Resultaat met woordenlijst ( 61 )


hazard ratio
De hazard ratio is een relatief risico van een uitkomst wanneer de analyse gebeurt met behulp van het Cox regressiemodel, dat toelaat een overlevingscurve te berekenen die rekening houdt met de invloed van co-variabelen en het feit dat niet elke persoon even lang aan het onderzoek heeft deelgenomen. De kans op een uitkomst noemt men een ‘hazard’ en de ‘hazard ratio’ is de verhouding van de hazard in de groep met co-variabelen en de groep zonder co-variabelen. Dit is gelijk aan het relatieve risico van een uitkomst op elk tijdstip.
relatief risico
HR
Cox proportional hazards model
Aantal resultaten : 61 artikel(s) - 6 bondige bespreking(en)


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat deze drie recente studies geen nieuwe argumenten aandragen om het gebruik van aspirine in de primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen te onderbouwen.

Het mazelen-bof-rubella-vaccin en autisme

Michiels B.

Minerva 15 07 2019


Deze grote, degelijk uitgevoerde Deense cohortstudie toont aan dat er geen verband is tussen een mazelen-bof-rubella-vaccinatie en de ontwikkeling van autismespectrumstoornis.

De resultaten van het CANVAS Program komen overeen met de resultaten van de EMPA-REG-studie die we reeds besproken hebben in Minerva. In vergelijking met placebo heeft canagliflozine een gunstig effect op cardiovasculair vlak bij patiënten met type 2-diabetes en een hoog cardiovasculair risico. De resultaten wijzen erop dat een negatief effect op de nierfunctie uitgesloten kan worden. Het veel grotere risico van amputatie van de onderste ledematen in vergelijking met placebo vormt echter een ernstig probleem. In de EMPA-REG-studie waren geen gegevens beschikbaar over amputaties. Het is dus niet duidelijk of het hier gaat om een klasse-effect van de giflozinen.

Uit een grote progressieve cohortstudie kunnen we besluiten dat het gebruik van GLP-1-analogen en DPP-4-inhibitoren bij patiënten met type 2-diabetes mellitus niet gepaard gaat met een toename van pancreatitis. Een andere grote retrospectieve cohortstudie suggereert dat GLP-1-analogen, maar niet DPP-4-inhitoren, geassocieerd zijn met galblaaslijden. Verder onderzoek is echter noodzakelijk om dit te bevestigen.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat ticagrelor niet superieur is aan clopidogrel voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden.

De hier besproken RCT toont geen verschil aan tussen de nieuwe generatie bare metal of drug eluting stents voor de primaire samengestelde uitkomstmaat van globale sterfte en niet-fataal myocardinfarct bij patiënten met stabiel of instabiel coronairlijden die angioplastie moeten ondergaan. Drug eluting stents zouden mogelijk de nood aan revascularisatie na 6 jaar verminderen. Door de evolutie van chirurgische technieken, bare metal stents, drug eluting stents en optimale medische aanpak, groeperen de meta-analyses vaak oudere en nieuwere behandelingen. Daarom is het moeilijk om deze meta-analyses over het relatieve nut van de verschillende therapeutische opties (medisch, CABG, PTCA) bij patiënten met al dan niet symptomatisch coronairlijden, goed te interpreteren.

De HOPE-3-studie toont aan dat 10 mg rosuvastatine per dag tijdens een periode van ongeveer 5 jaar nuttig is voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen, maar geen verschil geeft in globale mortaliteit. De studiepopulatie bestond uit vooraf geselecteerde personen zonder voorgeschiedenis van cardiovasculaire gebeurtenissen, met een intermediair tot hoog cardiovasculair risico en met normale cholesterolwaarden.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een invasieve aanpak samen met een optimale medicamenteuze behandeling gunstiger is dan alleen een optimale medicamenteuze behandeling voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij een zeer geselecteerde populatie van klinisch stabiele 80-plussers met myocardinfarct zonder ST-segmentelevatie (NSTEMI) of met instabiele angor (veel minder frequent in deze studie).

Uit deze post-hoc analyse van een open-label gerandomiseerde studie blijkt dat er een verband bestaat tussen een troponineconcentratie ≥ 14ng/l gemeten met een hoog-sensitieve troponinetest en cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij type 2-diabetespatiënten met stabiele ischemische hartziekte. Op basis van deze studie kunnen we echter niets besluiten over het klinisch nut van deze hoog-sensitieve troponinetest buiten de context van acuut coronair syndroom.

Is het effect van prostaatkankerscreening afhankelijk van de PSA-waarde op de leeftijd van 60 jaar?

Van den Broeck T. , Laurent M. , Joniau S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 10 pagina 123 - 124


Deze retrospectieve cohortstudie bestaande uit twee historisch verschillende cohorten uit twee verschillende studies suggereert dat het effect van prostaatkankerscreening met PSA-bepaling afhankelijk is van de PSA-waarde op de leeftijd van 60 jaar. Omwille van de methodologische beperkingen is verder onderzoek nodig alvorens deze resultaten te implementeren. Verder is het hoopvol uitkijken naar gevalideerde moleculaire merkers die meer specifiek zijn voor hoog-risico prostaatkanker.

Denosumab tegen osteoporose

Michiels B.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 123 - 124


Deze systematische review van matige methodologische kwaliteit toont aan dat de evidentie over de klinische werkzaamheid en veiligheid van denosumab bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose beperkt is. Slechts één RCT kon ten opzichte van placebo een significante daling aantonen van het fractuurrisico, vooral van wervelfracturen. Verder kon met een meta-analyse een verhoogde incidentie van infecties (voornamelijk urinaire) en eczeem worden vastgesteld.

Lage dosis colchicine voor secundaire preventie van cardiovasculaire ziekte?

Christiaens T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 119 - 120


Deze open-label RCT bij een beperkte groep geselecteerde patiënten met angiografisch bevestigde coronaire hartziekte toont aan dat colchicine als aanvullende behandeling bij een statine, een plaatjesremmer en een antihypertensivum, het risico van cardiovasculaire gebeurtenissen verlaagt. De resultaten van deze studie zijn belangrijk en vragen om bevestiging in een RCT met meer patiënten en met een correcte evaluatie van harde eindpunten (inclusief globale mortaliteit) en ongewenste effecten op langere termijn.

Is aspirine nuttig voor de secundaire preventie van veneuze trombo-embolie?

Larock A-S. , Spinewine A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 54 - 55


De resultaten van de ASPIRE-studie tonen aan dat aspirine, na de initiële anticoagulatiebehandeling van 6 weken tot 24 maanden, niet effectief is voor de preventie van niet-uitgelokte veneuze trombo-embolie. Een pooling van de ASPIRE-studie met de WARFASA-studie leidt wel tot gunstige resultaten, maar beide studies zijn strikt genomen niet homogeen op het vlak van de onderzoekspopulaties, de studieduur en de studie-uitval.

Deze clustergerandomiseerde RCT besluit dat na vijf jaar een vroege, intensieve behandeling van patiënten tussen 40 en 69 jaar met type 2-diabetes mellitus ontdekt na screening, geassocieerd is met een kleine, niet-significante daling in de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen en sterfte. Uit deze studie kunnen we niets besluiten over het nut van screening van type 2-diabetes mellitus.

Het nut van 5-alfa-reductase-inhibitoren bij patiënten onder actieve opvolging voor prostaatkanker met een laag risico?

Claessens F. , Joniau S. , Laurent M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 60 - 61


Deze studie toont aan dat dutasteride na drie jaar gepaard gaat met een beperkte absolute risicoreductie wat betreft de progressie op prostaatbiopsieën. De studie is echter te klein, van te korte duur en heeft te weinig harde klinische eindpunten om te besluiten dat het klinische voordeel opweegt tegen de potentiële nadelen en ongewenste effecten.

Opsporen van risicopatiënten voor longkanker in de eerste lijn

Poelman T.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 47 - 48


Deze studie besluit dat een diagnostisch algoritme bestaande uit symptomen en risicofactoren zou kunnen leiden tot de identificatie van een groep patiënten met verhoogd risico om binnen de twee jaar longkanker te krijgen. Deze winst gaat echter gepaard met een groot aantal vals-positieven. Of de implementatie van het algoritme ook zal leiden tot een daling van de (longkankerspecifieke) mortaliteit is niet uit deze studie af te leiden.

Minstens één antihypertensivum ’s avonds innemen?

Laekeman G.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 1 pagina 6 - 7


Deze studie bij patiënten met goed gecontroleeerde type 2-diabetes en hypertensie zonder cardiovasculaire voorgeschiedenis, toont aan dat inname van minstens één antihypertensivum ’s avonds het aantal ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen verlaagt. De studie laat echter niet toe om te bepalen welk antihypertensivum voor deze interventie in aanmerking komt.

Azithromycine voor de preventie van exacerbaties van COPD?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 119 - 120


De resultaten van deze studie tonen aan dat azithromycine 250 mg per dag gedurende twaalf maanden interessant kan zijn bij COPD-patiënten met frequente exacerbaties. De studiepopulatie is echter zeer geselecteerd. We kunnen de resultaten niet als dusdanig extrapoleren naar de Belgische context. De impact van een dergelijke langdurige antibioticumbehandeling op resistentie van kiemen en de klinische gevolgen hiervan zijn nog niet gekend.

Voorkomt cognitieve gedragstherapie recidieven van cardiovasculaire aandoeningen?

Poelman T. , Rogiers R.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 125 - 126


We kunnen besluiten dat een groepsprogramma met cognitieve gedragstherapie na het doormaken van een coronaire gebeurtenis het risico van herval van cardiovasculaire aandoeningen of een acuut myocardinfarct klinisch relevant vermindert. Deze studie laat echter niet toe om het netto-effect van cognitieve gedragstherapie te bepalen.

Nieuwe orale anticoagulantia bij VKF: het nut van rivaroxaban

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 106 - 107


In de ROCKET AF-studie is rivaroxaban bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie en een verhoogd risico van CVA (CHADS2 minstens = 2) niet inferieur aan warfarine voor de preventie van CVA en systemische embolie. Het risico van bloedingen was niet verschillend tussen beide behandelingen.

Strikte bloeddrukcontrole tegen nefroangiosclerose?

Pochet J.M.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 86 - 87


De resultaten van deze AASK-studie tonen aan dat bij Afro-Amerikanen met nefroangiosclerose een strikte bloeddrukcontrole (<125/75 mmHg) geen renaal voordeel biedt. Streefwaarden <140/90 mmHg blijken even effectief te zijn, behalve eventueel voor de subgroep van patiënten met initiële urinaire proteïne/creatinine ratio >0,2 (wat overeenkomt met proteïnurie opspoorbaar via teststrookje). Deze resultaten vragen om bevestiging in studies met een adequaat studie-opzet en bij andere populaties.

Tiotropium bij COPD: minder exacerbaties?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 67 - 68


Deze RCT met onaanvaarbare methodologische beperkingen toont aan dat bij COPD-patiënten met exacerbaties, tiotropium een statistisch significant voordeel heeft versus salmeterol maar met een twijfelachtige klinische relevantie.

Effect van een behandeling met vitamine B op de progressie van diabetische nefropathie

Hellemans R. , Poelman T. , Verpooten G.A.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 71 - 72


Deze RCT toont aan dat een hoog gedoseerd vitamine B-preparaat in vergelijking met placebo leidt tot een sterkere daling van GFR en een toename van vasculaire gebeurtenissen bij patiënten met diabetische nefropathie.

Voorkamerfibrillatie: apixaban versus aspirine voor de preventie van trombo-embolieën

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 54 - 55


De resultaten van deze RCT met talrijke methodologische beperkingen tonen aan dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een variabel risico van CVA, apixaban mogelijk nuttig kan zijn in vergelijking met aspirine, maar apixaban is niet vergeleken met vitamine K-antagonisten.

De Amerikaanse studie van Hoberman et al. bij kinderen van 6 tot 23 maanden toont aan dat er een significant voordeel is van AC versus placebo voor de behandeling van acute otitis media gediagnosticeerd door een ervaren otoscopist. Men stelde een gunstige evolutie vast van het otoscopische beeld maar niet van de symptomen. De Finse studie van Tähtinen et al. bij kinderen van 6 tot 35 maanden toont een significant voordeel aan van AC voor de behandeling van acute otitis media, op basis van een strikte diagnose. De winst bestaat uit minder therapiefalen zowel symptomatisch als otoscopisch.

Deze studie bij oudere patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie en een verhoogd cardiovasculair risico toont een voordeel aan van de associatie van benazepril met amlodipine ten opzichte van benazepril met hydrochloorthiazide voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen. Door de methodologische beperkingen en door een verschil in bereikte bloeddrukdaling tussen beide behandelingsgroepen is elke conclusie voor de praktijk onmogelijk.

Voorkomt rosuvastatine een CVA bij mannen en vrouwen met een verhoogd CRP?

Lemiengre M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 82 - 83


Deze studie toont aan dat bij schijnbaar gezonde personen (40% metabool syndroom, 20% familiale antecedenten, 16% rokers en 50% met een Framinghamscore >10) zonder hyperlipidemie maar met een verhoogd hooggevoelig CRP, rosuvastatine de incidentie van CVA met de helft verlaagt. De omvang en de betrouwbaarheid van het voordeel kan men echter in vraag stellen.

Fractuurpreventie: vitamine D met of zonder calcium?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 76 - 77

Co-trimoxazol voor de preventie van urineweginfecties bij voorbeschikte kinderen

Godefroid N.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 62 - 63


De resultaten van deze studie tonen aan dat een profylactische behandeling met trimethoprim/sulfametoxazol gedurende twaalf maanden, een (bescheiden) voordeel biedt voor de preventie van recidieven bij kinderen met een symptomatische urineweginfectie. Omwille van het tekort aan power kon geen effect aangetoond worden op de progressie van parenchymbeschadiging en evenmin een significant verschil in klinisch effect tussen de subgroepen van de studie.

Fysieke activiteit bij hartfalen: veilig en effectief?

Van Royen P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 3 pagina 34 - 35


Deze studie toont aan dat fysieke training bij patiënten van zestig jaar met hartfalen leidt tot een betere overleving en minder hospitalisaties (zwak bewijs) en tot een verbetering van de zelfgerapporteerde gezondheidstoestand (sterk bewijs). Dergelijk oefenprogramma moet geïndividualiseerd en gesuperviseerd verlopen.

Screening van abdominaal aneurysma

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 22 - 22


Een eenmalige screening bij mannen van 65 tot 74 jaar door echografie met gestructureerde follow-up leidt tot een daling van de ziektespecifieke mortaliteit door geruptureerde aneurysma’s tien jaar na inclusie. Het effect op de daling van de totale mortaliteit blijft onzeker. De plaats van een dergelijke screening moet afgewogen worden binnen het kader van een federale of communautaire programmatie.

Buflomedil voor cardiovasculaire preventie bij vaatlijden?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 116 - 117


Deze studie waarbij buflomedil gedurende twee tot vier jaar toegediend wordt aan patiënten met symptomatisch perifeer vaatlijden (met claudicatio intermittens), toont een winst aan voor de primaire samengestelde uitkomstmaat. Een gedetailleerde analyse wijst echter op de afwezigheid van een werkelijke klinische winst op het vlak van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen. Bij overdosering is het geneesmiddel mogelijk toxisch.

Candesartan en retinopathie bij type 1-diabetes

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 118 - 118


Bij patiënten met type 1-diabetes, een normale bloeddruk en zonder albuminurie is het preventieve effect van candesartan niet echt goed aangetoond, noch op het vlak van de preventie, noch op het vlak van de progressie van diabetische retinopathie.

Effect van candesartan op diabetische retinopathie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 110 - 111


Deze studie toont aan dat candesartan 32 mg per dag in vergelijking met placebo niet leidt tot minder progressie van retinopathie bij type 2-diabetes.

Cardiovasculair voordeel van intensieve glykemiecontrole?

Chevalier P. , Jandrain B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 82 - 83


Op het vlak van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen toont deze RCT geen voordeel aan van een intensieve behandeling met als doel een lagere streefwaarde van HbA1c te bekomen bij patiënten met type 2-diabetes en met (sterk) verhoogd cardiovasculair risico. De aanpak van andere cardiovasculaire risicofactoren blijft de belangrijkste doelstelling, eerder dan het bereiken van een HbA1c lager dan 7%.

Clopidogrel of de combinatie aspirine + dipyridamol na cerebrovasculair accident?

Bogaert M. , Kaufman L.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 60 - 61


Deze studie kan niet aantonen dat de combinatie van 25 mg aspirine + 200 mg dipyridamol met vertraagde vrijstelling tweemaal per dag niet minder werkzaam is dan 75 mg clopidogrel eenmaal per dag voor de preventie van recidieven van CVA. Er wordt niet vergeleken met aspirine alleen, waarvan het voordeel goed is gedocumenteerd. In de secundaire cardiovasculaire preventie na een CVA of TIA zijn, naast de toediening van aspirine, ook leefstijladviezen, zoals dieet en rookstop, en de behandeling van andere risicofactoren belangrijk.

Deze studie toont aan dat bij patiënten met een hg-CRP >2, een normaal lipidenprofiel en zonder hypertensie of diabetes, een behandeling met rosuvastatine (20 mg per dag) een 1,2% daling geeft van het absolute risico van een eerste incident (niet-fataal myocardinfarct, niet-fataal CVA, hospitalisatie voor onstabiele angor, arteriële revascularisatieprocedure of overlijden ten gevolge van een cardiovasculaire aandoening). Het gaat hier om een eerste studie die dit onderzoekt. De absolute risico’s in de bestudeerde populatie zijn zeer klein en de ongewenste effecten van de interventie op lange termijn zijn onvoldoende bekend.

Telmisartan na CVA?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 154 - 154


Na de ONTARGET-studie die aantoonde dat er geen inferioriteit was van telmisartan ten opzichte van ramipril, zonder vergelijking met placebo, tonen de TRANSCEND- en ook de PRoFESS-studie aan dat telmisartan geen statistisch significant voordeel biedt ten opzichte van placebo op het vlak van cardiovasculaire preventie.

Bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico en intolerantie voor ACE-inhibitoren toont deze TRANSCEND-studie geen statistisch significant voordeel aan van telmisartan, noch voor de primaire noch voor de secundaire samengestelde uitkomstmaat. De secundaire uitkomstmaat is dezelfde als de primaire uitkomstmaat van de HOPE-studie met ramipril. Wanneer we bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico, als preventie van cardiovasculaire verwikkelingen, een geneesmiddel voorschrijven dat inwerkt op het renine-angiotensine systeem, blijven ACE-inhibitoren de eerste keuze. Of het toevoegen van deze geneesmiddelen aan plaatjesremmers, statines, … die voor deze indicatie meer onderbouwd zijn, bijkomende winst oplevert, moet nog op een correcte manier onderzocht worden.

Cardiovasculair risico van celecoxib

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 120 - 121


Deze meta-analyse, gebaseerd op individuele patiëntgegevens, toont een toename aan van het risico van een cardiovasculaire gebeurtenis bij patiënten die over een lange termijn celecoxib nemen (minstens drie jaar). Dit risico is duidelijk hoger voor personen met een initieel hoog cardiovasculair risico (zoals diabetes, cardiovasculaire voorgeschiedenis, ouder dan 75 jaar en een andere risicofactor). De meta-analyse levert geen informatie over de cardiovasculaire veiligheid van celecoxib aan een dosis van minder dan 400 mg per dag. Deze resultaten zijn een bevestiging van vorige vaststellingen. De arts zal dus zorgvuldig het potentiële voordeel van een behandeling met celecoxib moeten afwegen tegenover de risico’s voor de patiënt.

Effect op lange termijn van een medicamenteuze behandeling van obesitas en overgewicht

Donders J. , Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 104 - 105


Deze meta-analyse toont aan dat sibutramine, orlistat of rimonabant kunnen bijdragen tot gewichtsverlies bij obese patiënten met een gemiddelde BMI van 35 bij wie een dieet niet volstaat. Het gewichtsverlies is echter gering, niet blijvend en moet worden afgewogen tegen de ongewenste effecten zoals bloeddrukstijging met sibutramine en psychiatrische problemen met rimonabant. Het effect op diabetes is onvoldoende onderzocht en het effect op harde eindpunten zoals cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit is onbekend.

Diclofenac en/of spinale manipulaties voor acute lagerugpijn

Van Wambeke P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 88 - 89


Deze studie toont aan dat, in vergelijking met placebo, patiënten met acute lagerugpijn niet sneller herstellen door het toevoegen van diclofenac en/of spinale manipulaties aan de aanbevolen eerstelijnsbehandeling (advies, geruststelling over de gunstige prognose, paracetamol).

Deze meta-analyse includeert enkel studies van de firma die pioglitazon produceert. Bij type 2-diabetici heeft pioglitazon een voordeel in de preventie van overlijden, myocardinfarct en CVA versus elk vergelijkingsproduct (waaronder rosiglitazon of andere combinaties met orale antidiabetica die het risico kunnen vergroten) of versus placebo. Het risico van hartinsufficiëntie neemt toe. Extrapolatie van de resultaten is niet mogelijk: de patiëntengroep is slecht omschreven en personen met een “te hoog risico” werden geëxcludeerd. Deze meta-analyse kan dus onvoldoende bewijzen aanbrengen die de veiligheid van pioglitazon garanderen, waarvan de werkzaamheid bovendien minder groot is dan deze van andere orale antidiabetica (tweede generatie sulfonylurea, metformine). Als toevoeging aan metformine blijkt pioglitazon minder werkzaam te zijn dan sulfonylurea.

De plaats van coronaire angioplastie bij stabiele angor

Schröder E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 152 - 153


Deze grote gerandomiseerde studie toont aan dat, in geval van stabiele angor, het systematisch onmiddellijk uitvoeren van coronaire angioplastie bovenop een optimale medicamenteuze aanpak, gecombineerd met dieet- en leefstijladviezen, niet in staat is om de prognose te verbeteren (overlijden en/of hartinfarct) over een periode van vijf jaar. Dit bevestigt de conclusies van een eerder gepubliceerde meta-analyse over hetzelfde onderwerp.

Zoledroninezuur bij postmenopauzale osteoporose

Michiels B.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 122 - 123


Deze studie toont aan dat een jaarlijks infuus met 5 mg zoledrinezuur gedurende drie opeenvolgende jaren bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose een reductie geeft van het fractuurrisico, vooral van wervelfracturen. De ongewenste effecten en met name voorkamerfibrillatie, sporen aan tot grote voorzichtigheid. Het is niet duidelijk welke specifieke groepen baat zouden hebben bij een behandeling met zoledroninezuur. Evenmin is bekend of het gebruik van zoledroninezuur kosteneffectief en praktisch uitvoerbaar is, rekening houdende met een toename van het aantal ziekenhuisdagen. De huidige aanpak van osteoporose bij menopauzale vrouwen blijft gehandhaafd.

Homocysteïne verlagen heeft geen effect op risico van trombo-embolie

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 112 - 113


Deze secundaire analyse van de HOPE-studie toont aan dat supplementair toevoegen van foliumzuur, vitamine B6 en vitamine B12, bedoeld om de homocysteïnemie te verlagen, het risico van een veneuze trombo-embolie niet reduceert bij patiënten met een toegenomen cardiovasculair risico. Andere studies en meta-analyses bevestigen de afwezigheid van een cardiovasculair voordeel van een dergelijke behandeling.

Combinatie van salmeterol en fluticason: geen reductie van mortaliteit bij COPD

Sturtewagen J.P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 72 - 74


De TORCH-studie kan bij COPD-patiënten geen reductie van de mortaliteit aantonen bij een behandeling met de combinatie van salmeterol en fluticason vergeleken met placebo of met beide producten in monotherapie. De bestaande richtlijnen over gebruik van inhalatiecorticosteroïden bij COPD blijven daarom gehandhaafd. Er zijn geen argumenten om bij COPD-patiënten systematisch combinatiepreparaten van beta-2-mimetica en corticosteroïden te gebruiken.

Antivirale middelen tegen influenza bij gezonde volwassenen

Michiels B.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 2 - 4


Deze systematische review van studies bij gezonde volwassenen (16 tot 65 jaar) toont aan dat amantadine en rimantadine geen plaats meer hebben in de profylaxe en behandeling van influenza. De nieuwere neuraminidaseremmers (oseltamivir en zanamivir) hebben een effect op ernst en duur van de symptomen indien snel wordt gestart (binnen 48 uur na het verschijnen van de eerste symptomen). Zij kunnen echter de virusverspreiding onvoldoende voorkomen. Het is niet zinvol om op grote schaal neuraminidaseremmers te gebruiken (profylactisch en therapeutisch) tijdens een seizoensgriep, gezien het risico van overbehandeling en resistentievorming, de hoge kostprijs en de ongewenste effecten. De plaats van neuraminidaseremmers tijdens een pandemie moet nog worden bepaald. Op basis van deze review kan geen uitspraak gedaan worden over het nut van antivirale middelen in geval van influenza bij hoogrisicopopulaties. Vaccinatie en hygiënische maatregelen blijven de voornaamste preventiestrategie.

Etoricoxib en diclofenac: identiek cardiovasculair risico?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 12 - 14


Deze studie toont aan dat etoricoxib en diclofenac bij patiënten met artrose of reumatoïde artritis eenzelfde risico hebben van trombotische cardiovasculaire incidenten. De vergelijking met diclofenac in deze studie is niet ideaal, omdat mogelijk het risico van andere niet-selectieve NSAID’s kleiner is. Extrapolatie van de resultaten naar andere niet-selectieve NSAID’s is daarom op basis van deze studie niet gerechtvaardigd.

Reduceren inhalatiecorticosteroïden de mortaliteit bij COPD?

Buffels J.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 166 - 167


Deze meta-analyse toont aan dat inhalatiecorticosteroïden bij patiënten met ernstige en zeer ernstige COPD (FEV1 <50% van de voorspelde waarde) de mortaliteit kunnen reduceren. Er zijn echter belangrijke methodologische tekortkomingen. De huidige aanbeveling om toediening van inhalatiecorticosteroïden te beperken tot sympto-matische patiënten met frequente exacerbaties dient daarom niet gewijzigd te worden. Verder onderzoek moet uitmaken of men inhalatiecorticosteroïden moet voorschrijven aan alle patiënten met ernstige COPD in GOLD-klasse 3 en 4.

Trastuzumab bij HER2-positieve borstkanker

Cocquyt V. , Denys H.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 121 - 123


Deze eerste interimanalyse na één jaar toont dat bij vrouwen met vroege stadia van HER2- positief borstkanker een behandeling met trastuzumab na excisie en adjuvante chemotherapie (en eventueel ook radiotherapie) resulteert in significant minder recidieven of andere maligniteiten of sterfgevallen. In andere studies werd een gunstig effect vastgesteld bij vrouwen met gemetastaseerd HER2-postief mammacarcinoom. Vanwege de cardiotoxiciteit komen echter alleen vrouwen zonder cardiale voorgeschiedenis in aanmerking en dient tijdens de behandeling de hartfunctie gecontroleerd te worden. We wachten op de resultaten van effectiviteit en veiligheid op langere termijn. Ook kosteneffectiviteitsanalyses zijn nodig.

Amiodaron of implanteerbare cardioverter-defibrillator bij chronisch hartfalen?

Van Cleemput J.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 157 - 159


Deze studie toont aan dat bij patiënten met hartfalen NYHA-klasse II of III en een linkerventrikel-ejectiefractie &#8804;35% amiodaron de overleving niet verbetert. Voor amiodaron is daarom geen plaats meer in de behandeling van mild tot matig chronisch hartfalen. Implanteerbare cardioverter-defribrillators (ICD’s) kunnen de mortaliteit reduceren. Voor welk type patiënten deze behandeling het meeste baat tegen de minste kost geeft, moet verder worden onderzocht.

Valsartan versus amlodipine bij hypertensie

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 159 - 162


De VALUE-studie toont geen verschil in cardiale morbiditeit en mortaliteit tussen valsartan en amlodipine. Amlodipine had een significant beter bloeddrukverlagend effect en beide producten hadden evenveel nevenwerkingen. Deze resultaten bevestigen de WVVH-aanbeveling voor de behandeling van hypertensie: lage dosissen thiazidediuretica (en bêta-blokkers) blijven de eerste keuze in de behandeling van ongecompliceerde (en gecompliceerde) hypertensie. ACE-inhibitoren en calciumantagonisten zijn tweede keus. Sartanen zijn pas nodig als niets anders kan of mag worden toegediend.

Statinen voor alle diabetespatiënten?

Christiaens T. , Feyen L. , Sunaert P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 87 - 89


Deze studie toont aan dat het opstarten van atorvastatine 10 mg het aantal eerste cardiovasculaire gebeurtenissen reduceert bij diabetes type 2-patiënten met minstens één bijkomende cardiovasculaire risicofactor. De reductie treedt op onafhankelijk van de startwaarde van het LDL-cholesterol. Hoewel bepaalde richtlijnen aanraden om op basis van deze resultaten bij alle diabetes type 2-patiënten een statine op te starten, blijft het belangrijk om bij de individuele patiënt een globaal risicoprofiel op te maken en op basis van deze evaluatie te beslissen om al dan niet een statine voor te schrijven. Er zijn nog onvoldoende argumenten om bij diabetes type 2-patiënten zonder additionele risicofactoren systematisch een statine voor te schrijven.

Kan fysieke activiteit de overleving bij hartfalen verbeteren?

Fagard R.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 93 - 94


Deze meta-analyse toont aan dat medisch gesuperviseerde fysieke training van patiënten met hartfalen op basis van systolische disfunctie de overleving verbetert.

Prognostische waarde van thuis gemeten bloeddruk

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 83 - 84


Dit observationele onderzoek onderbouwt het belang van thuismeting van de bloeddruk, zoals ook wordt beklemtoond in de WVVH-Aanbeveling ‘Hypertensie’. Daarnaast wijst men op het belang van ‘geïsoleerde hypertensie thuis’ of ‘gemaskeerde hypertensie’. Hierover is echter nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd, zodat voorlopig geen besluiten voor de praktijk kunnen worden geformuleerd.

Lage dosis ramipril bij diabetische nefropathie?

Verpooten G.A.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 57 - 59


Deze studie toont aan dat een lage dosis ramipril (1,25 mg per dag) geen effect heeft op de cardiovasculaire (en renale) uitkomsten bij patiënten met diabetes type 2 en albuminurie. Een hoge dosis ACE-inhibitor, met name ramipril 10 mg per dag, blijft de aangewezen behandeling voor deze patiënten.

Preventie van recidief trombo-embolieën bij kankerpatiënten

Lannoy J.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 47 - 49


Deze studie toont aan dat in de preventie van veneuze trombo-embolieën bij kankerpatiënten die recent een diepe veneuze trombose of longembolie doormaakten, heparines met laag moleculair gewicht in vergelijking met orale anticoagulantia gedurende zes maanden effectiever en even veilig zijn.

Captopril en valsartan na myocardinfarct met hartfalen

Boland B. , Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 14 - 16


Deze studie toont aan dat bij patiënten met hartfalen na een myocardinfarct, valsartan en captopril even effectief zijn. De combinatie levert geen bijkomend voordeel op en veroorzaakt meer ongewenste effecten.Toegevoegd aan andere klassieke post-infarctbehandelingen (aspirine, ß-blokker en statine) blijft een ACE-inhibitor de referentiebehandeling voor deze indicatie; een sartaan kan een alternatief zijn in geval van intolerantie.

Ambulante behandeling van COPD-exacerbaties met oraal prednison

Elinck K.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 141 - 143


Uit deze studie blijkt dat behandeling met corticosteroïden per os (prednison) bij COPD-patiënten met een acute exacerbatie de kans op herval binnen de maand doet verminderen. Dit besluit kan echter niet worden geëxtrapoleerd naar de huisartspraktijk. In deze studie includeerde men patiënten die zich aanmeldden op een (Canadese) spoeddienst en die systematisch ook antibiotica voorgeschreven kregen. Verder onderzoek in de eerste lijn is noodzakelijk.

Warfarine vs aspirine in secundaire preventie van ischemisch CVA

Hermans C.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 81 - 83


Bij patiënten met een ischemisch CVA zonder carotisstenose, voorkamerfibrillatie of allergie voor aspirine, blijft aspirine in een dosis van 75 tot 100 mg per dag de eerste keuze ter preventie van een recidief CVA.

Cholesterolverlagende therapie anno 2004

Lemiengre M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 3 pagina 41 - 50

Heupprotectoren ter preventie van heupfracturen

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 133 - 134


Deze studies geven een tegenstrijdig resultaat voor het preventief effect van heupprotectoren. Het gebruik van heupprotectoren ter preventie van heupfracturen bij personen met een hoog risico van vallen dient te worden gekaderd. Ondanks de omkadering ervan en het gratis ter beschikking stellen van heupprotectoren blijft de therapeutische compliantie zwak. Het effect is nog niet formeel aangetoond. Valpreventie blijft daarom essentieel in de preventie van heupfracturen bij bejaarden.

Abdominaal aneurysma: opereren of afwachten?

Bruyninckx R.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 77 - 79


Bij mannelijke patiënten met een aneurysma van de abdominale aorta, dat trager groeit dan 7 mm per zes maanden of 1 cm per jaar en die klachtenvrij zijn, is een afwachtend beleid met een zesmaandelijkse echografische opvolging te verdedigen. Onmiddellijk operatief herstel leidt niet tot een reductie van de mortaliteit. Dit besluit is echter niet toepasbaar op vrouwen, aangezien het risico van ruptuur bij vrouwen hoger is.

Losartan of atenolol bij hypertensie: resultaten van de LIFE-studie

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 1 pagina 4 - 7


Sartanen zijn niet geïndiceerd in de behandeling van niet-gecompliceerde essentiële hypertensie in de huisartsenpraktijk.

Tamoxifen bij borstkanker

De Pypere H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 5 pagina 212 - 216


Naast de lokale benadering van borstkanker door middel van heelkunde en radiotherapie is ook de adjuverende systemische behandeling van cruciaal belang in de behandeling van maligne borsttumoren. De indicatie voor tamoxifen is afhankelijk van de tumorgrootte, de receptorstatus en de nucleaire graad van de tumor alsook van de menopauzale status van de patiënte. Tamoxifen wordt gedurende vijf jaar aan een dagelijkse dosis van 20 mg voorgeschreven. Gebruik van tamoxifen ter preventie van borstkanker bij gezonde vrouwen is echter nog controversieel.