Resultaat met woordenlijst ( 21 )


confounder
Een 'confounder' is een factor die gerelateerd is aan de te onderzoeken risicofactor of blootstelling en ook aan de uitkomst. Een 'confounder' kan een verband tussen blootstelling en uitkomst verzwakken of versterken. Door confounding kan een verband dat in werkelijkheid afwezig is, worden gesuggereerd of kan een bestaand verband worden ontkend. Bijvoorbeeld, een geobserveerd verband tussen het drinken van koffie en een verhoogd risico van myocardinfarct kan in werkelijkheid veroorzaakt zijn door de relatie van roken met de blootstelling (koffie drinken) en de uitkomst (myocardinfarct). Rokers drinken wellicht meer koffie dan niet-rokers en rokers hebben meer 'kans' op een myocardinfarct. Er zijn in 'observationeel onderzoek' twee manieren om te corrigeren voor het potentiële effect van confounders. Enerzijds kan men bij aanvang in de opzet van de studie de onderzoekspopulaties matchen. In 'case-control' onderzoek zoekt men bijvoorbeeld ‘controls’ die zo goed mogelijk gelijken op de geïdentificeerde ‘cases’. Anderzijds kan men achteraf bij het analyseren van de gegevens van een uitgevoerde studie stratificeren of statistisch controleren (via multivariate regressieanalyse).
verstorende variabele
Aantal resultaten : 21 artikel(s) - 5 bondige bespreking(en)

Het nut van opiaatagonisten bij opioïdverslaving?

Laekeman G.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 115 - 118


Deze systematische review en meta-analyse van 15 RCT’s en 36 cohortstudies toont aan dat patiënten met een opioïdverslaving een lager risico hebben op globale mortaliteit en mortaliteit door specifieke oorzaken (zoals ongevallen en zelfmoord) wanneer ze in behandeling zijn met buprenorfine of methadon. Meer onderzoek is nodig over de invloed van bepaalde patiëntkarakteristieken (zoals comorbiditeit) en de zorgcontext (zoals een professionele multidisciplinaire aanpak) op deze gunstige resultaten.

Deze retrospectieve observationele studie met onbekende confounders suggereert dat de mortaliteit na een heupfractuur daalt bij het volgen van een orthogeriatrisch zorgprogramma geleid door een verpleegkundige in vergelijking met standaardzorg. Ook heeft het zorgprogramma een positieve invloed op de verblijfsduur en terugkeer naar de thuissituatie. Extrapolatie is niet mogelijk maar de resultaten van deze studie kunnen wel aanzetten tot verder onderzoek.

Deze correct uitgevoerde metaregressieanalyse van individuele patiëntgegevens komende uit arbitrair gekozen RCT’s toont op een indirecte manier aan dat wekelijks subcutaan semaglutide 1 mg in vergelijking met dagelijks oraal empagliflozine 25 mg na 52 weken leidt tot een statistisch significante sterkere daling van HbA1c en lichaamsgewicht bij patiënten met type 2-diabetes mellitus, onvoldoende onder controle met metformine in monotherapie. De verlaging van het HbA1c met 0,6% onder semaglutide in vergelijking met empagliflozin, zou men theoretisch als een klinisch relevant verschil kunnen beschouwen. Dit zou echter wel aangetoond moeten worden in een methodologisch degelijk uitgevoerde studie.

Deze correct uitgevoerde prospectieve cohortstudie die gebruikmaakt van cumulatieve gegevens uit herhaalde vragenlijsten over een periode van 30 jaar, toont aan dat de consumptie van zowel bewerkt als onbewerkt rood vlees gecorreleerd is met een hoger risico van coronaire hartziekte en fatale coronaire hartziekte. De studie suggereert ook dat de vervanging van rood vlees door noten, peulvruchten, soja, een combinatie van plantaardige voedingsbronnen, zuivelproducten en volle granen het risico van coronaire hartziekte kan verkleinen.

Wie komt in aanmerking voor verder diagnostisch onderzoek naar kanker bij onverklaard gewichtsverlies?

van Peer W. , Poelman T.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 6 pagina 69 - 73


Deze methodologisch correct uitgevoerde diagnostische studie toont aan dat onverklaard gewichtsverlies in combinatie met bepaalde anamnestische gegevens, klinische tekens en laboratoriumresultaten die zich manifesteren in een tijdsinterval van drie maanden voor tot één maand na het vaststellen van onverklaard gewichtsverlies voldoende alarmerend is om een diagnostische oppuntstelling naar kanker te rechtvaardigen. Geen enkel anamnestisch gegeven, klinisch teken en laboratoriumresultaat sluit kanker in het kader van onverklaard gewichtsverlies voldoende uit.

Zelfbeschadiging bij jongeren: wat is het nut van familietherapie?

Baetens I. , Poelman T.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 6 pagina 64 - 68


Deze goed opgezette pragmatische RCT kon niet aantonen dat gestandaardiseerde familietherapie effectiever is dan usual care voor de behandeling van jongeren met minstens twee episodes van zelfbeschadiging in een gespecialiseerde zorgstructuur in het Verenigd Koninkrijk.

Deze nested case-control studie toont aan dat bij patiënten met COPD tijdens de eerste 30 dagen na de start van een behandeling met langwerkende bronchodilatoren een statistisch significant verband optreedt met ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen. Dat verband werd niet teruggevonden bij patiënten die deze middelen gedurende een lange tijd gebruikten.

Gespecialiseerde fysiotherapie bij de ziekte van Parkinson

Van Acker G. , Redant C. , Vanden Bossche L.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 10 pagina 124 - 127


Deze observationele retrospectieve studie met een grote niet-geselecteerde groep van patiënten met de ziekte van Parkinson toont aan dat gespecialiseerde fysiotherapie in vergelijking met niet-gespecialiseerde fysiotherapie geassocieerd is met een betere kwaliteit van zorg, lagere kosten en minder complicaties gerelateerd aan de ziekte van Parkinson. Het is op basis van deze studie niet duidelijk of men de resultaten mag extrapoleren naar alle stadia van de ziekte van Parkinson.

Kunstmatige zoetstoffen op lange termijn schadelijk voor hart en metabolisme?

Laekeman G.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 4 pagina 48 - 51


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review van zowel gerandomiseerde gecontroleerde studies als van cohortstudies toont aan dat het dagelijks gebruik van kunstmatige zoetstoffen niet leidt tot gewichtsverlies of het verminderen van de incidentie van metabool syndroom, type 2-diabetes, hypertensie en cardiovasculaire gebeurtenissen. Cohortstudies suggereren zelfs een negatieve invloed op metabole en cardiale effecten. De resultaten moeten echter kritisch geïnterpreteerd worden wegens de grote heterogeniteit in substanties en frequentie van gebruik.

Wat zijn pre-post- (voor-na-) studies?

Michiels B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 261 - 262


Deze systematische review vond twee RCT’s die aantonen dat het meegeven van geschreven informatie aan de ouders van kinderen met een bovenste luchtweginfectie kan bijdragen aan een verminderd voorschrijven van antibiotica.

Deze retrospectieve cohortstudie in een andere zorgcontext dan de Belgische besluit dat het inschakelen van palliatieve thuiszorgequipes het aantal ziekenhuisopnames, spoedopnames en overlijdens in ziekenhuizen doet dalen.

Vitamine B12-deficiëntie door gebruik van protonpompinhibitoren en H2-antihistaminica?

Boussery K. , Mehuys E.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze nested case control studie met mogelijk residuele confounders toont aan dat een associatie tussen het gebruik van H2-antihistaminica en PPI’s enerzijds en het optreden van vitamine B12-tekort anderzijds waarschijnlijk is. We weten echter nog niet wat hiervan de medische consequenties zijn.

Uit dit observationeel onderzoek kunnen we besluiten dat bèta-blokkers geen gunstig effect hebben op de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen, noch bij patiënten met een acuut myocardinfarct in de voorgeschiedenis, noch bij patiënten met coronaire hartziekte zonder myocardinfarct in de voorgeschiedenis, noch bij patiënten met verhoogd risico van coronaire hartziekte. Ook uit gecontroleerd onderzoek is er nog geen bewijs dat bèta-blokkers voor deze indicaties nuttig zijn.

Spinale manipulatie, medicatie of oefeningen thuis voor acute en subacute nekpijn

Parlevliet T.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 10 pagina 127 - 128


Deze methodologisch correct uitgevoerde studie besluit dat bij patiënten met acute en subacute nekpijn als gevolg van verschillende oorzaken, een 12 weken durende behandeling met spinale manipulatie tot betere resultaten leidt dan medicatie, zowel op korte als op lange termijn. Het verschil is waarschijnlijk te klein om het als klinisch relevant te kunnen beschouwen en bovendien hadden patiënten evenveel pijnvermindering met geïnstrueerde thuisoefeningen.

Effect van screeningsmammografie op lange termijn (29 jaar)?

Garmyn B.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 30 - 31


De resultaten van deze RCT tonen aan dat een screeningsmammografie op lange termijn bij vrouwen tussen 40 en 75 jaar leidt tot een daling van de mortaliteit door borstkanker. Het is echter niet mogelijk om op basis van deze resultaten te bepalen welke groep vrouwen het meeste winst zal hebben met screening. Bovendien is de netto-winst van screeningsmammografie moeilijk te achterhalen, omdat ook andere elementen zoals behandeling en nabehandeling een rol spelen in de mortaliteitswinst.

Opvolging van een anticoagulatietherapie

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 34 - 35


Dit systematisch literatuuroverzicht vat op een correcte manier de resultaten samen van reviews en recentere (al of niet gerandomiseerde) studies. Omwille van de tegenstrijdige resultaten, de afwezigheid van informatie over klinische gebeurtenissen en de klinische heterogeniteit tussen de studies, is er geen betrouwbaar besluit mogelijk. Het enige mogelijke besluit is dat de INR-streefwaarden bij volwassenen beter behouden blijven bij opvolging door een gespecialiseerde anticoagulatiedienst dan door de gebruikelijke zorg.

Is drospirenon in een 24 dagen combinatiepil effectiever dan in een 21 dagen pil?

Peremans L.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 108 - 109


Ondanks de positieve interpretatie van de resultaten door de auteurs blijkt uit deze studie dat er onvoldoende evidentie is voor de superioriteit van een combinatiepil met drospirenon/EE-24d vergeleken met progestagenen met een korter halfleven en/of met een 21-dagen regime.

Overgewicht als onafhankelijke risicofactor voor coronair hartlijden

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 66 - 67


Deze meta-analyse van historische cohorten bij een blanke populatie toont aan dat, rekening houdend met leeftijd, geslacht, roken en fysieke activiteit en na correctie voor bloeddruk en cholesterol, overgewicht en obesitas het relatieve risico van coronair hartlijden significant verhogen. De belangrijkste tekortkoming van deze meta-analyse is het niet in rekening brengen van nuchtere glykemiewaarden en dieetfactoren.

Verhoogt orale anticonceptie het risico van premenopauzale borstkanker?

Peremans L.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 142 - 143


Deze meta-analyse van case-control studies en ook een recent case-control onderzoek suggereren dat gebruik van orale contraceptiva, vooral op jonge leeftijd (vóór de eerste zwangerschap), gerelateerd is aan een verhoogd risico van premenopauzale borstkanker. Uitgebreid cohortonderzoek bij jonge pilgebruiksters met registratie van het aantal premenopauzale borstkankers is dringend nodig. Orale anticonceptie blijft een veilige contraceptieve methode, maar voldoende tijd nemen voor een goede counseling en grondig bespreken van de voor- en nadelen van pilgebruik zijn steeds nodig. In de praktijk is een zorgvuldige opvolging van deze jonge vrouwen op gebied van opsporing van borstkanker aangewezen. Over de modaliteiten hiervan is er echter nog geen consensus.

Effect van hervaccinatie tegen influenza bij thuiswonende bejaarden

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 104 - 105


Uit deze studie blijkt dat hervaccinatie tegen influenza bij bejaarden die niet in rusthuizen verblijven, de mortaliteit doet dalen, ongeacht de oorzaak en ongeacht het onderliggende lijden vanaf de leeftijd van 70 jaar. Er zijn echter nog onvoldoende argumenten om de bestaande aanbevelingen aan te passen.

Hoger risico op borstkanker bij pilgebruiksters met borstkanker in de familie?

Peremans L.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 264 - 266


Op basis van deze studie hebben we onvoldoende evidentie om te besluiten dat de laaggedoseerde orale anticonceptiva een absolute contra-indicatie vormen bij vrouwen met een familiale geschiedenis van borstcarcinoom. Het verband tussen hooggedoseerde orale anticonceptiva en borstkanker bij vrouwen met een familiaal voorkomen van borstkanker is daarentegen duidelijk. Nieuw onderzoek zal moeten aantonen of dit verband volledig verdwijnt voor de laaggedoseerde orale anticonceptiva. De arts zal een grondige familiale anamnese voor borstkanker moeten afnemen en in overleg met de vrouw de voor- en nadelen van orale anticonceptie moeten bespreken op basis van de familiale geschiedenis en de voorkeur van de vrouw.

De aanpak van secundaire hypercholesterolemie anno 2002

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 95 - 100

Hormonale substitutie en het risico op ovariumcarcinoom

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 421 - 423


Oestrogenen verhogen het risico op endometriumcarcinoom, borstcarcinoom en trombo-embolieën. Deze studie voegt ovariumcarcinomen toe aan het lijstje. Hoewel het risico op ovariumkanker laag is, mag men het zeker opnemen in de overweging bij het voorschrijven van oestrogenen. Men kan zich terecht de vraag stellen welke plaats er nog is voor hormonale substitutie bij de behandeling van de menopauze. Vermoedelijk enkel nog voor een korte periode om ernstige vasomotorische stoornissen te ondervangen.