Woordenlijst
Verklarende woordenlijst evidence-based practice. Verzameling van de belangrijkste epidemiologische en statistische termen in evidence-based practice. De woordenlijst wordt door de redactie van Minerva continu geüpdatet. De recentste online versie van dit handige boekje kan u hier als pdf downloaden (door te klikken op de cover).
Laatst gepubliceerd: augustus 2024
Vaginale Symptoom Index (VSI) is een samengestelde score die 5 vaginale symptomen bevat: vaginale droogte, jeuk, irritatie, pijn of dyareunie (bij sexueel actieve vrouwen). Elk item krijgt van de patiënte een score van 0 (symptoom afwezig) tot 3 (symptoom zeer vervelend). Het gemiddelde van de 4 items wordt berekend om de VSI te kennen.
Vaginale Maturatie Index meet de oestrogeengerelateerde rijping van de slijmcellen op basis van de verhouding parabasale cellen (jonge cellen), tussenliggende cellen en oppervakkige cellen die worden aangetroffen op een vaginaal uitstrijkje.
In een validatiestudie wordt een klinische predictieregel gevalideerd bij een steekproef van de bevolking. Een validatiestudie moet voldoen aan strikte methodologische criteria: geen bias bij de selectie van patiënten zodat een spectrum van patiënten behouden blijft die zich in verschillende ernststadia van de aandoening bevinden, blindering van de evaluatie, correcte interpretatie van de predictieve variabelen met resultaten voor alle geïncludeerde patiënten (Bron: McGinn TG, Guyatt GH, Wyer PC, et al. Users’ guides to the medical literature: XXII: how to use articles about clinical decision rules. Evidence-Based Medicine Working Group. JAMA 2000;284:79e84).
Validiteit is de mate waarin een onderzoek of een meetinstrument of meettechniek meet wat het beoogt te meten. Om de validiteit van een meetinstrument te bepalen wordt het vergeleken met een instrument waarvan men zeker is dat dit het gewenste effect meet, de gouden standaard. In veel gevallen is het echter niet vanzelfsprekend om een geschikte gouden standaard te vinden. Validering is daarom vaak een complexe aangelegenheid.
De variantie is een maat voor de spreiding van de verschillende metingen in een onderzoek. De variantie wordt berekend door de (absolute waarde van de) afwijking van alle verschillende metingen ten opzichte het gemiddelde te kwadrateren en vervolgens op te tellen en te delen door het aantal metingen. De vierkantswortel uit de variantie is de standaarddeviatie.
Een variantieanalyse wordt toegepast om een aantal (meer dan twee) gemiddelden met elkaar te vergelijken. Hierbij worden de variantie tussen de groepen (in hoeverre de verschillende groepsgemiddelden van elkaar verschillen) en de variantie binnen de groepen (de spreiding van de metingen binnen elke groep) berekend. In een gewone variantieanalyse onderzoekt men het effect van één variabele. In een multipele variantieanalyse (MANOVA) onderzoekt men het effect van meerdere variabelen. ANCOVA is een ANOVA met regressie voor de continue variabelen (covariantie). MANCOVA is een multivariate covariantieanalyse.
Korte screeningstest die cognitief vermogen nagaat. De test bestaat uit het opsommen van zoveel mogelijk zaken die tot een bepaalde categorie behoren (vb. dieren) en dit in 60 seconden. Een score van 17 of minder vereist verder cognitief onderzoek.
HAS (Haute Autorité de Santé, Frankrijk) classificeert geneesmiddelen in vijf groepen van I tot V, naargelang de beoordeling van de vooruitgang van het geneesmiddel: zeer belangrijke (I), belangrijke (II), matige (III), geringe (IV) en geen (V) verbetering van de therapeutische waarde.
Deze lijst bevat negen items (waaronder randomisatie, blindering en intention to treat analyse) die de methodologische kwaliteit van RCT’s beschrijven. De lijst kwam tot stand door consensus tussen experten.
Deze statistische techniek evalueert het effect van een interventie door de verschillen in uitkomsten over een bepaalde tijd tussen een behandelde groep en een controlegroep te vergelijken. Men meet dus voor en na de interventie een bepaalde variabele in de behandelde groep en de controlegroep. Daarna berekent men voor beide groepen het verschil voor en na de interventie. Het effect van de interventie wordt uiteindelijk geschat door het verschil in de behandelde groep af te trekken van het verschil in de controlegroep.
Met deze vragenlijst scoort men hoe vaak (0=nooit; 1=enkele keer; 2=meerdere keren; 3=elke week; 4=bijna elke dag) vijftien duizeligheidgerelateerde symptomen zijn voorgekomen in de voorbije maand. Een klinisch significante verandering wordt gedefinieerd als een verandering van minstens 3 punten.
Verwijzingsbias is een bijzondere vorm van selectiebias dat kan voorkomen tijdens een observationeel onderzoek. Wanneer de kans op het krijgen van een meer complexe behandeling versus een gebruikelijke behandeling afhankelijk is van de prognose van de patiënten kan het uiteindelijke resultaat van deze complexe behandeling in vergelijking met de gebruikelijke behandeling beter of slechter zijn dan we in werkelijkheid mogen verwachten.
In de Villaltaschaal wordt zowel gebruikgemaakt van een patiëntscore als van een observerscore. De patiënt kan vijf symptomen (pijn, zwaartegevoel, krampen, jeuk, tintelingen) scoren op een schaal van 0 (afwezig) tot 3 (ernstig). De observer scoort daarnaast zes symptomen (pretibiaal oedeem, induratie, hyperpigmentatie, veneuze ectasieën, pijn bij kuitcompressie, roodheid) op diezelfde schaal. De diagnose PTS wordt gesteld bij een totaalscore van ≥3 (bij twee opeenvolgende driemaandelijkse controles), of bij aanwezigheid van een veneus ulcus. Een score 5-9 wijst op milde PTS; 10-14 op matige PTS; en ≥15 of veneus ulcus op ernstige PTS.
Deze zelf in te vullen vragenlijst evalueert symptomen, eenvoudige functietesten en mogelijkheden om te sporten. De score varieert van 100 (geen functionele hinder) tot 0 (maximale beperking). (Visentini PJ, Khan KM, Cook JL, et al. The VISA score: an index of severity of symptoms in patients with jumper's knee (patellar tendinosis). Victorian Institute of Sport Tendon Study Group. J Sci Med Sport 1998;1:22-8).
Dit is een meetinstrument waarbij de onderzochte persoon op een lijn (al dan niet onderverdeeld in punten) aangeeft waar zijn antwoord op een vraag zich situeert tussen twee uitersten (positief/negatief, ja/nee, ziek/gezond, pijn/geen pijn, etc.). Bijvoorbeeld: Geef aan hoeveel pijn u ervaart. Veel pijn ------- geen pijn.
De voorkans is de kans op ziekte bij een gegeven persoon vóór het uitvoeren van een bepaalde onderzoekshandeling (observatie, anamnese, klinisch onderzoek of test). Bijvoorbeeld, bij screening is de voorkans gelijk aan de prevalentie van de te onderzoeken aandoening in de algemene bevolking. De voorkans van een patiënt die zijn arts consulteert is gewoonlijk hoger dan de prevalentie in de algemene bevolking, o.a. door de aanwezigheid van klachten en/of symptomen.
Een voormeting vindt plaats aan het begin van een studie (baseline), meestal vóór randomisatie in de verschillende behandelgroepen. De resultaten van deze voormeting worden vervolgens vergeleken met resultaten van verdere follow-up momenten.
De voorspellende waarde van een positieve test (Eng: positive predictive value, PPV) is de kans dat een persoon met een positieve test de ziekte heeft of zal ontwikkelen. De voorspellende waarde van een positieve test wordt berekend door het aantal werkelijk zieke personen met een positieve test (terecht-positief) te delen door het totaal aantal personen met een positieve test. Voorspellende waarde van een positieve test = a / a + b. De voorspellende waarde van een negatieve test (Eng: negative predictive value, NPV) is de kans dat een persoon met een negatieve test de ziekte niet heeft of niet zal ontwikkelen. De voorspellende waarde van een negatieve test wordt berekend door het aantal personen zonder de ziekte en met een negatieve test (terecht-negatief) te delen door het totaal aantal personen met een negatieve test. Voorspellende waarde van een negatieve test = d / c + d
voorspellende waarde van een positieve test, voorspellende waarde van een negatieve test, predictieve waarde