Resultaat op trefwoord : 'cognitieve therapie'


Aantal resultaten : 34 artikel(s) - 8 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont dat bij patiënten met matige tot ernstige depressie gerekruteerd in een eerstelijnssetting, computergestuurde cognitieve gedragstherapie als aanvulling op de standaardzorg werkzamer is dan standaardzorg alleen, met een globaal bescheiden effect. De methodologie van de studie overtuigt ons echter niet van de klinische meerwaarde van een computergestuurd programma ten opzichte van conventionele CGT.

Uit deze systematische review met componentnetwerk-meta-analyse blijkt dat patiënten met een bipolaire stoornis die medicamenteus worden behandeld psychotherapie nuttig is. Die psychotherapie focust op copingstrategieën en de ontwikkeling van copingvaardigheden; het meeste voordeel wordt gehaald uit een therapie in groep of in gezins-/parenverband. Ondanks de goede methodologische kwaliteit van de studie, tellen de oorspronkelijke geïncludeerde studies meestal kleine aantallen, met soms verkennende resultaten (gebrek aan directe vergelijking), hebben ze een zeer variabele follow-upduur en een onbekend of heterogeen profiel van de geïncludeerde patiënten met een bipolaire stoornis. Dat beperkt de overdraagbaarheid van de resultaten naar de dagelijkse praktijk en naar de vraag ‘welke psychotherapie voor welke patiënt’ geschikt is.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische Cochrane review en meta-analyse van 17 heterogene studies die vaak een hoog risico van bias vertonen, toont met een hoge graad van evidentie aan dat dialectische gedragstherapie na 12 maanden ten opzichte van (verbeterde) gebruikelijke zorg de kans op herval van zelfbeschadiging reduceert bij kinderen en adolescenten. Voor familietherapie kon men met een matige graad van evidentie geen effect ten opzichte van (verbeterde) gebruikelijke zorg aantonen. Andere specifieke psychologische interventies, waaronder individuele gedragstherapie, waren niet beter dan (verbeterde) gebruikelijke zorg, maar door een tekort aan studies en door het hoge risico van bias in verschillende studies kunnen we hierover niets definitief besluiten.

Deze gerandomiseerde, gecontroleerde studie toont aan dat de Break Binge Eating-app mogelijk doeltreffend is om de globale algemene symptomatologie te verbeteren (attitudes en gedrag) bij eetstoornissen (en in mindere mate sommige specifieke aandachtspunten zoals overmatige bezorgdheid met lichaamsvorm, gewicht, voedsel en voedselrestricties en de psychosociale gevolgen ervan) bij personen met een eetbuistoornis, die zeer gemotiveerd zijn voor dit soort follow-up en geen beroep kunnen doen op de conventionele zorg.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont dat cognitieve gedragstherapie zeer waarschijnlijk doeltreffend is in de behandeling van prikkelbaredarmsyndroom. Het zijn vooral cognitieve gedragstherapie via zelfmanagement of cognitieve gedragstherapie met minimaal contact (bijvoorbeeld telefonisch of via internet) die het meest doeltreffend lijken te zijn, evenals hypnotherapie specifiek gericht op spijsverteringsproblemen. De geïncludeerde studies hebben echter heel wat methodologische tekortkomingen. Verdere studies zijn dus nodig om de hier gerapporteerde resultaten te bevestigen.

Deze meta-analyse met veel methodologische beperkingen suggereert dat bij patiënten met ADHD een niet-medicamenteuze benadering gunstig kan zijn op ADHD-gerelateerde cognitieve symptomatologie.

Deze studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat de aanpak van chronische pijn door middel van sessies cognitieve gedragstherapie of educatie, uitgevoerd in groep en in vereenvoudigde vorm, aangeboden aan een economisch kwetsbaar publiek, haalbaar is en op zijn minst even effectief is als gebruikelijke zorg.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat digitaal aangeboden cognitieve gedragstherapie in vergelijking met educatie over slaaphygiëne het dagelijks functioneren, het psychologisch welbevinden en de slaapgerelateerde levenskwaliteit statistisch significant verbeterde bij personen met insomnia die online gerekruteerd werden. De slechte therapietrouw van deze vorm van cognitieve gedragstherapie maakt het moeilijk om de klinische relevantie van het resultaat correct in te schatten.

Vroegtijdige interventieprogramma’s effectief bij vroege psychose?

Catthoor K.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 6 pagina 66 - 69


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een vroegtijdige multimodale interventie bij personen met een vroege psychose op vlak van klinisch relevante uitkomstmaten zoals stopzetting van behandeling, psychiatrische opname, school- en jobparticipatie, symptoomverbetering en globaal functioneren superieur is in vergelijking met gebruikelijke zorg. Het is niet duidelijk bij welke patiënten precies en voor welke componenten, met inbegrip van hun duur en intensiteit, de beste resultaten te verwachten zijn.

In deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie bij volwassen patiënten met majeure depressie in de eerste lijn blijkt gedragsactivatie, aangeboden door hulpverleners zonder uitgebreide therapeutische training, even effectief en kosteneffectief te zijn als cognitieve gedragstherapie aangeboden door professionele psychotherapeuten.

Uit deze meta-analyse met individuele patiëntgegevens blijkt dat mindfulness-based cognitieve therapie een waardevolle behandeling is om herval te voorkomen bij mensen die hersteld zijn van een depressie maar een hoog risico hebben om te hervallen.

Fysieke training voor de behandeling van het chronisch vermoeidheidssyndroom?

Feron J-M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 230 - 234


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat bij patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom fysieke training superieur is aan gewone zorg op het vlak van vermoeidheid, functionele capaciteiten en perceptie van de verandering in globale gezondheidstoestand, en hetzelfde effect heeft als cognitieve gedragstherapie. Ernstige ongewenste effecten komen niet frequenter voor dan bij gewone zorg. Deze publicatie is methodologische goed opgezet, maar de methodologische kwaliteit van de meeste geïncludeerde studies is (zeer) gering. Op die manier is het niveau van bewijskracht van de besluiten gering en zouden goed opgezette studies deze besluiten evenzeer op de helling kunnen plaatsen.

Deze methodologisch correct opgezette RCT toont aan dat een vereenvoudigde vorm van cognitieve gedragstherapie met toepassen van slaaprestrictie in de eerste lijn na 6 maanden tot een statistisch significant grotere verbetering van slaapkwaliteit leidt dan alleen slaapadvies. De klinische relevantie van het effect, alsook de duurzaamheid en de generaliseerbaarheid is echter onduidelijk.

Deze meta-analyse bevestigt de effectiviteit van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn. Ze voegt er de voorzichtige bedenking aan toe dat de voorkeur van de patiënt mogelijk een rol speelt in de mate van effectiviteit van psychotherapie. Deze hypothese moet nog verder onderzocht worden.

Deze methodologisch correct uitgevoerde studie toont aan dat bij gezonde ouderen cognitieve training van redeneren en snelheid van informatieverwerking, maar niet van geheugen, de achteruitgang van de specifiek getrainde cognitieve vaardigheid na 10 jaar statistisch significant vermindert in vergelijking met gestructureerde opvolging alleen. Bij elke vorm van cognitieve training neemt de zelfgerapporteerde, maar niet de prestatiegebaseerde IADL over 10 jaar minder snel af in vergelijking met de controlegroep.

Deze meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat psychologische behandelingen effectief zijn voor de behandeling van co-morbide depressie bij patiënten met dementie. Omwille van de belangrijke klinische heterogeniteit en omwille van de methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies moeten we deze resultaten evenwel met de nodige omzichtigheid interpreteren.

Welke vorm van psychotherapie voor ambulante patiënten met anorexia nervosa?

Vervaet M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 97 - 98


Deze methodologisch correct uitgevoerde studie toont aan dat er na één jaar geen verschil is in gewichtstoename bij volwassen vrouwelijke anorectische patiënten die gedurende tien maanden ambulant worden behandeld met een psychodynamische, een cognitief gedragstherapeutische of een geoptimaliseerde gebruikelijke behandeling. Patiënten in deze laatste groep kregen uiteindelijk wel evenveel psychotherapeutische hulp.

Depressie resistent aan antidepressiva: cognitieve gedragstherapie toevoegen?

Crismer A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 7 pagina 86 - 87


Ondanks enkele beperkingen, toont deze studie van goede methodologische kwaliteit aan dat er argumenten zijn om cognitieve gedragstherapie (uitgevoerd in kwaliteitsvolle omstandigheden) aan te moedigen bij patiënten met een depressie die resistent is aan antidepressiva.

Helpt cognitieve gedragstherapie voor tinnitus?

Ooms E.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 41 - 42


Op basis van deze studie in de tweede lijn kunnen we besluiten dat cognitieve gedragstherapie als onderdeel van een multidisciplinaire behandeling voor patiënten met tinnitus een meerwaarde kan zijn. Het is echter niet mogelijk om de relatieve effectiviteit en de klinische relevantie van de verschillende elementen van deze gespecialiseerde zorg ten opzichte van andere behandelingen in te schatten.

Dit systematisch literatuuroverzicht over de niet-medicamenteuze aanpak van de ziekte van Alzheimer en daaraan gerelateerde problemen laat niet toe om praktische conclusies te formuleren voor de clinicus.

Kortdurende en langdurige psychotherapie versus psychoanalyse

Pieters G. , Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze quasi-gerandomiseerde studie met ernstige methodologische tekortkomingen laat niet toe om betrouwbare conclusies te trekken over het effect van verschillende vormen van kortdurende en langdurige psychotherapie ten opzichte van psychoanalyse bij personen met een depressieve stoornis of angststoornis.

Kortdurende en langdurige psychotherapie versus psychoanalyse

Pieters G. , Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze quasi-gerandomiseerde studie met ernstige methodologische tekortkomingen laat niet toe om betrouwbare conclusies te trekken over het effect van verschillende vormen van kortdurende en langdurige psychotherapie ten opzichte van psychoanalyse bij personen met een depressieve stoornis of angststoornis.

Kortdurende en langdurige psychotherapie versus psychoanalyse

Pieters G. , Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze quasi-gerandomiseerde studie met ernstige methodologische tekortkomingen laat niet toe om betrouwbare conclusies te trekken over het effect van verschillende vormen van kortdurende en langdurige psychotherapie ten opzichte van psychoanalyse bij personen met een depressieve stoornis of angststoornis.

Kortdurende en langdurige psychotherapie versus psychoanalyse

Pieters G. , Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze quasi-gerandomiseerde studie met ernstige methodologische tekortkomingen laat niet toe om betrouwbare conclusies te trekken over het effect van verschillende vormen van kortdurende en langdurige psychotherapie ten opzichte van psychoanalyse bij personen met een depressieve stoornis of angststoornis.

Deze non-inferioriteitsstudie besluit dat zelfhulp aan de hand van computergestuurde cognitieve gedragstherapie niet minder effectief is dan gebruikelijke zorg voor de behandeling van depressieve symptomen bij hulpzoekende adolescenten. Het klinische effect van deze veelbelovende therapie moet echter verder onderzocht worden in goed opgezette studies met een betrouwbare controlegroep.

Fibromyalgie: werkzaamheid van niet-medicamenteuze behandelingen op de pijn?

Crismer A.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 7 pagina 82 - 83


Deze RCT van beperkte methodologische kwaliteit toont aan dat bij patiënten met chronische, diffuse pijn in het kader van fibromyalgie, het toevoegen van telefonische cognitieve gedragstherapie, conditietraining of beide interventies samen aan de gebruikelijke zorg, na 6 en 9 maanden een gunstig effect heeft op de subjectieve verbetering van de gezondheid, maar niet op andere criteria zoals Quality Adjusted Life Years (QALY).

Voorkomt cognitieve gedragstherapie recidieven van cardiovasculaire aandoeningen?

Poelman T. , Rogiers R.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 125 - 126


We kunnen besluiten dat een groepsprogramma met cognitieve gedragstherapie na het doormaken van een coronaire gebeurtenis het risico van herval van cardiovasculaire aandoeningen of een acuut myocardinfarct klinisch relevant vermindert. Deze studie laat echter niet toe om het netto-effect van cognitieve gedragstherapie te bepalen.

Spanningshoofdpijn: is een profylactische behandeling zinvol?

Vanwelde C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 123 - 124


Deze systematische review bevat geen cijfergegevens, is gebaseerd op opinies van experten en kan niet aantonen dat een preventieve medicamenteuze behandeling van chronische spanningshoofdpijn bij volwassenen zinvol is.

Behandeling van chronische hoofdpijn met antidepressiva

Chevalier P. , Vanwelde C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 8 pagina 93 - 94


De resultaten van deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit berusten op kleine, zeer heterogene studies van (zeer) geringe methodologische kwaliteit. Als profylactische behandeling van migraine en spanningshoofdpijn zijn TCA’s werkzamer dan placebo en dan SSRI’s (zeer zwak niveau van bewijskracht). Voor de vergelijking met andere behandelingen en met niet-medicamenteuze behandelingen zijn er onvoldoende gegevens om conclusies te kunnen trekken.

Zijn interventies voor gewichtscontrole bij kinderen effectief?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 100 - 101


Dit systematisch literatuuroverzicht van relatief heterogene, recente studies toont globaal gezien een winst aan van gedragsinterventies met matige (26 tot 75 uur) tot hoge (>75 uur) intensiteit op het vlak van vermindering van de BMI bij kinderen en adolescenten met overgewicht of obesitas. Deze interventies vereisen een interdisciplinaire samenwerking met de nodige training van de teamleden.

Oefeningen, lagerugpijn en werk

Chevalier P.

Minerva 27 09 2010


In vergelijking met gewone zorg kan een interventie waarbij ergonomische aspecten, gradueel opgebouwde activiteiten en cognitieve gedragselementen geïntegreerd worden, zorgen dat patiënten met chronische lagerugpijn sneller terug aan het werk kunnen en na twaalf maanden een betere functionele status hebben. Er is echter geen effect op de pijn.

Individuele cognitieve gedragstherapie voor ouderen met depressie in de eerste lijn

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 70 - 71


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie bij ouderen met depressie in de eerste lijn effectiever is dan ‘gewoon praten’. Er is echter geen bewijs van een klinisch relevant effect in vergelijking met ‘usual care’. Het effect van cognitieve gedragstherapie op depressie werd bovendien gemeten met een voor ouderen minder geschikte schaal. De plaats van cognitieve gedragstherapie als behandeling van depressie bij ouderen blijft dus ook na deze studie onduidelijk.

Kan mindfulness-based cognitieve therapie herval van depressie voorkomen?

Pieters G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze studie besluit dat MBCT een haalbaar alternatief is voor de voortzetting van de antidepressieve behandeling als preventie van herval bij patiënten met recidiverende depressies. Omdat er behalve voor enkele secundaire uitkomstmaten geen significante verschillen tussen beide behandelingen aangetoond zijn, hangt de keuze van behandeling af van de voorkeur van de patiënt en van het regionale zorgaanbod.

Een stapsgewijs zorgmodel voor preventie van angst en depressie op oudere leeftijd

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 132 - 133


Deze studie besluit dat het aanbieden van een stapsgewijs interventiemodel in de eerste lijn ter preventie van depressie en angststoornissen effectief is bij ouderen met symptomen van angst of depressiviteit nog onder de diagnostische drempel. Ze laat echter niet toe om te beoordelen of bepaalde onderdelen van deze complexe interventie meer effectief zijn, of de effecten op lange termijn standhouden en of de interventie kosteneffectief is.

Cognitieve gedragstherapie voor medisch onverklaarde klachten?

Van Mechelen W.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 38 - 39


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie de ernst van medisch onverklaarde klachten tijdelijk kan verbeteren. De klinische relevantie van de resultaten is echter niet duidelijk en bovendien zijn de resultaten niet extrapoleerbaar naar de Belgische huisartspraktijk. Nederlands onderzoek bij patiënten met medisch onverklaarde klachten kon wel een effect aantonen van cognitieve gedragstherapie door de eigen huisarts.

Cognitieve gedragstherapie bij paniekstoornis: 2 jaar later

Luyten P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 61 - 63


De auteurs van deze studie besluiten dat cognitieve gedragstherapie (CGT) bij paniekstoornissen op lange termijn effectiever is dan een standaardbehandeling. Dit dient echter genuanceerd te worden. Een klinisch significante verandering wordt immers alleen bereikt bij een beperkte groep patiënten en alleen voor de paniekklachten. Door methodologische tekorten en de afwijkende setting zijn de resultaten moeilijk te vertalen naar de klinische praktijk in België.

Cognitieve gedragstherapie bij prikkelbaredarmsyndroom

van der Horst H.E.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 91 - 93


Deze studie in de huisartspraktijk bij patiënten met prikkelbaredarm-syndroom die reeds behandeld worden met mebeverine, toont aan dat cognitieve gedragstherapie door getrainde verpleegkundigen een beperkt en tijdelijk positief effect heeft op de klachten. Na zes maanden hebben beide groepen minder klachten, maar is er geen meerwaarde meer van de cognitieve gedragstherapie. Voordat we een aanbeveling kunnen doen over de plaats van deze aanpak bij patiënten met prikkelbaredarm-syndroom zijn een kosteneffectiviteitsanalyse en gegevens over welke patiënten baat hebben bij een dergelijke aanpak, nodig.

Vestibulaire rehabilitatie bij duizeligheid

De Cort P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 14 - 16


Deze studie toont aan dat patiënten die lijden aan chronische duizeligheid baat kunnen hebben bij een vestibulaire rehabilitatie, die de klassieke vestibulaire rehabilitatieoefeningen combineert met cognitieve gedrags-therapeutische elementen.

Korte of klassieke fysiotherapie bij niet-acute nekpijn?

Vanwelde C.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 129 - 131


Deze studie met een non-inferioriteitsprotocol kon niet aantonen dat bij patiënten met subacute of chronische nekpijn een korte cognitieve gedragstherapeutische interventie van één tot drie sessies minstens even effectief is als een traditionele fysiotherapiebehandeling van vijf sessies. De studie heeft echter onvoldoende power om conclusies te trekken over een verschil in effectiviteit.

Cognitieve gedragstherapie bij slaapstoornissen

Rogiers R.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 262 - 264


Cognitief-gedragstherapeutische strategieën (CGT) waarvan de werkzaamheid voorheen reeds werd bewezen bij primaire insomnia met inslaapstoornissen, lijken eveneens bruikbaar bij doorslaapstoornissen. De resultaten blijven, in tegenstelling tot medicamenteuze behandeling, behouden bij follow-up na zes maanden. CGT is daarom bij doorslaapstoornissen de eerste keuze. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of ook (getrainde) huisartsen dit kunnen realiseren.

Cognitieve gedragstherapie of imipramine bij paniekstoornissen?

De Meyere M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 10 pagina 464 - 467


Deze studie toont aan dat in een gespecialiseerde setting cognitieve gedragstherapie (CGT) evenwaardig is aan imipramine in de behandeling van paniekstoornissen. De combinatie van de twee therapieën geeft weinig meerwaarde. Deze studie zegt niets over de plaats van andere antidepressiva en benzodiazepines bij paniekstoornissen.

Helpt oefentherapie bij subacute lagerugpijn?

Habraken H.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 227 - 230


Er is nog altijd geen bewijs dat oefenprogramma’s voor patiënten met lagerugpijn effectief zijn. Deze studie toont aan dat in de context waarin deze studie is uitgevoerd oefenprogramma’s door het inbouwen van cognitieve gedragstherapie op termijn wel effectief en kosteneffectief zouden kunnen zijn.

Cognitieve gedragstherapie en chronische pijn

Rogiers R.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 235 - 236


De behandeling in deze studie is dermate gespecialiseerd (specialistische setting met getrainde hulpverleners) dat ze niet zonder meer extrapoleerbaar is naar de huisartspraktijk en bijna per definitie thuishoort in daartoe gespecialiseerde settings. In principe zou het tot de ‘goede praktijkvoering’ van elke pijnkliniek moeten behoren om een dergelijk programma onderdeel te maken van het zorgenpakket. Het is echter onbekend in welke mate deze praktijkvoering op dit moment gangbaar is.

De behandeling van slapeloosheid bij ouderen

Declercq T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 70 - 70