Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine



Belangrijke ongewenste effecten van cholinesterase-inhibitoren


Minerva 2010 Volume 9 Nummer 6 Pagina 72 - 72

Zorgberoepen


Duiding van
Gill SS, Anderson GM, Fischer HD, et al. Syncope and its consequences in patients with dementia receiving cholinesterase inhibitors: a population-based cohort study. Arch Intern Med 2009;169:867-73.


Besluit
Het toegenomen risico van ernstige ongewenste effecten met cholinesterase-inhibitoren, zoals syncope en bradycardie, noopt tot een zorgvuldige individuele afweging bij de start van deze medicatie en tot ernstige evaluatie om de zes maanden.


 

Het vervolg op...

In deze Minervarubriek brengt de redactie in het kort nieuwe studies over onderwerpen die reeds eerder in Minerva verschenen. De redactie meent dat deze nieuwe studies geen volledige analyse vragen, maar toch de moeite zijn om onder uw aandacht te brengen. We kaderen de nieuwe gegevens in de eerder gepubliceerde Minervabesprekingen.

 

In eerdere Minervabesprekingen (1,2) merkten we op dat de RCT’s over cholinesterase-inhibitoren voor de behandeling van Alzheimerdementie niet opgezet waren om ongewenste effecten te detecteren en meestal weinig aandacht hadden voor de rapportage ervan. Bovendien bestaat er steeds een kans op onderrapportage door de dementie zelf. De voornaamste ongewenste effecten zijn anticholinergisch zoals nausea, braken, diarree, anorexia, gewichtsverlies, slapeloosheid, hoofdpijn, spierkrampen en duizeligheid (1).

In een goed uitgevoerde cohortstudie (3), gebaseerd op een grote medische, Canadese databank keken Gill et al. specifiek naar syncope en met syncope gerelateerde uitkomsten. Ze vergeleken 19 803 thuiswonende demente ouderen die cholinesterase-inhibitoren voorgeschreven kregen, met 61 499 controles zonder deze medicatie.

Hospitaalbezoeken voor syncope en bradycardie waren frequenter in de cholinesterase-groep (resp. HR 1,76 (95% BI 1,57-1,98) en HR 1,69 (95% BI 1,32-2,15)). In deze groep werden ook meer pacemakers geplaatst en kwamen er meer heupfracturen voor (resp. HR 1,49 (95% BI van 1,12 tot 2,00) en HR 1,18 (95% BI van 1,04 tot 1,34)). Het is de eerste keer dat men een duidelijk verband ziet tussen het gebruik van cholinesterase-inhibitoren en een verhoogde kans op pacemaker-implantatie en heupfracturen. In 2007 stelde de Duitse farmacovigilantie wel reeds cardiale problemen vast met het gebruik van donepezil (4). Gezien cholinesterase-inhibitoren slechts tijdelijk in een kleine subgroep klinisch relevante verbetering van het cognitieve en globale functioneren opleveren (1), moeten we hun gebruik afwegen tegen de ernstige ongewenste effecten zoals syncope en bradycardie.

 

Besluit

Het toegenomen risico van ernstige ongewenste effecten met cholinesterase-inhibitoren, zoals syncope en bradycardie, noopt tot een zorgvuldige individuele afweging bij de start van deze medicatie en tot ernstige evaluatie om de zes maanden.

 

Referenties

  1. Michiels B. Medicamenteuze behandeling van dementie. Minerva 2008;7(9):130-1.
  2. Michiels B. Cholinesterase-inhibitoren: wetenschappelijke evidentie? Minerva 2006;5(5):82-4.
  3. Gill SS, Anderson GM, Fischer HD, et al. Syncope and its consequences in patients with dementia receiving cholinesterase inhibitors: a population-based cohort study. Arch Intern Med 2009;169:867-73.
  4. Donépezil: syncopes. Rev Prescr 2008;28:105.
Belangrijke ongewenste effecten van cholinesterase-inhibitoren

Auteurs

Michiels B.
Vakgroep Eerstelijns- en Interdisciplinaire Zorg, Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Universiteit Antwerpen
COI :

Woordenlijst

Codering





Commentaar

Commentaar