Resultaat op trefwoord : 'risico-evaluatie'


Aantal resultaten : 16 artikel(s) - 23 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


In deze retrospectieve cohortstudie die gebruikmaakte van gegevens uit een groot cohort, werden geen significante verschillen gevonden op het vlak van heupfractuurrisico, tussen vrouwen die gedurende 5 jaar bisfosfonaattherapie volgden in vergelijking met zij die de behandeling nog eens 2 of 5 jaar voortzetten. De resultaten waren heterogeen door het gebruik van een respijtperiode van 6 maanden, waardoor men meer gebeurtenissen in de analyse had kunnen opnemen. Hoewel de resultaten suggereren dat het staken van bisfosfonaten na ongeveer 2 jaar extra behandeling geassocieerd kan worden met een lager heupfractuurrisico, vertoonde de kleine groep vrouwen die nog langer behandeld werd daarentegen een verhoogd risico.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont dat het gebruik van de STarT Back Tool nuttig is om patiënten met lagerugpijn naargelang hun risico van chroniciteit vroegtijdig te selecteren met als doel hen een aangepaste behandeling te kunnen aanbieden die de pijn en de mate van invaliditeit op korte termijn (3 tot 6 maanden) vermindert. Verder onderzoek is nodig naar de voordelen op lange termijn.

Deze methodologisch goed uitgevoerde systematische review met meta-analyses toont aan dat P2Y12-receptorantagonisten in monotherapie versus aspirine in monotherapie bij patiënten met cerebrovasculair, coronair of perifeer arterieel vaatlijden, geassocieerd zijn met een weliswaar zeer nipte statistisch significante vermindering van het risico van myocardinfarct en een vergelijkbaar risico van CVA in secundaire preventie. De klinische relevantie van het voordeel van P2Y12-receptorantagonisten in monotherapie is onzeker, gezien het grote aantal patiënten dat behandeld moet worden om een myocardinfarct te voorkomen en het gebrek aan effect op globale en vasculaire mortaliteit.

Kan hydraterende crème atopisch eczeem voorkomen?

Van Overschelde O.

Minerva 01 11 2020


Deze correct uitgevoerde RCT toont aan dat het dagelijks aanbrengen van een emolliens (Diprobase of Doublebase-gel) in het eerste levensjaar de ontwikkeling van eczeem niet voorkomt bij kinderen met een hoog risico (familiale voorgeschiedenis van eczeem, astma, allergische rhinitis). Bovendien laten de resultaten van deze studie een toename zien van de gemiddelde incidentie van huidinfecties per kind. Dit is echter een secundaire uitkomstmaat, die verder opgevolgd en bevestigd moet worden.

Deze update van een systematische review van de Cochrane Collaboration toont aan dat zowel multicomponente als multifactoriële interventies het aantal valincidenten per persoon per jaar verminderen. Multicomponente interventies kunnen ook het aantal personen dat minstens 1 maal valt (het zogenaamde valrisico) verminderen. Met multifactoriële interventies is er mogelijks ook een vermindering in het risico van valgerelateerde fracturen. Voor alle resultaten is de bewijskracht echter gering wegens de lage methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Deze correct uitgevoerde meta-analyse van 4 RCT’s toont opnieuw aan dat een eenmalige screening van abdominaal aorta-aneurysma (AAA) de AAA-specifieke maar niet de globale mortaliteit doet dalen bij mannen van 65 jaar of ouder. Het wordt meer en meer duidelijk dat de effectiviteit van een screeningsprogramma op bevolkingsniveau voor AAA beperkt zal blijven, maar dat het risico van overdiagnose en overbehandeling zal toenemen. Hierdoor komt een van de criteria van Wilson & Jungner in het gedrang (de kosten moeten evenredig zijn met de baten).

Deze retrospectieve cohortstudie illustreert het belang van het overwegen van de start van een antihypertensieve behandeling voor elke patiënt in functie van zijn globaal cardiovasculair risico. De auteurs besluiten dat een strategie gebaseerd op het cardiovasculaire risico (QRISK2 ≥10%) een derde van de cardiovasculaire ziektes meer zou kunnen vermijden dan de NICE-aanbeveling van 2011 en een vijfde meer dan de NICE-aanbeveling van 2019, met een vergelijkbare effectiviteit wat betreft het aantal behandelde patiënten per vermeden gebeurtenis.

Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit van de Cochrane Collaboration toont aan dat spinale manipulatieve therapie gelijkaardige resultaten op vlak van pijnreductie en functieverbetering geeft als andere aanbevolen behandelingen bij patiënten met chronische lagerugpijn. In vergelijking met niet-aanbevolen behandelingen lijkt spinale manipulatieve statistisch significant beter te scoren op het vlak van pijnreductie en functioneren op korte termijn maar de vermindering in pijn was klinisch niet relevant en de verbetering in functioneren was klein.

Deze post-hoc analyse van een grootschalige en correct opgezette RCT toont aan dat nuchtere en niet-nuchtere lipidenbepalingen op een vergelijkbare manier geassocieerd zijn met coronaire en cardiovasculaire gebeurtenissen. Niet-nuchtere bepalingen leiden tot eenzelfde cardiovasculaire risicoclassificatie als nuchtere bepalingen.

De auteurs besluiten dat er een grote variatie is in het begrip ‘winst in levensverwachting’. De gewenste winst verschilt overigens tussen artsen en patiënten. Afhankelijk van het risicoprofiel van de patiënt, kan de verwachte winst groter zijn dan de haalbare winst. De auteurs pleiten daarom voor een gedeelde medische besluitvorming, niet op basis van het risico, maar op basis van de winst in levensverwachting. Ondanks de methodologische bias, heeft deze studie de verdienste dat ze de nadruk legt op de discrepantie tussen de verwachtingen van de patiënten en de artsen en op de onevenredigheid tussen die verwachtingen en de werkelijke winst in levensverwachting bij het kiezen van een preventieve behandeling.

Inhalatiecorticosteroïden kunnen bij patiënten met matig COPD zonder frequente exacerbaties en behandeld met een triple therapie bestaande uit LAMA/LABA/ICS op een veilige manier zonder klinisch relevante daling van de longfunctie en zonder toename van het aantal exacerbaties gestopt worden. Een subgroepanalyse suggereert dat het risico van exacerbaties wel zou kunnen toenemen bij patiënten met verhoogde eosinofilie. Hoe dit in de praktijk geïmplementeerd zou kunnen worden, is nog erg onduidelijk.

Deze Britse RCT toont in een populatie van vrouwen van 70 tot 85 jaar geen nut aan van systematische screening van het risico van osteoporotische fracturen met de FRAX-score voor de globale preventie van osteoporotische fracturen. Er was wel een potentieel (nog te bevestigen) voordeel op het vlak van heupfracturen.

Deze systematische review met meta-analyse heeft enkele wezenlijke methodologische beperkingen. Langdurige tromboprofylaxe met enoxaparine, apixaban, rivaroxaban of betrixaban na hospitalisatie voor een acute medische pathologie vermindert statistisch significant het risico van diepe veneuze trombose en veneuze trombo-embolie, maar heeft geen effect op het risico van longembool of op mortaliteit door veneuze trombo-embolie. Het gunstige effect moeten we afwegen tegen het statistisch significant verhoogde risico van majeure bloedingen.

De bevindingen van de BRCA1- en BRCA2 Cohort Consortium-studie zijn momenteel de beste bron om het risico van borstkanker en ovariumkanker te evalueren bij vrouwen die draagster zijn van een BRCA1- of BRCA2-genmutatie, rekening houdend met de familiale voorgeschiedenis. De gegevens kunnen zeer nuttig zijn om deze vrouwen goed te informeren.

Populatie attributieve fractie

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 1 pagina 17 - 20


Uit deze methodologisch goed uitgevoerde Nederlandse cohortstudie blijkt dat een triage met HPV-test, al dan niet gecombineerd met cytologie, bij HPV-negatieve vrouwen van 40 jaar of ouder toelaat om het screeningsinterval voor de opsporing van cervixkanker uit te breiden tot meer dan 5 jaar. Als de HPV-test positief wordt, mag het screeningsinterval niet langer zijn dan 5 jaar.

Bepaling van een klinisch relevante drempel voor NNT

Michiels B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 158 - 159

Screening van abdominaal aorta-aneurysma bij asymptomatische volwassenen?

Debecker S. , De Cort P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 96 - 99


Uit deze studie kunnen we besluiten dat een eenmalige screening van abdominaal aorta-aneurysma (AAA) met abdominale echografie bij asymptomatische mannen boven de 65 jaar de AAA-specifieke mortaliteit vermindert, zowel op korte als op lange termijn. Dergelijke winst kon bij vrouwen niet aangetoond worden. Ook het effect van herhaalde screening is weinig onderbouwd en moet, net zoals de invloed van het risico van AAA op het resultaat van screening, verder onderzocht worden.

Snel aspirine toedienen na een mineur TIA of CVA?

Chevalier P.

Minerva 15 02 2017


Deze meta-analyse met individuele patiëntgegevens wijst op het belang van een (zeer) snelle toediening van aspirine na een TIA of een mineur CVA, voor de preventie van eender welk (maar vooral van ernstig) CVA, ischemisch CVA en myocardinfarct.

In dit onderzoek wordt voorgesteld om de predictiescores voor arteriële trombo-embolie (bijvoorbeeld CHADS2 en CHA2DS2-VASc) en voor bloedingen (bijvoorbeeld HAS-BLED) bij patiënten onder anticoagulatietherapie (warfarine en dabigatran) voor voorkamerfibrillatie, aan te vullen met observationele gegevens van patiënten in de dagelijkse praktijk. Hierdoor zou men een beter gevalideerde anticoagulatietherapie kunnen instellen die afgestemd is op de individuele patiënt. Dit onderzoek is beperkt door zijn observationeel karakter, maar bevestigt de beperkte predictieve waarde van de scorelijsten.

Op basis van deze systematische review en meta-analyse van methodologisch goede kwaliteit kunnen we besluiten dat nalmefeen geen effect heeft op vlak van mortaliteit, morbiditeit en levenskwaliteit bij de behandeling van alcoholafhankelijkheid. De kleine winst in alcoholverbruik is klinisch niet relevant. Deze studie kan de plaats van nalmefeen in de behandeling van alcoholafhankelijkheid dus niet onderbouwen. Psychosociale interventies blijven dus van primordiaal belang bij de aanpak van dit probleem.

Verschillende observationele onderzoeken hebben bij COPD-patiënten een verband aangetoond tussen inhalatiecorticosteroïden en een verhoogd relatief risico van pneumonie. De hier besproken observationele studie is methodologisch correct opgezet en de resultaten wijzen op een associatie tussen het stopzetten van inhalatiecorticosteroïden en de vermindering van het relatieve risico van pneumonie. Dit kan clinici aanzetten om meer dan ooit het voorschrijven van deze molecules bij COPD-patiënten te beperken en om te wachten tot er betrouwbaar bewijs beschikbaar komt over een mogelijke gunstige balans tussen de voordelen en de risico’s van inhalatiecorticosteroïden voor bepaalde subgroepen van COPD-patiënten.

De risico’s voorspellen bij galsteenlijden?

Chevalier P.

Minerva 15 11 2016


In deze analyse volgen de auteurs 3 Deense cohorten op gedurende mediaan 17,4 jaar. De incidentie van gecompliceerde gebeurtenissen bij patiënten met asymptomatisch galsteenlijden is relatief gering. Het risico lijkt hoger bij patiënten met meerdere galstenen of met galstenen groter dan 10 mm. Deze resultaten vragen om bevestiging in andere grote cohortonderzoeken.

Deze Deense cohortstudie toont aan dat in primaire cardiovasculaire preventie de risicobeoordeling op basis van de Amerikaanse richtlijnen (ACC/AHA) performanter is dan een trial-gebaseerde benadering (RCT’s in primaire preventie) of een hybride benadering (combinatie van resultaten van RCT’s en van de Amerikaanse richtlijnen) voor het voorspellen van cardiovasculaire gebeurtenissen die zich zullen voordoen over een opvolgingsperiode van 5 jaar.

Dit Fins observationeel onderzoek op basis van nationale registratiesystemen evalueert het risico van borstkanker bij vrouwen jonger dan 50 jaar die een levonorgestrel-bevattend spiraaltje voorgeschreven kregen voor de behandeling van menorragieën. Op dit ogenblik wordt dit type spiraaltje beschouwd als een van de beste behandelingen van deze gynaecologische aandoening. De resultaten tonen aan dat het gebruik van het levonorgestrel-bevattend spiraaltje gepaard gaat met een significante toename van het risico van zowel ductale (x1,2) als lobulaire (x1,33) borstkanker. De methodologie is gebaseerd op mega-databanken. Dat is niet ideaal, maar de resultaten kunnen wel een aanzet vormen voor nieuwe studies. Ondertussen lijkt het wenselijk om vrouwen die het levonorgestrel-bevattend spiraaltje voorgesteld krijgen als anticonceptiemiddel, te wijzen op het mogelijke risico van borstkanker.

Deprescribing

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 5 pagina 108 - 109


Deze retrospectieve, observationele studie heeft ernstige methodologische beperkingen. De resultaten wijzen op een gering risico van ipsilateraal CVA of sterfte door carotisocclusie bij patiënten met asymptomatische carotisstenose onder intensieve medische behandeling. Preventie van carotisocclusie is dus vermoedelijk geen valabele indicatie voor endarterectomie of stenting. Leeftijd, mannelijk geslacht en totale plaque-oppervlakte zijn evenwel goede voorspellende factoren voor deze gebeurtenissen.

Effectief communiceren over risico’s en baten

Roberfroid D.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 52 - 52

Barrett-oesofagus: al of niet een PPI voorschrijven?

Van de Casteele M.

Minerva 15 11 2014


Deze meta-analyse van observationele studies toont aan dat maagzuursecretie-inhibitoren een preventief effect hebben op de verdere maligne ontaarding bij patiënten met Barret-oesofagus. In afwachting van de bevestiging van de resultaten in een RCT, worden deze geneesmiddelen bij patiënten met Barrett-oesofagus best alleen gebruikt voor goed onderbouwde indicaties (refluxklachten, ulcusgerelateerde problemen).

Point of care inschatting van de prognose van musculoskeletale pijn bij ouderen

Verbakel J.Y.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 41 - 42


Ondanks de onmogelijkheid om deze resultaten te veralgemenen suggereert deze methodologisch correcte studie dat men met enkele eenvoudige vragen samen met de inschatting van de arts de prognose van musculoskeletale pijn bij oudere patiënten op een aanvaardbare manier kan beoordelen tijdens de duur van één raadpleging.

Nut van een algoritme bij kinderen met chronische hoest

Leconte S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 3 pagina 32 - 33


Deze RCT is uitgevoerd bij een groep geselecteerde kinderen in een (zeer) specialistische context. Bij de vroegtijdige implementatie (binnen de 2 weken) van een klinisch algoritme bij kinderen met chronische hoest, kan het aantal kinderen met een verbeterde hoestscore sneller toenemen.

Minder hartfalen met matig koffieverbruik

Laekeman G.

Minerva 15 10 2013


Een meta-analyse van prospectieve cohortstudies suggereert dat de incidentie van hartfalen daalt bij matig (± vier tassen per dag) koffiegebruik.

Testen om gerust te stellen

Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 66 - 66

Welke cardiovasculaire risicotabel gebruiken?

Chevalier P.

Minerva 27 05 2010


In deze kleine Nederlandse cohortstudie zijn de SCORE-en de UKPDS-tabel de meest precieze instrumenten, de eerste bij personen met normale glucosetolerantie en de tweede bij personen met intermediaire hyperglykemie. Een exacte evaluatie van het risico bij diabetici (buiten een recente positieve screening) blijft moeilijk.

Betere valpreventie door toepassing op ruime schaal van interventies met bewezen effect?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 155 - 155


Deze grote, niet-gerandomiseerde studie includeert tien maal meer personen dan alle RCT’s bij thuiswonende ouderen samen. In de thuiszorg, ambulante revalidatie, rusthuizen of seniorencentra is een multidisciplinaire interventie effectief voor valpreventie bij zeventig-plussers.

Cholesterolverlagende therapie anno 2004

Lemiengre M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 3 pagina 41 - 50

Evaluatie van het cardiovasculair risico: de verschillende risicotabellen doorgelicht

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 3 pagina 36 - 40