Duiding
Diabetespatiënten en zorgende apothekers
28 08 2012
Zorgberoepen
Minerva belichtte herhaaldelijk de rol van de apotheker in de geïntegreerde gezondheidszorg voor diverse aandoeningen zoals hypertensie (1,2) en hartfalen (3) en voor polyfarmacie (4).
Het effect van een intensieve begeleiding van type 2-diabetespatiënten door apothekers was nog onvoldoende onderzocht. In een recente RCT includeerden Mehuys et al. (5) 66 Vlaamse apotheken. Aan elke apotheek werd gevraagd om vijf patiënten te rekruteren die gedurende minstens één jaar voorafgaand aan de studie in behandeling waren voor type 2-diabetes. Na clusterrandomisatie kregen 135 patiënten in 31 apotheken de normale zorg. Aan de 35 apotheken in de interventiegroep werd gevraagd om bij elk bezoek aan de apotheek educatie te geven patiënten (n=153) over type 2-diabetes en over een correct gebruik van orale antidiabetica. Daarnaast moest de apotheker ook therapietrouw, een gezonde leefstijl en een jaarlijks voet- en oogonderzoek aanmoedigen. De studie liep gedurende zes maanden. De primaire uitkomstmaat was glykemiecontrole (nuchtere glykemie en HbA1c) na zes maanden.
Na zes maanden zag men tussen de interventie- en de controlegroep een klein maar significant verschil in daling van HbA1c van 0,5% (0,1 tot 0,9; p=0,009). In de interventiegroep daalde HbA1c van 7,7% naar 7,1 % (p=0,162) en in de controlegroep van 7,3% naar 7,2% (p=0,009). Er was echter geen verschil in toename van het aantal patiënten met een HbA1c<7%. Evenmin was er tussen beide groepen na zes maanden een verschil in daling van nuchtere glykemie. Wel zag men in de interventiegroep een significant grotere toename van het aantal patiënten met nuchtere glykemie tussen 90 en 130 mg/dL (p=0,002). De therapietrouw lag reeds van bij het begin van de studie hoog (mediaan 99,7% in de interventiegroep en 94,7% in de controlegroep), en was dus geen goede parameter om verschillen tussen beide groepen te meten. Zoals te verwachten, steeg de kennis over diabetes en medicatie significant in de interventiegroep. Achttien maanden na het stopzetten van de studie evalueerden de auteurs de duurzaamheid van de resultaten, maar de resultaten van deze analyse zijn weinig betrouwbaar omdat slechts ongeveer de helft van de patiënten en apotheken participeerde in dit post-hoc onderzoek. HbA1c verschilde niet tussen beide groepen. De nuchtere glykemie in de interventiegroep was wel lager (p=0,046) en was na het einde van de studie verder blijven dalen, in tegenstelling tot de nuchtere glykemie in de controlegroep.
Met deze studie illustreren de auteurs de potentiële rol van de apotheker in de zorg voor diabetespatiënten. Toch zijn er enkele kanttekeningen te maken bij de methodologie van deze studie. Zo berekenden de onderzoekers wel het aantal patiënten dat nodig was om een reductie vast te stellen van 0,5% in de HbA1c (power van 80%), maar ze hielden geen rekening met het clustereffect. Terwijl in het begin en tijdens de studie de therapietrouw objectief gemeten werd door evaluatie van de dossiers, werd deze uitkomstmaat op het einde van de studie alleen gemeten met een vragenlijst voor de patiënten.
Deze ‘farmaceutische zorg’-studie gebeurde in apotheken, zonder huisartsen rechtstreeks te betrekken bij de opzet. Dat maakt de resultaten minder robust. Harde uitkomsten zoals microvasculaire complicaties en diabetesvoet overstijgen surrogaateindpunten. Ze verdienen zeker onze aandacht voor toekomstige langlopende studies met alle gezondheidswerkers. We hebben hiervoor al eerder aandacht gevraagd in Minerva (6). Peter Hill betitelde zijn jongste editoriaal in de International Journal of Pharmacy Practice met ‘ Pharmaceutical Care R.I.P.?’ (7). Deze auteur pleit voor zorg op maat van de patiënt. Niet toevallig gebruikt hij diabetes als voorbeeld. Professionelen hebben het over type 1 en 2 diabetes. Hill daarentegen onderscheidt theoretische en praktische diabetes. Theoretische diabetes is deze waarover wij leerden: de pathologie en de complicaties. Praktische diabetes gaat over allerlei emoties, bekommernissen en gewaarwordingen, bepalend voor het gedrag van de patiënt. De term ‘farmaceutische zorg’ maakt opgang, maar patiëntenzorg is beter herkenbaar voor wie zorg nodig heeft, heeft per definitie een interdisciplinair karakter en bedeelt de patiënt een hoofdrol toe.
Besluit
Deze studie van beperkte methodologische kwaliteit besluit dat een interventie van de apotheker de glykemiecontrole positief kan beïnvloeden bij patiënten met type 2-diabetes. Het effect is echter gering en niet eenduidig. Langdurig onderzoek met voldoende oog voor het standpunt van de patiënt moet de duurzaamheid van dergelijke initiatieven aantonen.
Referenties
- Laekeman G, De Jonghe M, De Cort P. Hypertensie: apothekers steken een tandje bij. [Editoriaal] Minerva 2009;8(10):137.
- Laekeman G, De Cort P. Apotheker en patiëntenzorg. Minerva 2007;6(1):1.
- Laekeman G. De apotheker helpt patiënten met hartfalen. Minerva 2009;8(4):54.
- Laekeman G. Een telefoontje van de apotheker: levensverlengend? Minerva 2007;6(4):63-5.
- Mehuys E, Van Bortel L, De Bolle L, et al. Effectiveness of a community pharmacist intervention in diabetes care: a randomized controlled trial. J Clin Pharm Ther 2011;36:602-13.
- Laekeman G. Apothekers doen mee aan de zorg voor diabetespatiënten. Minerva 2008;7(6):94-5.
- Hill P. Pharmaceutical care R.I.P? [Editorial] Int J Pharm Practice 2012;20:2-3.
Auteurs
Laekeman G.
em. Klinische Farmacologie en Farmacotherapie, KU Leuven
COI :
Woordenlijst
Codering
Commentaar
Commentaar