Resultaat met woordenlijst ( 24 )


absoluut risicoverschil
Het absolute risicoverschil is het verschil tussen het risico van een uitkomst in de interventiegroep en het risico van die uitkomst in de controlegroep. Bij afname van het risico noemt men dit risicoverschil absolute risicoreductie (ARR - ‘absolute risk reduction’), bij toename absolute risicotoename (ARI - ‘absolute risk increase’).
ARV
risico
Aantal resultaten : 24 artikel(s) - 4 bondige bespreking(en)


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat deze drie recente studies geen nieuwe argumenten aandragen om het gebruik van aspirine in de primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen te onderbouwen.

Uit twee systematische reviews met meta-analyse blijkt dat GLP-1-analogen een veilig alternatief zijn voor basaal insuline in het titratieschema van glykemieverlagende behandeling voor patiënten met type 2-diabetes mellitus. Langwerkende preparaten zijn hierbij effectiever gebleken dan kortwerkende preparaten.

De follow-up van de PIVOT-studie bevestigt de vroegere besluiten. Bij mannen jonger dan 75 jaar met laag-risico-gelokaliseerde prostaatkanker resulteert radicale prostatectomie niet in een significante daling van de globale mortaliteit of van de prostaatkankerspecifieke mortaliteit. Radicale prostatectomie veroorzaakt wel meer urinaire incontinentie en seksuele problemen.

Deze RCT is gerealiseerd in Denemarken en toont aan dat een drievoudige screening (abdominaal aorta-aneurysma, perifeer vaatlijden en hypertensie) in secundaire preventie bij mannen tussen 65 en 74 jaar en in combinatie met een medicamenteuze en een niet-medicamenteuze interventie, de globale mortaliteit vermindert. Er zijn geen ongewenste effecten vastgesteld (kwaliteit van leven, pathologische gebeurtenissen). Het aantal te screenen personen (NNS) komt op 169 (95% BI van 89 tot 1 811).

Deze 2 RCT’s hebben een identiek protocol met dezelfde interventie voor 2 verschillende indicaties, namelijk tromboprofylaxe na artroscopie van de knie en tromboprofylaxe na minstens een week gipsimmobilisatie van een onderbeen. Bij deze populaties zonder voorgeschiedenis van veneuze trombo-embolie is er geen klinisch voordeel vastgesteld van heparine met laag moleculair gewicht versus geen anticoagulatie voor de preventie van veneuze trombo-embolie.

Deze RCT toont aan dat edoxaban niet inferieur is aan warfarine na een initiële behandeling met heparine gedurende mediaan 7 dagen, voor de preventie van recidieven bij patiënten met veneuze trombo-embolie (recidief bij 20% van de patiënten).

Handvaten om evidentie te vertalen naar een specifieke klinische casus

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 50 - 50

Intranasale corticosteroïden voor acute rhinosinusitis?

De Sutter A. , De Meyere M.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 44 - 45


Deze meta-analyse toont een statistisch significant maar klinisch zeer beperkt effect aan van intranasale corticosteroïden bij patiënten met acute rhinosinusitis. De populatie van deze meta-analyse is echter niet representatief voor de populatie die we zien als huisarts, waardoor we de resultaten niet mogen extrapoleren naar de eerstelijnszorg.

Op weg naar de elektronische sigaret?

Laekeman G.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 42 - 43


Er is voorlopig nog onvoldoende bewijs dat nicotinehoudende e-sigaretten tot meer rookstop leiden dan placebo-e-sigaretten en nicotinepleisters.

Is aspirine effectief voor de preventie van trombo-embolie na totale heupprothese?

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 58 - 59


Deze RCT met geringe power toont aan dat na een totale heupprothese een preventieve verdergezette behandeling gedurende 28 dagen met aspirine aan een dosis van 81 mg per dag niet inferieur is aan heparine met laag moleculair gewicht bij patiënten die eerst gedurende 10 dagen een laag moleculair gewicht heparine toegediend kregen.

Nut van een algoritme bij kinderen met chronische hoest

Leconte S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 3 pagina 32 - 33


Deze RCT is uitgevoerd bij een groep geselecteerde kinderen in een (zeer) specialistische context. Bij de vroegtijdige implementatie (binnen de 2 weken) van een klinisch algoritme bij kinderen met chronische hoest, kan het aantal kinderen met een verbeterde hoestscore sneller toenemen.

Adjuvante radiotherapie blijft noodzakelijk na borstsparende heelkunde voor invasieve borstkanker

Cocquyt V. , De Maeseneer D.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 6 pagina 71 - 72


Op basis van de literatuurgegevens van de EBCTCG wordt post-operatieve radiotherapie na borstsparende heelkunde bij invasief borstcarcinoom sterk aanbevolen (GRADE A) (1,2). Ook bij oudere patiënten heeft post-operatieve radiotherapie zijn plaats (GRADE A). Deze adjuvante therapie levert bij patiënten met een laag risico van herval (vrije snijranden, pN0, geen vaatinvasie) de grootste winst op (GRADE B) (1). Bij patiënten ouder dan 70 jaar met hormoongevoelige invasieve borstkanker in stadium pT1N0 en met vrije snijranden kan men radiotherapie achterwege laten (GRADE B) (1). De resultaten van de hier besproken update voegen niets toe aan deze aanbeveling.

Het nut van statines als preventie bij patiënten met een laag cardiovasculair risico: een meta-analyse

De Weirdt S. , Lemiengre M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 43 - 44


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten, grotendeels zonder bekende cardiovasculaire ziekte, een behandeling met statines wel het risico van coronaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen en de totale mortaliteit kan reduceren, maar niet de mortaliteit als gevolg van een myocardinfarct en een CVA. Het effect van statines is afhankelijk van het initiële cardiovasculaire risico. Een relevante daling van het relatieve risico vertaalt zich bij patiëntengroepen met een laag initieel risico, in een klein verschil in absoluut risico en dit maakt op zijn beurt de behandeling economisch minder verdedigbaar. Op basis hiervan zal men al of niet een behandeling met statines opstarten.

Tiotropium bij COPD: minder exacerbaties?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 67 - 68


Deze RCT met onaanvaarbare methodologische beperkingen toont aan dat bij COPD-patiënten met exacerbaties, tiotropium een statistisch significant voordeel heeft versus salmeterol maar met een twijfelachtige klinische relevantie.

Behandeling van pityriasis versicolor

Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 62 - 63


Deze systematische review van studies met slechte methodologische kwaliteit toont aan dat verschillende topische en orale behandelingen effectiever zijn dan placebo voor de behandeling van pityriasis versicolor. Er kan echter niets besloten worden over een eerstekeuzebehandeling noch over de duur van de ingestelde behandeling. Over het effect van een preventieve behandeling met een topisch of oraal middel kan uit de bestaande literatuur niets besloten worden.

Deze studie toont aan dat bij Chinese personen met een gestoorde glucosetolerantietest het ontstaan van diabetes mellitus type 2, op basis van weinig objectieve criteria, kan uitgesteld worden door aanpassing van dieet en toename van beweging. Of er een gunstig effect is op harde eindpunten, staat nog steeds niet vast.

Tibolon voor oudere menopauzale vrouwen?

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 146 - 147


Deze RCT toont aan dat tibolon een gunstig effect heeft op de preventie van vertebrale en niet-vertebrale fracturen bij menopauzale vrouwen ouder dan zestig jaar met osteoporose. Door een ongunstig neveneffectenprofiel en een verhoogde kans op CVA is tibolon niet aangewezen voor de preventie van fracturen.

Kunnen de resultaten van een spirometrie helpen bij rookstop?

Vandevoorde J.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 138 - 139


Deze studie toont aan dat binnen een gestructureerde interventie, het communiceren van de geschatte longleeftijd aan patiënten rookstop kan bevorderen. Uitvoeren van een kwalitatief gestandaardiseerde spirometrie en informatie geven over de longleeftijd met de invloed van roken hierop, samen met schriftelijk herhalen van deze informatie en rookstopadvies na vier weken, zorgt ervoor dat na één jaar meer dan tweemaal zoveel patiënten rookstop volhouden in vergelijking met patiënten die dezelfde interventie krijgen, maar zonder de communicatie over hun longleeftijd. Deze interventie moet nog vergeleken worden met andere rookstopinterventies.

Prednisolon of prednisolon samen met aciclovir voor de behandeling van Bell-paralyse?

Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 126 - 127


Deze gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie toont aan dat het herstel van Bell-paralyse significant verbetert met 25 mg prednisolon bid gedurende tien dagen en toegediend binnen de 72 uur na aanvang van de symptomen. Aciclovir in monotherapie of als adjuvans aan prednisolon geeft geen enkele winst op het herstel.

Voorkomt een antitrombotische behandeling CVA bij patiënten met niet-valvulaire VKF?

De Cort P. , Willems R.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 74 - 75


Deze meta-analyse bevestigt dat bij patiënten met niet-valvulaire VKF orale anticoagulantia werkzamer zijn dan anti-aggregantia voor de preventie van CVA. Bij de keuze van een antitrombotische behandeling moeten we echter rekening houden met het absolute risico van CVA, het bloedingsrisico en de kwaliteit van de INR-monitoring. Er verandert dus niets aan de huidige richtlijnen.

Warfarine of aspirine voor voorkamerfibrillatie bij ouderen?

De Cort P. , Verhamme P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 76 - 77


De BAFTA-studie toont aan dat warfarine met een streef-INR van 2,5 (tussen 2 en 3) effectiever is dan 75 mg aspirine, ook bij personen van minstens 75 jaar met VKF zonder contra-indicaties voor orale antistolling.

Combinatie van tiotropium en fluticason-salmeterol: geen meerwaarde bij COPD

Sturtewagen J.P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 106 - 107


Deze studie kan bij patiënten met matig of ernstig COPD die allen tiotropium krijgen, geen meerwaarde aantonen van een behandeling met een tweede langwerkende bronchodilatator en een inhalatiecorticosteroïd op het aantal exacerbaties, ook al zijn er voordelen zijn voor secundaire eindpunten. Er is een hoge studieuitval, vooral in de groepen die geen inhalatiecorticosteroïd krijgen. De bestaande richtlijnen voor COPD blijven gelden: volgens de behoefte van de patiënt een anticholinergicum ofwel een β2-mimeticum gebruiken vanaf stadium II en inhalatiecorticosteroïden vanaf stadium III, indien er ook frequente exacerbaties optreden en deze behandeling slechts verderzetten bij gunstige klinische respons(7).

Primaire preventie van cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit met statines

Lemiengre M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 55 - 57


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten zonder bekende cardiovasculaire ziekte een behandeling met statines wel het risico van coronaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen kan reduceren, maar niet de mortaliteit. Het effect van statines is afhankelijk van het initiële cardiovasculaire risico. Op basis hiervan zal men al of niet een behandeling met statines opstarten.

Vergemakkelijkt medicamenteuze behandeling de passage van ureterstenen?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 26 - 27


Deze meta-analyse toont aan dat bij jongere volwassenen (gemiddelde leeftijd 35 tot 45 jaar) met een uretersteen hoofdzakelijk in het distale 1/3 van de ureter, bij wie een invasieve interventie niet geïndiceerd is, een calciumantagonist (nifedipine) of een alfa-blokker (vooral tamsulosine) vaker en dikwijls ook sneller leidt tot evacuatie van de steen. Deze conclusie is gebaseerd op studies met kleine aantallen patiënten en dient daarom in verder onderzoek met grotere groepen patiënten bevestigd te worden.

Aspirine toevoegen aan clopidogrel in secundaire preventie?

Bogaert M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 73 - 75


De MATCH-studie kan voor vasculaire eindpunten geen significante risicoreductie aantonen van het toevoegen van aspirine aan een behandeling met clopidogrel bij patiënten die recent een ischemisch CVA of TIA doormaakten en ten minste één andere cardiovasculaire risicofactor hebben. Deze combinatie verhoogt echter wel het risico van majeure bloedingen.

Screenen en kort behandelen van overmatig alcoholgebruik

Aertgeerts B.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 114 - 116


Deze meta-analyse komt tot de conclusie dat systematische screening van overmatig alcoholgebruik in de huisartspraktijk niet erg effectief is om patiënten te identificeren die in aanmerking komen voor een korte interventie. Meer onderzoek is nodig om een haalbare en efficiënte strategie voor de identificatie en aanpak van problematisch alcoholgebruik in de eerste lijn te kunnen aanbevelen.

Asymptomatische bacteriële vaginose in de zwangerschap

Temmerman M. , Verstraelen H.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 96 - 97


Deze studie toont aan dat een kortstondige orale behandeling met clindamycine de kans op een laattijdige miskraam of een vroeggeboorte reduceert bij zwangere vrouwen bij wie, op basis van een eenvoudige screeningstest, in de vroege zwangerschap een verstoorde vaginale flora en bacteriële vaginose wordt vastgesteld. De bevindingen van deze studie moeten worden bevestigd in grotere multicenter studies, alvorens men een ‘screen-and-treat’-houding kan implementeren in de prenatale zorg.

Doxazosine en finasteride bij benigne prostaathypertrofie

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 72 - 75


Deze studie toont aan dat een combinatiebehandeling van doxazosine met finasteride globaal de klinische progressie of de kans op het optreden van bepaalde complicaties van benigne prostaathypertrofie reduceert. De behandeling is duur voor de patiënt, niet zonder ongewenste effecten, onder andere op de levenskwaliteit, en slechts na enkele maanden werkzaam. De plaats van deze behandeling ten opzichte van een chirurgische behandeling moet nog worden bepaald.