de som van de observatieduur (deelname aan het onderzoek) van alle afzonderlijke deelnemende personen.">persoonjaren als noemer. Een relatief risico als maat voor de associatie werd berekend door de incidentie per groep van vezelinname te delen door de incidentie in de groep met de laagste vezelinname. Voor leeftijd werd gecorrigeerd met behulp van stratificatie verdeelt men een onderzoekspopulatie in één of meerdere subcategorieën volgens bepaalde criteria, zoals leeftijd, geslacht, sociale status, etc. Deze techniek wordt toegepast om de invloed van confounders of verstorende variabelen op te vangen.">stratificatie in leeftijdscategorieën van vijf jaar. |
|
Resultaten |
Gedurende zestien jaar follow-up (1980-1996) werden 787 gevallen van colorectale kanker geregistreerd. Voor 27.530 vrouwen die gedurende de onderzoeksperiode (1980-1994) een coloscopie of sigmoidoscopie ondergingen, werd het optreden van adenoma geanalyseerd. Bij 1.012 vrouwen werd een adenoma van het distale colon of rectum gediagnostiseerd. Na correctie van leeftijd, bekende risicofactoren en totale calorische inname werd geen associatie gevonden tussen vezelinname en het risico op colorectale kanker. Het relatieve risico van de groep met de hoogste vezelinname ten opzichte van de groep met de laagste vezelinname was 0,95 (95% BI 0,73-1,25). Evenmin werd een significante associatie gevonden tussen vezelinname en het risico op colorectaal adenoma. |
|
Bespreking |
In deze studie werd het vermeende protectief effect van voedingsvezels tegen colorectale kanker en adenoma’s niet bevestigd. Verschillende studies hadden eerder een negatieve associatie aangetoond tussen de incidentie van colorectale neoplastische aandoeningen en de inname van plantaardige voeding, zowel groenten, fruit als graansoorten. |
|
De publicatie van Fuchs en medewerkers lokte een aantal reacties uit, waarbij hoofdzakelijk bezwaren op methodologisch vlak werden geuit. De meest voorkomende kritiek betreft de definitie van een vezelrijk dieet en de betrouwbaarheid van de schatting van de hoeveelheid vezels, die in deze studie werd uitgevoerd met behulp van tabellen opgesteld in 1976 door Southgate 1. Een sterk tegenargument van de auteurs is dat met behulp van dezelfde gegevens het bekende gunstige effect van voedingsvezels in coronaire aandoeningen, hypertensie en niet-insuline afhankelijke diabetes, werd bevestigd. Wat betreft de definitie van voedingsvezels en de meest adequate methode om ze kwantitatief in de voedingsmiddelen te bepalen, bestaat er geen eenduidigheid. Meestal worden voedingsvezels gedefinieerd als polysacchariden en lignine van plantaardige oorsprong die niet in de dunne darm worden verteerd en aldus het colon bereiken. Men spreekt van niet-zetmeel polysacchariden (non-starch polysaccharides, NSP). Recent werd de definitie uitgebreid met de onverteerbare oligosacchariden. Bij sommige populaties komt daar lactose bij en ook "resistent" zetmeel en sommige polyalcoholen vallen onder de definitie. In de studie van Fuchs wordt hierin zeker geen onderscheid gemaakt. |
|
Ook zijn er verschillende werkingsmechanismen van voedingsvezels: het verhogen van de fecale massa, het binden van carcinogenen, omzetting door darmflora tot korte keten vetzuren die verder fysiologische functies en moleculaire mechanismen kunnen beïnvloeden. Deze werkingsmechanismen zijn waarschijnlijk afhankelijk van het type voedingsvezel. Het bestuderen van voedingsvezels als één enkele variabele is dus onrealistisch, doch tot nu toe zijn er geen studies over de afzonderlijke componenten. |
|
In de praktijk ontkracht de studie van Fuchs de vaststaande gunstige effecten van een dieet rijk aan plantaardige voedingsmiddelen zeker niet. Er is een overweldigend aantal studies die dit aantonen. Het staat vast dat een dieet rijk aan groenten en fruit beschermend werkt tegen verschillende types kanker. Als een plantaardig dieet bestaat uit een gevarieerd aanbod van groenten, fruit, peulvruchten en minimaal geraffineerde zetmeelprodukten, is dit energie-arm. Overgewicht verhoogt het risico op sommige kankers. Verder kan een dergelijk dieet kanker voorkomen, ofwel rechtstreeks omdat het bepaalde beschermende stoffen bevat (vitamines, mineralen, voedingsvezels en andere bioactieve stoffen), ofwel onrechtstreeks omdat aldus de inname van potentieel schadelijke componenten van dierlijke oorsprong wordt vermeden. Vooral de consumptie van rund-, varken- en schapenvlees (rood vlees) moet worden vermeden en de voorkeur moet worden gegeven aan gevogelte en vis. |
|
Colon- en rectumkanker is wereldwijd de vierde meest voorkomende kanker. Het is ook een van de kankertypes waarvan het risico het meest door voedingsfactoren kan worden gewijzigd. In een publicatie van de American Institute for Cancer Research, analyseerde een panel van deskundigen de verschillende tot in 1997 uitgevoerde studies over het verband tussen dieet en het optreden van colorectale kanker 2. Ze kwamen tot het besluit dat de studies overtuigend aantonen dat factoren zoals fysieke activiteit en consumptie van groenten het risico verminderen. Mogelijk verminderen ook NSP-voedingsvezels, zetmeel en carotenoïden het risico. Consumptie van rood vlees, bereide vleeswaren en alcohol en mogelijk ook van suiker en vetten verhoogt het risico. |
Aanbeveling voor de praktijk |
In dit prospectief onderzoek is niet aangetoond dat verhoging van de vezelinname bij vrouwen het risico op colorectale kanker of adenoma kan doen afnemen. De redactie |
Literatuur
Commentaar
Commentaar