Woordenlijst
Verklarende woordenlijst evidence-based practice. Verzameling van de belangrijkste epidemiologische en statistische termen in evidence-based practice. De woordenlijst wordt door de redactie van Minerva continu geüpdatet. De recentste online versie van dit handige boekje kan u hier als pdf downloaden (door te klikken op de cover).
Laatst gepubliceerd: augustus 2024
Een factorieel protocol wordt opgesteld voor een studie die simultaan twee of meer factoren/interventies/behandelingen evalueert. De factoren/interventies/behandelingen zijn dus geassocieerd of niet verschillend volgens verschillende (sub)groepen van de studie. Het is eveneens mogelijk, in dit soort studie, om de bestudeerde interacties tussen factoren/interventies/behandelingen te analyseren.
Op basis van het antwoord op zes vragen (Hoe snel na het ontwaken rook je de eerste sigaret?; Vind je het moeilijk om niet te roken op plaatsen waar roken verboden is?; Welke sigaret zou je niet kunnen missen? ; Hoeveel sigaretten rook je per dag?; Rook je meer tijdens de eerste uren van de dag dan de rest van de dag?; Rook je wanneer je ziek in bed ligt?) wordt een score van 0 tot 10 voor afhankelijkheid bepaald: een score 0-2 is zeer laag, 3-4 is laag, 5 is matig, 6-7 is hoog en 8-10 is zeer hoog.
Dit instrument meet het zelfvertrouwen bij het uitvoeren van 10 dagelijkse activiteiten zonder te vallen. De score is de som van de items die men beoordeelt als 1 (zeer veel vertrouwen) tot 10 (helemaal geen vertrouwen).
In een fase 1-studie wordt de molecule voor het eerst geïntroduceerd bij mensen nadat deze eerst op dieren is getest. In deze fase onderzoekt men vooral de veiligheid van het nieuwe product, o.a. hoeveel van het middel gegeven kan worden zonder ernstige ongewenste effecten te veroorzaken. Tevens bestudeert men de metabolisatie. Men gebruikt hiervoor vooral gezonde vrijwilligers. In deze fase is het onderzoek meestal niet gerandomiseerd en is er geen controlegroep.
In een fase 2-studie onderzoekt men vooral de werkzaamheid van het nieuwe product bij verschillende doseringen en toedieningsfrequenties. De onderzoeksgroepen bestaan meestal uit een 20-tal personen met een bepaalde aandoening. Ook in deze fase worden de proefpersonen vaak niet aselect verdeeld over een interventie- en een controlegroep.
Een uitgebreide klinische studie vindt plaats in fase 3. Hierbij zijn grotere groepen proefpersonen betrokken en worden de werkzaamheid en veiligheid verder onderzocht. Dit gebeurt meestal in de vorm van een RCT, waarin proefpersonen aselect worden ingedeeld in verschillende onderzoeksgroepen. Men vergelijkt de nieuwe behandeling met een standaardbehandeling of placebo.
Fase IV studies worden pas uitgevoerd als het geneesmiddel officieel geregistreerd en op de markt gebracht is. In deze fase wordt bijvoorbeeld het optreden van ongewenste effecten en het effect van langdurig gebruik opgevolgd. Fase IV studies worden ook wel ‘postmarketing surveillance studies’ genoemd. Dit zijn geen RCT’s.
een schaal voor de beoordeling van vetfobische attitudes, bestaande uit 14 paar kenmerken die tegenpolen vertegenwoordigen van specifieke aspecten van een persoon. De respondent moet ieder paar scoren tussen de 1 en 5, waarbij 1 ‘gunstig’ is en 5 ‘ongunstig’ is. Hoe hoger de score, hoe negatiever de houding tegenover mensen met obesitas.
Schaal die de fysieke en mentale vermoeidheid meet. De patiënt antwoordt zelf op een vragenlijst. Hoe hoger de score, hoe intenser de ervaren vermoeidheid. Er betaan verschillende versies van deze schaal.
De FSS is een instrument dat de subjectieve dimensie van de vermoeidheid meet. Het gaat om een korte vragenlijst met 9 vragen. De patiënt antwoordt op een Likert-schaal van 1 tot 7. Hoe hoger de score, hoe zwaarder de vermoeidheid.
De gemiddelde luchtstroom tussen 25 en 75% van de geforceerde uitademing.
Schaal ontwikkeld om de persoonlijke nood verbonden met de sexualiteit te standaardiseren en kwantificeren. De schaal bevat 13 vragen onder meer over de tevredenheid naar aanleiding van sexuele contacten, de mate van nood, schuldgevoelens, minderwaardigheidsgevoelens veroorzaakt door moeilijkheden bij de contacten, uitgelokte stress en onrust, verlegenheid door gebrek aan lust. Een score van ≥11 bevestigt een dysfunctionele sexualiteit.
Een vragenlijst van 19 items die de vrouw zelf invult. De onderzochte domeinen zijn lust, opwinding, lubrificatie, orgasme, bevrediging, pijn. Een score van ≤26,55 toont een dysfunctionele sexualiteit aan.
Koorts in de afgelopen 24 uur, purulent beslag, aanmelding binnen de 72 u na het begin van de symptomen bij de huisarts, inflammatie van de tonsillen, afwezigheid van hoest/neusloop.
Linkerventrikelejectiefractie, uitgedrukt als een percentage van het bloedvolume dat tijdens elke contractie door de linkerventrikel wordt geëjecteerd.
De FIQ bestaat uit 20 items en 10 subscores en wordt door de patiënt ingevuld. Elf vragen gaan over fysieke functionele capaciteiten. De andere domeinen zijn o.a.: pijn, moeheid, ankylose, vermoeidheid bij het ontwaken, niet in staat zijn om te werken, aantal dagen waarop men zich goed voelt, symptomen van angst en depressie.
Fine-Gray subdistribution hazard model wordt gebruikt om de specifieke kansen in te schatten dat een relevante gebeurtenis zich in de loop van de tijd zal voordoen in de aanwezigheid van concurrerende risico's.
Met een rubberen schijf van 1 cm2 wordt onder een hoek van 90° met toenemende (telkens + 1 kg/s) kracht gedrukt op achttien pijnpunten. De druk waarbij de patiënt pijn vermeldt, wordt genoteerd. De som van de achttien geregistreerde drukken is de totale myalgische score.
De Fisher exact toets wordt toegepast bij studies met kleine aantallen, waarbij de Chi²-toets niet gebruikt mag worden.
Men kan testen op de aanwezigheid van statistische heterogeniteit tussen verschillende studies. Indien er geen statistische heterogeniteit wordt aangetoond kan men bij meta-analyses gebruik maken van het fixed effects model. Dit model is gebaseerd op de veronderstelling dat er slechts één vaste onderliggende waarde voor het effect bestaat. De verschillende effecten die in studies worden gevonden zijn volgens dit model slechts aan het toeval te wijten.
Een 'focusgroep' discussie is een kwalitatieve onderzoeksmethode. Een kleine groep van meestal 8 tot 12 personen, die elkaar al dan niet kennen, wordt uitgenodigd om over één of meerdere door de onderzoekers aangebrachte topics te discussiëren. Naast de inhoud van de discussie zijn ook de interactie en de niet-verbale communicatie binnen de groep van belang.
Agentschap van de federale overheid in de Verenigde Staten belast met de kwaliteit en veiligheid van voedingswaren en medicamenten.
Score 1: uitstekend (geen pijn, volledige beweeglijkheid, alle activiteiten mogelijk); Score 2: goed (occasionele ongemakken, volledige beweeglijkheid, alle activiteiten mogelijk); Score 3: redelijk (wat ongemak na langer durende activiteiten, nood aan verdere behandeling); Score 4: slecht (de pijn beperkt de activiteiten, nood aan verdere behandeling).
Een forest plot is een grafische weergave van de resultaten van verschillende studies die in een meta-analyse zijn geïncludeerd. De puntschattingen en betrouwbaarheidsintervallen van elk van de studies worden onder elkaar gezet met onderaan het diamantvormige resultaat van de pooling, de schatting van het globale effect. Op deze wijze ontstaat een soort boomgrafiek. Het logo van de Cochrane Collaboration is een voorbeeld van een forest plot. Hierin worden studies weergegeven die het effect onderzoeken op neonatale mortaliteit van een behandeling met corticosteroïden bij vrouwen met dreigende vroeggeboorte. Het resultaat van de meta-analyse toont dat het toedienen van corticosteroïden de mortaliteit bij pasgeborenen significant reduceert.
Een fout-negatief resultaat is een negatieve testuitslag bij een zieke persoon (veld c in vierveldentabel).
Een fout-positief resultaat is een positieve testuitslag bij een persoon die de ziekte niet heeft (veld b in de vierveldentabel).
Volgende items worden nagegaan: onbedoeld gewichtsverlies, zwakte, traagheid, lage fysieke activiteit, gevoel van uitputting. Men spreekt van een kwetsbaar fenotype wanneer ≥3 items aanwezig zijn.
vragenlijst bestaande uit 6 items die betrekking hebben op het ‘freezing’-fenomeen, wat gedefinieerd wordt als een plotse en voorbijgaande onmogelijkheid om doelmatige stappen te genereren, optredend bij het starten of tijdens het draaien (gangblokkade). Naast een vragenlijst maakt men ook gebruik van een video om de verschillende items te scoren. Elk item wordt krijgt een score van 0=normaal/geen/nooit tot 4=onmogelijk/altijd/maximale tijd. De maximale score varieert van 0 tot 24. Hoe hoger de score, hoe ernstiger de freezing.
De Friedman-test is een non-parametrische statistische toets ontwikkeld door Milton Friedman. De Friedman-test analyseert of er statistisch significante verschillen bestaan tussen drie of meer afhankelijke steekproeven. Wanneer een bepaalde continue variabele herhaaldelijk (minstens driemaal) gemeten wordt in dezelfde (afhankelijke) steekproef kan men met deze test achterhalen of de waarden van deze continue variabele statistisch significant van elkaar verschillen in de tijd. De Friedman-test wordt gebruikt als non-parametrische tegenhanger van de variantieanalyse (ANOVA) voor herhaalde metingen wanneer de data niet normaal verdeeld zijn.
vragenlijst ontworpen om de functionele, emotionele en sociale impact van lymfoedeem bij volwassen borst-kankerpatiënten te beoordelen. Ze bestaat uit 41 items gewaardeerd op een Likert-schaal van 1 tot 5 en bestrijkt de laatste 7 dagen voor de test.
Patiënten beoordelen op basis van een 5-punten Likert schaal (niet, een klein beetje, iets, nogal wat, zeer veel) het belang van 27 stellingen in verband met zich goed voelen op fysiek, emotioneel, sociaal en functioneel vlak gedurende de laatste zeven dagen. De maximale score bedraagt 100 en hoe hoger de score, hoe beter het algemeen welbevinden.
Met deze schaal kan het stadium van functioneren bepaald en opgevolgd worden. Bijv.: stadium 1: persoon heeft geen subjectieve of objectieve problemen; stadium 4: patiënt kan ingewikkelde opdrachten, zoals winkelen, niet meer uitvoeren; laatste stadium 7f: patiënt kan hoofd niet meer rechthouden.
Deze test evalueert het looppatroon en in balans blijven van personen met een neurologische aandoening of met een verhoogd risico op vallen. Hij bestaat uit 10 verschillende loopbewegingen, zoals lopen en plots draaien, over obstakels lopen) waarbij verschillende aspecten van het looppatroon en de balans betrokken zijn. Deze worden beoordeeld op een schaal van 0 (kan de taak niet voltooien) tot 3 punten (kan de taak zonder problemen voltooien). Een totale score van 0-12 betekent ernstige loopbeperkingen en een hoog risico op vallen; 13-18 matige loopbeperkingen en een verhoogd risico op vallen; 19-21 lichte loopbeperkingen en een matig risico op vallen; 22-30 normaal looppatroon en goed evenwicht.
De FIM bestaat uit 18 items en meet de mate van hulp die nodig is om activiteiten zelfstandig te kunnen uitvoeren. Een score van 1 betekent volledige hulp nodig en een score van 7 betekent volledige onafhankelijkheid.
Een 'funnel plot' is een grafische methode om publicatiebias op te sporen bij het uitvoeren van een meta-analyse. Hiertoe wordt voor elke studie het gevonden effect uitgezet tegen het aantal onderzochte personen (steekproefgrootte). De verdeling van de punten in deze grafiek dient een trechtervorm te vertonen (E: funnel), waarbij de spreiding groter wordt naarmate de steekproefgrootte afneemt. Een asymmetrie in de vorm van de trechter duidt erop dat studies ontbreken (bijvoorbeeld omdat deze niet zijn gepubliceerd of door de zoekstrategie niet zijn opgespoord). In een 'funnel plot' volgens de methode van Begg wordt voor elke studie het gevonden effect uitgezet tegen de standaard fout (standard error) van het gestandaardiseerde gemiddelde verschil.
Een funnel plot is een grafische methode om publicatiebias op te sporen bij het uitvoeren van een meta-analyse. In een funnel plot volgens de methode van Begg wordt voor elke studie het gevonden effect uitgezet tegen de standaard fout (standard error) van het gestandaardiseerde gemiddelde verschil. De verdeling van de punten in deze grafiek dient een trechtervorm te vertonen (Eng: funnel), waarbij de spreiding groter wordt naarmate de steekproefgrootte afneemt. Een asymmetrie in de vorm van de trechter duidt erop dat er studies ontbreken.
Futiliteit verwijst naar het onvermogen van een klinische studie om een bepaalde doelstelling te behalen. Een onafhankelijk comité kan beslissen om een studie vroegtijdig te beëindigen als blijkt dat de kans om de nulhypothese te verwerpen zeer klein is. De stopregels worden vooraf vastgelegd, onder andere het tijdstip van de interimanalyses en het aantal geïncludeerde deelnemers. De stopregels moeten voorkomen dat patiënten verder een geneesmiddel toegediend krijgen dat niet effectief of niet veilig is. Futiliteit kan op verschillende statistische manieren geëvalueerd worden.