Resultaat op trefwoord : 'gastro-oesofageale reflux'


Aantal resultaten : 11 artikel(s) - 3 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)

Is afbouw van chronisch gebruik van protonpompinhibitoren mogelijk?

Sculier J.P.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 5 pagina 65 - 68


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit van de Cochrane Collaboration maar gebaseerd op studies met talrijke methodologische beperkingen, laat niet toe om bij alle patiënten met continue (>28 dagen) PPI-inname voor de behandeling van gastro-oesofageale reflux of dyspepsie, deze medicatie plots te stoppen of ‘on demand’ voor te schrijven. Deze aanpak leidt bij veel patiënten tot een tijdelijke verergering van de gastro-intestinale symptomen (dyspepsie en zure oprispingen bijvoorbeeld) en tot ontevredenheid met de behandeling.

De resultaten van deze dubbelblinde, placebogecontroleerde RCT met Lactobacillus Reuteri suggereren een positief effect op de preventie van functionele gastro-intestinale klachten bij gezonde zuigelingen. Omwille van de methodologische tekortkomingen en de resultaten waarvan de klinische relevantie niet duidelijk is, kan men op basis van deze studie het routinematige gebruik van Lactobacillus Reuteri niet aanbevelen.

Deze studie met gegevens over 5 jaar na de interventie tonen voor de kwaliteit van leven in termen van refluxklachten een statistisch significant verschil en een klinisch beperkte doch waarneembare superioriteit aan van heelkunde versus antirefluxmedicatie. Dat in de 2 chirurgische armen een minderheid van de patiënten nog zuurremmers innam, ondersteunt mede de betere symptoomcontrole van de geopereerde patiënt.

PPI’s zijn niet geïndiceerd als eerstelijnsbehandeling van zuigelingen met regurgiteren of huilen in aansluiting met de maaltijd. Er is onvoldoende evidentie om het symptomatisch gebruik van PPI’s bij kinderen en adolescenten met klachten van GOR te ondersteunen.

Protonpompinhibitoren voor zuigelingen die lastig zijn na de maaltijd?

Van Winckel M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 52 - 53


Uit deze studie blijkt dat de placeborespons bij zuigelingen die lastig zijn tijdens of kort na de maaltijd even groot is als de respons op lansoprazoI. Het gebruik van lansoprazol in deze context kan ernstige ongewenste effecten uitlokken.

Ingedikte voeding voor zuigelingen met gastro-oesofagale reflux?

Van Winckel M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 124 - 125


Deze meta-analyse kan alleen besluiten dat indikken van de voeding resulteert in een beperkte vermindering van het aantal regurgitaties bij zuigelingen met gastro-oesofagale reflux. Het is niet duidelijk hoeveel kinderen in deze studie refluxziekte hadden. Ingedikte voeding had wel geen invloed op andere refluxsymptomen.

Laparoscopische antirefluxchirurgie voor chronische refluxziekte

Van de Casteele M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 102 - 102


Deze klinische studie benadrukt het belang van de wens van patiënten met ernstige refluxklachten om zich te laten opereren. Net zoals in een eerdere Minervabespreking, zien we ook hier dat het succes van laparoscopische antirefluxchirurgie toeneemt met de ernst van de refluxklachten.

Laparoscopische antirefluxchirurgie of esomeprazol voor chronische refluxziekte?

Van de Casteele M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 44 - 45


Deze studie besluit dat laparoscopische antirefluxchirurgie en esomeprazol even goed de symptomen controleren van ongecompliceerde en niet-uitbehandelde chronische gastro-oesofageale reflux. In de praktijk blijft anti-refluxchirurgie een tweedelijnsbehandeling. Individueel moet afgewogen worden of inname van PPI, in geval van problemen, moet verlaten worden voor een anti-refluxoperatie.

Gastro-oesofagale refluxziekte: continue of ‘on demand’ behandeling met PPI’s?

Van de Casteele M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 12 - 13


De methodologische kwaliteit van dit systematische literatuuroverzicht is gering en de heterogeniteit op klinisch vlak is groot (populaties, meetinstrumenten, gebruikte dosis van PPI’s). Het is niet mogelijk om een meta-analyse met pooling van alle gegevens uit te voeren. Ook al zijn sommige studieresultaten statistisch significant, het bewijs ervan kan niet als definitief aanzien worden. We blijven dus, net zoals de consensusvergadering van het RIZIV, op het niveau van expertconsensus: in geval van oesofagitis graad 0, A of B of zonder voorafgaande gastroscopie, kan een behandeling ‘on demand’ verdergezet worden; in geval van oesofagitis graad C – D door GORD, is behandeling ‘on demand’ niet aangewezen.

Antirefluxbehandeling bij chronische hoest

Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 47 - 49


Uit deze systematische review en meta-analyse van kleinschalige, klinisch sterk heterogene, gerandomiseerde studies kan men besluiten dat een antirefluxbehandeling geen significant effect heeft bij volwassenen en kinderen met chronische niet-specifieke hoest en geassocieerde gastro-oesofageale refluxziekte.

Behandeling van H. pylori-negatieve dyspepsie

Numans M.E. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 87 - 89


Deze studie toont aan dat bij patiënten met symptomen van dyspepsie (zonder voorafgaand gastroscopisch onderzoek) en een negatieve H. pylori-test, behandeling met omeprazol 20 mg per dag of ranitidine 150 mg tweemaal daags de symptomen kan verlichten. Na vier weken behandeling is omeprazol superieur aan ranitidine, maar na zes maanden is er geen verschil meer tussen beide behandelingen. Bij ruim de helft van de patiënten zijn na zes maanden de klachten, ondanks behandeling, niet afgenomen. Omeprazol lijkt effectiever te zijn bij patiënten met reflux-achtige klachten. In de praktijk wordt een empirische behandeling met een proton-pompremmer aanbevolen voor patiënten met persisterende refluxachtige dyspeptische klachten, ongeacht hun H. pylori-status. Een H. pylori-test is pas aangewezen als de klachten ondanks behandeling persisteren. Behandeling met omeprazol bij patiënten is in deze studie op langere termijn niet kosteneffectiever dan behandeling met ranitidine. Op basis hiervan kan men na effectieve behandeling met omeprazol weer tijdig ‘terugschakelen’ op ranitidine.

Effect van H. pylori-eradicatie op pyrosis en reflux

Ferrant L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 65 - 67


Deze studie toont aan dat bij een heterogene populatie H. pylori-eradicatie geen invloed heeft op de klachten pyrosis en reflux. Eerdere studies bij patiënten met functionele dyspepsie (zonder ulcus) geven tegenstrijdige resultaten, zodat we moeten besluiten dat er geen onderbouwing is voor eradicatietherapie bij dergelijke patiënten.

Refluxkindjes: heeft casipride zin?

Van Winckel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 414 - 417


Deze studie bevestigt dat cisapride niet effectief is bij de behandeling van ongecompliceerde symptomatische gastro-oesofageale reflux bij kinderen jonger dan 36 maanden. Ook zonder behandeling verdwijnen de refluxklachten meestal spontaan. Geruststellen van de ouders en eventueel indikken van de voeding volstaan. Het gebruik van cisapride is bij ongecompliceerde reflux zelfs tegenaangewezen gezien de potentieel ernstige toxiciteit.

Een intermitterende behandeling voor gastro-oesofageale reflux?

Kroes R.M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 106 - 108


Intermitterende (on demand) onderhoudsbehandeling met omeprazol of ranitidine is effectief bij ongeveer de helft van de patiënten met ongecompliceerde gastro-oesofageale reflux. Met name patiënten die snel reageren op initiële therapie, lijken voor deze intermitterende therapie in aanmerking te komen. Een uitgesproken voorkeur voor een bepaald middel is er op basis van dit onderzoek niet.