Resultaat met woordenlijst ( 38 )


standaarddeviatie
Dit is een maat die wordt gebruikt om kenmerken van een verdeling te beschrijven. De standaarddeviatie is de gemiddelde afwijking van de observaties ten opzichte van het gemiddelde van alle observaties. Bij een normale verdeling geldt dat 95% van alle waarden ligt tussen 1,96 standaarddeviaties rechts (plus) en links (min) van het gemiddelde, 90% van de waarden ligt tussen 1,65 standaarddeviaties en 99% van de waarden tussen 2,58 standaarddeviaties links en rechts van het gemiddelde. Bij een grote standaarddeviatie is de spreiding van de waarden rond het gemiddelde groter. Een kleine standaarddeviatie impliceert dat de spreiding rond het gemiddelde kleiner is.
standaardafwijking
SD
Aantal resultaten : 38 artikel(s) - 1 bondige bespreking(en)

Kan liraglutide de kans op type 2-diabetes verminderen bij patiënten met prediabetes?

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 5 pagina 60 - 64


Deze RCT onderzoekt de werkzaamheid van liraglutide voor de preventie van type 2-diabetes bij patiënten met prediabetes en obesitas of overgewicht en minstens 1 risicofactor. Een behandeling gedurende 3 jaar met liraglutide 3 mg in combinatie met meer fysieke activiteiten en een beperking van de calorie-inname, vermindert het risico van het ontstaan van type 2-diabetes. Het uitstel van de incidentie van type 2-diabetes kan toegeschreven worden aan het onmiddellijke effect van liraglutide op de nuchtere glykemie. Deze studie levert geen harde argumenten die een verband aantonen tussen gewichtsverlies en de primaire uitkomstmaat. Er zijn talrijke ongewenste effecten vastgesteld en het aantal borstkankers is verontrustend.

Deze RCT is methodologisch correct opgezet. Trimestriële intra-articulaire infiltraties met triamcinolon gedurende 2 jaar hebben versus injecties met een zoutoplossing niet alleen geen significant verzachtend effect op kniepijn, maar veroorzaken ook meer kraakbeenverlies.

Deze uitgebreide systematische review met meta-analyses is gebaseerd op heterogene studies van geringe methodologische kwaliteit. De resultaten suggereren een verband tussen slaapproblemen bij kinderen en jongeren en mediagebruik en/of mediatoegang rond bedtijd.

Impact van gastrostomie op de kwaliteit van leven bij patiënten en hun mantelzorgers

Crismer A.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 7 pagina 176 - 179


Deze prospectieve, multicenter, mixed-methods cohortstudie toont aan dat de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij patiënten en mantelzorgers na gastrostomie niet verbetert, maar wel stabiliseert. De studie wijst op het belang van informatie en ondersteuning van patiënten en mantelzorgers en bevestigt dus de resultaten van vroegere studies en van de richtlijnen over dit onderwerp.

De resultaten van deze grootschalige cohortstudie wijzen op een verhoogd risico van veneuze (longembool) en arteriële vasculaire gebeurtenissen (CVA en myocardinfarct) bij vrouwen die orale hormonale combinatiepreparaten gebruiken. Vrouwen die deze anticonceptie verkiezen, worden best goed geïnformeerd. Bij de keuze van een combinatiepreparaat gaat de voorkeur naar de associatie van een lage dosis ethinylestradiol (20 μg) als oestrogeen met levonorgestrel als progestageen. De studie heeft vrij veel methodologische beperkingen en de resultaten moeten bevestigd worden in andere goed uitgevoerde studies.

De HOPE-3-studie toont aan dat 10 mg rosuvastatine per dag tijdens een periode van ongeveer 5 jaar nuttig is voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen, maar geen verschil geeft in globale mortaliteit. De studiepopulatie bestond uit vooraf geselecteerde personen zonder voorgeschiedenis van cardiovasculaire gebeurtenissen, met een intermediair tot hoog cardiovasculair risico en met normale cholesterolwaarden.

Kinesitherapie vroegtijdig starten bij volwassenen met acute lagerugpijn?

Feron J-M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 5 pagina 118 - 121


Deze pragmatische RCT is van goede methodologische kwaliteit en includeert volwassenen met acute lagerugpijn (<16 dagen) zonder uitstralingspijn onder de knie, zonder klinische tekenen van wortelcompressie en met een matige functionele capaciteit. Bij deze populatie is er 3 maanden na het begin van de pijn geen verbetering van de functionele capaciteit door vroegtijdig te starten met kinesitherapie versus de gebruikelijke zorg en educatie.

Deze clustergerandomiseerde studie bij patiënten met multimorbiditeit (diabetes en/of coronair lijden) én met symptomen van depressie, toont aan dat multidisciplinaire samenwerking gebaseerd op een korte psychologische interventie en geïntegreerd in de gebruikelijke zorg, de symptomen van depressie kan verminderen en de zelfzorgcapaciteit van patiënten met chronische aandoeningen kan verhogen. De effectgrootte is gering en kleiner dan aanvankelijk voorzien, maar de studie vond plaats bij een (sterk) maatschappelijk achtergestelde populatie. Het effect van deze interventie moet nog onderzocht worden in de Belgische zorgcontext.

Aspirine voor de preventie van pre-eclampsie?

Dumontier E. , Leconte S.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 110 - 111


Deze studie heeft onvoldoende power en laat niet toe om de werkzaamheid van aspirine te bevestigen voor de preventie van pre-eclampsie bij vrouwen met risico van pre-eclampsie en met een abnormaal Doppleronderzoek van de arteria uterina.

Spinale manipulatie, medicatie of oefeningen thuis voor acute en subacute nekpijn

Parlevliet T.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 10 pagina 127 - 128


Deze methodologisch correct uitgevoerde studie besluit dat bij patiënten met acute en subacute nekpijn als gevolg van verschillende oorzaken, een 12 weken durende behandeling met spinale manipulatie tot betere resultaten leidt dan medicatie, zowel op korte als op lange termijn. Het verschil is waarschijnlijk te klein om het als klinisch relevant te kunnen beschouwen en bovendien hadden patiënten evenveel pijnvermindering met geïnstrueerde thuisoefeningen.

Deze clustergerandomiseerde RCT besluit dat na vijf jaar een vroege, intensieve behandeling van patiënten tussen 40 en 69 jaar met type 2-diabetes mellitus ontdekt na screening, geassocieerd is met een kleine, niet-significante daling in de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen en sterfte. Uit deze studie kunnen we niets besluiten over het nut van screening van type 2-diabetes mellitus.

Effect van een behandeling met vitamine B op de progressie van diabetische nefropathie

Hellemans R. , Poelman T. , Verpooten G.A.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 71 - 72


Deze RCT toont aan dat een hoog gedoseerd vitamine B-preparaat in vergelijking met placebo leidt tot een sterkere daling van GFR en een toename van vasculaire gebeurtenissen bij patiënten met diabetische nefropathie.

Zalf smeren tegen hoesten?

Laekeman G.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 60 - 61


Inwrijven van kinderen van 2 tot 11 jaar met klachten van een verkoudheid sinds meerdere dagen met de combinatie van kamfer, menthol en eucalyptus vluchtige olie in vaseline (Vicks Vaporub®) leidt in vergelijking met witte vaseline, tot één betere nachtrust, zowel bij de kinderen als bij hun ouders. Het gaat hier over een statistisch aantoonbaar effect, waarvan de klinische relevantie echter twijfelachtig is. Omwille van de irritatie van de huid, de neus en de ogen, kunnen we ons ernstige vragen stellen over de risico-batenverhouding van dit preparaat.

Osteoporotische wervelcompressiefracturen: vertebroplastie of conservatieve behandeling?

de Geeter K.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 56 - 57


Deze open-label studie bij patiënten met een pijnlijke en duidelijk bewezen acute wervelcompressiefractuur toont aan dat vertebroplastie de pijn zowel na één maand als na één jaar meer verlicht dan alleen een conservatieve behandeling. Deze statistisch significante verbetering was echter klinisch minder relevant, waardoor de plaats van vertebroplastie ten opzichte van een conservatieve behandeling ook met deze studie onduidelijk blijft.

Diagnose van het lumbaal spinale-stenose-syndroom

Heytens S.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 4 pagina 49 - 50


Deze studie besluit dat bij oudere patiënten die zich aanmelden met pijn in de onderste ledematen (met of zonder lagerugpijn) afwezigheid van pijn bij zitten, verbetering van symptomen bij vooroverbuigen en een wijd gangpatroon kunnen bijdragen tot de diagnose van LSS-syndroom. Een predictieregel zoals voorgesteld in sommige studies kan nuttig zijn om het klinisch syndroom van lumbaal spinaal stenose uit te sluiten. De meerderheid van de patiënten waren echter gerekruteerd in een tweedelijnspopulatie. Extrapolatie kan daarom problematisch zijn.

Picosulfaat voor chronische obstipatie?

Chevalier P. , De Cort P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 2 pagina 17 - 18


De resultaten van deze vier weken durende RCT tonen een voordeel aan van natriumpicosulfaat voor de behandeling van chronische, functionele obstipatie bij een sterk geselecteerde, hoofdzakelijk vrouwelijke populatie. We beschikken niet over vergelijkingen met andere laxativa, in het bijzonder met deze die momenteel aanbevolen zijn.

HbA1c, diabetes en cardiovasculair risico bij volwassenen zonder diabetes

Van Crombrugge P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze studie toont aan dat HbA1c >5,5% beter dan nuchtere glykemie 110 tot 126 mg/dl het risico van coronaire hartziekte, CVA en globale mortaliteit kan voorspellen bij personen zonder type 2-diabetes bij inclusie. Deze studie zegt niets over de diagnostische waarde van HbA1c bij diabetes.

Oefentherapie voor het patellofemorale pijnsyndroom

Duyver C.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 78 - 79


De resultaten van deze studie tonen aan dat oefentherapie voor sommige uitkomstmaten effectiever is dan de gebruikelijke zorg als behandeling van het patellofemorale pijnsyndroom bij jonge volwassenen gerekruteerd in de huisartspraktijk. Over de klinische relevantie van de verbetering kunnen we echter geen uitspraak doen.

Prikkelbaredarmsyndroom: psyllium of tarwezemelen?

De Jonghe M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 68 - 69


Deze studie in de huisartspraktijk is van middelmatige methodologische kwaliteit en heeft, rekening houdende met de chroniciteit van de aandoening, een beperkte onderzoeksduur. De resultaten tonen aan dat oplosbare vezels zoals psyllium mogelijk effectief zijn voor abdominale pijn bij patiënten met het PDS.

Effect van telefonische counseling op rookstop?

Boudrez H.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 148 - 149


De auteurs van deze studie tonen aan dat medicatie om te stoppen met roken, gecombineerd met telefonische counseling, niet uitgevoerd door de huisarts, rookstop bevordert bij rokers die niet spontaan om rookstop vragen. Er is geen meerwaarde van counseling met farmacotherapie ten opzichte van farmacotherapie alleen.

Artroscopische chirurgie voor gonartrose?

Rombouts J.J.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 90 - 91


Deze studie toont aan dat artroscopische chirurgie voor gonartrose zonder majeur meniscusletsel geen winst oplevert voor de patiënt in vergelijking met een medicamenteuze behandeling en oefeningen.

Antiseptische mondspoelingen voor de behandeling van halitose

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 46 - 47


Deze systematische review over het effect van antiseptische mondspoelingen voor de behandeling van halitose kon slechts kleine, klinisch niet-homogene studies opnemen en laat niet toe een betrouwbare conclusie te formuleren.

Insulinebehandeling onmiddellijk starten na diagnose van type 2-diabetes

Wens J.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze studie bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde type 2-diabetes toont aan dat glykemiecontrole vlugger bereikt wordt met een insulinebehandeling (zowel met subcutane insulinepomp als met meerdere inspuitingen per dag) dan met orale antidiabetica. Significant meer patiënten die onmiddellijk met insuline behandeld worden, vertonen na één jaar een optimale glykemiecontrole zonder medicatie. Omwille van de intensiteit van de behandeling en het beperkte tijdsinterval, zowel van de behandeling (maximaal 24 dagen) als van de opvolging (1 jaar), kunnen we momenteel geen conclusies trekken voor de praktijk.

Welke geneesmiddelen kiezen voor de preventie van osteoporotische fracturen?

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 82 - 83


Deze systematische review met pooling van slechts enkele resultaten, heeft belangrijke methodologische tekortkomingen. Als preventie van fracturen bij vrouwen met osteoporose en hoog fractuurrisico, is alleen een behandeling met alendronaat en risedronaat (in associatie met calcium en vitamine D) versus placebo goed onderbouwd met een gunstige baten-risicobalans. De verschillende geneesmiddelen zijn onvoldoende onderling vergeleken. Voor specifieke risicogroepen zoals patiënten met osteoporose door corticosteroïden of mannen met osteoporose is de evidentie beperkt.

Diclofenac en/of spinale manipulaties voor acute lagerugpijn

Van Wambeke P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 88 - 89


Deze studie toont aan dat, in vergelijking met placebo, patiënten met acute lagerugpijn niet sneller herstellen door het toevoegen van diclofenac en/of spinale manipulaties aan de aanbevolen eerstelijnsbehandeling (advies, geruststelling over de gunstige prognose, paracetamol).

Met welk insulineschema starten bij type 2-diabetes?

Van Crombrugge P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 72 - 73


Deze studie toont aan dat het toevoegen van insulineanalogen aan metformine en hypoglykemiërende sulfamiden bij onvoldoende diabetesregeling een significante daling van HbA1c veroorzaakt. Slechts een minderheid van de patiënten bereikt echter na één jaar de streefwaarde voor HbA1c (= 6,5%). Bifasische of postprandiale insulineanalogen doen het HbA1c statistisch significant meer dalen dan basale insulineanalogen, maar veroorzaken ook meer hypoglykemieën en gewichtstoename; de klinische relevantie van deze resultaten blijft dus ter discussie. Deze studie verandert niets aan de huidige richtlijnen die bij onvoldoende glykemiecontrole met orale antidiabetica NPH-insuline vóór het slapengaan aanbevelen.

Kan rivastigmine de ziekte van Alzheimer voorkomen?

Vermeire E.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 26 - 27


Deze studie toont aan dat bij personen met MCI rivastigmine in vergelijking met placebo de evolutie naar dementie niet kan afremmen. Er werden na vier jaar evenmin significante verschillen gezien in cognitief functioneren, gedrag en dagelijks functioneren. De relatie tussen MCI en dementie is bovendien slecht gekend. Momenteel is er voor geen enkele cholinesterase-inhibitor enig effect op de progressie van MCI naar dementie aangetoond.

Preventie van recidiverend ulcus: COXIB of COXIB + PPI?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 132 - 133


Deze studie toont aan dat bij patiënten met een hoog risico van bloedend ulcus minder recidieven optreden met een combinatie van celecoxib en een hoge dosis esomeprazol (2 x 20 mg/dag) dan met enkel celecoxib. Een vergelijking met de combinatie van een niet-selectief NSAID met een hoge dosis PPI ontbreekt, waardoor het niet mogelijk is om een uitspraak te doen over de keuze tussen een COXIB of een niet-selectief NSAID in de combinatie met een PPI. Er is dringend nood aan een studie die deze behandelingen vergelijkt.

Het langetermijneffect van zoutrestrictie op cardiovasculair risico

De Cort P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 128 - 129


Deze observationele studie toont aan dat zoutrestrictie na tien à vijftien jaar de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit reduceert bij personen met een hoog normale bloeddruk. Een bloeddrukverlagend effect is aangetoond op korte termijn en dit lijkt nu ook te gelden voor een gunstig cardiovasculair effect op langere termijn. De aanbeveling van Domus Medica onderschrijft dit. Er bestaat voorlopig ook geen aanwijzing dat zoutrestrictie in de voeding op langere termijn schadelijk zou zijn. Bij mensen met hypertensie blijft zoutrestrictie aan te bevelen.

Effect van alendronaat op botdensiteit: 10 jaar later

Michiels B. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 120 - 121


Deze studie kan niet duidelijk aantonen dat inname van alendronaat langer dan vijf jaar een verdere reductie geeft van het risico van fracturen bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose. Langer dan vijf jaar behandelen geeft geen toename, maar enkel een tragere afname van de botdensiteit. Er is dringend nood aan studies die helpen bepalen welke personen baat hebben bij een continue of discontinue behandeling met alendronaat.

Bloeddrukverhogende manoeuvres ter preventie van recidiverende vasovagale syncopes

Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 124 - 125


Deze studie toont aan dat bloeddrukverhogende manoeuvres recidiverende syncopes met prodromale symptomen kunnen voorkomen. Een placebo-effect kan echter niet uitgesloten worden. Het is een eenvoudige en kosteloze interventie die bovendien vrij is van ongewenste effecten. Het lijkt daarom de moeite om deze aanpak aan te bevelen bij patiënten met recidiverende syncopes én prodromale symptomen.

Majeure depressie bij ouderen twee jaar behandelen?

De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 7 - 9


De auteurs van deze studie komen tot de vaststelling dat het zinvol is om bij ouderen met een majeure depressie een behandeling met paroxetine gedurende twee jaar voort te zetten om de kans op herval te reduceren. Er zijn echter fundamentele methodologische tekorten die deze resultaten in vraag stellen. Voor de aanpak bij ouderen met recidiverende majeure depressie bestaat dus onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing. De richtlijnen steunen daarom op consensus van experten. Over de optimale keuze van behandeling verschillen de richtlijnen onderling, maar men is het er wel over eens dat de behandeling gedurende één tot twee jaar dient te worden voortgezet.

Cardiovasculair voordeel van een intensieve aanpak bij type 1-diabetici

Van Crombrugge P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 145 - 147


Deze studie toont aan dat een intensieve diabetesbehandeling van patiënten met type 1-diabetes op lange termijn de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen kan reduceren. Naast de eerder aangetoonde gunstige effecten op microvasculaire complicaties en neuropathie is dit een bijkomend argument om zo snel mogelijk een intensieve diabetesaanpak te starten bij patiënten met type 1-diabetes.

Wanneer stoppen met antihypertensiva?

Christiaens T.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 9 pagina 139 - 140


Op basis van de resultaten van deze studie lijkt het de moeite om te proberen een behandeling met antihypertensiva te stoppen, zeker bij patiënten jonger dan 75 jaar die goed geregeld zijn met één antihypertensivum. Een goede opvolging blijft nodig want het merendeel van de patiënten zal zijn medicatie moeten hervatten.

Uit de beoordeling van de voorliggende evidentie volgt dat screening op osteoporose met de BMD-meting niet is aan te bevelen. Het is van het grootste belang om een onderscheid te maken tussen osteoporose en het individuele risico op fracturen 7. Er is verder slechts zeer beperkte evidentie uit RCT’s dat vrouwen die werden gescreend en die een BMD-meting ondergingen, gezondheidswinst boekten tegenover vrouwen die niet werden gescreend noch behandeld 8. Case-finding van hoogrisicopatiënten is daarom op wetenschappelijke en ethische gronden te verdedigen.

Onderhoudsbehandeling van depressie bij ouderen

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 153 - 157


Op basis van één placebogecontroleerde studie met sertraline lijkt het aangewezen om de behandeling van patiënten met een chronische depressie anderhalf jaar voort te zetten. Op basis van één placebogecontroleerde studie met interpersoonlijke therapie en nortriptyline blijkt dat bij ouderen met recidiverende depressie een onderhoudsbehandeling tot drie jaar kan worden gegeven. Hierbij is combinatie met psychotherapie aangewezen. Aangezien deze conclusies telkens maar steunen op één studie en aangezien het gaat om een beperkte populatie in een specialistische setting, zijn er onvoldoende argumenten om het beleid van de huisarts bij chronische depressie of bij depressieve ouderen te wijzigen.

Editoriaal: Hypercholesterolemie: vissen in troebel serum

Christiaens T. , Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 397 - 401

Primaire preventie met statines: heeft het zin?

Thomas S.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 379 - 382


Men kan zich afvragen of het zinvol is om in het kader van primaire preventie patiënten met een verhoogd cholesterol te behandelen. In deze studie kon geen invloed op de totale sterfte worden aangetoond. Om één coronair incident te voorkomen dient men 77 patiënten gedurende vijf jaar te behandelen. Daarbij is niet duidelijk welk afkappunt dient te worden toegepast.

Verhoogt alcoholconsumptie het risico op borstkanker?

Michotte Y.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 80 - 82


Vanaf een alcoholconsumptie van twee drankjes per dag neemt bij de vrouw het risico op borstkanker duidelijk toe. Deze relatie is lineair en onafhankelijk van de soort alcoholische drank. Naast beperking van het alcoholgebruik kunnen regelmatige fysieke activiteit, gezonde eetgewoontes en goede gewichtscontrole het risico op borstkanker bij vrouwen verminderen.