Resultaat op trefwoord : 'pneumonie'


Aantal resultaten : 13 artikel(s) - 14 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)


Deze systematische review met meta-analyses, van goede methodologische kwaliteit, toont aan dat een 3-daagse antibioticakuur niet inferieur is aan een 5-daagse antibioticakuur voor de behandeling van community acquired pneumonie bij kinderen tussen 2 maanden en jonger dan 5 jaar op het vlak van genezing en optreden van ongewenste effecten.

Nut van biomarkers bij de diagnostiek van een ambulante pneumonie

Claus B. , Van Braeckel E.

Minerva 15 03 2021


Deze systematische review en meta-analyse van prospectieve cohortstudies van goede tot matige kwaliteit, waarbij de diagnostische waarde van verschillende biomarkers vergeleken wordt met RX- of CT-thorax bij patiënten met symptomen van een acute luchtweginfectie en/of vermoeden van pneumonie, toont aan dat de diagnostische waarde van een CRP <20 mg/l groter lijkt te zijn dan deze van PCT of leukocytose om een pneumonie uit te sluiten. De resultaten van deze systematische review en meta-analyse wijzigen de huidige richtlijnen niet.

Deze methodologisch correct uitgevoerde substudie van de CAPITA-studie toont met voldoende power aan dat het PVC13-vaccin toegediend aan gezonde 65-plussers geen effect heeft tegen pneumonie, lage luchtweginfecties en op antibioticagebruik in de eerste lijn.

Deze systematische review met meta-analyses van goede methodologische kwaliteit maar met beperkingen die gelinkt zijn aan ernstige tekortkomingen van de voorafgaande studies zelf, toont aan dat bij patiënten met COPD het gebruik van de tripletherapie met LABA+LAMA+inhalatiecorticosteroïden resulteert in een daling van het aantal matige tot ernstige exacerbaties versus bitherapie LABA+LAMA of monotherapie LAMA (tiotropium). Wij denken dat supplementaire gegevens, met name beter gedefinieerde populaties vooral inzake de frequentie van exacerbaties, noodzakelijk zijn. Op vlak van secundaire uitkomstmaten wordt er een verbetering in longfunctie (ESW einddiagnose) en een verbetering in levenskwaliteit (SGRQ) vastgesteld zonder dat deze de klinische relevantie bereikt, welke subgroep we ook in beschouwing nemen. Er wordt geen significant verschil gevonden op vlak van mortaliteit. Met inhalatiecorticosteroïden wordt een significante toename van het risico van pneumonie vastgesteld alhoewel de korte duur van de studies belet om het effect op lange termijn te meten alsook het reëele aantal gevallen van pneumonie op jaarbasis.

Deze systematische review met meta-analyses van goede kwaliteit toont aan dat een associatie van twee bronchodilatatoren (LAMA + LABA) zekerder en effectiever is dan een associatie LABA + inhalatiecorticosteroïden in geval van COPD; het bewijs berust echter alleen op de significante resultaten van slechts één van de 11 geïncludeerde studies.

Is een procalcitonine-gestuurd antibioticabeleid veilig?

Verbakel J.Y.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 8 pagina 103 - 106


Deze systematische review en meta-analyse op basis van individuele patiëntengegevens toont weinig overtuigend aan dat een procalcitonine-gestuurd antibioticumbeleid leidt tot een daling van de mortaliteit en een afname van de blootstelling aan antibiotica in verschillende settings en voor verschillende types van infectie. Verder onderzoek naar de klinische relevantie van procalcitonine in de eerste lijn voor de diagnose en het antibioticabeleid bij acute luchtweginfecties is noodzakelijk.

Deze systematische review met meta-analyses van de Cochrane Collaboration toont aan dat het effect van een triple therapie met een langwerkend bèta-2-mimeticum + een inhalatiecorticosteroïd + tiotropium versus alleen tiotropium zich beperkt tot een vermindering van het aantal hospitalisaties. Dat resultaat is echter gebaseerd op slechts 2 studies. Voor exacerbaties volstaan de gegevens niet om besluiten te formuleren. De triple therapie versus alleen tiotropium geeft geen verschil in ongewenste effecten. De duur van de meeste geïncludeerde studies is (zeer) kort. Deze systematische review brengt voor zorgverleners geen nuttige elementen aan bij de keuze tussen de verschillende inhalatiegeneesmiddelen als onderhoudsbehandeling voor patiënten met COPD, omdat andere vergelijkingen ontbreken (dubbele versus enkele bronchodilatatie, triple therapie versus langwerkende bèta-2-mimetica + inhalatiecorticosteroïden, triple therapie versus langwerkende anticholinergica + inhalatiecorticosteroïden). Op basis van deze review weten we ook niet duidelijk bij welke subgroep(en) van patiënten de behandeling effectief zou kunnen zijn.

Deze studie evalueert het effect van een therapeutische step-up die vertrekt van de associatie van een langwerkend bèta-2-mimeticum met een inhalatiecorticosteroïd, wat niet overeenstemt met de richtlijnen van GOLD 2017 die voor de COPD-patiënten in groep D de associatie van een langwerkend bèta-2-mimeticum met een langwerkend anticholinergicum als eerste stap en, bij aanhoudende exacerbaties, de toevoeging van een inhalatiecorticosteroïd aan de associatie aanbeveelt. De studie is volledig uitgevoerd onder de hoede van de producent van de triple therapie. De resultaten zijn ook hier weer uitgedrukt in aantal exacerbaties. Het verschil in aantal patiënten met minstens 1 matige tot ernstige exacerbatie is in de publicatie statistisch niet getoetst. Hiervoor hebben we zelf de berekening gemaakt. De studie maakt ook niet duidelijk voor welke subgroep(en) van patiënten de triple therapie werkzaam zou zijn. De resultaten zouden artsen dus kunnen aanzetten om een triple therapie te starten bij alle COPD-patiënten die overeenkomen met deze studiepopulatie. Bijkomend onderzoek is echter nodig om te bepalen of het nuttig is om bij COPD-patiënten in groep D een inhalatiecorticosteroïd toe te voegen aan de associatie van een langwerkend bèta-2-mimeticum met een langwerkend anticholinergicum.

Deze RCT onder strakke controle van de producent van indacaterol/glycopyrronium heeft een onderzoeksduur van 52 weken en toont aan dat deze associatie klinisch weinig belangrijke voordelen aanbrengt versus salmeterol/fluticason bij patiënten met stabiele COPD (Groep B en D volgens GRADE 2015). Op ernstige exacerbaties en op mortaliteit heeft indacaterol/glycopyrronium geen effect. Op basis van de resultaten van deze RCT moet men minstens 20 patiënten (95% BI van 13 tot 44) gedurende 1 jaar behandelen met een LABA plus een LAMA om 1 exacerbatie (zowel milde, matige als ernstige) te vermijden. Met dezelfde combinatie moet men gedurende 1 jaar 18 patiënten (95% BI van 11,3 tot 47,5) behandelen om bij 1 patiënt de minimale klinisch relevante verbetering van 4 punten te bekomen op de St George`s Respiratory Questionnaire voor COPD.

Verschillende observationele onderzoeken hebben bij COPD-patiënten een verband aangetoond tussen inhalatiecorticosteroïden en een verhoogd relatief risico van pneumonie. De hier besproken observationele studie is methodologisch correct opgezet en de resultaten wijzen op een associatie tussen het stopzetten van inhalatiecorticosteroïden en de vermindering van het relatieve risico van pneumonie. Dit kan clinici aanzetten om meer dan ooit het voorschrijven van deze molecules bij COPD-patiënten te beperken en om te wachten tot er betrouwbaar bewijs beschikbaar komt over een mogelijke gunstige balans tussen de voordelen en de risico’s van inhalatiecorticosteroïden voor bepaalde subgroepen van COPD-patiënten.

Deze zeer grote RCT bij gezonde relatief jonge bejaarden toont een effectiviteit aan van het 13-valent geconjugeerd pneumokokkenvaccin tegen pneumonie veroorzaakt door het vaccintype. Er is echter geen significant effect aangetoond voor alle pneumonieën of voor sterfte ten gevolge van een pneumonie.

Waarde van symptomen en klinische tekens voor de diagnose van pneumonie bij kinderen

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 66 - 67


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat geen enkel klinisch teken of symptoom apart in staat is pneumonie bij kinderen jonger dan 5 jaar aan te tonen of uit te sluiten. Er kan geen uitspraak gedaan worden over de gecombineerde diagnostische waarde van twee of meer klinische kenmerken, noch over de plaats van sneltesten.

Op basis van deze RCT kunnen we besluiten dat er geen significant verschil is in klinische en biochemische uitkomstmaten tussen een ambulante antibioticakuur met amoxicilline van 5 dagen en een kuur van 10 dagen voor kinderen met een bacteriële pneumonie opgelopen buiten het ziekenhuis.

Dit observationeel onderzoek over 3 jaar bevestigt het hoger risico van pneumonie bij de associatie van een inhalatiecorticosteroïd aan een bèta-2-mimeticum voor de behandeling van COPD. Het risico lijkt hoger met fluticason dan met budesonide.

Uit deze epidemiologische retrospectieve studie met ongekende bias is het gunstige effect van het 7-valent geconjugeerd pneumokokkenvaccin op hospitalisatie voor pneumonie in alle leeftijdsgroepen niet eenduidig af te leiden. Het mogelijke gunstige effect van het 13-valent vaccin moet nog worden afgewacht.

De huidige evidentie is van onvoldoende kwaliteit om de doeltreffendheid aan te tonen van griepvaccinatie bij rusthuispersoneel ter preventie van influenza, hospitalisatie of sterfte door pneumonie bij rusthuisbewoners. Het is aangewezen om voldoende aandacht te schenken aan andere preventiemaatregelen.

Deze systematische review van gepubliceerde en niet-gepubliceerde studies geeft aan dat oseltamivir de duur van de griepsymptomen met minder dan 1 dag doet afnemen. In de intention to treat-populatie (met vermoeden van griep) was er geen gunstig effect op het voorkomen van pneumonie en hospitalisaties en evenmin van bronchitis, sinusitis en otitis. Deze studie doet evenmin een uitspraak over het nut van het gebruik van oseltamivir bij risicopopulaties.

Pneumokokkenvaccinatie van rusthuisbewoners

Michiels B.

Minerva 26 10 2010


Deze RCT toont aan dat pneumokokkenvaccinatie van hoogbejaarde rusthuisbewoners (gemiddelde leeftijd 85 jaar) bovenop een jaarlijkse influenzavaccinatie het aantal pneumonieën en de sterfte door pneumokokkenpneumonie doet dalen. Of deze daling ook de levenskwaliteit verhoogt, is echter onduidelijk. Er is geen bewijs van effect bij jongere rusthuisbewoners en bij thuiswonende bejaarden.

De resultaten van dit nieuwe literatuuronderzoek tonen aan dat een tritherapie met langwerkende bèta-2-mimetica, inhalatiecorticosteroïden en tiotropium voor sommige uitkomstmaten effectiever is dan alleen tiotropium. Voor het effect op het aantal exacerbaties in het algemeen volstaan de gegevens niet om besluiten te kunnen formuleren. De keuze in de richtlijnen om matige tot ernstige COPD initieel te behandelen met een monotherapie van inhalatiecorticosteroïden, langwerkende bèta-2-mimetica of van tiotropium wordt dus op basis van deze RCT niet in vraag gesteld.

COPD: inhalatiecorticosteroïden en pneumonie

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 24 - 24


Voor behandeling van COPD verhoogt het chronische gebruik van inhalatiecorticosteroïden hoogst waarschijnlijk het risico van pneumonie. Het staat nog niet vast of budesonide hierop een uitzondering is.

Pneumokokkenvaccinatie bij volwassenen is niet doeltreffend

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 119 - 119


Op basis van deze goed uitgevoerde meta-analyse bestaat er geen evidentie over de doeltreffendheid van pneumokokkenvaccinatie bij volwassenen in het algemeen of bij bepaalde risicogroepen in het bijzonder. Nochtans wordt het pneumokokkenvaccin momenteel aanbevolen voor bepaalde risicogroepen.

Antibiotica tegen atypische kiemen bij pneumonie

Coenen S.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 145 - 147


Deze meta-analyse toont aan dat &#946;-lactamantibiotica, met name amoxicilline, de eerste keuze zijn bij patiënten met niet-ernstige ‘community acquired’ pneumonie. Deze conclusies komen overeen met de Britse en Nederlandstalige richtlijnen voor de behandeling van volwassenen met ‘community acquired’ pneumonie.

Diagnostiek van pneumonie

Coenen S.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 7 - 8


Uit deze studie blijkt dat het mogelijk is een pneumonie uit te sluiten bij patiënten met acute hoest en een laag risico van een (lage) luchtweginfectie (namelijk maximaal één van de drie criteria droge hoest, diarree of rectale temperatuur >=38°C ) en een CRP-waarde <20 mg/l.

Diagnostische waarde van tachypneu voor pneumonie

Art B.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 233 - 234


Samenvattend kunnen we stellen dat de klinische symptomen van een luchtweginfectie bij kinderen (crepitaties, hoest, koorts,…) niet toelaten om de diagnose ‘pneumonie’ te stellen of uit te sluiten. Aanwezigheid van tachypneu is een zwak argument voor de diagnose van pneumonie. Uitgaande van een incidentie van pneumonie bij kinderen van ongeveer 30-50 per 1.000, is de aanwezigheid van tachypneu wel waardevol bij het beslissen of men een thoraxfoto laat nemen. De diagnose (en dus de behandeling) van een pneumonie stelt men niet op basis van de kliniek, maar op basis van een foto.

Pneumokokkenvaccinatie

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 366 - 369


Er zijn aanwijzingen dat vaccinatie het aantal systemische pneumokokkeninfecties en pneumokokkenpneumonieën kan reduceren. Er is echter geen reductie aantoonbaar van de mortaliteit door pneumokokkeninfecties. De aanbeveling om personen boven 65 jaar te vaccineren is onvoldoende onderbouwd door gerandomiseerde studies.

Percussie voor de diagnostiek van pneumonie

De Sutter A.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 447 - 447

Pneumokokkenvaccinatie in de huisartspraktijk

Govaerts F.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 6 pagina 244 - 247