Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine



COPD: welke inhalatietherapie?


Minerva 2009 Volume 8 Nummer 7 Pagina 103 - 103

Zorgberoepen


Duiding van
Puhan MA, Bachmann LM, Kleijnen J, et al. Inhaled drugs to reduce exacerbations in patients with chronic obstructive pulmonary disease: a network meta-analysis. BMC Med 2009;7:2.


Besluit
De resultaten van deze netwerkmeta-analyse bevestigen dat de verschillende inhalatietherapieën en de associaties ervan onderling niet verschillen op het vlak van preventie van exacerbaties, behalve eventueel bij een ESW ≤ 40%.


 

Het vervolg op...

In deze Minervarubriek brengt de redactie in het kort nieuwe studies over onderwerpen die reeds eerder in Minerva verschenen. De redactie meent dat deze nieuwe studies geen volledige analyse vragen, maar toch de moeite zijn om onder uw aandacht te brengen. We kaderen de nieuwe gegevens in de eerder gepubliceerde Minervabesprekingen

 

Naar aanleiding van de UPLIFT-studie wees Minerva reeds op het beperkte nut van tiotropium in vergelijking met placebo als continue behandeling van COPD: geen statistisch significante winst in het verloop van de ESW, noch in het aantal patiënten met minstens één exacerbatie (1,2). Zijn de andere voorgestelde inhalatietherapieën effectiever? Volgens een systematische review was er geen verschil in winst tussen tiotropium, langwerkende ß2-mimetica of inhalatiecorticosteroïden (3,4). Enkel bij symptomatische patiënten (dyspnoe, frequente exacerbaties) met een ESW van meestal < 50% was er een onderbouwd voordeel.

In 2009 verscheen hierover een netwerkmeta-analyse (5). Over het principe van een netwerkmeta-analyse gaf Minerva vroeger reeds enkele opmerkingen (6). Deze netwerkmeta-analyse includeerde 35 studies met in het totaal 26 786 COPD-patiënten. Voor de uitkomstmaat ‘patiënten met ≥1 exacerbatie(s)’, toont dit onderzoek geen verschil aan in effect tussen langwerkende ß2-mimetica, langwerkende anticholinergica en inhalatiecorticosteroïden. Associaties zijn niet effectiever dan monotherapieën: langwerkende ß2-mimetica + inhalatiecorticosteroïden versus langwerkende ß2-mimetica enerzijds en langwerkende ß2-mimetica + inhalatiecorticosteroïden versus langwerkende anticholinergica anderzijds. Eén uitzondering: bij een ESW ≤ 40% zijn langwerkende anticholinergica, inhalatiecorticosteroïden en de associatie van inhalatiecorticosteroïden met langwerkende ß2-mimetica effectiever dan langwerkende ß2-mimetica in monotherapie. Deze laatste resultaten vragen om bevestiging, gezien het hier gaat om een netwerkmeta-analyse, met inclusie van verschillende geneesmiddelen en verschillende doses.

We willen tevens benadrukken dat er geen bewijs is dat andere behandelingen, behalve rookstop, op lange termijn de respiratoire achteruitgang kunnen wijzigen.

 

Besluit

De resultaten van deze netwerkmeta-analyse bevestigen dat de verschillende inhalatietherapieën en de associaties ervan onderling niet verschillen op het vlak van preventie van exacerbaties, behalve eventueel bij een ESW ≤ 40%.

 

 

 

Referenties

  1. Tashkin DP, Celli B, Senn S, et al; UPLIFT Study Investigators. A 4-year trial of tiotropium in chronic obstructive pulmonary disease. N Engl J Med 2008;359:1543-54.
  2. Chevalier P. Tiotropium en verloop van de éénsecondewaarde bij COPD. Minerva 2009;8(2):14-5.
  3. Wilt TJ, Niewoehner D, MacDonald R, Kane RL. Management of stable chronic obstructive pulmonary disease: a systematic review for a clinical practice guideline. Ann Intern Med 2007;147:639-53.
  4. Chevalier P. De rol van inhalatiemedicatie bij de behandeling van stabiele COPD. Minerva 2008;7(2):18-9.
  5. Puhan MA, Bachmann LM, Kleijnen J, et al. Inhaled drugs to reduce exacerbations in patients with chronic obstructive pulmonary disease: a network meta-analysis. BMC Med 2009;7:2.
  6. De Cort P. Diuretica blijven de eerste keus bij ongecompliceerde hypertensie. Minerva 2004;3(2):29-31.
COPD: welke inhalatietherapie?



Commentaar

Commentaar