Woordenlijst
Verklarende woordenlijst evidence-based practice. Verzameling van de belangrijkste epidemiologische en statistische termen in evidence-based practice. De woordenlijst wordt door de redactie van Minerva continu geüpdatet. De recentste online versie van dit handige boekje kan u hier als pdf downloaden (door te klikken op de cover).
Laatst gepubliceerd: augustus 2024
De L’Abbé plot zet voor iedere studie in een meta-analyse de resultaten van de interventiegroep uit tegen de resultaten van de controlegroep: elk resultaat met een vergelijking van twee studie-armen wordt uitgezet door middel van een punt op de grafiek met op de verticale as het risico in de interventiegroep en op de horizontale as het risico in de vergelijkingsgroep. De diagonale lijn geeft de afwezigheid van een verschil aan; boven de diagonale lijn bevinden zich de studies met een gunstig effect van de interventie en onder de diagonale lijn de studies met een gunstig effect in de vergelijkingsgroep. In latere versies van deze grafiek is het punt een cirkel geworden, waarbij de diameter van de cirkel evenredig is aan de studiegrootte.
De Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (IADL) lijst beoordeelt op 7 domeinen de vaardigheden die van belang zijn om zelfstandig te kunnen wonen. Het instrument heeft tot doel om evolutie in de tijd na te gaan en heeft geen afkappunt. Er zijn 7 items; minimale score: 0 maximale score: 14.
Screening heeft als doel om de diagnose van een aandoening te kunnen stellen vooraleer deze symptomatisch wordt. De tijd tussen de diagnose door screening en het optreden van de eerste symptomen noemt men ‘lead time’; deze kan berekend worden door de incidentie te bepalen van nieuw opgespoorde letsels tijdens de opeenvolgende screeningsepisodes. Als men geen rekening houdt met deze ‘lead time’ (die terug moet toegevoegd worden aan de overlevingstijd in de controlegroep) kan bias ontstaan in de vergelijking tussen de gescreende groep en de controlegroep.
in deze sensitiviteitsanalyse wordt het resultaat van de meta-analyse herberekend door elke studie achtereenvolgens weg te laten; zo kan men de invloed van elke studie op het gepoolde resultaat achterhalen.
Deze gevalideerde vragenlijst bestaat uit 19 items die peilen naar de invloed van hoesten op levenskwaliteit. Ze wordt door de patiënt zelf ingevuld en varieert van 3 tot 21 (hoe hoger de score, hoe beter de levenskwaliteit). Men spreekt van een klinisch relevant verschil vanaf 1,3 punten.
Deze algofunctionele vragenlijst die door de patiënt wordt ingevuld probeert aan de hand van vijf vragen over pijn, twee vragen over loopbeperking en vier vragen over activiteiten van het dagelijkse leven een globaal beeld te scheppen over de pijn en het functioneren van personen met knieartrose. Hoe hoger de score, hoe meer pijn en/of beperking door de patiënt ervaren wordt.
De LSAS is een schaal van 24 items die angst en vermijding in sociale of prestatiesituaties apart scoort. Hoe hoger de score, hoe groter de sociale angst. Er zijn 3 eindscores: totale angstscore (0-72), totale vermijdingsscore (0-72) en totale eindscore (0-144). Een mogelijke interpretatie is dat een score van 55 tot 65 staat voor matige sociale angst, 65 tot 80 voor opmerkelijke sociale angst, 80 tot 95 voor ernstige sociale angst en hoger dan 95 voor zeer ernstige sociale angst.
Dit is een ordinale schaal van antwoorden op een vraag, waarbij de antwoorden in een hiërarchische volgorde zijn gerangschikt. Bijvoorbeeld: altijd/dikwijls/zelden/nooit
Wanneer de uitkomstmaat voor alle deelnemers van een studie op verschillende tijdstippen gemeten wordt kan men een lineair mixed model gebruiken dat rekening houdt met het feit dat metingen niet onafhankelijk van elkaar gebeuren en dat naargelang het meetmoment het effect van de behandeling kan verschillen. Daarnaast kan men met deze analysetechniek ook meteen rekening houden met confounders. (zie Poelman T, Michiels B. Herhaalde metingen, hoe analyseren? Minerva 2016;15(6):155-7. http://www.minerva-ebm.be/NL/Article/2052)
Bij een LOCF-analyse beschouwt men de laatste observatie van elke persoon die aan de studie heeft deelgenomen als uitkomst, ook als het tijdstip van observatie niet samenvalt met het in de studie vooropgestelde tijdstip van uitkomstmeting.
Bij een 'regressie-analyse' gebruikt men het verband tussen twee variabelen om de waarde van één van de variabelen te voorspellen uit de andere variabele. De techniek van logistische regressie wordt toegepast wanneer men de invloed van verschillende factoren (variabelen) op een uitkomst als ‘ziek’ of ‘niet-ziek’ wil analyseren.
Met de log-rank test kan men nagaan in hoeverre de populaties van twee of meerdere overlevingscurves vergelijkbaar zijn. De log-rank p-waarde is de p-waarde van de log-rank test. Indien p >0,05 zijn de populaties van de verschillende overlevingscurves niet vergelijkbaar.
De personen van wie (om welke reden dan ook) aan het einde van het onderzoek de te onderzoeken uitkomsten niet bekend zijn en voor wie men geen reden voor uitval heeft kunnen registreren, noemt men ‘lost to follow-up’. Personen die wegens ongewenste effecten de toegewezen behandeling staken, personen die gedurende de onderzoeksperiode overlijden of als gevolg van een andere ziekte niet meer mee kunnen doen aan het onderzoek, worden beschouwd als ‘lost to follow-up’.
Een door de patiënt in te vullen vragenlijst bestaande uit 20 activiteiten van het onderste lidmaat, elk gescoord op een vijf punten-schaal (0=onmogelijk uit te voeren; 4=zonder problemen uit te voeren). De maximale score is 80.
Lower urinary tract symptoms (LUTS) is een syndroom bij mannen dat bestaat uit: frequency, urgency, zwakke en intermittente urinestraal, moeilijk op gang komen van de mictie, gevoel van onvolledige ontlediging, nycturie. Het syndroom kan leiden tot complicaties zoals acute urineretentie.