Tijdschrift Minerva volume 23 nummer 4 mei 2024




Is cognitieve gedragstherapie met of zonder beweging effectief bij valangst?

Pagina 68 - 73 

Stas P.  

Deze methodologisch correct uitgevoerd systematische review met meta-analyse van open-label RCT’s zonder of met onduidelijke blindering van de effectbeoordeling toont aan dat cognitieve gedragstherapie (CGT), al dan niet in combinatie met een bewegingsinterventie, de angst om te vallen in beperkte mate reduceert bij thuiswonende oudere personen. Het effect blijft wel langer dan 6 maanden na de interventie aanhouden. Men zag geen afname noch een toename in het aantal valincidenten/vallers. Deze resultaten ondersteunen het gebruik van CGT binnen een multidisciplinaire aanpak van valpreventie.


Effectiviteit van telerevalidatie bij patiënten met hartfalen

Pagina 74 - 77 

Uvin K.  

Deze systematische review en meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies toont aan dat telerevalidatie bij patiënten met hartfalen ten opzichte van standaardzorg betere resultaten geeft op vlak van VO2peak, rusthartslag, 6 minutenwandeltest, levenskwaliteit en risico van heropname. Er bleek geen meerwaarde te zijn van telerevalidatie ten opzichte van klassieke gesuperviseerde hartrevalidatie, maar deze conclusie is gebaseerd op een beperkt aantal studies. De systematische review is van goede methodologische kwaliteit, maar de meeste geïncludeerde studies hebben een matig risico van bias. Publicatiebias is niet uitgesloten. Door de belangrijke klinische heterogeniteit tussen de studies op vlak van studiepopulatie, interventies en uitkomstmeting is het niet mogelijk om op basis van de meta-analyse concrete conclusies te trekken.


Cognitieve achteruitgang voorkomen bij ouderen met een gehoorstoornis?

Pagina 78 - 81 

Vandenborre D.  

Deze multicenter open-label RCT toont in vergelijking met gezondheidseducatie aan dat een hoortoestel in combinatie met ondersteunende technologie na 3 jaar geen effect heeft op het cognitieve functioneren bij ouderen met gehoorverlies in vergelijking met gezondheidseducatie. In een subgroep met meer risicofactoren voor cognitieve achteruitgang bleek de interventie wel zinvol te zijn. Het is nuttig om deze laatste bevinding verder te onderzoeken in een grotere steekproef met relevante uitkomstmaten.


Lokale antibiotica voor acute bacteriële conjunctivitis?

Pagina 82 - 85 

De Sutter A.  

Deze update van een Cochrane systematische review en meta-analyse toont aan dat een lokale behandeling met antibiotica bij bacteriële conjunctivitis de kans op klinische en microbiologische genezing in lichte mate doet toenemen. De hoge genezingspercentages met placebo bevestigen echter ook de zelflimiterende aard van de aandoening. Het besluit is gebaseerd op studies met mogelijke methodologische tekortkomingen waardoor de zekerheid van het bewijs matig is. De enige twee studies die uitgevoerd zijn in de huisartspraktijk tonen geen statistisch significant voordeel van topisch fusidinezuur en chloramfenicol. Evenmin bestaat er sluitend bewijs dat chinolonen effectiever zijn dan andere antibiotica. De richtlijnen kunnen dus onveranderd blijven: de boodschap blijft om in de eerste plaats waakzaam af te wachten. Indien toch gekozen wordt voor antibiotica, gaat de voorkeur uit naar niet-chinolonen.


Werkzaamheid van cognitieve functionele therapie met of zonder bewegingsbiofeedback bij chronische lagerugpijn

Pagina 86 - 90 

Simons E.  

Deze multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat cognitieve functionele therapie met of zonder biofeedback tot een jaar na de interventie werkzamer is dan gebruikelijke zorg op vlak van beperking van activiteiten en pijn voor patiënten met invaliderende chronische lagerugpijn. De meerwaarde van de toevoeging van biofeedback via sensoren aan cognitieve functionele therapie kon niet aangetoond worden. Een aanzienlijke belangenvermenging van de auteurs, een zeer heterogene controlegroep, een aanvankelijk hoger vertrouwen in de behandeling bij de deelnemers in de interventiegroepen en de mogelijke bias van sociaal wenselijke antwoorden bij de uitkomstmeting kunnen de resultaten mogelijk beïnvloed hebben.