Tijdschrift Minerva volume 7 nummer 5 juni 2008




Editoriaal: Vertrouwen en financiën

Pagina 65 - 65 

Chevalier P.  


Overgewicht als onafhankelijke risicofactor voor coronair hartlijden

Pagina 66 - 67 

Michiels B.  

Deze meta-analyse van historische cohorten bij een blanke populatie toont aan dat, rekening houdend met leeftijd, geslacht, roken en fysieke activiteit en na correctie voor bloeddruk en cholesterol, overgewicht en obesitas het relatieve risico van coronair hartlijden significant verhogen. De belangrijkste tekortkoming van deze meta-analyse is het niet in rekening brengen van nuchtere glykemiewaarden en dieetfactoren.


Neusspray met zolmitriptan voor de behandeling van clusterhoofdpijn?

Pagina 68 - 69 

Vanwelde C.  

Deze studie toont aan dat patiënten met aanvallen van clusterhoofdpijn significant meer pijnreductie bekomen met intranasaal toegediend zolmitriptan dan met placebo. De geselecteerde studiepopulatie laat niet toe om conclusies te trekken over de toe te dienen dosis (5 of 10 mg). Sumatriptan (subcutaan of intranasaal) blijft voor deze indicatie het best onderzocht en heeft een bewezen effectiviteit.


Doeltreffendheid en veiligheid van orale antidiabetica bij type 2-diabetes

Pagina 70 - 71 

Goderis G.  

Deze studie toont aan dat de oudere OAD (metformine en tweede generatie hypoglykemiërende sulfamiden) even of zelfs meer effectief zijn op het vlak van glykemiecontrole en van andere intermediaire uitkomsten dan de nieuwere en duurdere OAD (thiazolidinediones, gliniden en acarbose). Metformine is het enige OAD met een bewezen voordeel op macrovasculair gebied.


Met welk insulineschema starten bij type 2-diabetes?

Pagina 72 - 73 

Van Crombrugge P.  

Deze studie toont aan dat het toevoegen van insulineanalogen aan metformine en hypoglykemiërende sulfamiden bij onvoldoende diabetesregeling een significante daling van HbA1c veroorzaakt. Slechts een minderheid van de patiënten bereikt echter na één jaar de streefwaarde voor HbA1c (= 6,5%). Bifasische of postprandiale insulineanalogen doen het HbA1c statistisch significant meer dalen dan basale insulineanalogen, maar veroorzaken ook meer hypoglykemieën en gewichtstoename; de klinische relevantie van deze resultaten blijft dus ter discussie. Deze studie verandert niets aan de huidige richtlijnen die bij onvoldoende glykemiecontrole met orale antidiabetica NPH-insuline vóór het slapengaan aanbevelen.


Voorkomt een antitrombotische behandeling CVA bij patiënten met niet-valvulaire VKF?

Pagina 74 - 75 

De Cort P., Willems R.  

Deze meta-analyse bevestigt dat bij patiënten met niet-valvulaire VKF orale anticoagulantia werkzamer zijn dan anti-aggregantia voor de preventie van CVA. Bij de keuze van een antitrombotische behandeling moeten we echter rekening houden met het absolute risico van CVA, het bloedingsrisico en de kwaliteit van de INR-monitoring. Er verandert dus niets aan de huidige richtlijnen.


Warfarine of aspirine voor voorkamerfibrillatie bij ouderen?

Pagina 76 - 77 

De Cort P., Verhamme P.  

De BAFTA-studie toont aan dat warfarine met een streef-INR van 2,5 (tussen 2 en 3) effectiever is dan 75 mg aspirine, ook bij personen van minstens 75 jaar met VKF zonder contra-indicaties voor orale antistolling.


Pijnlijke otitis media acuta: nut van een lokaal anestheticum?

Pagina 78 - 79 

Chevalier P.  

Deze studie blijkt aan te tonen dat indruppeling van oordruppels op basis van lidocaïne 2%, toegevoegd aan een orale analgetische behandeling, effectief is als pijnstilling bij kinderen van drie tot twaalf jaar met oorpijn als gevolg van een OMA zonder trommelvliesperforatie. Een gunstige respons is ook met de placebobehandeling (fysiologisch water) van deze studie frequent vastgesteld. De behandeling lijkt weinig haalbaar voor de huisartspraktijk. Een adequate orale analgetische behandeling blijft de basis voor de aanpak van OMA.


Lokaal of oraal ibuprofen: de keuze van de patiënt?

Pagina 80 - 80 

Chevalier P.  

Het in rekening brengen van overtuigingen, bezorgdheden en verwachtingen van patiënten over hun behandeling is essentieel bij de beslissing om een behandeling al dan niet te starten. Denken we hierbij aan de perceptie van de patiënt over de effectiviteit van deze behandeling. De tolerantie van patiënten en/of hun aanvaarding/banalisering van ongewenste effecten bij een behandeling die zij als voordelig aanzien, moet ons ertoe aanzetten om ongewenste effecten nauwgezetter te bewaken.


Sertraline: niet werkzaam voor menopauzale warmteopwellingen

Pagina 80 - 80 

De Meyere M.  

Momenteel is er onvoldoende bewijs dat SSRI’s effectief zijn voor de behandeling van warmteopwellingen tijdens de menopauze.