Resultaat op trefwoord : 'hemorragie'


Aantal resultaten : 36 artikel(s) - 50 bondige bespreking(en) - 1 Synthese(s)


Uit deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie blijkt dat bij een oudere fragiele populatie met voorkamerfibrillatie waarvan de antistollingsbehandeling met vitamine K-antagonisten goed geregeld werd, vitamine K-antagonisten verderzetten veiliger was dan overschakelen naar directe orale anticoagulantia op vlak van een gecombineerd eindpunt van majeure en klinisch relevante niet-majeure bloedingen.

Directe orale anticoagulantia (DOAC’s) voor de behandeling van diepe veneuze trombose

Van Cauwenbergh S.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 6 pagina 118 - 121


Deze update van een Cochrane systematische review van RCT’s, die een beperkt risico van bias hebben, bevestigt dat er voor de langetermijnbehandeling (≥7 maanden) van diepe veneuze trombose geen verschil bestaat tussen DOAC’s en conventionele anticoagulantia in voorkomen van recidief veneuze trombo-embolie, recidief diepe veneuze trombose en longembool. Er zouden wel minder majeure bloedingen voorkomen met trombine-inhibitoren (na 7 maanden) en met factor Xa-inhibitoren (na 3 tot 12 maanden). Voor dit laatste bestaat er echter minder zekerheid na het uitvoeren van een sensitiviteitsanalyse die rekening hield met het risico van bias van de geïncludeerde studies. Er is dus extra onderzoek nodig naar de veiligheid van verschillende DOAC’s onderling, alsook in bepaalde subgroepen. Ook op vlak van levenskwaliteit moet er verder onderzoek gebeuren.

Deze update van een Cochrane systematische review van methodologisch correct uitgevoerde RCT’s bevestigt dat er op basis van het huidige beschikbare bewijs geen verschil in werkzaamheid bestaat tussen DOAC’s en conventionele anticoagulatie voor de langetermijnbehandeling (tot 12 maanden) van longembolie. Ook met betrekking tot majeure bloedingen zag men geen verschil tussen beide behandelopties, maar hiervoor is verder onderzoek in bepaalde subgroepen en met verschillende DOAC’s sterk aanbevolen.

Deze systematische review met meta-analyse van degelijke methodologische kwaliteit toont aan dat de antitrombotische behandeling met acetylsalicylzuur voor primaire preventie geen impact heeft op de mortaliteit maar het risico van majeure bloedingen wel verhoogt bij patiënten met hypertensie. Als secundaire preventie bij patiënten met hypertensie verlaagt een antitrombotische behandeling met acetylsalicylzuur versus clopidogrel waarschijnlijk wel het risico van niet-fatale gebeurtenissen en alle cardiovasculaire gebeurtenissen, maar neemt het risico van majeure bloedingen toe. Er is geen enkel bewijs dat orale anticoagulatie met warfarine voor secundaire preventie de mortaliteit bij patiënten met hypertensie beïnvloedt. Kortom, acetylsalicylzuur heeft geen plaats in primaire preventie bij hypertensieve patiënten. Er is alleen een hoger risico van majeure bloedingen.

Een aspirientje tegen covid?

Laekeman G.

Minerva 21 10 2022


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat aspirine het risico van overlijden vermindert bij patiënten met covid-19, zonder het risico van bloedingen te verhogen. Door het hoge risico van selectiebias en het retrospectieve karakter van de meeste observationele studies, alsook door de hoge statistische heterogeniteit tussen de studies en het mogelijke risico van publicatiebias, is de sterkte van het bewijs respectievelijk laag en zeer laag volgens GRADE. Bovendien zijn de studies ook klinisch sterk heterogeen waardoor de resultaten niet geëxtrapoleerd kunnen worden.

Deze netwerk meta-analyse op basis van individuele patiëntgegevens van vier RCT’s die op klinisch en methodologisch vlak niet helemaal vergelijkbaar zijn, toont aan dat het gebruik van DOAC’s in ‘on-label’ (standaard) dosis geassocieerd is met een lager risico van systemische trombo-embolie ten opzichte van warfarine en dat zonder verschil in majeur bloedingsrisico. Deze gunstige resultaten voor ‘on-label’ gedoseerde DOAC’s versus warfarine zijn consistent bij mannen en vrouwen en zijn ook onafhankelijk van de leeftijd. Daarentegen was het gebruik van DOAC’s in ‘off-label’ (lagere) dosis geassocieerd met meer trombo-embolieën in vergelijking met ‘on-label’ gedoseerde DOAC’s en dat zonder verschil in het risico van majeure bloedingen.

Is systematische screening van voorkamerfibrillatie bij oudere patiënten nuttig?

Poelman T. , Khadir S.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 141 - 144


Deze open-label gerandomiseerde, gecontroleerde studie toont aan dat systematische screening van voorkamerfibrillatie bij ouderen van 75-76 jaar leidt tot een randsignificante daling van een samengestelde uitkomstmaat, bestaande uit ischemisch of hemorragisch CVA, systemische trombo-embolie, bloeding met een ziekenhuisopname (van minstens één overnachting) en globale mortaliteit. Het is moeilijk om de klinische relevantie van dit resultaat correct in te schatten omdat er daarnaast tussen beide groepen geen verschil op vlak van de afzonderlijke uitkomstmaten kon worden vastgesteld. Er zijn geen gegevens bekend over mogelijke ongewenste effecten. Ook de invloed van een healthy user effect moet verder onderzocht worden. Ook is het nog niet duidelijk in hoeverre de mogelijke gezondheidswinst opweegt tegen de economische kost van een uitgebreide systematische screeningstrategie.

Deze verlengde opvolging van de gerandomiseerde RESTART-studie bevestigt de initiële resultaten dat het heropstarten van antiplaatjestherapie buiten de acute fase na het doormaken van een intracerebrale bloeding niet leidt tot een toename van nieuwe symptomatische intracerebrale bloedingen. Door het blijvend tekort aan statistische power is er nood aan grotere gerandomiseerde en gecontroleerde studies om dit te bevestigen.

De resultaten van deze studie leiden tot het besluit dat apixaban voor oudere patiënten met voorkamerfibrillatie geassocieerd is met lagere percentages ongewenste effecten voor alle graden van frailty. Dabigatran en rivaroxaban waren alleen in de non-fraile groep van patiënten geassocieerd met een lager percentage ongewenste effecten. Minerva oordeelt dat deze retrospectieve observationele studie, met talrijke methodologische tekortkomingen, de arts niets concreets bijbrengt om de mate van kwetsbaarheid te beoordelen bij oudere patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie die anticoagulantia moeten krijgen. De huidige aanbevelingen kunnen bijgevolg niet worden bijgesteld. De studie suggereert dat men bij ouderen met voorkamerfibrillatie die antistolling moeten krijgen, waarschijnlijk rekening moet houden met hun eventuele kwetsbaarheid, maar het ontbreekt momenteel aan instrumenten om die kwetsbaarheid te beoordelen.

Deze retrospectieve cohortstudie van goede methodologische kwaliteit, maar met beperkingen die inherent zijn aan dit type studie, toont bij bewoners in woonzorgcentra in de Verenigde Staten aan dat elk van de bestudeerde DOAC’s geassocieerd was met een lagere mortaliteit in vergelijking met warfarine. Het kwam echter vaak voor dat de dosering van het DOAC niet aangepast was aan de klinische toestand van de patiënt. Dat werd in verband gebracht met een hoger risico van ongewenste effecten en mortaliteit.

Deze correct uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde studie bij Japanse ouderen (≥80 jaar) met voorkamerfibrillatie en minsten één extra risicofactor voor majeure bloedingen toont aan dat een lage dosis edoxaban (15 mg/d) superieur was ten opzichte van placebo in de preventie van beroerte en systematische trombo-embolie. Er was bovendien geen verschil in majeure bloedingen.

Herstarten van antiplaatjestherapie na een intracerebrale bloeding?

Scheldeman L. , Demeestere J.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 4 pagina 40 - 44


Deze correct uitgevoerde pragmatische multicenter open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars suggereert dat het herstarten van antiplaatjestherapie bij patiënten die een intracerebrale bloeding doormaakten onder behandeling met antiplaatjestherapie of anticoagulatie veilig kan gebeuren na de acute fase. Wegens het hoge risico van selectiebias en een tekort aan power vragen de resultaten van deze studie om bevestiging in nieuwe RCT’s.

Deze methodologisch goed uitgevoerde systematische review met meta-analyses toont aan dat P2Y12-receptorantagonisten in monotherapie versus aspirine in monotherapie bij patiënten met cerebrovasculair, coronair of perifeer arterieel vaatlijden, geassocieerd zijn met een weliswaar zeer nipte statistisch significante vermindering van het risico van myocardinfarct en een vergelijkbaar risico van CVA in secundaire preventie. De klinische relevantie van het voordeel van P2Y12-receptorantagonisten in monotherapie is onzeker, gezien het grote aantal patiënten dat behandeld moet worden om een myocardinfarct te voorkomen en het gebrek aan effect op globale en vasculaire mortaliteit.

De hier besproken systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit benadrukt het potentiële belang van aspirine voor de postoperatieve tromboprofylaxe na het plaatsen van een totale heup- of knieprothese. De goede tolerantie en de lage kosten maken dat aspirine zeker overwogen moet worden als alternatief voor orale anticoagulantia en waarschijnlijk ook voor heparine met laag moleculair gewicht. Nieuwe studies zijn nodig om dat te bevestigen.

Deze gerandomiseerde, gecontroleerde, dubbelblinde studie vergelijkt enoxaparine met rivaroxaban bij niet-majeure orthopedische ingrepen van een onderste lidmaat bij relatief jonge patiënten. De resultaten tonen een risicoreductie van 75% van ernstige trombo-embolische gebeurtenissen in de groep die met rivaroxaban werd behandeld in vergelijking met de groep die met enoxaparine werd behandeld. De resultaten van deze studie lijken veelbelovend, maar het zeer lage absolute aantal gebeurtenissen en de talrijke methodologische beperkingen manen aan tot voorzichtigheid.

Deze dubbelblinde placebogecontroleerde RCT bij patiënten met verhoogd risico van ischemische gebeurtenissen en majeure bloedingen toont aan dat volgend op 3 maanden duale antiplaatjestherapie met ticagrelor en aspirine na PTCA, een verderzetting van de behandeling met ticagrelor in monotherapie in vergelijking met ticagrelor plus aspirine geassocieerd is met een lagere incidentie van klinisch relevante bloedingen en dit zonder verhoogd risico op een samengestelde uitkomstmaat van globale sterfte, myocardinfarct en CVA. Door een tekort aan power voor deze laatste uitkomstmaat is verder onderzoek echter noodzakelijk.

Deze methodologisch kwaliteitsvolle systematische review en meta-analyse van vooral Oost-Aziatische RCT’s met een hoog risico van bias toont een statistisch significante daling in majeure bloedingen maar tevens een minstens even grote statistisch significante toename in trombo-embolische gebeurtenissen met een lagere versus een standaard INR-streefwaarde. Een INR-bereik tussen 2 en 3 blijft bijgevolg aanbevolen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde cohortstudie, die uiteraard niet de methodologische sterktes van een RCT heeft, toont aan dat het gebruik van heparine met laag moleculair gewicht als transiënte therapie tijdens de start van een antistollingstherapie bij patiënten met een ischemisch CVA en niet-valvulaire voorkamerfibrillatie na 90 dagen statistisch significant gepaard gaat met een verhoogd risico van een samengesteld eindpunt van CVA, TIA, systemische embolie, symptomatische hersenbloeding en majeure extracerebrale bloedingen.

Deze nieuwe RCT toont aan dat bij patiënten die een drug eluting stent kregen, duale antiplaatjestherapie (DAPT) bestaande uit aspirine (80 tot 200 mg/d) in combinatie met een P2Y12-antagonist (clopidogrel of prasugrel) gedurende 1 maand, gevolgd door een antiplaatjestherapie met clopidogrel (75 mg/d), niet inferieur was aan een DAPT (aspirine + clopidogrel) gedurende 12 maanden op vlak van cardiovasculaire gebeurtenissen en bloedingen. Verschillende vormen van methodologische bias maken deze conclusies echter twijfelachtig en laten niet toe om het debat over de optimale duur van DAPT na percutane coronaire revascularisatie met een drug eluting stent kort te sluiten.

Deze meta-analyse toont opnieuw aan dat aspirine niet geassocieerd is met een reductie van de globale mortaliteit in primaire preventie, zelfs niet voor patiënten met diabetes of patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico (>7,5% na 10 jaar). De auteurs vermelden een minimale reductie in het voorkomen van myocardinfarct, maar dat resultaat wordt gekenmerkt door een grote heterogeniteit en neemt af wanneer men zich beperkt tot de meest recente studies die het verband tussen aspirine en een daling van de incidentie van myocardinfarct onderzoeken. Enkele studies vermelden een verband tussen aspirine en de preventie van colorectale kanker, maar dat verband wordt niet bevestigd door de meest recente studies. Dit is coherent met de afwezigheid van een daling in globale mortaliteit in de huidige studie. Deze meta-analyse toont ook aan dat aspirine geassocieerd is met een hoger risico van majeure bloeding en intracraniële bloeding, wat een eventueel beperkt voordeel bij enkele patiënten tenietdoet.

De optimale duur en timing van duale antiplaatjestherapie na een ischemisch CVA of TIA

Scheldeman L. , Michiels L. , Demeestere J.

Minerva 16 12 2019


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene RCT’s toont aan dat een behandeling met duale antiplaatjestherapie tijdens de eerste maand na een ischemisch CVA of TIA het recidiefrisico verlaagt met een NNT van 28 zonder stijging van het risico van majeure bloedingen in vergelijking met aspirine in monotherapie. Ook een behandelingsduur tot 3 maanden ging gepaard met een reductie van het recidiefrisico (NNT 57) maar verhoogde de kans op majeure bloedingen (NNH 143). Een behandelingsduur langer dan 3 maanden leidde niet tot een daling van het recidiefrisico en ging bovendien gepaard met een sterk verhoogd risico van majeure bloeding (NNH 31).

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat deze drie recente studies geen nieuwe argumenten aandragen om het gebruik van aspirine in de primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen te onderbouwen.

De resultaten van de NAVIGATE ESUS-studie zijn in het voordeel van aspirine voor de secundaire preventie van een recent ischemisch CVA van onbepaalde oorsprong. Rivaroxaban, een direct oraal anticoagulans, is in vergelijking met aspirine geassocieerd met een statistisch significante toename van het risico van ernstige bloeding.

Deze RCT met een correcte methodologie stelt geen inferioriteit vast tussen rivaroxaban (10 mg/d) en aspirine (81 mg/d) als vervolgbehandeling (van 9 dagen na een totale knieprothese en van 30 dagen na een totale heupprothese) na een initiële behandeling van 5 (tot 6) dagen met rivaroxaban bij patiënten die een totale heup- of knieprothese ondergingen. Een superioriteit kon evenmin vastgesteld worden.

Niettegenstaande de gunstige resultaten van factor Xa-inhibitoren (apixaban, edoxaban en rivaroxaban) versus warfarine brengt deze systematische review met meta-analyses van goede kwaliteit geen enkel echt nieuw element aan bij de belangrijkste studies over deze geneesmiddelen wanneer de arts moet kiezen voor een DOAC of een vitamine K-antagonist bij een concrete patiënt met voorkamerfibrillatie (waarvoor een anticoagulerende behandeling geïndiceerd is).

Rivaroxaban toevoegen aan aspirine bij zogezegde secundaire cardiovasculaire preventie?

Chevalier P.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 3 pagina 28 - 32


Deze RCT met belangrijke methodologische tekortkomingen lijkt het belang aan te tonen van een combinatie van rivaroxaban aan lage dosis (2x2,5 mg/d) plus aspirine in maagsapresistente vorm van 100 mg/d versus aspirine alleen bij patiënten met coronair vaatlijden of stabiel perifieer vaatlijden, veelal met andere cardiovasculaire risicofactoren en meestal van oudere leeftijd met polyfarmacie. Er was winst in het voorkomen van preventie van een samengestelde uitkomstmaat van cardiovasculair overlijden, CVA of myocardinfarct, maar dit ten koste van een toename van het risico van een majeure bloeding.

Duale antiplaatjestherapie in de acute fase na beperkt ischemisch CVA en TIA?

Scheldeman L. , Michiels L. , Demeestere J.

Minerva 15 03 2019


Uit deze dubbelblinde, gerandomiseerde, gecontroleerde, multicenter, multinationale studie kunnen we besluiten dat bij patiënten met een TIA met hoog recidiefrisico (ABCD2-score ≥4) of een beperkt ischemisch CVA (NIHSS ≤3) vroegtijdige duale antiplaatjestherapie met aspirine en clopidogrel versus aspirine alleen in de acute en subacute fase het risico van recidief-CVA verlaagt maar ook gepaard gaat met een verhoogd risico van majeure bloedingen.

Deze goed opgezette niet-gecontroleerde cohortstudie bevestigt de vroegere vaststellingen dat men na 5 tot 12 maanden orale anticoagulatie voor een idiopathische veneuze trombo-embolie, deze behandeling kan stopzetten bij vrouwen met een lage HERDOO2-score (0 of 1), behalve als er sprake is van specifieke aandoeningen (kanker, trombofilie, enzovoort). Het recidiefrisico wordt bij deze vrouwen met een lage HERDOO2-score volgens de actuele normen beschouwd als aanvaardbaar.

Deze RCT toont aan dat bij volwassenen die al 6 tot 12 maanden behandeld werden met anticoagulantia voor gedocumenteerde symptomatische veneuze trombo-embolie of longembool, de anticoagulatietherapie gedurende 1 jaar kan verdergezet worden. Rivaroxaban 10 mg per dag lijkt werkzamer dan aspirine en doet het bloedingsrisico niet significant toenemen.

Deze systematische review met meta-analyse heeft enkele wezenlijke methodologische beperkingen. Langdurige tromboprofylaxe met enoxaparine, apixaban, rivaroxaban of betrixaban na hospitalisatie voor een acute medische pathologie vermindert statistisch significant het risico van diepe veneuze trombose en veneuze trombo-embolie, maar heeft geen effect op het risico van longembool of op mortaliteit door veneuze trombo-embolie. Het gunstige effect moeten we afwegen tegen het statistisch significant verhoogde risico van majeure bloedingen.

Deze 2 RCT’s hebben een identiek protocol met dezelfde interventie voor 2 verschillende indicaties, namelijk tromboprofylaxe na artroscopie van de knie en tromboprofylaxe na minstens een week gipsimmobilisatie van een onderbeen. Bij deze populaties zonder voorgeschiedenis van veneuze trombo-embolie is er geen klinisch voordeel vastgesteld van heparine met laag moleculair gewicht versus geen anticoagulatie voor de preventie van veneuze trombo-embolie.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat ticagrelor niet superieur is aan clopidogrel voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden.

Deze nieuwe systematische review met meta-analyse bevestigt dat er geen bewijs is om aspirine toe te dienen in primaire cardiovasculaire preventie bij patiënten met type 2-diabetes.

De auteurs van deze post-hoc analyse van de ARISTOTLE-studie over het nut van apixaban versus warfarine als trombofylactische behandeling bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie, proberen ons zonder veel hard bewijs te overtuigen van de voorkeur voor apixaban 5 mg tweemaal per dag versus warfarine (streefwaarde INR van 2,0 tot 3,0) bij patiënten met slechts 1 van de 3 dosisreductiecriteria (≥ 80 jaar, gewicht ≤60 kg of creatininemie ≥1,5 mg/dl), waarvan er minstens 2 dienen aanwezig te zijn om de dosis apixaban te verminderen naar 2,5 mg twee maal per dag.

In dit onderzoek wordt voorgesteld om de predictiescores voor arteriële trombo-embolie (bijvoorbeeld CHADS2 en CHA2DS2-VASc) en voor bloedingen (bijvoorbeeld HAS-BLED) bij patiënten onder anticoagulatietherapie (warfarine en dabigatran) voor voorkamerfibrillatie, aan te vullen met observationele gegevens van patiënten in de dagelijkse praktijk. Hierdoor zou men een beter gevalideerde anticoagulatietherapie kunnen instellen die afgestemd is op de individuele patiënt. Dit onderzoek is beperkt door zijn observationeel karakter, maar bevestigt de beperkte predictieve waarde van de scorelijsten.

Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat de nieuwe orale anticoagulantia (factor Xa-inhibitoren en direct werkende trombine-inhibitoren) bij de langetermijnbehandeling van longembool eenzelfde effect hebben op recidiverend longembool, recidiverende veneuze trombo-embolie, diepe veneuze trombose, globale mortaliteit en majeure bloedingen als de standaard anticoagulatietherapie. De grotere gebruiksvriendelijkheid van de nieuwe orale anticoagulantia (vaste dosis, geen biologische monitoring nodig) is een voordeel, maar het ontbreken van een antidotum en de hogere kostprijs zijn nadelen. Alleen gegevens uit de dagelijkse praktijk kunnen uitmaken of het gebruik van deze geneesmiddelen nuttig is, en dat op voorwaarde dat de kostprijs aanvaardbaar is.

Deze RCT over de onderbreking van een vitamine K-antagonist bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een geplande risicovolle interventie, toont aan dat voor de preventie van arteriële trombo-embolie het niet vervangen van de anticoagulatie door een heparine met laag moleculair gewicht niet inferieur is aan het wel vervangen. Het risico van majeure bloedingen vermindert significant bij het niet vervangen van de anticoagulatie. Patiënten en ingrepen met een hoog risico waren niet opgenomen in deze studie.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een invasieve aanpak samen met een optimale medicamenteuze behandeling gunstiger is dan alleen een optimale medicamenteuze behandeling voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij een zeer geselecteerde populatie van klinisch stabiele 80-plussers met myocardinfarct zonder ST-segmentelevatie (NSTEMI) of met instabiele angor (veel minder frequent in deze studie).

Deze studie heranalyseert post-hoc de gegevens van de APPRAISE-2-studie die het nut onderzocht van apixaban versus placebo na een acuut coronair syndroom. De resultaten bevestigen dat apixaban, zowel in associatie met alleen aspirine als in associatie met aspirine + clopidogrel, niet effectief is voor de preventie van majeure cardiovasculaire gebeurtenissen. Bij combinatie met één of twee antiaggregantia blijken de nieuwe orale anticoagulantia in dezelfde mate het bloedingsrisico te verhogen als de vitamine K-antagonisten.

De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat de associatie van aspirine met een ander antiaggregans (ticagrelor, clopidogrel of prasugrel) in vergelijking met aspirine alleen, nuttig kan zijn als langdurige behandeling na een myocardinfarct en voor deze indicatie in overweging genomen kan worden bij stabiele patiënten zonder verhoogd bloedingsrisico.

Zijn de resultaten van de ROCKET-AF-studie nog betrouwbaar?

Lemiengre M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 4 pagina 84 - 85


Heparines met laag moleculair gewicht blijken niet superieur te zijn aan vitamine K-antagonisten voor de behandeling van veneuze trombo-embolie bij patiënten met kanker, maar verminderen het aantal niet-majeure bloedingen. We kunnen de resultaten van deze studie echter niet extrapoleren naar patiënten met kankerbehandelingen die trombocytopenie veroorzaken, omdat er hiervoor geen specifieke gegevens beschikbaar zijn.

De resultaten van deze RCT tonen aan dat na een initiële anticoagulatiebehandeling van 6 maanden, een verdergezette behandeling van 18 maanden met een vitamine K-antagonist een gunstig effect heeft als secundaire preventie bij patiënten die een eerste episode van een spontaan longembool doormaakten. Het gunstige effect verdwijnt echter bij het stopzetten van de anticoagulatie.

Voorkamerfibrillatie: heeft edoxaban een meerwaarde boven warfarine?

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 1 pagina 4 - 8


Deze RCT bij patiënten met voorkamerfibrillatie zonder hoog bloedingsrisico en met een CHADS2-score van minstens 2 punten toont aan dat edoxaban niet inferieur is aan warfarine op het vlak van werkzaamheid, maar waarschijnlijk wel inferieur bij patiënten met een normale nierfunctie. Edoxaban veroorzaakt minder majeure bloedingen dan warfarine, maar op het vlak van globale mortaliteit is er geen verschil.

Deze RCT toont aan dat edoxaban niet inferieur is aan warfarine na een initiële behandeling met heparine gedurende mediaan 7 dagen, voor de preventie van recidieven bij patiënten met veneuze trombo-embolie (recidief bij 20% van de patiënten).

Deze meta-analyse van 5 RCT’s die apixaban vergelijken met een vitamine K-antagonist bij patiënten met voorkamerfibrillatie, veneuze trombo-embolie of totale knieprothese, toont aan dat het risico van bloedingen en sterfte lager is bij de patiënten die apixaban nemen. De resultaten zijn echter zeer heterogeen en het is mogelijk dat sommige resultaten niet zijn vermeld.

Meer dan één jaar duale plaatjestherapie na drug eluting stents?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 57 - 58


In deze goed opgezette RCT bij een sterk geselecteerde populatie is er een meerwaarde om, na het plaatsen van een coronaire stent, langer dan één jaar een duale plaatjestherapie (thiënopyridine + aspirine) verder te zetten versus alleen aspirine. De incidentie van stenttrombose en van cardio- en cerebrovasculaire gebeurtenissen daalt. Het bloedingsrisico neemt echter significant toe en er is geen effect vastgesteld op globale mortaliteit.

Behandeling van diepe veneuze trombose: dabigatran of warfarine?

Duyver C. , Verstraete B.

Minerva 15 04 2015


Deze RCT waarvan de resultaten gepoold werden met deze van een voorgaande studie, vergelijkt dabigatran met warfarine na een initiële anticoagulatie met heparine en warfarine. Het risico van recidiverende veneuze trombo-embolie is even groot in beide groepen en in de gepoolde analyse is er geen statistisch significant verschil voor het aantal majeure bloedingen. Head tot head vergelijkingen van de nieuwe orale anticoagulantia ontbreken tot op heden.

Uit deze studie blijkt dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een stabiele INR onder antistolling met acenocoumarol in de afgelopen 6 maanden, HAS-BLED performanter is dan CHADS2- en CHA2DS2-VASc om het risico van majeure bloedingen te voorspellen, maar dat de predictieve waarde bescheiden blijft.

Deze bundeling van de resultaten van 6 systematische reviews bevestigt de conclusies die we eerder formuleerden in Minerva: voor de preventie van veneuze trombo-embolie na majeure orthopedische chirurgie (totale heup- of knieprothese) hebben de nieuwe orale anticoagulantia slechts een marginaal klinisch voordeel ten opzichte van LMWH, terwijl het bloedingsrisico wel toeneemt.

Deze retrospectieve cohortstudie bij 60-plussers uit de V.S. bevestigt dat de associatie van antitrombotica het risico van bovenste en lage gastro-intestinale bloedingen en van transfusies en hospitalisaties als gevolg van de bloedingen, doet toenemen. Het risico van transfusie is vooral hoger bij de associatie van aspirine en een anticoagulans en bij behandeling met 3 antitrombotica.

Aspirine plus clopidogrel in de acute fase van een TIA of een beperkt CVA?

Demeestere J. , Thijs V.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 49 - 50


Deze methodologisch correcte studie toont aan dat een gecombineerd gebruik van clopidogrel en aspirine gedurende 21 dagen, gevolgd door dagelijks clopidogrel 75 mg, opgestart binnen de 24 u na de aanvang van een TIA of een beperkt CVA, het risico van recidief CVA significant verlaagt in vergelijking met aspirine alleen, zonder het bloedingsrisico te verhogen. De resultaten kunnen omwille van verschillende redenen niet geëxtrapoleerd worden naar een Westerse populatie in een Westers gezondheidszorgsysteem.

De resultaten van deze subgroepanalyse van de RE-LY-studie die dabigatran vergelijkt met warfarine bij voorkamerfibrillatie, toont aan dat de associatie met aspirine en/of clopidogrel het risico van bloedingen verhoogt zowel in de dabigatrangroep als in de warfarinegroep. In absolute cijfers neemt het risico toe naarmate de dosis van dabigatran verhoogt. Deze toename van het bloedingsrisico is een element om in overweging te nemen bij de start van een anticoagulerende behandeling.

De frequentie van bloedingen bij een anticoagulatietherapie ligt hoger in de praktijk dan in studies, en zeker bij 75-plussers. Vanaf de leeftijd van 51 jaar zou een startdosis in functie van de leeftijd kunnen leiden tot minder hoge INR-waarden.

Apixaban voor de behandeling van veneuze trombo-embolie

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 114 - 115


Uit deze RCT met belangrijke methodologische beperkingen en een sterke inmenging van de financierende farmaceutische firma, blijkt dat apixaban niet inferieur is aan LMGH gevolgd door warfarine voor de behandeling van veneuze trombo-embolie (proximale diepe veneuze trombose en/of longembool) en voor de preventie van een recidief binnen de behandelingsperiode van 6 maanden.

Is aspirine nuttig voor de secundaire preventie van veneuze trombo-embolie?

Larock A-S. , Spinewine A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 54 - 55


De resultaten van de ASPIRE-studie tonen aan dat aspirine, na de initiële anticoagulatiebehandeling van 6 weken tot 24 maanden, niet effectief is voor de preventie van niet-uitgelokte veneuze trombo-embolie. Een pooling van de ASPIRE-studie met de WARFASA-studie leidt wel tot gunstige resultaten, maar beide studies zijn strikt genomen niet homogeen op het vlak van de onderzoekspopulaties, de studieduur en de studie-uitval.

Deze studie toont aan dat een behandeling van 10 dagen met rivaroxaban bij 40-plussers die geïmmobiliseerd zijn omwille van een medische pathologie, niet inferieur is aan enoxaparine, maar gepaard gaat met een hoger risico van majeure of klinisch relevante bloedingen. De supplementaire behandeling van 25 dagen met rivaroxaban is vergeleken met placebo, waardoor we voor deze periode geen praktische conclusies kunnen formuleren.

Deze RCT toont aan dat apixaban (2 x 2,5 mg of 2 x 5 mg per dag) na de conventionele anticoagulatieperiode van 6 tot 12 maanden voor een trombo-embolische gebeurtenis, gepaard gaat met minder recidieven van trombo-embolie dan placebo. Eén vijfde van de onderzochte populatie waren patiënten met een verhoogd risico van recidief. Het bloedingsrisico bij deze langetermijnbehandeling is nog niet geëvalueerd in de dagelijkse praktijk en is nog niet vergeleken met het risico van de vitamine K-antagonisten.

Deze update van een vroegere meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit en toont geen verschil aan op het vlak van werkzaamheid (de preventie van recidiverende veneuze trombo-embolie) of van veiligheid tussen 3 maanden (in zeldzame gevallen 6) behandeling met LMWH en vitamine K-antagonisten bij patiënten die eerder een veneuze trombo-embolie doormaakten. Vitamine K-antagonisten zijn goedkoper en blijven de eerstekeuzebehandeling voor deze indicatie.

Het verderzetten van dabigatran voor de preventie van recidiverende trombo-embolie na een initiële anticoagulatiebehandeling heeft een gunstiger effect dan placebo, evenwel ten koste van meer bloedingen. De non-inferioriteit op het vlak van werkzaamheid ten opzichte van warfarine moet nog bevestigd worden.

Anticoagulatie: is het bloedingsrisico voorspelbaar?

La rédaction Minerva

Minerva 28 05 2013


Iedere orale anticoagulatiebehandeling (vitamine K-antagonist, factor Xa-inhibitor, trombine-inhibitor) houdt een bloedingsrisico in. Dat risico lijkt het hoogst tijdens de eerste 30 dagen van de behandeling. De huidige predictiescores om het bloedingsrisico in te schatten bij een anticoagulatiebehandeling, zijn weinig performant. Een groter risico van CVA of systemische embolie verhoogt bovendien het bloedingsrisico.

Deze systematische review toont aan dat de nieuwe orale anticoagulantia superieur zijn aan warfarine voor het eindpunt globale mortaliteit bij voorkamerfibrillatie, maar niet bij veneuze trombo-embolie. Bij de evaluatie van beide indicaties samen veroorzaken de nieuwe orale anticoagulantia minder fatale bloedingen (zijn ook opgenomen bij globale mortaliteit!). Voor majeure en gastro-intestinale bloedingen is er geen verschil tussen de nieuwe orale anticoagulantia en warfarine (de resultaten lopen wel sterk uiteen). Stopzetting van de behandeling omwille van ongewenste effecten komt meer voor met de nieuwe orale anticoagulantia dan met warfarine.

Rivaroxaban voor de behandeling van symptomatisch longembool?

La rédaction Minerva

Minerva 28 01 2013


In deze studie is rivaroxaban (eerst 2 x 15 mg per dag gedurende drie weken en nadien 1 x 20 mg per dag gedurende drie, zes of twaalf maanden) op het vlak van werkzaamheid en veiligheid niet inferieur aan enoxaparine gevolgd door een vitamine K-antagonist bij patiënten met een acuut symptomatisch longembool. Alle patiënten waren jonger dan 65 jaar en de meesten waren gehospitaliseerd.

Deze meta-analyse bevestigt dat voor de preventie van trombo-embolische gebeurtenissen bij majeure orthopedische ingrepen (heup- of knieprothese), rivaroxaban en apixaban geen duidelijke klinische meerwaarde hebben ten opzichte van LMWH. De meta-analyse stelt verder vast dat het risico van bloedingen toeneemt bij hogere doses van beide factor Xa-inhibitoren.

Deze meta-analyse van drie RCT’s over elk een nieuw oraal anticoagulans voor de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie en verhoogd trombo-embolisch risico, kan niet om de methodologische beperkingen van de originele studies heen. De non-inferioriteit van de nieuwe orale anticoagulantia ten opzichte van warfarine is aangetoond. De superioriteit versus een goed geregelde behandeling met warfarine staat nog niet duidelijk vast en de vragen over de veiligheid van deze behandelingen blijven bestaan.

Deze publicatie toont aan dat het voordeel van apixaban versus aspirine voor de preventie van CVA of systemische embolie hetzelfde is bij patiënten met voorkamerfibrillatie en verhoogd risico, onafgezien of ze al dan niet een CVA of TIA doormaakten. In de AVERROES-studie is apixaban niet vergeleken met een vitamine K-antagonist die zeer dikwijls aangewezen was, maar niet toegepast werd bij de patiënten van deze studie.

Deze studies wijzen niet op een duidelijk klinisch voordeel van de nieuwe behandelingen na een acuut coronair syndroom. Ze vestigen de aandacht op het verhoogde risico van majeure bloedingen bij associatie van een nieuw oraal anticoagulans met aspirine, al of niet gecombineerd met een thiënopyridine (vaak clopidogrel).

Heparines met laag moleculair gewicht bij patiënten met acute interne pathologie

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 45 - 46


Deze RCT toont aan dat enoxaparine toevoegen aan het dragen van elastische kousen met graduele compressie niet doeltreffender is dan alleen elastische kousen dragen om de globale mortaliteit te verminderen bij patiënten gehospitaliseerd voor een acute interne pathologie en met risico van DVT.

Bij een behandeling met warfarine voor de preventie van complicaties van VKF hebben scorelijsten voor de evaluatie van het bloedingsrisico een indicatieve waarde, maar ze moeten nog beter gevalideerd worden. De eerste stap blijft het bepalen van de CHADS2-score (of CHA2DS2VASc). Verder kan een score van het bloedingsrisico beter aangeven hoe strikt de monitoring van een anticoagulerende behandeling dient te gebeuren en of er een contra-indicatie is voor anticoagulatie, en dit in overleg met de patiënt.

Nieuwe orale anticoagulantia bij VKF: het nut van rivaroxaban

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 106 - 107


In de ROCKET AF-studie is rivaroxaban bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie en een verhoogd risico van CVA (CHADS2 minstens = 2) niet inferieur aan warfarine voor de preventie van CVA en systemische embolie. Het risico van bloedingen was niet verschillend tussen beide behandelingen.

Deze ARISTOTLE-studie toont op het vlak van werkzaamheid en veiligheid een voordeel aan van apixaban in vergelijking met warfarine bij patiënten met voorkamerfibrillatie maar met minder risico van CVA dan in de ROCKET-AF-studie (rivaroxaban). De vragen over de veiligheid in de dagelijkse praktijk, het voordeel in functie van de CHADS2- en de HAS-BLED-scores en de kosten/batenverhouding versus warfarine van de nieuwe orale anticoagulantia blijven bestaan.

Snelle aanpak van CVA

Chevalier P.

Minerva 28 06 2011


De resultaten van deze studie bevestigen het nut van trombolyse met alteplase binnen de 3 tot 4,5 uur na het optreden van een ischemisch CVA; het voordeel is groter indien het tijdsinterval minder dan 3 uur bedraagt.

Voorkamerfibrillatie: apixaban versus aspirine voor de preventie van trombo-embolieën

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 54 - 55


De resultaten van deze RCT met talrijke methodologische beperkingen tonen aan dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een variabel risico van CVA, apixaban mogelijk nuttig kan zijn in vergelijking met aspirine, maar apixaban is niet vergeleken met vitamine K-antagonisten.

Deze secundaire analyses van de RE-LY-studie onderzochten het nut van dabigatran versus warfarine bij verschillende subgroepen van patiënten en ook op het economische vlak. De analyses bevestigen onze eerdere conclusie: de netto-winst is onduidelijk en de kostprijs is hoog.

Dabigatran is niet effectiever dan enoxaparine voor de preventie van trombo-embolische gebeurtenissen na een majeure chirurgische ingreep en heeft evenveel bloedingsrisico’s. Rivaroxaban is alleen effectiever dan enoxaparine indien men de asymptomatische diepe veneuze trombosen opneemt in de primaire uitkomstmaat en heeft mogelijk een groter bloedingsrisico.

Rivaroxaban voor diepe veneuze trombo-embolie?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 3 pagina 36 - 37


De resultaten van deze studie tonen aan dat het nieuwe orale anticoagulans rivaroxaban niet inferieur is aan enoxaparine gevolgd door een vitamine K-antagonist voor de acute behandeling en de preventie van een symptomatische diepe veneuze trombose. De resultaten van de langetermijnstudie hebben echter weinig belang aangezien elke vergelijking met een actief product ontbreekt. Het nut van rivaroxaban in de praktijk (werkzaamheid/globale veiligheid/kostprijs) staat nog niet vast.

Dabigatran voor veneuze trombo-embolie

Chevalier P.

Minerva 28 08 2010


De resultaten van deze studie tonen aan dat dabigatran niet inferieur is aan warfarine voor de preventie van recidieven van veneuze, symptomatische trombo-embolie na een initiële behandeling met heparine gedurende tien dagen. De reële winst voor de praktijk is nog niet aangetoond en er blijven nog onzekerheden over de veiligheid.

Dabigatran of warfarine bij voorkamerfibrillatie?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 58 - 59


De resultaten van deze RCT tonen aan dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en verhoogd risico van CVA maar zonder verhoogd bloedingsrisico, dabigatran aan een dosis van tweemaal 110 mg per dag een interessant alternatief kan zijn voor warfarine.De risico’s van dit geneesmiddel, vooral bij chronisch gebruik, moeten nog verder onderzocht worden en er is geen antidoot beschikbaar.

Deze studie toont aan dat bij patiënten met een laag tot middelmatig risico, die chronisch worden behandeld met warfarine, het trombo-embolische risico gering is, wanneer warfarine, zonder vervanging met heparine, kortdurend (≤ vijf dagen) wordt gestopt voor een mineure ambulante chirurgische ingreep.

Aspirine voor de ziekte van Alzheimer (AD-2000-studie)

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 110 - 110


Hoewel aspirine veelvuldig wordt gebruikt bij dementie, is een lage dosis aspirine (75 mg) gedurende drie jaar niet doeltreffend bij de ziekte van Alzheimer en neemt het risico van ernstige bloedingen significant toe.

Warfarine of aspirine voor voorkamerfibrillatie bij ouderen?

De Cort P. , Verhamme P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 76 - 77


De BAFTA-studie toont aan dat warfarine met een streef-INR van 2,5 (tussen 2 en 3) effectiever is dan 75 mg aspirine, ook bij personen van minstens 75 jaar met VKF zonder contra-indicaties voor orale antistolling.

Voorkomt een antitrombotische behandeling CVA bij patiënten met niet-valvulaire VKF?

De Cort P. , Willems R.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 74 - 75


Deze meta-analyse bevestigt dat bij patiënten met niet-valvulaire VKF orale anticoagulantia werkzamer zijn dan anti-aggregantia voor de preventie van CVA. Bij de keuze van een antitrombotische behandeling moeten we echter rekening houden met het absolute risico van CVA, het bloedingsrisico en de kwaliteit van de INR-monitoring. Er verandert dus niets aan de huidige richtlijnen.

Aspirine toevoegen aan orale anticoagulantia: voordelen en risico’s

Hermans C.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 34 - 35


Deze meta-analyse toont aan dat het toevoegen van aspirine aan een anticoagulerende behandeling bij patiënten met voorkamerfibrillatie, ischemische hartziekte of hoog cardiovasculair risico, geen antitrombotisch voordeel oplevert, maar wel het risico van bloedingen verhoogt. Deze combinatie van orale anticoagulatie met vitamine K-antagonisten (orale anticoagulantia) en een kleine dosis aspirine (< of = 100 mg per dag) wordt alleen aanbevolen bij patiënten met een mechanische hartklep.

Aspirine of aspirine én anticoagulans bij perifeer arterieel vaatlijden?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 6 - 7


Deze open, gerandomiseerde studie toont geen significant voordeel aan van de combinatie van aspirine met een anticoagulans versus enkel aspirine op het gebied van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden (vooral van de onderste ledematen of de carotiden). Integendeel, deze combinatie verhoogt significant het bloedingsrisico. Monotherapie met aspirine blijft dus de eerstekeuzebehandeling.

De duur van een anticoagulerende behandeling bepalen met D-dimeren

De Jonghe M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze studie toont aan dat patiënten met een idiopatische trombo-embolische veneuze ziekte-episode en met een abnormaal D-dimeergehalte één maand na het stoppen van een anticoagulerende orale behandeling van minstens drie maanden, een significant verhoogd risico van recidief hebben. Dat verhoogde risico daalt door de behandeling met anticoagulantia te hervatten. De optimale behandelingsduur in geval van normale D-dimeren wordt evenwel niet bepaald door deze studie.

Vitamine K bij overanticoagulatie

Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 91 - 92


Deze meta-analyse besluit dat een snellere normalisatie van een INR >4 met orale of intraveneuze toediening van vitamine K aangewezen is. De meta-analyse zelf en de geïncludeerde studies vertonen echter belangrijke methodologische tekortkomingen. Er is onvoldoende onderzocht of toediening met vitamine K ook leidt tot minder bloedingen en er is onvoldoende bekend over de mogelijke ongewenste effecten van vitamine K (voornamelijk trombo-embolie) voor deze indicatie.