Woordenlijst
Verklarende woordenlijst evidence-based practice. Verzameling van de belangrijkste epidemiologische en statistische termen in evidence-based practice. De woordenlijst wordt door de redactie van Minerva continu geüpdatet. De recentste online versie van dit handige boekje kan u hier als pdf downloaden (door te klikken op de cover).
Laatst gepubliceerd: augustus 2024
De klassieke RCT, al of niet cross-over, is de standaard wanneer men de effectiviteit van een interventie wil bepalen. De resultaten die men waarneemt, doen een uitspraak over de geïncludeerde populatie maar zijn lastig om te vertalen op het individuele patiëntniveau. In een gerandomiseerd onderzoek met één persoon kan men wel de optimale behandeling voor een individuele patiënt onderzoeken en nagaan of vermeende ongewenste effecten zich al of niet manifesteren bij een individuele patiënt. De patiënt ondergaat een aantal ‘gepaarde behandelingen’ bestaande uit een experimentele behandeling en een controlebehandeling (of placebo). De volgorde van de behandelingen wordt willekeurig (aselect) bepaald en bij voorkeur zijn zowel de behandelende arts als de patiënt blind voor de gevolgde behandeling. In de ene periode volgt de patiënt de experimentele behandeling en in de andere periode de controlebehandeling. Het afwisselen van de behandelingen wordt herhaald totdat arts en patiënt ervan overtuigd zijn dat de behandelingen verschillend of zeker niet verschillend zijn. Het spreekt voor zich dat experimenteel product en placebo volstrekt gelijk van uitzicht moeten zijn en dat hier criteria moeten gelden die strenger zijn dan in een klassieke RCT.
De nakans is de kans op ziekte na het in rekening nemen van een argument.
In een narratieve review maakt de auteur zelf een selectie van te includeren studies en ontbreekt meestal een (beschrijving van een) zoekstrategie. De wetenschappelijke waarde van een ‘narrative’ review is daarom beperkt.
Voor elke neusholte geeft men de grootte van de poliepen een score van 0=geen poliepen, 1=poliepen reiken tot de middelste neusgang, 2=poliepen nemen de middelste neusgang volledig in, 3=poliepen reiken tot voorbij de middelste neusgang, 4=poliepen nemen de neusholte volledig in; de totale score varieert van 0 tot 8.
Het National Institute for Health and Care Excellence is een afdeling van het Britse ministerie van Volksgezondheid, dat onder andere richtlijnen voor goede klinische praktijk ontwikkelt.
De NIHSS-score is een methode om de ernst van een cerebrovasculair accident in te schatten rekening houdende met: bewustzijn, blikrichting, gezichtsvelden, aangezichtsverlamming, kracht in armen en benen, ataxie, sensibiliteit, taal, dysartrie, onderscheid maken in prikkels en het negeren van één lichaamshelft..
Observationele studie waarbij personen op natuurlijke wijze of via elementen die onafhankelijk zijn van de onderzoekers worden blootgesteld aan de bestudeerde factor of aan de controle daarop. Dit soort onderzoek wordt bijvoorbeeld gebruikt wanneer vrijwillige blootstelling onethisch of onpraktisch wordt geacht.
De Noncommunicating Children’s Pain Checklist is een vragenlijst waarop ouders de aanwezigheid van dertig items bij hun kinderen scoren (0 = niet, 1 = occasioneel, 2 = vaak en 3 = zeer vaak aanwezig). De items zijn zo gekozen dat ze correleren met de pijnbeleving van het kind.
Deze schaal meet de functionele status van de patiënt aan de hand van tien vragen over dagelijkse activiteiten, die elk door de patiënt zelf op een vijfpuntsschaal worden gescoord.
Classificatie van de cervicale pijn en ongemakken ingedeeld in 4 stadia. Stadium I: geen fysieke tekenen, geen symptomen, geen of zeer weinig impact op de dagelijkse activiteiten; stadium II: geen fysieke tekenen of symptomen van ernstige pathologie, maar aanzienlijke impact op activiteiten van het dagelijks leven; stadium III: geen fysieke tekenen of symptomen van ernstige pathologie, maar neurologische tekenen (verminderde diepe peesreflexen, zwakte); stadium IV: symptomen en tekenen van ernstige structurele afwijkingen.
Deze zelfrapportage vragenlijst bestaat uit 33 items die eetgedrag bevragen bij personen van 12 tot 70 jaar met (risico van) gewichts- en eetproblemen. Ze is samengesteld uit drie subschalen die elk een verschillend eetpatroon evalueren: emotioneel eetgedrag (wordt gestuurd door (negatieve) emoties) (13 items), extern eetgedrag (wordt gestuurd door de voedinggerelateerde stimuli zoals zien of ruiken van voeding) (10 items) en lijngericht eten ((restrictief) eetgedrag met focus op gezond zijn en behouden van lichaamsvorm/-gewicht) (10 items). Elk item wordt gescoord met een Likert-schaal van nooit (1), zelden (2), soms (3), vaak (4) of zeer vaak (5) voorkomend. Een hogere totaalscore op de subschaal ‘emotioneel eten’ bijvoorbeeld betekent dat de deelnemer meer emotioneel eetgedrag vertoont.
De negatieve likelihood ratio geeft aan in welke mate een ziekte minder aannemelijk wordt bij een negatief testresultaat. Het is de verhouding tussen de kans op een negatieve testuitslag bij zieken en die bij niet-zieken. LR- = 1 - sensitiviteit / specificiteit. De LR- is een getal kleiner dan 1. Een diagnostische test is informatiever naarmate de LR- dichter tot 0 nadert.
In een case-control onderzoek gaat men uit van een groep personen met een bepaalde ziekte of te onderzoeken uitkomst (‘cases’) en een groep personen zonder deze eigenschappen (‘controls’). Men meet en vergelijkt de blootstelling aan een mogelijke risicofactor in elk van beide groepen. Het relatieve risico van blootstelling wordt in een case-control onderzoek uitgedrukt als een odds ratio. Case-control onderzoeken worden vooral toegepast in etiologisch onderzoek. In geval van zeldzame ziekten of ziekten die zich over een lange tijd ontwikkelen kan men met behulp van deze onderzoeksopzet zoeken naar een relatie tussen risicofactoren en het ontstaan van een ziekte. In een nested case-control onderzoek worden de ‘cases’ en de ‘controls’ uit de populatie van een cohortonderzoek gerekruteerd. Wanneer men in de loop van het onderzoek voldoende patiënten met een bepaalde ziekte (‘cases’) heeft geïdentificeerd zoekt men daarbij personen zonder de ziekte (‘controls’) uit dezelfde cohort. Aangezien sommige gegevens van ‘cases’ en ‘controls’ bekend zijn (door gegevensverzameling in het cohortonderzoek) kan hiervoor worden gecontroleerd, waardoor de kans op vertekening door bekende verstorende variabelen in deze opzet kleiner is.
Meetinstrument dat het neurocognitieve functioneren meet op drie generieke domeinen (bewustzijn, oriëntatie en aandacht), alsook op vijf grote domeinen (taal, constructief vermogen, geheugen, rekenvaardigheden en executieve vaardigheden). De schaal bestaat uit 62 items, waarbij men elk item scoort van 0 tot 12.
vragenlijst ontworpen om neuropathische pijn te identificeren, bestaande uit 10 items over de kenmerken van de ervaren pijn.
De NPI is een vragenlijst om de frequentie en de ernst van gedragsproblemen te evalueren. De maximum score is 144. Hoe hoger de score, hoe belangrijker de gedragsproblemen.
‘Neuropsychiatric Inventory-Nursing Home version’: deze schaal meet de ernst en de frequentie van twaalf psychotische symptomen (hallucinaties, agitatie, verstoring dag-nachtritme,…).
De NTB bestaat uit 14 verschillende testen die allemaal verschillende schalen gebruiken om het cognitieve functioneren te meten.
NYHA-klasse I: geen symptomen of beperkingen: geen vermoeidheid, kortademigheid of pijn op de borst bij normale fysieke inspanning. NYHA-klasse II: enige beperking van de fysieke activiteiten: bij rust geen symptomen, maar normale activiteiten veroorzaken kortademigheid, vermoeidheid of pijn op de borst. NYHA-klasse III: belangrijke beperking van de inspanningscapaciteit: geen symptomen bij rust, maar een minieme inspanning kan reeds symptomen uitlokken. NYHA-klasse IV: de patiënt kan geen enkele inspanning uitvoeren zonder symptomen. De symptomen zijn reeds aanwezig bij rust en bij de minste inspanning nemen deze toe in ernst.
In deze test wordt aan de deelnemers gevraagd om een bepaalde paragraaf tekst te memoriseren om hem daarna verbaal te reproduceren. De score komt overeen met het aantal zinnen dat wordt uitgesproken. Hoe hoger de score, hoe beter het geheugen.
Deze criteria laten toe om bij niet-gerandomiseerde studies de kwaliteit van de onderzoeksopzet en de relevantie van de resultaten te evalueren zodat het mogelijk is een meta-analyse uit te voeren. Deze criteria zijn het resultaat van enerzijds een Australische schaal die de kwaliteit beoordeelt (universiteit van Newcastle) en anderzijds een zeer ruime Canadese scorelijst (universiteit van Ottawa). Men evalueert 4 grote thema’s: de selectie (representativiteit van de blootgestelde cohort, selectie van de niet-blootgestelde cohort uit dezelfde populatie, ondubbelzinnige vaststelling van de blootstelling, uitkomst niet aanwezig bij de start van de studie), de vergelijkbaarheid (rekening houden met confounders), de uitkomstmeting (geblindeerde meting van de resultaten, voldoende lange follow-up, volledigheid van de follow-up). Op basis van de score maakt men een onderscheid in lage kwaliteit (score 0-3), matige kwaliteit (score 4-6) en hoge kwaliteit (score 7-9).
Dit is een register van gepubliceerde economische evaluaties in de gezondheidszorg en bevat gestructureerde samenvattingen, kwaliteitsbeoordeling en informatie over praktische implicaties voor de NHS.
Cochrane Library, Cochrane Database of Systematic Reviews (CDSR), Database of Abstracts of Reviews of Effectiveness (DARE), Health Technology Assessment Database (HTA), Cochrane Central Register of Controlled Trials (CENTRAL), Cochrane Methodology Register (CMR)
De NIHSS-score is een methode om de ernst van een cerebrovasculair accident in te schatten rekening houdende met: bewustzijn, blikrichting, gezichtsvelden, aangezichtsverlamming, kracht in armen en benen, ataxie, sensibiliteit, taal, dysartrie, onderscheid maken in prikkels en het negeren van 1 lichaamshelft. De score varieert van 0 tot 42.
De NVL wordt door de patiënt ingevuld en bevat 16 items over de frequentie van astmaklachten. De scores variëren van nooit (0), zelden, soms, dikwijls tot zeer dikwijls (4). De globale score wordt berekend op 64 punten.
Criteria van de National Institute of Neurological and Communicative Disorders and Stroke and the Alzheimer’s Disease and Related Disorders Association, die de diagnose van de ziekte van Alzheimer stellen.
Een nocebo is een ongewenst (en onaangenaam) effect van een product of interventie zonder fysiek therapeutisch effect.
Nummers worden willekeurig toegekend zonder aanduiding voor een rangorde (bijvoorbeeld, 1=vrouw en 2=man). Een nominale schaal levert nominale of categorische data en geeft informatie over identiteit.
Een categorische variabele kan enkel vooraf vastgestelde waarden aannemen. Een categorische variabele kan nominaal of ordinaal zijn. Een nominale variabele die slechts twee waarden kan aannemen noemt men dichotoom. Bijvoorbeeld: ja of nee, geslacht (man of vrouw) of een testresultaat (positief of negatief). Een nominale variabele die meerdere waarden kan aannemen is bijvoorbeeld een eigenschap zoals oogkleur of bloedgroep. Een ordinale variabele heeft een rangorde, zoals bijvoorbeeld opleidingsniveau of BMI-klasse (normaal gewicht, overgewicht, obees).
In een non-inferioriteitsstudie wil men aantonen dat een experimentele behandeling niet minder effectief is dan een controlebehandeling. De nulhypothese stelt in dit geval dat het verschil tussen beide behandelingen groter is dan een vooraf vastgelegde waarde. Wanneer er minder dan 5% kans is dat het verschil groter is dan die vastgelegde waarde, wordt de experimentele behandeling als niet-inferieur beschouwd.
Non-parametrische statistische toetsen stellen geen voorwaarden aan de verdeling van de waarden van een variabele, dit in tegenstelling tot parametrische toetsen. Voorbeelden: Wilcoxon rank sum test, Mann-Whitney U test, Kruskal-Wallis test.
De normale verdeling is een frequentieverdeling met een specifieke vorm. Op de horizontale x-as zet men de mogelijke waarden uit. De frequentie van elke waarde wordt op de verticale y-as weergegeven. Karakteristieken van deze grafiek zijn: 1) de curve is klokvormig en symmetrisch en de staarten raken niet aan de x-as; 2) het rekenkundig gemiddelde, de mediaan en de modus zijn gelijk; en 3) de vorm wordt bepaald door het gemiddelde en de standaard deviatie.
Dit is een vragenlijst met negen items die de graad van nekpijn bepalen en de mate van invaliditeit die hieruit volgt. De score varieert van 0 (geen pijn) tot 36 (veel pijn).
De Norton- en Braden-schalen zijn instrumenten voor het beoordelen van het risico van decubitus, maar ze gebruiken verschillende sets van criteria en scoringssystemen. De Norton-schaal beoordeelt vier hoofdfactoren: de algemene toestand van de patiënt, mobiliteit, activiteit en zintuiglijke waarneming. De Braden-schaal daarentegen evalueert zes factoren: sensatie, vochtigheid, activiteit, mobiliteit, voedingstoestand en wrijving/shear (schuifkrachten die optreden wanneer de huid van een patiënt over een oppervlak wordt geschoven). De Norton-schaal varieert van 5 tot 20 en de Braden-schaal van 6 tot 23. Ook hier geldt dat hogere scores duiden op een hoger risico.
Deze schaal bestaat uit 5 vragen die peilen naar de ernst van neusobstructie. Elke item wordt geëvalueerd met een Likertschaal van 0=geen probleem tot 5=ernstig probleem. De maximale score varieert van 0 tot 100.
Groep 1: Niet of minimaal bewerkt voedsel: fruit, groenten, noten, zaden, vlees, eieren, melk; onbewerkte voedingsmiddelen die een behandeling ondergaan hebben zonder toevoeging van stoffen (bv invriezen, drogen, koelen, koken,…); Groep 2: Bewerkte culinaire ingrediënten: suiker, olie, dierlijk vet, zout, zetmeel; Groep 3: Bewerkte voeding: groenten in blik, fruit op siroop, gezouten vlees en vis, kazen, onverpakt vers brood, charcuterie zoals hesp, gerookte vis,…; Groep 4: Ultrabewerkte voeding; frisdranken, snacks, snoep, koekjes, voorverpakt industrieel brood, samengesteld vlees zoals hotdogs, kipnuggets, instantsoep, instantnoedels, industriële pizza, taarten, ….
11-punten schaal om pijnintensiteit te meten (0= geen pijn en 10= ergst mogelijke pijn).
De nulhypothese stelt dat een gevonden associatie of verschil berust op toeval, met andere woorden dat er in werkelijkheid geen associatie of verschil bestaat. Dit in tegenstelling tot de ‘alternatieve hypothese’ die een associatie veronderstelt. Deze nulhypothese vormt het uitgangspunt van statistische toetsen, waarmee men de kans berekent dat een resultaat aan het toeval kan worden toegeschreven. Wanneer men de nulhypothese onterecht verwerpt, maakt men een type-I fout. Wanneer men de nulhypothese onterecht aanneemt, maakt men een type-II fout. Bijvoorbeeld, wanneer men in een klinische studie het effect van statines op mortaliteit onderzoekt ten opzichte van placebo, stelt de nulhypothese dat er geen verschil in mortaliteit is tussen beide groepen.
Dit getal geeft aan hoeveel personen moeten worden gediagnosticeerd om één fataal geval van de ziekte te voorkomen. NND = 1/ARR(%) * 100
De number needed to harm geeft aan hoeveel behandelde personen aanleiding geven tot één negatieve uitkomst (een schadelijke nevenwerking of dood) ten gevolge van een interventie. NNH = 1 / ARI(%) van de negatieve uitkomst * 100
Dit getal geeft aan hoeveel personen moeten worden gescreend om één extra geval van een bepaalde ziekte op te sporen. NNS = 1/ARR(%) * 100
De number needed to treat geeft aan hoeveel personen moeten worden behandeld gedurende de bestudeerde termijn om één extra geval van een bepaalde ziekte te genezen of te voorkomen. NNT = 1 / ARR(%) * 100
Aantal personen dat behandeld moet worden om een bijkomend positief resultaat te bereiken.
Dit is het aantal personen dat gevaccineerd moet worden om de ziekte bij één persoon te voorkomen.
De numerieke rating scale is een aspecifieke meetschaal die bestaat uit 11 nummers van 0 tot 10. In het geval van pijn bijvoorbeeld betekent dit: 0= geen pijn en 10= de ergst voorstelbare pijn. De minimumscore bevindt zich links en de maximumscore rechts. De patiënt dient het getal te omcirkelen dat het best overeenkomt met zijn bevindingen gedurende de voorbij week.
Schaal die toelaat de toestand van verwardheid van delier te evalueren op basis van de som van de scores (0=afwezig, 1=mild aanwezig, 2=uitgesproken aanwezig) voor de items ongepast gedrag, ongepaste communicatie, hallucinaties.
Nursing Home Behavior Problem Scale (NHBPS) is een instrument om gedragsproblemen in verpleeghuizen te meten. De vragenlijst met 29 items wordt ingevuld door verpleegkundigen.