Resultaat met woordenlijst ( 39 )


sensitiviteit
De sensitiviteit (gevoeligheid) van een test is de proportie van werkelijk zieken in de populatie bij wie een positief testresultaat werd gevonden (ten opzichte van alle zieke personen). Een test met een hoge sensitiviteit detecteert een hoge proportie van werkelijk zieke personen. Sensitiviteit = a / a + c
gevoeligheid
Aantal resultaten : 39 artikel(s) - 1 bondige bespreking(en)

De accuraatheid van diagnostische testen voor covid-19

Michiels B.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 2 pagina 14 - 18


Deze systematische review en meta-analyse bevestigt de plaats van RT-PCR-test als meest accurate test in het bevestigen of uitsluiten van covid-19, hoewel de diagnostische waarde bij ambulante patiënten met weinig symptomen en bij asymptomatische patiënten onvoldoende werd onderzocht. Evenmin werd de waarde van de RT-PCR-test onderzocht voor andere doeleinden dan diagnosestelling. Een CT thorax en immunologische testen op serum hebben geen plaats in het stellen van de diagnose van covid-19.

De diagnostische accuraatheid van eenvoudige testen (HbA1c en nuchtere glykemie) voor de opsporing van prediabetes is matig. De populaties die met deze testen geïdentificeerd worden als prediabetespatiënten, variëren aanzienlijk naargelang de gebruikte criteria. Er bestaat dus een risico om spontaan interventies op te zetten bij vals-positieve patiënten en om niets te ondernemen bij vals-negatieve patiënten. De orale glucosetolerantietest is de gouden standaard, maar is minder eenvoudig af te nemen. Metformine en leefstijlinterventies hebben enig preventief effect op de ontwikkeling van diabetes, maar het klinische effect is waarschijnlijk overschat. Voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes in de voorgeschiedenis is het niet mogelijk om besluiten te formuleren. De optie om te screenen en vroegtijdig te behandelen riskeert dus weinig effectief te zijn voor de preventie van type 2-diabetes.

Een klinisch algoritme voor de diagnostiek van urineweginfecties bij jonge kinderen?

Jouret F.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 5 pagina 119 - 122


De DUTY-studie is een diagnostische, prospectieve multicenter cohortstudie bij 7 163 kinderen jonger dan 5 jaar die zich aanbieden in de eerste lijn met een acute verslechtering van hun gezondheidstoestand. Op basis van een nauwgezette en adequate analyse bevelen de auteurs aan om bij kinderen ouder dan 2 jaar een urinestaal via midstream te laten onderzoeken indien 3 van de 5 volgende symptomen of tekenen aanwezig zijn: voorgeschiedenis van urineweginfecties, slecht ruikende urine, pijn bij het plassen, klinische indruk van ernstige ziekte en afwezigheid van ernstige hoest. De sensitiviteit van deze aanpak bedraagt 51,7%. De dipstick heeft geen supplementaire diagnostische waarde en is economisch niet verantwoord. Voor kinderen jonger dan 2 jaar bij wie een urinestaal alleen mogelijk is via de luier, laten de gegevens van deze studie niet toe om een onderscheid te maken tussen de kosteneffectiviteit van het algoritme en het klinisch oordeel, met of zonder dipstick.

Licht hoofdtrauma: kunnen symptomen en tekenen een ernstig intracranieel letsel voorspellen?

Peeters A. , Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 225 - 229


Deze systematische review toont aan dat de anamnestische gegevens en het klinisch onderzoek, en vooral de klinische beslisregels (scores) ‘Canadian CT Head Rule’ en ‘New Orleans Criteria’ een zeer hoge sensitiviteit hebben om volwassen patiënten na een licht hoofdtrauma te kunnen identificeren met een zeer gering risico van ernstig intracranieel letsel.

Screening naar chlamydia en gonorroe: hoe en bij wie?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 7 pagina 83 - 84


Deze update van vorige literatuuroverzichten van de USPSTF (U.S. Preventive Services Task Force) bevestigt de accuraatheid van de DNA-amplificatietest voor de opsporing van chlamydia- of gonokokkeninfecties. De doeltreffendheid van screening op gonokokken is nog niet onderzocht. De gegevens over de doeltreffendheid van chlamydiascreening bij asymptomatische vrouwen tussen 16 en 34 jaar zijn waarschijnlijk nog onvoldoende nauwkeurig en hebben misschien nog te weinig power, waardoor de resultaten op het vlak van preventie van PID niet eensluidend zijn.

Deze systematische review met veel methodologische beperkingen stelt het mogelijke nut voorop van CRP en fecaal calprotectine om inflammatoir darmlijden uit te sluiten bij patiënten met prikkelbaredarmsyndroom.

Is klinisch onderzoek nuttig voor de diagnose van rotator cuff lijden?

Poelman T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 68 - 69


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat geen enkele klinische test rotator cuff lijden goed kan aantonen of uitsluiten. Een externe en interne rotatie lag test lijken wel nuttig te zijn om een rotator cuff scheur respectievelijk aan te tonen en uit te sluiten. Er kan geen uitspraak gedaan worden over de gecombineerde diagnostische waarde van 2 of meer klinische testen, noch over de plaats van deze klinische testen in het test-diagnose-behandelingstraject.

Waarde van symptomen en klinische tekens voor de diagnose van pneumonie bij kinderen

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 66 - 67


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat geen enkel klinisch teken of symptoom apart in staat is pneumonie bij kinderen jonger dan 5 jaar aan te tonen of uit te sluiten. Er kan geen uitspraak gedaan worden over de gecombineerde diagnostische waarde van twee of meer klinische kenmerken, noch over de plaats van sneltesten.

Behandeling van bacteriële of allergische conjunctivitis

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 84 - 85


Deze review zonder meta-analyse bevat zeer veel methodologische beperkingen en voegt geen enkel nieuwe element toe aan de huidige aanbevelingen, noch voor infectieuze conjunctivitis, noch voor allergische conjunctivitis.

Preventie van tandcariës bij kinderen jonger dan 5 jaar

Chevalier E. , Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 62 - 63


Deze update van een literatuuroverzicht gepubliceerd in 2004 bevestigt het nut van fluoride lokaal toegepast in de vorm van fluoridelak en via de voeding. Fluoridetandpasta komt niet aan bod in deze publicatie, terwijl de werkzaamheid ervan wel bewezen is. Voor xylitol, screening in de eerste lijn en educatieve interventies is er geen wetenschappelijke onderbouwing.

Is HbA1c betrouwbaar voor de diagnose van type 2-diabetes?

Mathieu C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 80 - 81


Uit deze studie kunnen we besluiten dat HbA1c ≥6,5% in vergelijking met nuchtere glykemie en een orale glucose tolerantietest, weinig gevoelig is om de diagnose van type 2-diabetes te stellen bij patiënten met een verhoogd risico van type 2-diabetes.

Oefentherapie voor het patellofemorale pijnsyndroom

Duyver C.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 78 - 79


De resultaten van deze studie tonen aan dat oefentherapie voor sommige uitkomstmaten effectiever is dan de gebruikelijke zorg als behandeling van het patellofemorale pijnsyndroom bij jonge volwassenen gerekruteerd in de huisartspraktijk. Over de klinische relevantie van de verbetering kunnen we echter geen uitspraak doen.

Diagnose van hoofdluis: hoofdinspectie of natkammen?

Poelman T. , Reusens N.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 46 - 47


Deze studie toont aan dat de natkammethode veel gevoeliger is dan hoofdinspectie om levende hoofdluizen bij een persoon op te sporen. Om neten op te sporen is hoofdinspectie even gevoelig als natkammen.

Hoe diepe veneuze trombose uitsluiten in de eerste lijn?

Lemiengre M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 136 - 137


Deze studie toont aan dat de regel van Wells, al of niet in combinatie met een D-dimeertest, en toegepast door huisartsen in een eerstelijnssetting, onvoldoende nauwkeurig is om patiënten met een zeer lage voorkans op DVT (<3%) te identificeren. In verschillende studies met patiënten die zich aanboden op de spoedopname was dit wel mogelijk. Bij patiënten met een lage voorkans op DVT bepaalt men de D-dimeren met een hoog sensitieve test. Indien deze test negatief is, kan men een DVT uitsluiten. Bij patiënten met een gemiddelde of hoge voorkans op DVT is compressie-echografie van de onderste ledematen de volgende diagnostische stap.

Drie vragen om urge- van stressincontinentie te onderscheiden

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 41 - 43


Deze studie bevestigt het belang van een eenvoudige vragenlijst bij de diagnose van urge- en stressincontinentie bij de vrouw. De test is echter niet erg nauwkeurig en is ongeschikt bij complexe incontinentie of incontinentie met comorbiditeit. Een volledig correcte diagnose is bij een eerste contact wellicht van minder belang, aangezien bekkenbodem-reëducatie volgens de huidige richtlijnen de eerste stap is in de aanpak van zowel urge- als stressincontinentie. Wanneer deze eerste behandeling faalt of wanneer een meer invasieve (chirurgische), een meer risicovolle (medicamenteuze) of een duurdere (biofeedback) behandeling worden overwogen, is uro-gynaecologische oppuntstelling gewenst.

Waarde van funduscopie bij hypertensie

De Cort P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 29 - 31


Deze systematische review toont aan dat het uitvoeren van een funduscopie in het kader van de op puntstelling van de hypertensiepatiënt geen meerwaarde heeft. De interobservervariatie is te groot en de aantonende en uitsluitende kracht zijn te laag. Bovendien beïnvloedt het resultaat van een funduscopisch onderzoek het verloop van de behandeling niet.

Voorspellen claudicatioklachten perifeer vaatlijden?

Bruyninckx R.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 159 - 161


Deze diagnostische studie toont aan dat geen enkele soort inspanningsgebonden pijn voldoende sensitief of specifiek is om perifeer arterieel vaatlijden te bevestigen of uit te sluiten. Tevens worden veel patiënten met perifeer arterieel vaatlijden niet gediagnosticeerd wegens de afwezigheid van de klassieke claudicatioklachten. Perifeer arterieel vaatlijden kan door de huisarts vastgesteld worden met behulp van de enkelarmindex (EAI). Een normale EAI ligt tussen 1,00 en 1,39. Het meten van de EAI is zinvol bij patiënten met inspanningsgebonden pijn in de onderste ledematen. Daarnaast moeten andere cardiovasculaire risicofactoren, zoals rookgedrag, hypertensie, diabetes en lipidenafwijkingen, aangepakt worden. Op basis van de huidige beschikbare evidentie kunnen we screening van alle patiënten door middel van een EAI niet aanraden.

Welke D-dimeertest is de beste om DVT of longembolie uit te sluiten?

Lemiengre M. , Vanhee L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 42 - 44


Uit deze meta-analyse blijkt dat de semi-kwantitatieve ELISA-test voor de bepaling van D-dimeren bij patiënten met een vermoeden van diepe venueze trombose of longembolie de beste D-dimeertest is om een DVT of longembolie uit te sluiten: een negatief testresultaat bij een patiënt met een lage voorkans is een voldoende sterk argument om de diagnose uit te sluiten.Wanneer men D-dimeren laat bepalen, is de semi-kwantitatieve ELISA-test dus de beste keuze.

De waarde van D-dimeertest bij vermoeden van DVT

Lemiengre M. , Vanhee L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 36 - 38


Deze studie toont aan dat wanneer men een diepe veneuze trombose vermoedt bij patiënten die op basis van een klinische score een lage voorkans op DVT (5%) hebben,een negatieve D-dimeertest een goede uitsluiter is. Bij patiënten met een hoge voorkans (>15%) is in eerste instantie compressie-echografie van de onderste ledematen aangewezen. Indien bij deze patiënten zowel compressie-echografie als de D-dimeertest negatief zijn, kan een diepe veneuze trombose worden uitgesloten.

Hoe het best de bloeddruk meten?

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 87 - 89


Deze studie ondersteunt de recente richtlijnen, die aanbevelen dat de huisarts de diagnose van hypertensie pas stelt na bevestiging door goed uitgevoerde thuismetingen door de patiënt zelf.

De Ottawa knieregels

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 100 - 101


De Ottawa knieregels kunnen nuttig zijn om in geval van een knietrauma de noodzaak van radiografisch onderzoek in te schatten en aldus het gebruik ervan te beperken. Ze bezitten een zeer goede sensitiviteit. Er zijn echter nog onvoldoende studies over de betrouwbaarheid van deze test en praktische problemen beperken de toepasbaarheid ervan.

Screening van cervixkanker: dunnelaag, HPV of PAP?

Smeets F.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 55 - 57


Deze studie toont aan dat screening van cervixkanker met behulp van dunnelaagcytologie minder betrouwbaar is dan met een klassiek Papanicolaou-uitstrijkje. Andere studies en een meta-analyse komen tot andere resultaten. Daarbij is er onvoldoende evidentie over de kosten en baten van de dunnelaagtechniek. De WVVH-aanbeveling voor cervixkankerscreening die het gebruik van de klassieke uitstrijktechniek aanbeveelt, blijft dan ook van kracht.

Diagnostiek van pneumonie

Coenen S.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 7 - 8


Uit deze studie blijkt dat het mogelijk is een pneumonie uit te sluiten bij patiënten met acute hoest en een laag risico van een (lage) luchtweginfectie (namelijk maximaal één van de drie criteria droge hoest, diarree of rectale temperatuur >=38°C ) en een CRP-waarde <20 mg/l.

Screening naar prostaatkanker

Weyler J.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 106 - 109


‘Watchful waiting’ blijft de beste strategie met betrekking tot de implementatie van screeningsprogramma’s voor prostaatkanker. Ondertussen moet het gebruik van de PSA-bepaling als screeningstest voor prostaatkanker bij symptoomloze mannen worden afgeraden.Verder onderzoek is nodig naar optimale behandeling bij vroegtijdige letsels en meer specifieke diagnostische (screenings-)procedures.

Ottawa enkelregels ter uitsluiting van een fractuur

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 111 - 113


De Ottawa enkelregels zijn een gemakkelijke en gevalideerde test om een fractuur uit te sluiten in geval van een letsel aan de enkel of de middenvoet bij volwassenen en kinderen. De sensitiviteit van deze test is hoger binnen de eerste 48 uur na het ongeval.

Waarde van de infrarood oorthermometer

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 44 - 45


De rectale temperatuurmeting verschilt sterk van de oortemperatuurmeting en de verschillen doen zich voor in de twee richtingen! Voor een betrouwbare meting van de lichaamstemperatuur is de conventionele kwikthermometer of de digitale thermometer beter geschikt dan de infrarood oorthermometer.

Klinisch diagnostisch instrument voor enkeltrauma bij kinderen

Wyffels P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 380 - 381


Er bestaat tot op heden nog geen gevalideerd klinisch diagnostisch instrument om te bepalen of bij kinderen met een enkeltrauma radiografie nodig is. Het klinisch onderzoek in deze studie is niet getoetst in de huisartspraktijk. Verder onderzoek in de huisartspraktijk is nodig om uitspraken te kunnen doen over de bruikbaarheid van een dergelijk klinisch instrument voor huisartsen.

Kan echografie de diagnostiek van appendicitis verbeteren?

Blanckaert F.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 208 - 210


Uit deze studie over de waarde van echografie bij de diagnose van appendicitis kunnen geen besluiten voor de huisarts worden getrokken. De kliniek blijft van primordiaal belang.

Acute behandeling van diepe veneuze trombose: subcutaan of intraveneus?

Lannoy J.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 1 pagina 36 - 41


Deze studie toont aan dat in de acute fase van de behandeling van diepe veneuze trombose enoxaparine, een heparine met laag moleculair gewicht (LMW-heparine), een- of tweemaal daags subcutaan toegediend, even effectief en veilig is als continue toediening van heparine per infuus. In de acute fase wordt tevens gestart met orale anticoagulantia. Na het bereiken van een aanvaardbare INR-waarde (tussen 2 en 3) worden de LMW-heparines gestaakt. Behandeling met orale anticoagulantia wordt nog gedurend

Hemoccult: effectief, maar verre van volmaakt in de screening op coloncarcinoom

Derese A.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 376 - 379


De hemocculttest is een niet-invasieve screeningsmethode die de mortaliteit van coloncarcinoom kan reduceren en ook de incidentie met ongeveer 20%. Er zijn echter te veel factoren met betrekking tot financiële en psychologische kosten onvoldoende in rekening gebracht om systematische screening in de algemene bevolking aan te bevelen. Voor personen met een familiale voorgeschiedenis van coloncarcinoom is een eerste (eventueel eenmalige) coloscopie op vijftig jaar mogelijk een meer kosteneffectieve benadering

Diagnostische waarde van tachypneu voor pneumonie

Art B.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 233 - 234


Samenvattend kunnen we stellen dat de klinische symptomen van een luchtweginfectie bij kinderen (crepitaties, hoest, koorts,…) niet toelaten om de diagnose ‘pneumonie’ te stellen of uit te sluiten. Aanwezigheid van tachypneu is een zwak argument voor de diagnose van pneumonie. Uitgaande van een incidentie van pneumonie bij kinderen van ongeveer 30-50 per 1.000, is de aanwezigheid van tachypneu wel waardevol bij het beslissen of men een thoraxfoto laat nemen. De diagnose (en dus de behandeling) van een pneumonie stelt men niet op basis van de kliniek, maar op basis van een foto.

Hoe effectief is klinisch borstonderzoek?

Cornelli K. , Goeman A.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 178 - 181


Er is nog onvoldoende bewijs dat screenen op borstkanker door middel van klinisch borstonderzoek zinvol is. De studies die hierover rapporteren, geven tegenstrijdige resultaten. Het aanwezig zijn van abnormale bevindingen verhoogt wel de probabiliteit op het vinden van borstkanker. Een normaal klinisch borstonderzoek daarentegen geeft onvoldoende informatie voor het uitsluiten van borstkanker.

Prostaatkanker: kan screening de mortaliteit reduceren?

Weyler J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 127 - 131


Uit deze studie zou blijken dat jaarlijkse of tweejaarlijkse screening met PSA-metingen bij patiënten vanaf vijftig jaar de mortaliteit door prostaatkanker kan reduceren. Bovenstaande bespreking wijst echter op fundamentele methodologische tekortkomingen in de studie. Er zijn dus nog steeds geen goede studies die systematische screening naar prostaatkanker onderbouwen.

De diagnostische waarde van hematurie

Boeckx J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 138 - 140


Dit onderzoek geeft een (nog beperkte) aanwijzing dat afwezigheid van hematurie bij een patiënt met acute flankpijn slechts een zeer zwak argument vormt om de diagnose van uretererolithiase uit te sluiten. Als de kliniek al niet duidelijk genoeg is (bijvoorbeeld: bekende niersteenproblematiek, typische zich herhalende nierkolieken, een manifeste acute pyelonefritis), dienen we ons te verlaten op bijkomende onderzoeken om een steen uit te sluiten. Als een patiënt zich presenteert met acute flankpijn en aanwezigheid van hematurie, dan is ook dit, bij een atypische kliniek, een zeer zwak argument om de diagnose van een ureterolithiase te bevestigen

Endovaginale echo voor diagnostiek van endometriumpathologie

Vermeire E.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 10 pagina 461 - 462

Screenen op zwangerschapsdiabetes

Vermeire E.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 6 pagina 272 - 274


Deze studie stelt vast dat zwangere vrouwen zonder vooraf bestaande diabetes mellitus gescreend kunnen worden op diabetes mellitus in de 24e tot 28e zwangerschapsweek met behulp van een nuchtere glycemiebepaling. Wanneer een afkapwaarde van 4.8 mmol/L (86.5 mg/100 ml) wordt gehanteerd kan een sensitiviteit van 81% en een specificiteit van 76% worden bereikt. Alleen vrouwen met een nuchtere glycemie 4.8 mmol/L (86.5 mg/100 ml) komen in aanmerking voor een 50 g glucosetolerantietest.

Screening voor het syndroom van Down: een geïntegreerde test

Temmerman M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 4 pagina 195 - 197


Deze studie die gebaseerd is op materiaal uit andere studies, toont aan dat de geïntegreerde screeningstest die gebruikmaakt van testresultaten van het eerste en tweede trimester meer Down-zwangerschappen detecteert met een veel lager percentage fout-positieven dan de beste screeningstesten op dit moment. Aangezien in België de voorwaarden voor invoering van een dergelijke screeningstest (haalbaarheid, kostenbatenanalyse en emotionele kosten) nog onvoldoende zijn ingevuld, is de implementatie hiervan op korte termijn niet te verwachten. Meer aandacht dient te gaan naar het informeren van de aanstaande ouders zodat zij een overwogen keuze kunnen maken om al dan niet een screeningstest te laten uitvoeren.

Editoriaal: Ziek of niet ziek: wie heeft het laatste woord?

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 8 pagina 330 - 331

De waarde van vrij PSA in de diagnostiek van prostaatkanker

Van Poppel H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 5 pagina 206 - 207


Wanneer een totaal PSA gevonden wordt tussen de 4 en 10 ng/ml, is het zinvol ook een vrij PSA te laten bepalen. Indien de ratio vrij/totaal PSA meer dan 25% bedraagt, is het veilig om af te zien van een prostaatbiopsie. Het is nog altijd niet duidelijk of screening naar prostaatkanker zinvol is. Er zijn op dit ogenblik nog geen goede prospectieve studies die een gunstig effect aantonen op de levenskwaliteit en levensduur van mannen met prostaatkanker.