Tijdschrift Minerva volume 6 nummer 3 april 2007
Editoriaal: Achter de schermen van de navorming: de promotie van gabapentine
Pagina 35 - 35
Chevalier P., De Meyere M.
ß-blokkers bij hypertensiepatiënten jonger of ouder dan 60 jaar
Pagina 36 - 38
De Cort P.
Deze meta-analyse besluit dat bèta-blokkers niet in aanmerking komen als eerstekeuzebehandeling van essentiële hypertensie bij 60-plussers. Bij patiënten <60 jaar reduceren bèta-blokkers de cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Op basis van de huidige evidentie kunnen we concluderen dat bij hypertensiepatiënten <60 jaar bèta-blokkers, naast andere antihypertensiva met dezelfde werkzaamheid en kosten-batenverhouding, eerste keuze blijven in de ambulante praktijk. Bij 60-plussers met essentiële hypertensie zijn bèta-blokkers geen eerste keuze, behalve bij specifieke comorbiditeit (angor, post-myocardinfarct, hartfalen). Er is onvoldoende onderbouwing voor een eventuele voorkeur voor lipofiele bèta-blokkers.
Anticholinergica eerste keuze bij COPD?
Pagina 38 - 40
Chevalier P., Sturtewagen J.P.
De auteurs van deze meta-analyse besluiten dat een bronchusverwijdende behandeling met anticholinergica bij patiënten met COPD de voorkeur geniet omwille van werkzaamheid en veiligheid. De werkzaamheid van anticholinergica en beta-2-mimetica is echter niet onderzocht voor het geheel van klinische symptomen. Anticholinergica beschermen beter tegen ernstige exacerbaties. Andere studies wijzen op een gering voordeel van langwerkende anticholinergica, maar de kostprijs hiervan is veel hoger. De resultaten over respiratoire overlijdens zijn in deze meta-analyse onvoldoende betrouwbaar. De veiligheid van langdurig gebruik van langwerkende beta-2-mimetica is nog onduidelijk.
Drie vragen om urge- van stressincontinentie te onderscheiden
Pagina 41 - 43
Chevalier P.
Deze studie bevestigt het belang van een eenvoudige vragenlijst bij de diagnose van urge- en stressincontinentie bij de vrouw. De test is echter niet erg nauwkeurig en is ongeschikt bij complexe incontinentie of incontinentie met comorbiditeit. Een volledig correcte diagnose is bij een eerste contact wellicht van minder belang, aangezien bekkenbodem-reëducatie volgens de huidige richtlijnen de eerste stap is in de aanpak van zowel urge- als stressincontinentie. Wanneer deze eerste behandeling faalt of wanneer een meer invasieve (chirurgische), een meer risicovolle (medicamenteuze) of een duurdere (biofeedback) behandeling worden overwogen, is uro-gynaecologische oppuntstelling gewenst.
Lithium ter preventie van suïcide bij stemmingsstoornissen
Pagina 43 - 45
Pieters G.
Uit deze meta-analyse blijkt dat lithium effectief is als preventie van suïcide, vrijwillige zelfbeschadiging en mortaliteit door alle oorzaken bij patiënten met stemmingsstoornissen. Op basis van deze meta-analyse kunnen geen conclusies worden getrokken over de indicatie voor lithium bij stemmingsstoornissen in het algemeen. Bij patiënten die met lithium worden behandeld is een goede opvolging van nier- en schildklierfunctie, alsook van tekenen van toxiciteit aangewezen.
Inhalatiecorticosteroïden bij jonge kinderen met hoog risico van astma
Pagina 45 - 47
Chevalier P., Godding V.
Deze studie toont aan dat toediening van inhalatiecorticosteroïden bij jonge kinderen met een hoog risico voor ontwikkelen van astma, de natuurlijke evolutie niet verandert. De symptomen verbeteren tijdens de behandeling maar komen terug na het stopzetten ervan. Eerdere studies hadden gelijkaardige resultaten.
Antirefluxbehandeling bij chronische hoest
Pagina 47 - 49
Poelman T.
Uit deze systematische review en meta-analyse van kleinschalige, klinisch sterk heterogene, gerandomiseerde studies kan men besluiten dat een antirefluxbehandeling geen significant effect heeft bij volwassenen en kinderen met chronische niet-specifieke hoest en geassocieerde gastro-oesofageale refluxziekte.
Rookstop met bupropion en nortriptyline bij COPD
Pagina 49 - 50
De Sutter A.
Deze studie toont aan dat bupropion een effectief hulpmiddel is voor rookstop bij COPD-patiënten. De follow-up is echter kort zodat het effect op lange termijn onduidelijk is. Bij patiënten met risico van COPD hebben antidepressiva geen toegevoegde waarde naast motivatie en counseling.