Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine
Is radiografie zinvol bij lagerugpijn?
Minerva 2003 Volume 2 Nummer 2 Pagina 32 - 33
Zorgberoepen
Minerva Kort biedt u korte commentaren op publicaties die door de redactie van Minerva zijn geselecteerd. Interessante en voor huisartsen relevante studies die niet direct in een ruimer kader kunnen of moeten worden besproken, krijgen een plaats in deze rubriek. Iedere selectie wordt kort samengevat en van enkele regels commentaar voorzien door een referent. De redactie van Minerva wenst u veel leesgenot. |
Samenvatting |
Is de patiënt met lage rugpijn na het nemen van een radiografie sneller beter en meer tevreden? Kan de radiografie als diagnostische procedure toch een ‘therapeutische’ repercussie als zijdelings effect hebben? Om hierop een antwoord te vinden werd een uitgebreide RCT opgezet in Groot-Brittannië. Hieraan namen 421 patiënten, gerekruteerd uit 52 huisartspraktijken deel; 210 in de interventiegroep (radiografie) en 211 in de controlegroep (geen radiografie). De patiënten waren allen tussen 20 en 55 jaar oud en hadden een episode van lage rugpijn van minimum zes weken en maximum zes maanden (de mediaan bedroeg tien weken) achter de rug. De patiënten kregen ‘usual care’ en werden gelijkmatig verdeeld over twee groepen. Het was geen geblindeerd onderzoek. Na drie en negen maanden werden de scores geëvalueerd op verschillende schalen die peilden naar pijn, impact van het ruglijden met onder andere de graad van disfunctioneren en de tevredenheid over de aanpak. De interventiegroep bleek na drie maanden meer lage rugpijn te hebben (RR 1,26; 95% BI 1,00- 1,60) en na negen maanden meer tevreden te zijn over de aanpak.. |
Bespreking |
Bij patiënten met aspecifieke lage rugpijn is routinematig voorschrijven van een radiografie van de lumbale wervelzuil niet zinvol. Het is immers bekend dat dit het beleid niet beïnvloedt. Een radiografie is bij ruglijden enkel geïndiceerd bij een (zeldzaam) niet-pluisgevoel van de arts 1 .Als arts is men dus niet beter af met een radiografie. Wordt de patiënt er beter van? Met andere woorden: heeft een radiografie van de lumbale wervelzuil meer zin voor de patiënt dan voor de arts? Deze studie onderzocht deze onderzoeksvraag voor het eerst op grote schaal, staat met beide voeten in de huisartspraktijk en is perfect transponeerbaar naar België. De aanpak van lage rugpijn blijkt in westerse landen met een goed uitgebouwde eerstelijnszorg immers weinig verschil te maken 2 . |
Het feit dat patiënten in de interventiegroep na drie maanden meer rugklachten hebben, verklaren de onderzoekers met de bewering dat een radiografie op korte termijn somatisering in de hand kan werken en de drempel voor lichamelijke klachten kan verlagen. |
Omdat de gevolgde therapeutische procedures gelijkmatig verdeeld waren over de twee groepen, zocht men niet per se naar de verklaring voor het feit dat patiënten in de interventiegroep na negen maanden meer tevreden zijn over de aanpak. Kan het verschil gezocht worden bij de eerder genomen radiografie? De onderzoekers opperen dat de ‘diagnose’ van een radiografisch protocol de patiënt zou geruststellen, hetgeen op langere termijn verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de patiënttevredenheid. Nochtans erkent deze verklaring onvoldoende het belang van de attitude van de arts en de manier waarop hij/zij de rugpatiënt benadert. De benadering van de patiënt met lage rugpijn heeft idealiter meerdere sporen. Het vereist een intake waarbij de arts het biopsychosociale (scegs) spoor aftast 3 .Hij/zij peilt naar de patiëntverwachtingen (onder andere wel of geen radiografie) en gaat in op de beleving van de patiënt. In het beleid nemen dan weer voorlichting en informatieverstrekking (vooral ter preventie van blijvend disfunctioneren) een belangrijke plaats in. Multidisciplinair samenwerken bij lage rugpijn die reeds lang bestaat, is effectief 4 . De tevredenheid van de patiënt wordt hierdoor sterk beïnvloed. Al deze effecten zouden na negen maanden deze tevredenheid kunnen verklaren. |
|
Financiering/belangenvermenging |
Dit onderzoek werd gefinancierd door de ‘NHS Research and Development Assessment Programme’ (V.K.). Er is geen belangenvermenging gemeld. |
Besluit |
Deze studie in de huisartspraktijk toont aan dat een radiografie bij patiënten met lage rugpijn (sinds > zes weken) niet leidt tot beter functioneren, minder pijn of een verbetering van de algemene gezondheidstoestand van de patiënt. De huisarts moet rekening houden met het somatiserend effect van een ‘banaal’ technisch onderzoek als de radiografie. Goede consultvoering en besliskundig communiceren verdienen de voorkeur om de tevredenheid van de (rug)patiënt te verhogen, eerder dan toevlucht te nemen tot een aanvullend technisch onderzoek, in casu de radiografie. |
|
Literatuur |
|
Commentaar
Commentaar