Tijdschrift Minerva volume 1 nummer 10 december 2002





Werkt Sint-janskruid bij majeure depressie

Pagina 35 - 36 

De Meyere M.  

Deze studie bevestigt de stelling dat sint-janskruid niet effectief is bij majeure depressie. De plaats bij mineure depressie staat nog niet vast omdat de juiste extractdosis niet bekend is. Er zijn tevens te weinig gegevens beschikbaar over de mogelijke (ernstige) bijwerkingen, interacties en het gebruik bij risicopersonen. Daarom wordt het hoog tijd dat alle vormen van sint-janskruid als geneesmiddel worden geregistreerd en enkel op voorschrift te verkrijgen zijn.


Behandeling van depressie bij bejaarden

Pagina 36 - 37 

De Meyere M.  

Deze systematische review besluit dat er onvoldoende goede studies zijn waarop een beleid bij depressieve bejaarden kan steunen. Een Cochrane Review toont aan dat TCA’s en SSRI’s effectief zijn. Er zijn onvoldoende studies om de plaats van psychotherapie te bepalen.We kunnen concluderen dat op basis van de huidige beschikbare wetenschappelijke literatuur er nog geen duidelijke richtlijnen over de aanpak van depressie bij ouderen kunnen worden geformuleerd.


Atypische antipsychotica bij schizofrenie

Pagina 38 - 39 

De Meyere M.  

Uit deze systematische review blijkt dat de conventionele antipsychotica even effectief zijn als de atypische maar dat ze statistisch significant méér extrapiramidale bijwerkingen hebben. De klinische relevantie van dit statistisch significante verschil is echter niet aangetoond. Atypische antipsychotica hebben dan weer meer en soms ernstige bijwerkingen en zijn veel duurder. Samen met de auteurs pleiten we ervoor om in de regel bij schizofrenie conventionele antipsychotica op te starten, tenzij de patiënt vroeger weinig reageerde op conventionele antipsychotica of onaanvaardbare, extrapiramidale effecten ondervond. In de praktijk zal de behandelende arts de patiënt informatie geven over de voor- en nadelen van de beide groepen antipsychotica en hem betrekken bij de uiteindelijke beslissing.


Kunstmatige reproductie en laag geboortegewicht

Pagina 39 - 40 

Cools F.  

Deze populatiestudie toont aan dat met behulp van een kunstmatige reproductietechniek verwekte eenlingen bijna tweemaal meer risico lopen van een laag geboortegewicht in vergelijking met de totale populatie van eenlingen. Deze studie suggereert tevens dat dit effect rechtstreeks geassocieerd is met de procedure van ART zelf. De risicoverhoging is het meest uitgesproken voor de voldragen pasgeborene. De invloed van infertiliteitsfactoren van de vrouw of de man op de groei van het embryo of de invloed van eigenschappen van het embryo zelf op de groei zullen nog verder moeten worden verduidelijkt.


Kunstmatige reproductie en risico van congenitale afwijkingen

Pagina 41 - 42 

Cools F.  

Deze methodologisch goed opgezette en grote cohortstudie doet in sterke mate vermoeden dat bij zwangerschappen verwekt na ICSI of IVF het risico van majeure aangeboren afwijkingen bij het kind tweemaal hoger ligt dan bij spontaan ontstane zwangerschappen. Gezien het risico van 'surveillance bias' is deze risicoverhoging mogelijk overschat. In welke mate en aan welke factoren dit exact te wijten is, zal in de toekomst moeten worden aangetoond in verdere prospectieve cohortstudies.


Voorkomt parathyroïdhormoon osteoporotische fracturen?

Pagina 42 - 43 

Vermeire E.  

Parathyroïdhormoon heeft een preventief effect op wervelfracturen. De kans op optreden van osteosarcoma is nog onvoldoende opgehelderd bij de mens. Parathyroïdhormoon is op dit ogenblik eerder geschikt voor gespecialiseerde centra.