Resultaat met woordenlijst ( 16 )


non-inferioriteitsstudie
In een non-inferioriteitsstudie wil men aantonen dat een experimentele behandeling niet minder effectief is dan een controlebehandeling. De nulhypothese stelt in dit geval dat het verschil tussen beide behandelingen groter is dan een vooraf vastgelegde waarde. Wanneer er minder dan 5% kans is dat het verschil groter is dan die vastgelegde waarde, wordt de experimentele behandeling als niet-inferieur beschouwd.
Aantal resultaten : 16 artikel(s) - 6 bondige bespreking(en)


Deze gerandomiseerde studie, uitgevoerd met een groot aantal patiënten, toont dat ertugliflozine bij patiënten met type 2-diabetes en atherosclerotische cardiovasculaire aandoeningen niet superieur is aan placebo om ernstige cardiovasculaire bijwerkingen te voorkomen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde non-inferioriteitsstudie toont aan dat een behandeling met de gebruikelijke dosis linagliptine (een DPP-4-inhibitor) op vlak van cardiovasculaire veiligheid niet inferieur is aan een hoge dosis glimepiride (een hypoglykemiërend sulfamide) bij patiënten met type 2-diabetes in een relatief vroeg stadium en een verhoogd cardiovasculair risico.

Deze nieuwe RCT toont aan dat bij patiënten die een drug eluting stent kregen, duale antiplaatjestherapie (DAPT) bestaande uit aspirine (80 tot 200 mg/d) in combinatie met een P2Y12-antagonist (clopidogrel of prasugrel) gedurende 1 maand, gevolgd door een antiplaatjestherapie met clopidogrel (75 mg/d), niet inferieur was aan een DAPT (aspirine + clopidogrel) gedurende 12 maanden op vlak van cardiovasculaire gebeurtenissen en bloedingen. Verschillende vormen van methodologische bias maken deze conclusies echter twijfelachtig en laten niet toe om het debat over de optimale duur van DAPT na percutane coronaire revascularisatie met een drug eluting stent kort te sluiten.

Deze correct uitgevoerde gerandomiseerde gecontroleerde non-inferioriteitsstudie toont aan dat een primaire HPV-test afgenomen door de patiënt niet inferieur is aan een primaire HPV-test afgenomen door de arts om hooggradige voorstadia van baarmoederhalskanker op te sporen.

Inhalatiecorticosteroïden kunnen bij patiënten met matig COPD zonder frequente exacerbaties en behandeld met een triple therapie bestaande uit LAMA/LABA/ICS op een veilige manier zonder klinisch relevante daling van de longfunctie en zonder toename van het aantal exacerbaties gestopt worden. Een subgroepanalyse suggereert dat het risico van exacerbaties wel zou kunnen toenemen bij patiënten met verhoogde eosinofilie. Hoe dit in de praktijk geïmplementeerd zou kunnen worden, is nog erg onduidelijk.

De TRINITY-studie is van goede methodologische kwaliteit en onderzoekt het effect van een vaste tritherapie (beclometason, formoterol en glycopyrronium) bij COPD-patiënten in stadium 3 of 4 en groep B of D. De vermindering van aantal exacerbaties met de vaste tritherapie versus tiotropium in monotherapie is zeer gering (0,2 exacerbaties per patiëntjaar). Het onderzoeksprotocol komt echter niet overeen met de therapeutische step-up die de GOLD-richtlijn voorstelt en dat wijst er nogmaals op hoe moeilijk het is voor zorgverstrekkers om het therapeutische effect te evalueren zoals Minerva al aanhaalde bij de bespreking van de TRILOGY-studie.

Op basis van deze goed uitgevoerde systematische review lijkt ulipristal even werkzaam te zijn als levonorgestrel. Het is echter nog voorbarig om op basis van dit geringe bewijs uit slechts 2 non-inferioriteitsstudies te concluderen dat ulipristal werkzamer is dan levonorgestrel. Verder vergelijkend onderzoek naar de werkzaamheid en veiligheid van ulipristal is noodzakelijk.

Hoelang antibiotica toedienen bij kinderen van 6 tot 23 maanden met acute otitis media?

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 7 pagina 167 - 171


Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij kinderen van 2 tot 23 maanden met acute otitis media en die al gevaccineerd waren met het geconjugeerd pneumokokkenvaccin, een behandeling met amoxicilline + clavulaanzuur (een veel kleinere dosis clavulaanzuur dan de gebruikte dosis in België) van 5 dagen niet inferieur is aan een behandeling van 10 dagen behandeling op het vlak van therapiefalen en symptoomscore en dat er geen verschil is in ongewenste effecten en ontwikkeling van penicillineresistente kiemen.

Deze RCT onder strakke controle van de producent van indacaterol/glycopyrronium heeft een onderzoeksduur van 52 weken en toont aan dat deze associatie klinisch weinig belangrijke voordelen aanbrengt versus salmeterol/fluticason bij patiënten met stabiele COPD (Groep B en D volgens GRADE 2015). Op ernstige exacerbaties en op mortaliteit heeft indacaterol/glycopyrronium geen effect. Op basis van de resultaten van deze RCT moet men minstens 20 patiënten (95% BI van 13 tot 44) gedurende 1 jaar behandelen met een LABA plus een LAMA om 1 exacerbatie (zowel milde, matige als ernstige) te vermijden. Met dezelfde combinatie moet men gedurende 1 jaar 18 patiënten (95% BI van 11,3 tot 47,5) behandelen om bij 1 patiënt de minimale klinisch relevante verbetering van 4 punten te bekomen op de St George`s Respiratory Questionnaire voor COPD.

Deze RCT over de onderbreking van een vitamine K-antagonist bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een geplande risicovolle interventie, toont aan dat voor de preventie van arteriële trombo-embolie het niet vervangen van de anticoagulatie door een heparine met laag moleculair gewicht niet inferieur is aan het wel vervangen. Het risico van majeure bloedingen vermindert significant bij het niet vervangen van de anticoagulatie. Patiënten en ingrepen met een hoog risico waren niet opgenomen in deze studie.

Apixaban voor de behandeling van veneuze trombo-embolie

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 114 - 115


Uit deze RCT met belangrijke methodologische beperkingen en een sterke inmenging van de financierende farmaceutische firma, blijkt dat apixaban niet inferieur is aan LMGH gevolgd door warfarine voor de behandeling van veneuze trombo-embolie (proximale diepe veneuze trombose en/of longembool) en voor de preventie van een recidief binnen de behandelingsperiode van 6 maanden.

De resultaten van deze studie bij een zorgvuldig geselecteerde populatie met een acute jichtaanval suggereren dat onmiddellijk opstarten van allopurinol (samen met een profylactisch dosis colchicine en een oraal NSAID als behandeling) bij de eerste consultatie niet méér risico’s inhoudt op het vlak van pijnintensiteit en recidieven in de daaropvolgende maand, dan allopurinol starten 10 dagen na de aanval.

Non-inferioriteitsstudies: de keuze van de non-inferioriteitsmarges

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 64 - 64


Deze non-inferioriteitsstudie besluit dat zelfhulp aan de hand van computergestuurde cognitieve gedragstherapie niet minder effectief is dan gebruikelijke zorg voor de behandeling van depressieve symptomen bij hulpzoekende adolescenten. Het klinische effect van deze veelbelovende therapie moet echter verder onderzocht worden in goed opgezette studies met een betrouwbare controlegroep.

Dabigatran of warfarine bij voorkamerfibrillatie?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 58 - 59


De resultaten van deze RCT tonen aan dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en verhoogd risico van CVA maar zonder verhoogd bloedingsrisico, dabigatran aan een dosis van tweemaal 110 mg per dag een interessant alternatief kan zijn voor warfarine.De risico’s van dit geneesmiddel, vooral bij chronisch gebruik, moeten nog verder onderzocht worden en er is geen antidoot beschikbaar.

Huidabces bij kinderen: antibiotica toedienen na incisie en drainage?

Semaille P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 56 - 57


Omwille van de methodologische beperkingen kan deze studie niet echt aantonen dat antibiotica niet nodig zijn na incisie en drainage van een huidabces bij kinderen. De huidige aanbevelingen (7) blijven van toepassing: huidinfecties kan men ambulant chirurgisch draineren. Het nut van toevoeging van orale antibiotica is niet bewezen. Bij ernstige letsels, co-morbiditeit, leeftijd jonger dan zes maanden is doorverwijzing naar het ziekenhuis noodzakelijk.

Non-inferioriteitsstudies: het nut, de beperkingen en de valkuilen

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 88 - 88


Deze studie toont de non-inferioriteit aan van een orale anticoagulerende behandeling met rivaroxaban versus enoxaparine ter preventie van trombo-embolie na electieve totale knieprothese. De auteurs schuiven ook een superioriteit van rivaroxaban naar voor. Deze is echter gebaseerd op een modified intention to treat analyse en dus niet op de volledige studiepopulatie. Meer betrouwbaar onderzoek zal het voordeel op het gebied van de preventie van symptomatische DVT’s nog moeten bevestigen.

Inhaleerbare insuline: alternatief voor diabetici?

De Block C.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 93 - 94


Deze meta-analyse besluit dat inhalatie-insuline een niet-invasief alternatief is voor preprandiale subcutane insuline-toediening. De glykemiecontrole is iets minder goed, maar de behandeling zou beter aanvaard worden dan subcutane injecties met insuline. Er zijn onvoldoende gegevens over pulmonale veiligheid op lange termijn, effect op de glykemie bij acute bovenste luchtweginfecties en kosteneffectiviteit. Aangezien subcutane insuline een veilig en doeltreffend alternatief is, blijft dit de eerste keuze.

Etoricoxib en diclofenac: identiek cardiovasculair risico?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 12 - 14


Deze studie toont aan dat etoricoxib en diclofenac bij patiënten met artrose of reumatoïde artritis eenzelfde risico hebben van trombotische cardiovasculaire incidenten. De vergelijking met diclofenac in deze studie is niet ideaal, omdat mogelijk het risico van andere niet-selectieve NSAID’s kleiner is. Extrapolatie van de resultaten naar andere niet-selectieve NSAID’s is daarom op basis van deze studie niet gerechtvaardigd.