Resultaat op trefwoord : 'vroegtijdige zorgplanning'


Aantal resultaten : 1 artikel(s) - 5 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


Deze verkennende kwalitatieve studie toont dat, voor patiënten met gevorderde kanker en een geschatte levensverwachting van minder dan drie maanden, het handhaven van een normale thuissituatie afhangt van hun fysieke welzijn, de steun van mantelzorgers en de empathische communicatie met zorgverleners. Deze elementen zijn essentieel voor het behoud van de autonomie en het aanpakken van de uitdagingen op het vlak van levenskwaliteit. De methodologische tekortkomingen van deze studie beperken echter de reikwijdte van de conclusies. Daardoor is het onmogelijk om de resultaten op een valide manier te interpreteren en te veralgemenen naar vergelijkbare contexten. Hoewel de verzamelde percepties relevant kunnen zijn voor verkennende doeleinden, laten ze niet toe om de nuances te doorgronden of om alle mogelijke naar voor tredende thema’s op een betrouwbare manier te identificeren.

Deze methodologisch correct uitgevoerde pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een door verpleegkundigen geleid zorgpad voor vroegtijdige zorgplanning, ingebed in de eerstelijnszorg en gefaciliteerd door elektronische uitwisseling van patiëntgegevens tussen verpleegkundige en huisarts, effectief is om de bespreking en registratie van items gerelateerd aan vroegtijdige zorgplanning te verhogen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde Canadese kwalitatieve studie bevestigt vanuit het perspectief van gezonde personen van gemiddelde 66 jaar oud het bestaan van bekende problemen rond het initiëren van vroegtijdige zorgplanning in de huisartsenpraktijk. Patiënten voelen zich vaak te jong, zijn emotioneel (nog) niet klaar en zien het niet als een prioriteit. Toch blijkt dat van de huisarts verwacht wordt om het gesprek over vroegtijdige zorgplanning te initiëren en hiervoor voldoende tijd vrij te maken. Huisartsen zouden ook rekening moeten houden met de bezorgdheid dat vroegtijdige zorgplanning tot spanningen binnen de familie kan leiden.

Deze internationale cluster gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit kon geen verbetering aantonen in het comfort tijdens de laatste levensweek van residenten die verblijven in woonzorgcentra na een stapsgewijze integratie van palliatieve zorg.

Deze observationele studie, bestaande uit een cross-sectioneel en een kwalitatief onderdeel, toont aan dat patiënten met hun huisarts willen spreken over het levenseinde, maar dat patiënten en huisartsen vaak verschillende thema’s aanduiden die van belang kunnen zijn om een gesprek over het levenseinde aan te vatten.

Deze studie toont aan dat, zelfs al hebben patiënten hun wensen aangaande hun levenseinde bekend gemaakt, men hiermee nauwelijks rekening houdt bij een dringende ziekenhuisopname. De reden hiervoor was voornamelijk het gebrek aan documenten. Voor huisartsen is een belangrijke rol weggelegd in het bewaken van de wensen van de patiënt. De huisarts kan deze rol waarmaken door actief de verwachtingen, de bezorgdheden en de inzichten over het levenseinde bij de patiënt te bevragen, vast te leggen in duidelijke – liefst gestandaardiseerde – documenten en in het geval van doorverwijzing of opname te zorgen dat deze documenten terecht komen bij de verantwoordelijke arts in het ziekenhuis. Ook de overheid kan een rol spelen door de bevolking te informeren over het bestaan en het belang van vroegtijdige zorgplanning.