Duiding


Opsporen van microalbuminurie met de albumine/creatinine ratio of de urinaire albumineconcentratie?


15 05 2015

Zorgberoepen

Duiding van
Wu HY, et al. Diagnostic performance of random urine samples using albumin concentration vs ratio of albumin to creatinine for microalbuminuria screening in patients with diabetes mellitus. JAMA Intern Med 2014;174:1108-15.


Besluit
Zowel de albumine/creatinine ratio als de ongecorrigeerde albuminurie hebben een vergelijkbare aantonende en uitsluitende kracht voor het opsporen van proteïnurie bij patiënten met diabetes. Het bepalen van ongecorrigeerde albuminurie verdient echter de voorkeur omdat deze test goedkoper is.


Opsporen van microalbuminurie met de albumine/creatinine ratio of de urinaire albumineconcentratie?

 

Om de hoeveelheid proteïne in de urine van diabetici te meten wordt aanbevolen om de ratio van albumine en creatinine (de zogenaamde ACR) in een staal ochtendurine te bepalen (1). In een eerdere bespreking van Minerva zagen we ook dat men ACR als referentietest gebruikte om zowel micro- als macroalbuminurie in een algemene populatie op te sporen (2,3).

Als alternatief voor de ACR zou men zich ook kunnen beperken tot het meten van de albumineconcentratie in urine (de zogenaamde ongecorrigeerde albuminebepaling). Dat de ACR corrigeert voor het urinevolume kan een positief argument zijn om deze meetmethode te gebruiken. Anderzijds is het wel zo dat het urinedebiet meestal redelijk constant blijft en dat de ongecorrigeerde albuminebepaling bovendien goedkoper is.

 

Een recente systematisch literatuuroverzicht (4) met uitgebreide zoekstrategie en duidelijke selectiecriteria vond 14 studies die bij 2 078 diabetici de diagnostische accuraatheid van ACR en/of ongecorrigeerde albuminurie onderzochten. Als gouden standaard voor het opsporen van microalbuminurie gebruikte men ‘30 tot 300 mg albumine in een 24 uurs urinecollectie’. Een meta-analyse toonde geen statistisch significante verschillen aan tussen ACR en ongecorrigeerde albuminurie voor sensitiviteit (p=0,70) en specificiteit (p=0,68). De sensitiviteit bedroeg 0,85 (95% BI van 0,80 tot 0,89) voor de ongecorrigeerde albuminurie (N=9) en 0,87 (95% BI van 0,81 tot 0,91) voor de ACR. De specificiteit bedroeg voor beiden 0,88.met 95% BI resp. 0,80 tot 0,93 en 0,84 tot 0,91. Op basis van deze cijfers kunnen we voor beide methoden een aantonende kracht van 7 en een uitsluitende kracht van ongeveer 6 berekenen. Het bepalen van ongecorrigeerde albuminurie verdient echter de voorkeur omdat deze test goedkoper is.

 

Besluit

Zowel de albumine/creatinine ratio als de ongecorrigeerde albuminurie hebben een vergelijkbare aantonende en uitsluitende kracht voor het opsporen van proteïnurie bij patiënten met diabetes. Het bepalen van ongecorrigeerde albuminurie verdient echter de voorkeur omdat deze test goedkoper is.

 

 

Referenties

  1. Van Pottelbergh G, Avonts M, Cloetens H, et al. Richtlijn voor goede medische praktijkvoering: Chronische nierinsufficiëntie. Antwerpen: Domus Medica vzw; 2012.
  2. Leconte S. Is een urineteststrookje voldoende accuraat voor de diagnose van albuminurie? Minerva 2012;11(4):41-2.
  3. White SL, Yu R, Craig JC, et al. Diagnostic accuracy of urine dipsticks for detection of albuminuria in the general community. Am J Kidney Dis 2011;58:19-28.
  4. Wu HY, Peng YS, Chiang CK, et al. Diagnostic performance of random urine samples using albumin concentration vs ratio of albumin to creatinine for microalbuminuria screening in patients with diabetes mellitus: a systematic review and meta-analysis. JAMA Intern Med 2014;174:1108-15.

.

 

 

 


Auteurs

Van Pottelbergh G.
KIC Zorg, Departement Gezondheidszorg en Technologie, KHLeuven
COI :

Woordenlijst

Codering





Commentaar

Commentaar