Resultaat op trefwoord : 'angst'


Aantal resultaten : 13 artikel(s) - 11 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


Deze methodologisch correct uitgevoerde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een online groepsbehandeling gebaseerd op mindfulness een nuttige aanvulling kan zijn op een methadonbehandeling bij pijnpatiënten met een stoornis in het gebruik van opioïden. De resultaten tonen een daling op relatief korte termijn (16 weken) in vergelijking met louter methadonbehandeling op vlak van gebruik van opioïden, maar ook gebruik van andere drugs, therapietrouw aan de methadonbehandeling, pijn en depressieve klachten. Meer onderzoek over lange termijn (worden de effecten van de behandeling behouden?), alsook een vergelijking tussen online en live versies van deze behandelingen zijn nodig.

Deze enkelblinde RCT toont dat metacognitieve zelfhulptherapie thuis een gunstig effect heeft op de mentale gezondheid van hartrevalidatiepatiënten, vooral bij patiënten met angst- of depressieve symptomen. Aangezien de werkzaamheid van zelfhulp metacognitieve therapie thuis lijkt af te nemen in vergelijking met professioneel begeleide metacognitieve therapie is het belangrijk dat men deze resultaten via een directe vergelijking verder onderzoekt.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat op e-health gebaseerde cognitieve gedragstherapie de ernst van depressieve klachten en angstklachten vermindert bij volwassenen met een diagnose van depressie. Deze resultaten moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden in het licht van enkele belangrijke tekortkomingen zoals een hoog risico van performance en detectiebias van de geïncludeerde studies, alsook een hoge mate van klinische en statistische heterogeniteit. Bovendien is het niet duidelijk in hoeverre de resultaten extrapoleerbaar zijn naar patiënten in de Belgische eerste lijn. Verder gericht onderzoek met resultaten op lange termijn is noodzakelijk.

Deze gerandomiseerde, enkelblinde studie van goede methodologische kwaliteit toont non-inferioriteit aan van mindfulness-based cognitieve therapie (MBCT) ten opzichte van escitalpopram op vlak van de verbetering van ernst van symptomen na 2 maanden. De studie is uitgevoerd bij een selecte populatie van therapietrouwen Amerikaanse volwassenen (18-75 jaar) met een gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis of sociale angst met een hoge sociaaleconomische status.

Deze systematische review en meta-analyse met sterk heterogene resultaten wijst erop dat niet-farmacologische interventies met gebruik van informatie- en communicatietechnologie een gunstig effect zouden kunnen hebben op sommige symptomen van dementie (depressie, agitatie, algemene symptomen), en dit vooral bij jongere personen met dementie. In dit onderzoeksdomein met weinig gestandaardiseerde interventies die sterk afhangen van de context, zijn degelijke en voldoende grootschalige klinische studies meer dan ooit broodnodig.

Deze Chinese open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars toont aan dat een programma van visuele kunstexpressie gecombineerd met verhalen vertellen (storytelling) bij oudere personen met milde cognitieve achteruitgang (MCI) niet leidt tot een verbetering van het globale cognitieve functioneren in vergelijking met puzzelactiviteiten in groep. Er is wel een verbetering ten opzichte van gebruikelijke activiteiten (zonder bijkomende interventie), zowel voor wat betreft algemeen cognitief functioneren, als bepaalde specifieke cognitieve functies (kortetermijngeheugen, aandacht, executieve functies en taal), depressie en angst, zowel op korte als lange termijn (6 maanden na interventie). De klinische relevantie van deze resultaten zijn niet duidelijk. Correct opgezette studies in Westerse populaties die kijken naar een klinisch relevant effect van kunst en storytelling, zowel in combinatie als afzonderlijk, zijn nodig.

Deze multicenter enkelblinde cluster gerandomiseerde studie met belangrijke methodologische beperkingen toont aan dat ‘mindful eten’ bovenop de standaardbehandeling emotioneel en extern eetgedrag vermindert. De klinische relevantie van het effect is echter onduidelijk omdat de effectgrootte, zowel na de behandeling als na 1 jaar follow-up, klein tot matig was. Er was geen gewichtsverlies maar de studie was niet opgezet om dit aan te tonen.

Deze systematische review met directe meta-analyse en netwerk meta-analyse toont aan dat de farmacologische behandeling van een paniekstoornis met SSRI’s gepaard gaat met een hoge mate van remissie en een laag risico van ongewenste effecten in vergelijking met andere psychofarmaca. Van alle SSRI’s zijn sertraline en escitalopram geassocieerd met het beste profiel op vlak van remissie en ongewenste effecten. De systematische review en meta-analyses zijn van goede methodologische kwaliteit, maar de geïncludeerde RCT’s vertonen wel een matig tot hoog risico van bias.

Deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde open-label RCT toont aan dat een mobiele applicatie ter ondersteuning van een zelfmanagement vermindering van FODMAP’s in de voeding in vergelijking met een spasmolyticum de symptomen van prikkelbaredarmsyndroom (PDS) bij volwassenen met PDS op korte termijn doet dalen. Het verschil is echter beperkt en verdwijnt na een langere follow-up. Er kon bovendien geen verschil in levenskwaliteit aangetoond worden. Er bestaat voor deze studie onduidelijkheid over de powerberekening en de analyse van sommige uitkomstmaten, zoals therapietrouw en therapietevredenheid. Ook de primaire uitkomstmaat wordt niet op een transparente manier weergegeven.

Het effect van hypnose en mindfulnessmeditatie op chronische pijn?

Cornelis E.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 257 - 261


Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat zowel hypnose, mindfulnessmeditatie als pijneducatie leiden tot een beperkte afname van pijn bij veteranen met chronische pijn van gemengde origine. Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden tussen de interventies op het einde van de behandeling. Hypnose en mindfulnessmeditatie resulteerden in vergelijking met pijneducatie wel tot een grotere afname van pijn en andere secundaire uitkomstmaten 6 maanden na het stoppen van de behandeling. Verder onderzoek met klinisch relevante primaire uitkomstmaten lijkt dus zeker nuttig.

Deze studie suggereert dat longrevalidatie een gunstige invloed heeft op symptomen van depressie en in mindere mate van angst. De resultaten laten echter niet toe te besluiten over een duurzaam voordeel en maken het niet mogelijk om verschillende soorten van revalidatie onderling te vergelijken. Deze studie laat ook niet toe te zeggen welke groep patiënten het meeste baat zal hebben bij dit soort interventies. Tot slot werd het effect van de interventie op de levenskwaliteit niet onderzocht.

Deze systematische review met 10 RCT’s van onduidelijke methodologische kwaliteit en met meestal een grote studie-uitval toont aan dat een combinatietherapie van een antidepressivum en een benzodiazepine bij patiënten met een majeure depressie de ernst van de depressie meer doet afnemen en tot meer respons en remissie leidt dan een monotherapie met een antidepressivum in de eerste 4 weken na de start van de behandeling. Langdurige methodologisch correct uitgevoerde pragmatische RCT’s zijn echter nodig om de risicobatenbalans te bepalen.

Deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie van 12 maanden, van goede methodologische kwaliteit, bij patiënten met chronische niet-kankerpijn toont geen superieure effectiviteit van opioïden voor pijngebonden functioneren noch voor pijnintensiteit. De ongewenste effecten zijn significant frequenter aanwezig in de opioïdengroep.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde, dubbelblinde, gerandomiseerde gecontroleerde studie met een groot aantal gemotiveerde rokers blijkt dat het gebruik van varenicline of bupropion niet leidt tot een groter risico van matige tot ernstige neuropsychiatrische symptomen in vergelijking met placebo of een nicotinepleister. Deze studie kon ook aantonen dat dit zowel geldt voor rokers met als voor rokers zonder gestabiliseerde psychiatrische stoornis. In beide groepen bleek bovendien dat de abstinentiegraad hoger was met varenicline dan met bupropion of nicotinepleister.

Is medicinaal cannabisgebruik een therapeutische optie?

Buret L.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 221 - 224


Deze systematische review met meta-analyse is zeer ruim qua opzet en correct op methodologisch vlak, maar includeert zeer veel studies van geringe tot zeer geringe kwaliteit. Daardoor is het niet mogelijk om de potentiële indicaties van medicinale cannabis of van cannabinoïden bij volwassenen af te bakenen. Er is nood aan studies van goede methodologische kwaliteit voor elke therapeutische indicatie die mogelijk interessant kan zijn voor sommige specialismen en voor de huisarts.

Deze studie toont aan dat er een jaar na de mededeling van screeningsresultaten geen verschil is op het vlak van angst en kwaliteit van leven tussen vrouwen die een negatief testresultaat kregen en vrouwen die een vals-positief testresultaat kregen. Bij de vrouwen die een vals-positief testresultaat kregen was de angst in het begin tijdelijk hoger. De relatieve impact van de aankondiging van een vals-positief testresultaat op het vlak van angst moet nog verder onderzocht worden.

Deze meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat psychologische behandelingen effectief zijn voor de behandeling van co-morbide depressie bij patiënten met dementie. Omwille van de belangrijke klinische heterogeniteit en omwille van de methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies moeten we deze resultaten evenwel met de nodige omzichtigheid interpreteren.

Screening en vroegtijdige counseling bij partnergeweld?

Hillemans K.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 2 pagina 17 - 18


Deze studie van methodologisch goede kwaliteit toont aan dat een algemene screening van vrouwen naar partnergeweld en het aanbieden van counseling door de huisarts aan vrouwen die positief screenden voor partnergeweld, niet leidt tot een betere levenskwaliteit, betere veiligheidsplanning en veiligheidsgedrag en een betere psychische gezondheid vergeleken met gebruikelijke zorg.

Uit deze clustergerandomiseerde, gecontroleerde studie blijkt dat het systematisch schriftelijk bevragen en includeren van de familiale cardiovasculaire voorgeschiedenis in de cardiovasculaire risicoberekening, statistisch significant meer risicopersonen detecteert dan een klassieke cardiovasculaire risicoberekening op basis van dossiergegevens. Hierbij nam de angst van de deelnemers niet toe. Of een betere identificatie van hoogrisicopatiënten ook resulteert in een betere klinische uitkomst kunnen we uit deze studie niet afleiden.

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat een minimale interventie en in het bijzonder een stopbrief het gebruik van benzodiazepines kan reduceren in vergelijking met gebruikelijke zorg bij patiënten die chronisch benzodiazepines gebruiken.

Glykemiezelfcontrole bij nieuw gediagnosticeerde type 2-diabetes?

Bastiaens H. , Sunaert P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 78 - 79


Uit dit onderzoek blijkt dat het systematisch aanbieden van zelfcontrole aan alle nieuw gediagnosticeerde type 2-diabetespatiënten niet leidt tot een snellere en betere glykemiecontrole.

Cognitieve gedragstherapie voor medisch onverklaarde klachten?

Van Mechelen W.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 38 - 39


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie de ernst van medisch onverklaarde klachten tijdelijk kan verbeteren. De klinische relevantie van de resultaten is echter niet duidelijk en bovendien zijn de resultaten niet extrapoleerbaar naar de Belgische huisartspraktijk. Nederlands onderzoek bij patiënten met medisch onverklaarde klachten kon wel een effect aantonen van cognitieve gedragstherapie door de eigen huisarts.

Cognitieve gedragstherapie bij paniekstoornis: 2 jaar later

Luyten P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 61 - 63


De auteurs van deze studie besluiten dat cognitieve gedragstherapie (CGT) bij paniekstoornissen op lange termijn effectiever is dan een standaardbehandeling. Dit dient echter genuanceerd te worden. Een klinisch significante verandering wordt immers alleen bereikt bij een beperkte groep patiënten en alleen voor de paniekklachten. Door methodologische tekorten en de afwijkende setting zijn de resultaten moeilijk te vertalen naar de klinische praktijk in België.

Ijzersuppletie zinvol bij onverklaarde moeheid?

Poelman T.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 94 - 95


Bij vrouwen tussen 25 en 45 jaar oud met onverklaarde moeheid en een laag ferritinegehalte (<50 µg/l) kan ijzersuppletie worden overwogen.Toch is het nog te vroeg om bepaling van ijzerstatus en eventuele behandeling met ijzersuppletie systematisch aan te bevelen. Grootschaliger en langduriger placebogecontroleerd onderzoek met algemene gezondheidsschalen is nodig om te bepalen welke vrouwen het meeste baat zullen hebben bij ijzersuppletie.