Duiding
Psychotherapie effectief voor de behandeling van depressie in de eerste lijn?
15 07 2015
Zorgberoepen
In 2009 bespraken we in Minerva (1) een meta-analyse (2) die de effectiviteit evalueerde van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn. We besloten dat er aanwijzingen waren voor een beperkte effectiviteit van deze aanpak, maar dat vervolgonderzoek zeker aangewezen is.
Een recente meta-analyse hernam dit onderwerp en breidde de onderzoeksvraag verder uit. De auteurs vergeleken het effect van verschillende psychotherapievormen met standaardzorg of placebocondities (3). De onderzoekers vonden 30 studies met gegevens van 5 159 patiënten die verschillende vormen van face-to-face-therapie (cognitieve gedragstherapie (CGT), probleemoplossende therapie, interpersoonlijke therapie en andere therapievormen) en therapie op afstand (CGT met therapeut, probleemoplossende therapie met therapeut, CGT op basis van geleide zelfhulp en CGT op basis van zelfhulp met minimale ondersteuning) kregen.
Het gestandaardiseerde gemiddelde verschil (SMD) voor alle studies samen was -0,29 (95% BI van -0,37 tot -0,22) (I²=34%). De SMD’s varieerden van -0,24 (95% BI van -0,47 tot -0,02) voor face-to-face-interpersoonlijke therapie tot -0,43 (95% BI van -0,62 tot -0,24) voor CGT met therapeut op afstand. De verschillen in SMD tussen de verschillende therapievormen waren echter statistisch niet significant (p=0,74). Subgroepanalyses toonden aan dat psychotherapie niet effectief was bij patiënten met mineure depressie of dysthymie, maar wel bij patiënten met majeure depressie (-0,38; 95% BI van -0,50 tot -0,25) of andere depressieve klachten (-0,31; 95% BI van -0,41 tot -0,21). De auteurs stelden geen verschillen vast in effectiviteit naargelang het risico van bias in de studie, de grootte van de studie, de leeftijd van de patiënten, de rekruteringsstrategie, de manier waarop de therapie werd verstrekt en het aantal gevolgde sessies.
De resultaten liggen in lijn met de voorgaande meta-analyse (2). Het belangrijkste verschil is dat er in de hier besproken meta-analyse geen verschil vastgesteld is in effect naargelang de rekruteringsstrategie. De effectiviteit van de therapie bleef dus ongewijzigd, ongeacht of doorverwijzing gebeurde na algemene screening of door de huisarts. De auteurs vonden ook geen verschil in effectiviteit tussen de verschillende therapievormen. Ze auteurs zien dat echter niet als bewijs dat alle therapievormen even effectief zijn. Ze suggereren wel dat de motivatie en de voorkeur van patiënten belangrijk zijn. Enige keuzevrijheid voor de patiënt zou de effectiviteit ten goede kunnen komen. Gezien het beperkte aantal studies en de hoge mate van heterogeniteit tussen de studies moeten we deze conclusies echter met de nodige voorzichtigheid interpreteren.
Op basis van de hier besproken meta-analyse lijkt het dan ook niet noodzakelijk om de huidige Belgische aanbeveling voor goede medische praktijkvoering aan te passen. Voor minder ernstige vormen van depressie blijft een niet-medicamenteuze aanpak aanbevolen, al dan niet gerealiseerd door de huisarts zelf (4).
Besluit
Deze meta-analyse bevestigt de effectiviteit van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn. Ze voegt er de voorzichtige bedenking aan toe dat de voorkeur van de patiënt mogelijk een rol speelt in de mate van effectiviteit van psychotherapie. Deze hypothese moet nog verder onderzocht worden.
- Pieters G. Psychotherapie voor depressie in de eerste lijn? Minerva 2009;8(10):138-9.
- Cuijpers P, van Straten A, van Schaik A, Andersson G. Psychological treatment of depression in primary care: a meta-analysis. Br J Gen Pract 2009;59:e51-e60.
- Linde K, Sigterman K, Kriston L, et al. Effectiveness of psychological treatments for depressive disorders in primary care: systematic review and meta-analysis. Ann Fam Med 2015;13:56-68.
- Heyrman J, Declercq T, Rogiers R, et al. Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering. Depressie bij volwassenen: aanpak door de huisarts. Huisarts Nu 2008;37:284-317.
Commentaar
Commentaar