Resultaat op trefwoord : 'depressie'


Aantal resultaten : 75 artikel(s) - 34 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


Deze systematische review belicht verschillende belangrijke voorspellers van resultaten van psychologische behandelingen bij oudere personen met veelvoorkomende psychische stoornissen. De ernst van de initiële symptomen, het voltooien van therapeutische opdrachten en de therapeutische relatie bleken consistente voorspellers van positieve resultaten te zijn, terwijl factoren zoals cognitieve functie eerder matige voorspellers waren. Deze bevindingen onderstrepen het belang om, rekening houdend met deze voorspellers, behandelingen af te stemmen op oudere personen, teneinde de kans op succes van de behandeling te vergroten. Deze studie vertoont echter verschillende methodologische tekortkomingen (meerdere vormen van bias) die de robuustheid van de resultaten beperken. Het belang van dit onderwerp rechtvaardigt het opzetten van nieuwe studies om op basis van gestandaardiseerde uitkomstmaten meer betrouwbare en generaliseerbare resultaten te bekomen. Dat zou de synthese van gegevens vereenvoudigen en de betrouwbaarheid van klinische aanbevelingen verbeteren.

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat mindfulness-apps angstsymptomen en depressieve symptomen in beperkte mate reduceren ten opzichte van actieve en passieve controlecondities. De klinische relevantie van dit resultaat kan in vraag gesteld worden. Er werd geen statistisch significant effect gevonden van mindfulness-apps in vergelijking met actieve psychologische interventies, maar mogelijks komt dit door een tekort aan power. Er was veel klinische heterogeniteit op vlak van geïncludeerde populaties, meetinstrumenten, mindfulness-apps en controlegroepen, wat de extrapolatie van de resultaten bemoeilijkt. Het feit dat studies met een vergoeding voor de deelnemers meer effect hadden, kan enerzijds wijzen op sociale wenselijkheidsbias en anderzijds het belang van therapietrouw bij de implementatie van deze apps onderlijnen. Dit vraagt om verder pragmatisch onderzoek.

Psychotherapie voor depressie bij oudere personen in langdurige residentiële zorg

Stas P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 8 pagina 185 - 190


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration met meta-analyse toont aan dat psychotherapie op korte en middellange termijn depressieve symptomen verlaagt bij oudere personen in langdurige residentiële zorg. De studie vertoont echter heel wat tekortkomingen, zoals een belangrijke klinische heterogeniteit in geïncludeerde interventies, controlegroepen en bestudeerde settings. Ook was het bewijs van zeer lage zekerheid. Op basis van de huidige review kunnen we dus niet veel meer besluiten dan dat er nood is aan meer correct uitgevoerde studies, alsook studies die de werkzaamheid van psychotherapie vergelijken met farmacotherapie.

Deze systematische review met meta-analyse van zowel RCT’s als observationele studies suggereert in pre-postvergelijkingen dat een biopsychosociale thuisgebaseerde interventie voor oudere personen, een positieve invloed heeft op uitkomstmaten die verband houden met risico’s in de thuissituatie, dagelijks functioneren, falls efficacy, depressie en levenskwaliteit. In vergelijking met een controlegroep is de effectiviteit echter minder duidelijk en mogelijk niet klinisch relevant. Bovendien moeten we ook wijzen op meerdere methodologische tekortkomingen, zoals een onvolledige beschrijving van de bestudeerde populaties, belangrijke klinische heterogeniteit van de geïncludeerde studies, statistische heterogeniteit in enkele meta-analyses en een niet uitgesloten risico van publicatiebias.

Deze methodologisch correct uitgevoerde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een online groepsbehandeling gebaseerd op mindfulness een nuttige aanvulling kan zijn op een methadonbehandeling bij pijnpatiënten met een stoornis in het gebruik van opioïden. De resultaten tonen een daling op relatief korte termijn (16 weken) in vergelijking met louter methadonbehandeling op vlak van gebruik van opioïden, maar ook gebruik van andere drugs, therapietrouw aan de methadonbehandeling, pijn en depressieve klachten. Meer onderzoek over lange termijn (worden de effecten van de behandeling behouden?), alsook een vergelijking tussen online en live versies van deze behandelingen zijn nodig.

Is cognitieve gedragstherapie met of zonder beweging effectief bij valangst?

Stas P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 4 pagina 68 - 73


Deze methodologisch correct uitgevoerd systematische review met meta-analyse van open-label RCT’s zonder of met onduidelijke blindering van de effectbeoordeling toont aan dat cognitieve gedragstherapie (CGT), al dan niet in combinatie met een bewegingsinterventie, de angst om te vallen in beperkte mate reduceert bij thuiswonende oudere personen. Het effect blijft wel langer dan 6 maanden na de interventie aanhouden. Men zag geen afname noch een toename in het aantal valincidenten/vallers. Deze resultaten ondersteunen het gebruik van CGT binnen een multidisciplinaire aanpak van valpreventie.

Deze enkelblinde RCT toont dat metacognitieve zelfhulptherapie thuis een gunstig effect heeft op de mentale gezondheid van hartrevalidatiepatiënten, vooral bij patiënten met angst- of depressieve symptomen. Aangezien de werkzaamheid van zelfhulp metacognitieve therapie thuis lijkt af te nemen in vergelijking met professioneel begeleide metacognitieve therapie is het belangrijk dat men deze resultaten via een directe vergelijking verder onderzoekt.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat op e-health gebaseerde cognitieve gedragstherapie de ernst van depressieve klachten en angstklachten vermindert bij volwassenen met een diagnose van depressie. Deze resultaten moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden in het licht van enkele belangrijke tekortkomingen zoals een hoog risico van performance en detectiebias van de geïncludeerde studies, alsook een hoge mate van klinische en statistische heterogeniteit. Bovendien is het niet duidelijk in hoeverre de resultaten extrapoleerbaar zijn naar patiënten in de Belgische eerste lijn. Verder gericht onderzoek met resultaten op lange termijn is noodzakelijk.

Kortdurende interpersoonlijke therapie effectief bij prenatale depressie

Stas P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 10 pagina 239 - 242


Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label RCT met geblindeerde effectbeoordelaars toont aan dat kortdurende interpersoonlijke therapie reeds vanaf 6-7 weken effectief is in het behandelen van prenatale depressie. Men zag zowel een daling van depressieve symptomen als van het aantal majeure depressies in vergelijking met een uitgebreide standaardbehandeling. De resultaten van de studie kunnen breed geëxtrapoleerd worden omdat het gaat om een raciaal, etnisch en socio-economisch diverse studiepopulatie en omdat noch het gebruik van antidepressiva tijdens de interventie, noch de zwangerschapsduur, noch de aanwezigheid van depressie bij aanvang van de studie een invloed hadden op de resultaten.

Is cognitieve gedragstherapie werkzamer dan andere behandelingen voor depressie?

Léonard F. , Durieux N. , Léonard B.

Minerva 20 11 2023


Deze systematische review met meta-analyses vertoont een goede methodologische kwaliteit. Er zijn echter ook methodologische beperkingen zoals het onvermogen om de werkzaamheid van psychotherapie precies in te schatten. De review toont echter aan dat cognitieve gedragstherapie (CGT) doeltreffend is voor de behandeling van depressie in een brede context, en op lange termijn zelfs doeltreffender is dan een medicamenteuze behandeling. We onthouden dat de superioriteit van psychotherapie boven geneesmiddelen significant blijft na correctie voor publicatiebias en na inclusie van alleen de betrouwbaarste studies. We onthouden ook dat de verschillen in de resultaten tussen CGT en andere vormen van psychotherapie statistisch niet significant zijn.

Op mindfulness gebaseerde stressreductie als behandeling voor migraine?

Stas P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 8 pagina 188 - 192


Deze methodologisch correct uitgevoerde dubbelblinde RCT met twee studiearmen toont geen effect van op mindfulness gebaseerde stressreductie op het aantal migrainedagen bij volwassenen met migraine, in vergelijking met een controlegroep die hoofdpijneducatie kreeg. Men zag wel een verbetering in secundaire uitkomstmaten zoals invaliditeit, levenskwaliteit, zelfredzaamheid, catastroferen van pijn en depressieve symptomen na 36 weken. Ook werd experimenteel geïnduceerde pijn als minder intens en onaangenaam beoordeeld. Omdat we deze uitkomstmaten als relevanter kunnen beschouwen voor het effect van mindfulness bij migraine, is verder onderzoek met primaire focus op deze uitkomstmaten zeker nuttig.

Deze studie van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op heterogene studies, werpt een licht op de keuze van bruikbare strategieën om de frequentie en/of de kwaliteit van sociale contacten te verbeteren. Een verhoogde toegang tot een sociaal netwerk kan helpen om de frequentie van de contacten te verhogen, terwijl psychologische interventies de kwaliteit ervan kunnen verbeteren.

Deze Chinese open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars toont aan dat een programma van visuele kunstexpressie gecombineerd met verhalen vertellen (storytelling) bij oudere personen met milde cognitieve achteruitgang (MCI) niet leidt tot een verbetering van het globale cognitieve functioneren in vergelijking met puzzelactiviteiten in groep. Er is wel een verbetering ten opzichte van gebruikelijke activiteiten (zonder bijkomende interventie), zowel voor wat betreft algemeen cognitief functioneren, als bepaalde specifieke cognitieve functies (kortetermijngeheugen, aandacht, executieve functies en taal), depressie en angst, zowel op korte als lange termijn (6 maanden na interventie). De klinische relevantie van deze resultaten zijn niet duidelijk. Correct opgezette studies in Westerse populaties die kijken naar een klinisch relevant effect van kunst en storytelling, zowel in combinatie als afzonderlijk, zijn nodig.

Deze systematische review en meta-analyse van degelijke methodologische kwaliteit toont de superieure werkzaamheid van de combinatie van 2 antidepressiva voor de behandeling van majeure depressie bij volwassenen, zowel in geval van een eerstelijns- (of initiële) als een tweedelijns- (als tweede stap bij therapieresistente patiënten) behandeling. Er zijn weinig gegevens over medicatiestop als gevolg van onder andere ongewenste effecten. De specifieke redenen voor medicatiestop zijn niet vermeld. Het is evengoed mogelijk dat de interacties niet hebben geleid tot medicatiestop tijdens het verloop van de studie.

Deze multicenter enkelblinde cluster gerandomiseerde studie met belangrijke methodologische beperkingen toont aan dat ‘mindful eten’ bovenop de standaardbehandeling emotioneel en extern eetgedrag vermindert. De klinische relevantie van het effect is echter onduidelijk omdat de effectgrootte, zowel na de behandeling als na 1 jaar follow-up, klein tot matig was. Er was geen gewichtsverlies maar de studie was niet opgezet om dit aan te tonen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat oefeningen met weerstandsbanden de kwetsbaarheid (na 24 weken) en de depressieve klachten (na 12 en 24 weken) in beperkte mate verminderen bij kwetsbare ouderen. Door het hoge risico voor bias van de geïncludeerde RCT’s als gevolg van het ontbreken van blindering van patiënten en zorgverleners en wegens het mogelijke risico van publicatiebias, is de sterkte van het bewijs laag. Bovendien zijn de studies klinisch sterk heterogeen (verschillen in volume en duur van de weerstandsoefeningen en in de manier waarop de uitkomstmaten gemeten worden) wat een correcte interpretatie van de resultaten bemoeilijkt.

Deze systematische review met directe meta-analyse en netwerk meta-analyse toont aan dat de farmacologische behandeling van een paniekstoornis met SSRI’s gepaard gaat met een hoge mate van remissie en een laag risico van ongewenste effecten in vergelijking met andere psychofarmaca. Van alle SSRI’s zijn sertraline en escitalopram geassocieerd met het beste profiel op vlak van remissie en ongewenste effecten. De systematische review en meta-analyses zijn van goede methodologische kwaliteit, maar de geïncludeerde RCT’s vertonen wel een matig tot hoog risico van bias.

Deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde open-label RCT toont aan dat een mobiele applicatie ter ondersteuning van een zelfmanagement vermindering van FODMAP’s in de voeding in vergelijking met een spasmolyticum de symptomen van prikkelbaredarmsyndroom (PDS) bij volwassenen met PDS op korte termijn doet dalen. Het verschil is echter beperkt en verdwijnt na een langere follow-up. Er kon bovendien geen verschil in levenskwaliteit aangetoond worden. Er bestaat voor deze studie onduidelijkheid over de powerberekening en de analyse van sommige uitkomstmaten, zoals therapietrouw en therapietevredenheid. Ook de primaire uitkomstmaat wordt niet op een transparente manier weergegeven.

Het effect van hypnose en mindfulnessmeditatie op chronische pijn?

Cornelis E.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 257 - 261


Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat zowel hypnose, mindfulnessmeditatie als pijneducatie leiden tot een beperkte afname van pijn bij veteranen met chronische pijn van gemengde origine. Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden tussen de interventies op het einde van de behandeling. Hypnose en mindfulnessmeditatie resulteerden in vergelijking met pijneducatie wel tot een grotere afname van pijn en andere secundaire uitkomstmaten 6 maanden na het stoppen van de behandeling. Verder onderzoek met klinisch relevante primaire uitkomstmaten lijkt dus zeker nuttig.

Dosis-responsrelatie tussen fysieke activiteit en risico van depressie

Kos D.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 242 - 245


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van prospectieve cohortstudies suggereert een statistisch significante afname van depressie en depressieve symptomen met toenemend volume van fysieke activiteit tot het bereiken van het aanbevolen activiteitsniveau van 8,8 mMET-u/wk bereikt is. Deze meta-analyse houdt echter geen rekening met de methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies, geeft geen inzicht in de causaliteit van de relatie tussen fysieke activiteit en depressie, noch in mogelijke confounders zoals sociaal contact en andere contextuele factoren.

Heeft danstherapie een meerwaarde voor ouderen met milde cognitieve achteruitgang?

Spildooren J.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 250 - 252


De auteurs van deze systematische review en meta-analyse komen tot het besluit dat danstherapie een positieve invloed heeft op de globale cognitie bij ouderen met milde cognitieve achteruitgang. Door de belangrijke methodologische beperkingen van de systematische review en het beperkte aantal geïncludeerde studies die bovendien klinisch sterk heterogeen zijn, mogen we dit besluit hoogstens als hypothesevormend beschouwen.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont dat bij patiënten met matige tot ernstige depressie gerekruteerd in een eerstelijnssetting, computergestuurde cognitieve gedragstherapie als aanvulling op de standaardzorg werkzamer is dan standaardzorg alleen, met een globaal bescheiden effect. De methodologie van de studie overtuigt ons echter niet van de klinische meerwaarde van een computergestuurd programma ten opzichte van conventionele CGT.

Deze meta-analyse van gegevens van individuele deelnemers vond geen significant verschil in de tijd tot optreden van een recidief depressie tussen de psychologische interventie tijdens het afbouwen van het antidepressivum en het voortzetten van het antidepressivum alleen. Ondanks de methodologische tekortkomingen ondersteunt deze studie, die overigens strookt met de Belgische richtlijn, het advies dat suggereert dat patiënten de keuze moeten krijgen tussen een langdurige behandeling met een antidepressivum alleen of een dosisverlaging gecombineerd met psychotherapie, type MBCT of PCT.

Antidepressiva verminderen het risico van herval maar succesvol stoppen is wel mogelijk

Van Leeuwen E. , Christiaens T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 132 - 135


Uit deze methodologisch goed uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie bij eerstelijnspatiënten, blijkt dat bij personen met recidiverende depressie 56% binnen het jaar hervalt na het stoppen van hun antidepressivum in vergelijking met een herval van 39% bij patiënten die hun antidepressivum verderzetten (wat neerkomt op een NNH van 6 voor stoppen). De studieresultaten zijn niet volledig extrapoleerbaar naar de huisartspraktijk omdat de meeste langdurige gebruikers van antidepressiva in de eerste lijn slechts één of zelfs geen vroegere depressie doormaakte, in tegenstelling tot de hoge recidiefkans in de studiepopulatie. Over het stoppen van antidepressiva is er nood aan studies bij patiënten met lichtere depressieve beelden, alsook over het effect van tragere afbouwschema’s.

Uit deze systematische review met componentnetwerk-meta-analyse blijkt dat patiënten met een bipolaire stoornis die medicamenteus worden behandeld psychotherapie nuttig is. Die psychotherapie focust op copingstrategieën en de ontwikkeling van copingvaardigheden; het meeste voordeel wordt gehaald uit een therapie in groep of in gezins-/parenverband. Ondanks de goede methodologische kwaliteit van de studie, tellen de oorspronkelijke geïncludeerde studies meestal kleine aantallen, met soms verkennende resultaten (gebrek aan directe vergelijking), hebben ze een zeer variabele follow-upduur en een onbekend of heterogeen profiel van de geïncludeerde patiënten met een bipolaire stoornis. Dat beperkt de overdraagbaarheid van de resultaten naar de dagelijkse praktijk en naar de vraag ‘welke psychotherapie voor welke patiënt’ geschikt is.

Deze cohortstudie toont aan dat patiënten tussen 25 en 64 jaar met een ernstige therapieresistente depressie (na 3 maanden behandeling met een eerste antidepressivum) bij wie een augmentatiestrategie met toevoeging van een antipsychoticum van de tweede generatie werd gestart, een verhoogde mortaliteit vertonen in vergelijking met patiënten die antidepressiva in bitherapie kregen. Selectiebias beperkt de transponeerbaarheid van de resultaten naar de algemene bevolking en noopt tot het repliceren van de resultaten in andere vergelijkende studies. De studie ligt nochtans in lijn met de klinische praktijkrichtlijnen die deze strategie afraden wegens ongunstige risico-batenverhouding. Voor de huisarts kan het falen van een gedurende 3 maanden goed uitgevoerde antidepressieve behandeling leiden tot het doorverwijzen van de patiënt naar een collega-psychiater.

Deze systematische review en meta-analyse van 11 RCT’s van onduidelijke methodologische kwaliteit toont aan dat er bij patiënten met verhoogd hervalrisico van depressie er geen verschil bestaat in het risico van herval wanneer het stoppen of afbouwen van medicatie gecombineerd wordt met verschillende vormen van psychotherapie in vergelijking met het verderzetten van een behandeling met antidepressiva. Wanneer antidepressiva gecombineerd worden met psychotherapie is het risico van herval wel kleiner dan wanneer men zich beperkt tot het voortzetten van antidepressiva.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische Cochrane review en meta-analyse van 17 heterogene studies die vaak een hoog risico van bias vertonen, toont met een hoge graad van evidentie aan dat dialectische gedragstherapie na 12 maanden ten opzichte van (verbeterde) gebruikelijke zorg de kans op herval van zelfbeschadiging reduceert bij kinderen en adolescenten. Voor familietherapie kon men met een matige graad van evidentie geen effect ten opzichte van (verbeterde) gebruikelijke zorg aantonen. Andere specifieke psychologische interventies, waaronder individuele gedragstherapie, waren niet beter dan (verbeterde) gebruikelijke zorg, maar door een tekort aan studies en door het hoge risico van bias in verschillende studies kunnen we hierover niets definitief besluiten.

Zijn antidepressiva zinvol bij patiënten met dementie en depressie?

Catthoor K.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 2 pagina 19 - 23


Op basis van deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van 10 RCT’s met een onduidelijk risico op verschillende vormen van bias, kunnen we besluiten dat het gebruik van antidepressiva in vergelijking met placebo bij patiënten met dementie en depressie op basis van gevalideerde diagnostische criteria, de depressieve symptomen, noch op korte, noch op lange termijn doet afnemen. Door de afwezigheid van duidelijke criteria kunnen we niets besluiten over het effect op respons en remissie. Er is voldoende bewijs dat antidepressiva meer (ernstige) ongewenste effecten kunnen veroorzaken in deze patiëntengroep. Tussen de verschillende antidepressiva onderling waren er geen significante aanwijzingen voor een verschil in werkzaamheid, tolerantie en veiligheid.

Deze studie suggereert dat longrevalidatie een gunstige invloed heeft op symptomen van depressie en in mindere mate van angst. De resultaten laten echter niet toe te besluiten over een duurzaam voordeel en maken het niet mogelijk om verschillende soorten van revalidatie onderling te vergelijken. Deze studie laat ook niet toe te zeggen welke groep patiënten het meeste baat zal hebben bij dit soort interventies. Tot slot werd het effect van de interventie op de levenskwaliteit niet onderzocht.

Ontstekingsremmende middelen tegen depressie

Laekeman G.

Minerva 15 05 2020


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene kleine RCT’s toont aan dat ontstekingsremmende middelen zoals NSAID’s, omega-3-onverzadigde vetzuren, statines en minocycline in vergelijking met placebo depressieve symptomen statistisch significant doen afnemen bij volwassenen met een majeure depressie. Het is nog onduidelijk in hoeverre het resultaat ook klinisch relevant is en op lange termijn zal aanhouden.

Uit deze multicenter-, pragmatische, placebogecontroleerde gerandomiseerde studie kunnen we besluiten dat het toevoegen van mirtazapine aan een reeds bestaande behandeling met een SSRI of een SNRI bij patiënten met een therapieresistente depressie in de huisartspraktijk geen klinische meerwaarde heeft. Veel patiënten stopten bovendien de inname van mirtazapine wegens ongewenste effecten.

Farmacotherapie voor sociale fobie?

Sabbe B. , Verhoeven V.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 8 pagina 89 - 93


Op basis van de resultaten van deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat de klinische meerwaarde van SSRI’s MAOI’s, RIMA’s, benzodiazepines en GABA-analogen voor de behandeling van sociale fobie is aangetoond. Niettegenstaande de meeste studies zijn uitgevoerd met SSRI’s, kent men aan het effect van SSRI’s een zeer lage GRADE toe. Naast aanwijzingen voor publicatiebias en selectiebias is er belangrijke statistische heterogeniteit aangetoond. Deze heterogeniteit reflecteert wellicht zowel reële verschillen in effectiviteit/efficiëntie tussen de verschillende farmaca, als verschillen in studiemethodologie en in klinische kenmerken van patiënten.

Deze studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat de aanpak van chronische pijn door middel van sessies cognitieve gedragstherapie of educatie, uitgevoerd in groep en in vereenvoudigde vorm, aangeboden aan een economisch kwetsbaar publiek, haalbaar is en op zijn minst even effectief is als gebruikelijke zorg.

Uit deze recente RCT kunnen we besluiten dat het vroegtijdig inschakelen van palliatieve zorg onder de vorm van een maandelijkse consultatie met een palliatieve zorg-arts de levenskwaliteit en de stemming na 24 weken verbetert bij nieuw gediagnosticeerde kankerpatiënten. Uit een secundaire analyse lijkt de grootte van het effect af te hangen van het type kanker.

Dit systematisch literatuuroverzicht met meta-analyses is van goede methodologische kwaliteit en toont een goede performantie aan van 2 screeningsinstrumenten voor het opsporen van depressie bij personen met niet-ernstige dementie: de Cornell Scale for Depression in Dementia (CSDD) en de Hamilton Depression Rating Scale (HDRS)

De resultaten van deze observationele studie suggereren dat een belangrijk percentage van mantelzorgers van ontslagen patiënten uit de dienst intensieve zorgen lijdt aan depressieve symptomen. Het persisterende karakter van deze symptomen hangt volgens deze studie meer af van bepaalde kenmerken van de mantelzorger en de zorgcontext dan van patiëntkarakteristieken.

Hoe gaan huisartsen om met arbeidsongeschiktheid bij patiënten met depressieve klachten?

Heyerick M. , Lemiengre M.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 150 - 153


Deze kwalitatieve studie toont aan dat huisartsen op een verschillende manier omgaan met het bepalen en hanteren van zowel arbeidsongeschiktheid als werkhervatting bij patiënten met depressieve klachten.

In deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie bij volwassen patiënten met majeure depressie in de eerste lijn blijkt gedragsactivatie, aangeboden door hulpverleners zonder uitgebreide therapeutische training, even effectief en kosteneffectief te zijn als cognitieve gedragstherapie aangeboden door professionele psychotherapeuten.

Uit deze meta-analyse met individuele patiëntgegevens blijkt dat mindfulness-based cognitieve therapie een waardevolle behandeling is om herval te voorkomen bij mensen die hersteld zijn van een depressie maar een hoog risico hebben om te hervallen.

Deze netwerk meta-analyse bevestigt de vroegere resultaten. De actuele beschikbare literatuur wijst op de geringe onderbouwing van het nut van antidepressiva als behandeling van majeure depressie bij kinderen en adolescenten, alsook op een (zeer) slechte rapportering van het risico van zelfmoord en van zelfmoordgedachten bij de meeste antidepressiva, behalve voor venlafaxine waarbij men een duidelijke toename van het risico zag.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde, dubbelblinde, gerandomiseerde gecontroleerde studie met een groot aantal gemotiveerde rokers blijkt dat het gebruik van varenicline of bupropion niet leidt tot een groter risico van matige tot ernstige neuropsychiatrische symptomen in vergelijking met placebo of een nicotinepleister. Deze studie kon ook aantonen dat dit zowel geldt voor rokers met als voor rokers zonder gestabiliseerde psychiatrische stoornis. In beide groepen bleek bovendien dat de abstinentiegraad hoger was met varenicline dan met bupropion of nicotinepleister.

Fysieke training voor de behandeling van het chronisch vermoeidheidssyndroom?

Feron J-M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 230 - 234


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat bij patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom fysieke training superieur is aan gewone zorg op het vlak van vermoeidheid, functionele capaciteiten en perceptie van de verandering in globale gezondheidstoestand, en hetzelfde effect heeft als cognitieve gedragstherapie. Ernstige ongewenste effecten komen niet frequenter voor dan bij gewone zorg. Deze publicatie is methodologische goed opgezet, maar de methodologische kwaliteit van de meeste geïncludeerde studies is (zeer) gering. Op die manier is het niveau van bewijskracht van de besluiten gering en zouden goed opgezette studies deze besluiten evenzeer op de helling kunnen plaatsen.

Is medicinaal cannabisgebruik een therapeutische optie?

Buret L.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 221 - 224


Deze systematische review met meta-analyse is zeer ruim qua opzet en correct op methodologisch vlak, maar includeert zeer veel studies van geringe tot zeer geringe kwaliteit. Daardoor is het niet mogelijk om de potentiële indicaties van medicinale cannabis of van cannabinoïden bij volwassenen af te bakenen. Er is nood aan studies van goede methodologische kwaliteit voor elke therapeutische indicatie die mogelijk interessant kan zijn voor sommige specialismen en voor de huisarts.

Aripiprazol toevoegen aan therapieresistente majeure depressie bij volwassenen ouder dan 60 jaar?

De Winter F.L. , Van Buggenhout R.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 6 pagina 147 - 150


Deze gerandomiseerde placebogecontroleerde studie bij patiënten ouder dan 60 jaar met therapieresistente matig ernstige majeure depressie na behandeling met een hoge dosis venlafaxine toont aan dat de toevoeging van een lage dosis aripiprazol op korte termijn de kans op remissie vergroot ten koste van een toename aan extrapyramidale ongewenste effecten zoals acathisie en parkinsonisme.

Deze clustergerandomiseerde studie bij patiënten met multimorbiditeit (diabetes en/of coronair lijden) én met symptomen van depressie, toont aan dat multidisciplinaire samenwerking gebaseerd op een korte psychologische interventie en geïntegreerd in de gebruikelijke zorg, de symptomen van depressie kan verminderen en de zelfzorgcapaciteit van patiënten met chronische aandoeningen kan verhogen. De effectgrootte is gering en kleiner dan aanvankelijk voorzien, maar de studie vond plaats bij een (sterk) maatschappelijk achtergestelde populatie. Het effect van deze interventie moet nog onderzocht worden in de Belgische zorgcontext.

SSRI’s werkzaam bij fibromyalgie?

De Cort P.

Minerva 15 03 2016


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration bevestigt dat SSRI’s geen gunstig effect hebben op de sleutelsymptomen van fibromyalgie en enkel overwogen kunnen worden om de depressieve symptomen bij deze patiënten te verlichten.

Deze meta-analyse bevestigt de effectiviteit van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn. Ze voegt er de voorzichtige bedenking aan toe dat de voorkeur van de patiënt mogelijk een rol speelt in de mate van effectiviteit van psychotherapie. Deze hypothese moet nog verder onderzocht worden.

Deze systematische review met meta-analyses van zowel gepubliceerde als niet-gepubliceerde studies toont aan dat bij patiënten met matige tot ernstige majeure depressie agomelatine statistisch significant beter werkt dan placebo. De effectgrootte is echter klein en waarschijnlijk klinisch niet relevant. Bovendien blijkt uit gegevens over farmacovigilantie dat agomelatine gepaard gaat met belangrijke levertoxiciteit. De plaats van agomelatine voor de medicamenteuze behandeling van patiënten met depressie, is dus zeer onzeker.

Deze meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat psychologische behandelingen effectief zijn voor de behandeling van co-morbide depressie bij patiënten met dementie. Omwille van de belangrijke klinische heterogeniteit en omwille van de methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies moeten we deze resultaten evenwel met de nodige omzichtigheid interpreteren.

Acupunctuur en counseling voor de aanpak van depressie in de eerste lijn

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 101 - 102


Voor patiënten met aanhoudende matige tot ernstige depressieve klachten ondanks gebruikelijke zorg (waaronder antidepressiva) kan acupunctuur of counseling op korte termijn een bijkomende verbetering van de depressieve symptomen geven.

Eerstelijnszorgmanagement voor depressie bij ouderen

Foulon V. , Laekeman G. , Liekens S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 67 - 68


Deze studie tracht aan te tonen dat ondersteuning van de huisarts met extra middelen om ouderen met majeure depressie in de huisartspraktijk volgens de richtlijnen op te volgen, de mortaliteit ten opzichte van gebruikelijke zorg verlaagt. Het is niet duidelijk of de steekproefgrootte groot genoeg was om op een correcte manier een verschil in mortaliteit aan te tonen. Het is evenmin duidelijk welk deel van de interventie het meeste impact had op het resultaat.

Deze analyse over de werkzaamheid van de nieuwe antidepressiva (SSRI’s, duloxetine en bupropion) bij 60-plussers toont aan dat deze antidepressiva alleen werkzaam zijn bij patiënten met een depressie sinds meer dan 10 jaar en met een matige tot ernstige vorm van depressie (Hamilton score ≥21). Bij patiënten met depressie zonder deze kenmerken is de werkzaamheid versus placebo niet aangetoond.

Deze meta-analyse brengt niet echt nieuwe elementen aan. Voor de behandeling van depressie bij kinderen en adolescenten is de werkzaamheid van antidepressiva, van psychotherapie of van de associatie van beiden, onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. Bij het gebruik van antidepressiva lijkt het risico van zelfmoordgedachten toe te nemen.

Fysieke training voor ouderen met depressieve symptomen

La rédaction Minerva

Minerva 15 02 2014


Fysieke training (weerstandsvermogen en kracht) over 3 tot 4 maanden kan de ernst in depressie verminderen bij ouderen met symptomen van depressie die al dan niet antidepressiva gebruiken (gering niveau van bewijskracht).

Depressie: duloxetine versus andere antidepressiva

La rédaction Minerva

Minerva 15 09 2013


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit bevestigt dat duloxetine op het vlak van werkzaamheid niet verschilt met de andere antidepressiva (zonder vergelijking met de TCA’s). Het bilan op het vlak van ongewenste effecten is evenwel niet gunstig. Daarom zijn er geen argumenten om duloxetine op te nemen als therapeutische keuze voor de behandeling van depressie.

Net zoals de auteurs van deze meta-analyse kunnen we besluiten dat een langdurige behandeling met antidepressiva geen duidelijk voordeel biedt voor de preventie van recidieven van depressie bij ouderen. Op basis van de huidige literatuur kunnen we geen valide aanbevelingen formuleren.

Depressie resistent aan antidepressiva: cognitieve gedragstherapie toevoegen?

Crismer A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 7 pagina 86 - 87


Ondanks enkele beperkingen, toont deze studie van goede methodologische kwaliteit aan dat er argumenten zijn om cognitieve gedragstherapie (uitgevoerd in kwaliteitsvolle omstandigheden) aan te moedigen bij patiënten met een depressie die resistent is aan antidepressiva.

Dit is een meta-analyse van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op zeer veel kleine studies waarvan de kwaliteit niet goed is omschreven. Ze toont aan dat bij chronische zieke patiënten met lichte tot matige depressieve stoornis fysieke training een geringe verbetering teweegbrengt (waarvan het klinische belang niet is vastgelegd).

Evaluatie van een behandeling en betrouwbaarheid van de meetinstrumenten

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 1 pagina 1 - 1


Deze non-inferioriteitsstudie besluit dat zelfhulp aan de hand van computergestuurde cognitieve gedragstherapie niet minder effectief is dan gebruikelijke zorg voor de behandeling van depressieve symptomen bij hulpzoekende adolescenten. Het klinische effect van deze veelbelovende therapie moet echter verder onderzocht worden in goed opgezette studies met een betrouwbare controlegroep.

Agomelatine...

Habraken H.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 9 pagina 105 - 105

Nieuwe antidepressiva: is er een voorkeur?

Chevalier P.

Minerva 28 06 2012


In tegenstelling tot een vroegere meta-analyse, kan deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit niet aantonen dat het ene tweedegeneratie antidepressivum een meerwaarde heeft ten opzichte van het andere op het vlak van werkzaamheid en veiligheid.

Deze retrospectieve studie toont aan dat het gebruik van SSRI’s of andere (recente) antidepressiva bij ouderen met meer ongewenste effecten geassocieerd zijn in vergelijking met klassieke TCA’s (met uitzondering van meer ongewenste effecten met trazodon).

Bij patiënten met dementie en depressie is er geen bewijs dat een behandeling met antidepressiva effectief is.

Zijn antidepressiva en benzodiazepines effectief voor de behandeling van mineure depressie?

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 84 - 85


Deze studie kan niet aantonen dat er een klinisch relevant voordeel bestaat voor antidepressiva ten opzichte van placebo voor de aanpak van patiënten met een mineure depressie, waarvan de klinische entiteit in deze publicatie slecht gedefinieerd is. Over het gebruik van benzodiazepines bij mineure depressie kunnen we vooralsnog geen uitspraak doen, gezien geen enkel onderzoek beschikbaar is.

Dit grondig literatuuronderzoek bevestigt dat duloxetine geen doorslaggevend nut heeft voor de behandeling van majeure depressie en dat venlafaxine bij sommige patiënten een tweede keuze kan zijn na SSRI’s en TCA. Deze vaststelling bevestigt de huidige aanbevelingen: indien een antidepressivum nodig is, kiezen we tussen een tricyclisch antidepressivum (amitriptyline is het best onderzocht) en een SSRI (sertraline is het meest doelmatige).

Aan antidepressiva een atypisch antipsychoticum toevoegen bij majeure depressie?

Wyckaert S.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 104 - 105


Deze meta-analyse besluit dat het toevoegen van een atypisch antipsychoticum aan een antidepressivum tot significant meer respons en remissie leidt bij patiënten met een therapieresistente majeure depressie. De kwaliteit van de geïncludeerde studies is echter niet gecontroleerd. De talrijke methodologische beperkingen van deze meta-analyse samen met de beperkingen van de geïncludeerde studies en de toename van de ongewenste effecten vragen om verder onderzoek.

Individuele cognitieve gedragstherapie voor ouderen met depressie in de eerste lijn

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 70 - 71


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie bij ouderen met depressie in de eerste lijn effectiever is dan ‘gewoon praten’. Er is echter geen bewijs van een klinisch relevant effect in vergelijking met ‘usual care’. Het effect van cognitieve gedragstherapie op depressie werd bovendien gemeten met een voor ouderen minder geschikte schaal. De plaats van cognitieve gedragstherapie als behandeling van depressie bij ouderen blijft dus ook na deze studie onduidelijk.

Kan mindfulness-based cognitieve therapie herval van depressie voorkomen?

Pieters G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze studie besluit dat MBCT een haalbaar alternatief is voor de voortzetting van de antidepressieve behandeling als preventie van herval bij patiënten met recidiverende depressies. Omdat er behalve voor enkele secundaire uitkomstmaten geen significante verschillen tussen beide behandelingen aangetoond zijn, hangt de keuze van behandeling af van de voorkeur van de patiënt en van het regionale zorgaanbod.

Psychotherapie voor depressie in de eerste lijn?

Pieters G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 138 - 139


Deze meta-analyse toont de beperkte effectiviteit aan van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn, waarbij de patiënt verwezen is door de huisarts en de psychotherapie wordt uitgevoerd door een niet-arts. De effectiviteit van deze vorm van behandeling in functie van de ernst van depressie moet nog verder onderzocht worden.

Nieuwe antidepressiva: een betere keuze?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 128 - 129


Deze netwerk meta-analyse beperkt zich tot een vergelijking van de nieuwe antidepressieve geneesmiddelen als behandeling van majeure depressie bij volwassenen gedurende de eerste acht weken. De auteurs komen tot een selectieve keuze voor sertraline aan de hand van een nauwkeurige statistische methodologie, maar negeren essentiële klinische afwegingen en includeren geen enkele vergelijking met de oudere antidepressiva. Deze publicatie brengt dus geen argumenten aan om de huidige aanbevelingen te wijzigen.

Een stapsgewijs zorgmodel voor preventie van angst en depressie op oudere leeftijd

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 132 - 133


Deze studie besluit dat het aanbieden van een stapsgewijs interventiemodel in de eerste lijn ter preventie van depressie en angststoornissen effectief is bij ouderen met symptomen van angst of depressiviteit nog onder de diagnostische drempel. Ze laat echter niet toe om te beoordelen of bepaalde onderdelen van deze complexe interventie meer effectief zijn, of de effecten op lange termijn standhouden en of de interventie kosteneffectief is.

Sertraline: betere keuze bij majeure depressie?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 130 - 131


Deze meta-analyse besluit dat sertraline waarschijnlijk beter is dan andere antidepressiva op het vlak van werkzaamheid en aanvaardbaarheid voor de behandeling van majeure depressie. Deze tendens volstaat echter niet om de keuzes van de huidige aanbevelingen in vraag te stellen.

Het effect van een slaapinterventie bij baby’s met slaapproblemen

Van Hoecke E.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 68 - 69


Deze studie besluit dat gedragsinterventies voor slaapproblemen bij kinderen van zes maanden efficiënt zijn op korte en op lange termijn, en ook positieve effecten hebben op depressieve gevoelens bij de moeder.

Palliatieve zorg bij het levenseinde: zijn er bewijzen?

Chevalier P. , Sturtewagen J.P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 132 - 135


Deze systematische review toont aan dat er sterk bewijs is voor de effectiviteit van verschillende behandelingen voor kankerpijn, voor de behandeling van dyspnoe in geval van COPD (medicamenteus of door longrevalidatie) en voor psychosociale hulp in geval van depressie door kanker. Voor advance care planning, zorgcontinuïteit en werkbelasting met registratie van de tevredenheid van de zorgverleners, is de effectiviteit van de interventies matig onderbouwd. Zowel voor de artsen, de patiënten als voor de omgeving zou men ook een kleiner niveau van bewijskracht en een kleinere (maar statistisch significante) effectgrootte van sommige behandelingen of interventies in aanmerking moeten nemen, zelfs wanneer er sterker bewijs is voor medicamenteuze behandelingen (dikwijls door het groter aantal - gesponsorde - studies met deze geneesmiddelen). Het ene mag het andere niet uitsluiten.

Verband tussen ernst van depressie en werkzaamheid van nieuwere antidepressiva?

De Meyere M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 118 - 119


Deze goed uitgevoerde meta-analyse met zowel gepubliceerde als niet-gepubliceerde studies toont aan dat bij majeure depressie de drempel voor klinische effectiviteit van antidepressiva versus placebo alleen bereikt wordt voor de ernstige vormen van majeure depressie. De conclusie is afhankelijk van de gekozen drempel voor klinische effectiviteit. Hier is deze bepaald door de aanbeveling uitgewerkt door NICE en in overeenstemming met de Belgische aanbeveling voor goede medische praktijkvoering.

Rimonabant: risico’s bevestigd

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 111 - 111


De effectiviteit van rimonabant voor gewichtsverlies is beperkt en dit literatuuronderzoek bevestigt de vrees over de veiligheid, vooral de neuropsychiatrische veiligheid.

Veroorzaakt cannabisgebruik psychose en depressie?

Avonts D.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 100 - 101


De auteurs van deze meta-analyse besluiten dat het gebruik van cannabis, onafhankelijk van het voorbijgaand intoxicerende effect, het risico van psychotische symptomen in het latere leven verhoogt. Verder observationeel onderzoek is echter nodig om een oorzakelijk verband tussen cannabisgebruik en psychotische stoornissen aan te tonen. De bewering dat cannabis ook latere affectieve stoornissen uitlokt, kan door deze studie niet onderbouwd worden.

Cognitieve gedragstherapie voor medisch onverklaarde klachten?

Van Mechelen W.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 38 - 39


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie de ernst van medisch onverklaarde klachten tijdelijk kan verbeteren. De klinische relevantie van de resultaten is echter niet duidelijk en bovendien zijn de resultaten niet extrapoleerbaar naar de Belgische huisartspraktijk. Nederlands onderzoek bij patiënten met medisch onverklaarde klachten kon wel een effect aantonen van cognitieve gedragstherapie door de eigen huisarts.

Kan ultrakorte screening accuraat depressie ontdekken in de eerste lijn?

De Meyere M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 10 - 11


Deze meta-analyse komt tot het besluit dat het voor screening naar depressie in de eerste lijn niet zinvol is slechts één vraag te stellen. Drie screeningsvragen kunnen acht van de tien patiënten met depressie detecteren. Deze vragen zouden dus een goed screeningsinstrument kunnen vormen voor de huisarts, maar een diagnostische bevestiging door verdere bevraging blijft noodzakelijk. Uit ander onderzoek blijkt dat het gebruik van uitgebreide scorelijsten in de eerste lijn weinig meerwaarde biedt.

Antidepressiva bij kinderen en jongeren

Pieters G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 160 - 161


Deze studie toont aan dat bij kinderen en adolescenten SSRI’s beperkt werkzaam zijn bij majeure depressie en bij obsessief compulsief syndroom. Bij andere angststoornissen is er een zeer goede respons met SSRI’s. Anderzijds bevestigt deze studie dat er in deze doelgroep een verhoogd risico is van suïcidaliteit door SSRI’s bij deze indicaties. Kinder- en adolescentenpsychiaters dienen daarom patiënten en hun ouders hierover goed te informeren, de indicatie scherp te stellen en de patiënten heel nauwkeurig op te volgen.

Multidisciplinaire samenwerking voor depressie

Chevalier P. , Roland M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 70 - 72


Deze meta-analyse toont aan dat multidisciplinaire samenwerking op de eerste lijn nuttig is bij de behandeling van depressie. Een precieze omschrijving van de interventies ontbreekt echter, evenals een duidelijke beschrijving van de behandelingen waarmee vergeleken wordt. Bovendien worden alleen intermediaire uitkomsten gerapporteerd en is het effect op de prognose van de depressie niet bekend. Op basis van deze meta-analyse kunnen daarom geen conclusies voor de praktijk worden geformuleerd.

Editoriaal: Depressief onderzoek

De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 69 - 69

Lithium ter preventie van suïcide bij stemmingsstoornissen

Pieters G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 43 - 45


Uit deze meta-analyse blijkt dat lithium effectief is als preventie van suïcide, vrijwillige zelfbeschadiging en mortaliteit door alle oorzaken bij patiënten met stemmingsstoornissen. Op basis van deze meta-analyse kunnen geen conclusies worden getrokken over de indicatie voor lithium bij stemmingsstoornissen in het algemeen. Bij patiënten die met lithium worden behandeld is een goede opvolging van nier- en schildklierfunctie, alsook van tekenen van toxiciteit aangewezen.

Majeure depressie bij ouderen twee jaar behandelen?

De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 7 - 9


De auteurs van deze studie komen tot de vaststelling dat het zinvol is om bij ouderen met een majeure depressie een behandeling met paroxetine gedurende twee jaar voort te zetten om de kans op herval te reduceren. Er zijn echter fundamentele methodologische tekorten die deze resultaten in vraag stellen. Voor de aanpak bij ouderen met recidiverende majeure depressie bestaat dus onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing. De richtlijnen steunen daarom op consensus van experten. Over de optimale keuze van behandeling verschillen de richtlijnen onderling, maar men is het er wel over eens dat de behandeling gedurende één tot twee jaar dient te worden voortgezet.

De auteurs van beide studies besluiten dat bij citalopram-resistente majeure depressie overschakelen naar bupropion, sertraline of venlafaxine effectief is bij één op vier patiënten en dat toevoegen van bupropion of buspiron ook effect heeft bij één op vier patiënten. Voor de praktijk kunnen we echter geen enkel besluit trekken, onder andere omdat een controlegroep ontbreekt. Voor de aanpak van therapieresistente majeure depressie bestaan er dus alleen aanbevelingen die op consensus berusten: het inschakelen van cognitieve gedragstherapie of het doorverwijzen naar de tweedelijnshulp lijken op dit ogenblik verantwoorde alternatieven.

Editoriaal: Antidepressiva vijf jaar later: nu ook de werkzaamheid in vraag?

De Meyere M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 1 - 1

Sint-janskruid versus paroxetine bij matige tot ernstige majeure depressie

De Meyere M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 5 - 7


Op basis van deze vergelijkende studie bij patiënten met een matige tot ernstige majeure depressie besluiten de auteurs dat sint-janskruid niet minder werkzaam is dan paroxetine, en minder ongewenste effecten vertoont. Deze non-inferioriteitstudie beantwoordt echter niet aan alle methodologische vereisten, zodat we moeten besluiten dat er momenteel geen plaats is voor sint-janskruid bij matige tot ernstige vormen van majeure depressie.

Thuisgebaseerde aanpak van depressie bij bejaarden

Poelman T. , Rogiers R.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 147 - 149


Deze studie toont aan dat een beperkt aantal cognitief gedragstherapeutische interventies door getrainde maatschappelijk werkers bij bejaarde patiënten, depressieve symptomen kunnen reduceren en het globale welbevinden verhogen. Het gaat echter om een geselecteerde oudere populatie in de Verenigde Staten met veel somatische comorbiditeit en beperkte financiële middelen, die moeilijk bereikbaar is en sociaal geïsoleerd leeft. Het is niet duidelijk in hoeverre deze resultaten van toepassing zijn in onze huisartsgeneeskundige zorg.

Ijzersuppletie zinvol bij onverklaarde moeheid?

Poelman T.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 94 - 95


Bij vrouwen tussen 25 en 45 jaar oud met onverklaarde moeheid en een laag ferritinegehalte (<50 µg/l) kan ijzersuppletie worden overwogen.Toch is het nog te vroeg om bepaling van ijzerstatus en eventuele behandeling met ijzersuppletie systematisch aan te bevelen. Grootschaliger en langduriger placebogecontroleerd onderzoek met algemene gezondheidsschalen is nodig om te bepalen welke vrouwen het meeste baat zullen hebben bij ijzersuppletie.

Deprimerend onderzoek?

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 86 - 86

SSRI's versus TCA's in de eerste lijn

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 27 - 29


Deze eerste meta-analyse over de werkzaamheid en veiligheid van antidepressiva in de eerste lijn komt tot het besluit dat er te weinig studies zijn, en dan nog van te lage kwaliteit. TCA’s en SSRI’s zouden even effectief zijn en er zouden duidelijk minder ongewenste effecten zijn dan in de tweede lijn. Daarom pleiten we samen met de auteurs voor meer onderzoek in de eerste lijn, dat ook gericht is op de aanpak bij mineure depressie.

Preventie van herval van een depressie

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 22 - 23


Uit deze systematische review blijkt dat patiënten met een risico van herval voor depressie baat kunnen hebben bij een langere toediening van antidepressiva,eventueel gedurende één jaar. Dit besluit kan echter niet worden geëxtrapoleerd naar de eerste lijn, omdat het in de studie vooral ging om patiënten uit de tweede lijn.

Behandeling van depressie na acuut myocardinfarct

De Meyere M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 98 - 99


Dit is de eerste studie die er op wijst dat sertraline in bepaalde indicaties effectief is in de behandeling van patiënten die na het doormaken van een myocardinfarct of een acuut coronair syndroom een majeure depressie vertonen. Er zijn echter beperkingen: de patiënten moeten vroeger al een majeure depressie hebben doorgemaakt, alle interacties en ongewenste bijwerkingen zijn nog niet bekend en het is niet aangewezen bij patiënten met andere cardiovasculaire risicofactoren. Een extrapolatie naar andere SSRI’s is zeker niet verantwoord.

Zijn tricyclische antidepressiva in lage doseringen effectief?

De Meyere M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 96 - 98


De conclusies van deze meta-analyse sluiten aan bij vorig onderzoek: indien de arts bij een acute majeure depressie een TCA voorschrijft, kan men best de maximale dagdosis van 100 mg niet overschrijden. De effectiviteit is even hoog als bij hoger gedoseerde TCA’s en de kans op ongewenste nevenwerkingen neemt af, hetgeen de compliantie verhoogt. Deze aanbeveling wijkt af van de actuele guidelines, zoals de NHG-Standaard.TCA’s in lage dosis (<100 mg/dag) zijn eerste keuze bij de aanpak van majeure depressie in de eerste lijn, met uitzondering van patiënten met cardiovasculair, anticholinerg of verhoogd suïcidaal risico.

Lezersbrief: Sint-janskruid bij mineure depressies

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 35 - 35

Editoriaal: Evidence-Based Medicine als uitdaging voor artsen en overheid

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 34 - 34

Behandeling van depressie bij bejaarden

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 36 - 37


Deze systematische review besluit dat er onvoldoende goede studies zijn waarop een beleid bij depressieve bejaarden kan steunen. Een Cochrane Review toont aan dat TCA’s en SSRI’s effectief zijn. Er zijn onvoldoende studies om de plaats van psychotherapie te bepalen.We kunnen concluderen dat op basis van de huidige beschikbare wetenschappelijke literatuur er nog geen duidelijke richtlijnen over de aanpak van depressie bij ouderen kunnen worden geformuleerd.

Werkt Sint-janskruid bij majeure depressie

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 35 - 36


Deze studie bevestigt de stelling dat sint-janskruid niet effectief is bij majeure depressie. De plaats bij mineure depressie staat nog niet vast omdat de juiste extractdosis niet bekend is. Er zijn tevens te weinig gegevens beschikbaar over de mogelijke (ernstige) bijwerkingen, interacties en het gebruik bij risicopersonen. Daarom wordt het hoog tijd dat alle vormen van sint-janskruid als geneesmiddel worden geregistreerd en enkel op voorschrift te verkrijgen zijn.

Editoriaal: EBM: bron van spanningen tussen artsen?

Chevalier P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 198 - 200

Zijn antidepressiva schadelijk tijdens de zwangerschap?

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 42 - 43

Onderhoudsbehandeling van depressie bij ouderen

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 153 - 157


Op basis van één placebogecontroleerde studie met sertraline lijkt het aangewezen om de behandeling van patiënten met een chronische depressie anderhalf jaar voort te zetten. Op basis van één placebogecontroleerde studie met interpersoonlijke therapie en nortriptyline blijkt dat bij ouderen met recidiverende depressie een onderhoudsbehandeling tot drie jaar kan worden gegeven. Hierbij is combinatie met psychotherapie aangewezen. Aangezien deze conclusies telkens maar steunen op één studie en aangezien het gaat om een beperkte populatie in een specialistische setting, zijn er onvoldoende argumenten om het beleid van de huisarts bij chronische depressie of bij depressieve ouderen te wijzigen.

Depressie in de eerste lijn: pleidooi voor een eigen aanpak

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 158 - 161

Plots stoppen van fluoxetine

Declercq T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 162 - 163

Editoriaal: Een historische confrontatie

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 144 - 145

Problem solving treatment door de huisarts

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 146 - 148


Bij majeure depressie lijkt problem solving-therapie op basis van twee RCT’s even effectief als antidepressiva. Hiervoor dienen huisartsen echter speciaal te worden opgeleid. Voorlopig start men daarom het best met antidepressiva. Het toevoegen van een vorm van gestructureerde psychotherapie aan medicatie verhoogt de kans op genezing niet.

Sint-Janskruid voor depressie: een veiliger alternatief?

Stuer H.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 149 - 152


Op basis van deze studie en ondersteund door drie meta-analyses 6-8 kunnen we stellen dat hypericum perforatum (sint-janskruid) effectiever is dan placebo bij mineure depressie. De plaats van dit product bij de aanpak van mineure depressie door de huisarts is echter nog onvoldoende duidelijk. Er zijn nog te weinig studies bij representatieve groepen met een standaarddosis en er is nog onvoldoende zicht op de bijwerkingen en de risicogroepen.