Woordenlijst
Verklarende woordenlijst evidence-based practice. Verzameling van de belangrijkste epidemiologische en statistische termen in evidence-based practice. De woordenlijst wordt door de redactie van Minerva continu geüpdatet. De recentste online versie van dit handige boekje kan u hier als pdf downloaden (door te klikken op de cover).
Laatst gepubliceerd: augustus 2024
Studies met significante resultaten hebben een grotere kans om gepubliceerd te worden in Engelstalige tijdschriften. Er kan sprake zijn van vertekening wanneer auteurs van een meta-analyse zich bij het zoeken naar artikels beperken tot de Engelse taal.
De Tal is een klinische score om de ernst van astma in te schatten op basis van verschillende criteria: ademhalingsritme, wheezing, cyanose. De score varieert van 0 tot 12; 12 wijst op zeer ernstige astma.
Dit is een 17-itemvragenlijst om de graad van kinesiofobie te bepalen. Dit is een specifieke vorm van vermijdingsgedrag, die gedefinieerd wordt als een irrationele en invaliderende angst voor lichamelijke beweging. De score varieert van 17 (geen angst) tot 36 (veel angst).
Een narratieve systematische review die zowel kwantitatieve als kwalitatieve studies includeert.
Dit is een gevalideerd instrument om gradueel de temperatuur te laten oplopen van 4°C tot 44°C.
Een terecht negatief resultaat is een negatieve testuitslag bij een persoon die de ziekte niet heeft.
Een terecht positief resultaat is een positieve testuitslag bij een zieke persoon (veld a in de vierveldentabel).
Egger et al. stellen een numerieke maat voor als evaluatie van de asymmetrie van een funnel plot met op de x-as de logaritmische schaal van de odds ratio van de studieresultaten en op de y-as de precisie van de studies (omgekeerde van de standaarddeviatie).
In een test-negatieve case-control studie worden in een groep die allen lijden aan een bepaald klinisch syndroom (infectie) en getest worden voor een bepaald pathogeen, diegenen die positief testen (cases) vergeleken met diegenen die negatief testen (controls).
is een zoektocht naar thema's die naar voren komen voor de beschrijving van het fenomeen, hier de chronische zorg tijdens de eerste golf van de covid-19-pandemie. Het proces omvat de identificatie van thema's door zorgvuldig lezen en herlezen van de gegevens. Het is een vorm van patroonherkenning binnen de gegevensanalyse, waarbij opkomende thema's de categorieën voor analyse worden. Bij 'thematische analyse' wordt zowel deductief (vertrekkend vanuit een theoretisch kader), als inductief (vertrekkend vanuit de data) gewerkt. (Fereday J, Muir-Cochrane E. Demonstrating rigor using thematic analysis: a hybrid approach of inductive and deductive coding and theme development. Int J Qual Res 2006;5;80-92. Retrieved from http://ejournals.library. ualberta.ca/index.php/IJQM/article/view/4411/3530)
Aan huidletsels wordt voor erytheem, oedeem of papels en excoriaties telkens een score van 0 tot 3 (0=afwezig; 1=mild; 2=matig; 3=ernstig) gegeven. De afzonderlijke scores worden opgeteld.
Als majeure bloeding beschouwt men elke intracraniële bloeding; klinische tekens van bloeding geassocieerd met een daling in hemoglobine van ≥5 g/dL of een absolute daling in hematocriet van ≥15%; fatale bloeding (met overlijden binnen de 7 dagen).
FEV1/Vcù, de normale waarde van deze verhouding neemt af met de leeftijd van 85% op 20-jarige leeftijd tot ongeveer 60% op 70 jaar.
Een analyse van gegevens die gedurende een bepaalde periode op verschillende tijdstippen verzameld worden.
Vragenlijst bestaande uit 15 vragen over fysiek en psychosociaal functioneren. Wanneer men 5 of meer vragen met ‘ja’ beantwoord, is er een verhoogd risico van kwetsbaarheid.
Deze test waarbij de patiënt op een kanteltafel vanuit rugligging naar een halfstaande houding wordt gebracht, dient als hulpmiddel voor de diagnose van syncopes. De test laat toe om bij de verandering van houding de evolutie te volgen van hartfrequentie, hartritme en bloeddruk.
Is het % tijd dat de INR zich bij anticoagulatie (vitamine K-antagonist) in een studie binnen de therapeutische streefwaarde van 2-3 bevindt.
Deze test chronometreert de snelheid waarmee een patiënt zelfstandig uit een stoel opstaat, drie meter stapt, zich omdraait, terug naar de stoel wandelt en gaat zitten. Een score kleiner dan 12 tot 14 wijst op locomotorische onafhankelijkheid, een score hoger dan 12 tot 14 seconden wijst op mobiliteitsproblemen, wat een verhoogd valrisico inhoudt.
Deze scorelijst kent telkens één punt toe aan zeven criteria: leeftijd ≥65 jaar; ≥3 cardiovasculaire risicofactoren (familiale voorgeschiedenis, diabetes mellitus, roken, hypertensie, hyperlipidemie); gekende coronaire hartziekte (≥50% stenose); aspirinegebruik in de voorbije 7 dagen; recente (≤24 u) ernstige angor; ST-afwijking ≥0,5 mm; toegenomen hartenzymen. De globale score varieert van 0 tot 7.
Deze vragenlijst bestaande uit 25 items, gescoord op een 3-puntenschaal, evalueert de weerslag van tinnitus op drie domeinen (functioneel, emotioneel en coping met de klacht).
Deze vragenlijst bestaande uit 52 items, gescoord op een 3-puntenschaal, evalueert de psychologische weerslag van tinnitus.
Toename van de Kans op Gezondheid is de toename van de kans om niet door ziekte of dood getroffen te worden. Dit wordt als volgt berekend: 100 – AR(%) + ARR(%).
Townsend (1987) definieert sociale uitsluiting als een waarneembare en aantoonbare toestand van relatief nadeel ten opzichte van de lokale gemeenschap of de hele samenleving waartoe het individu, de familie of de groep behoort. Hij onderscheidt materieel nadeel, dat betrekking heeft op goederen of gemakken van het moderne leven, en sociaal ongeluk (familierelaties, werk- of gemeenschapsrelaties) wat het begrip ‘sociaal kapitaal’ benadert. De score wordt berekend aan de hand van 4 socio-economische indicatoren: percentage werklozen, percentage dat in een overbevolkt huis woont (meer dan 1 persoon per kamer), percentage dat geen eigenaar is van de woning en percentage gezinnen zonder auto.
Neuropsychologische test aangaande visuele aandacht en wisselen van taken. De test bestaat uit twee delen. Deel A: zo vlug mogelijk de cijfers van 1 tot 25 in chronologische volgorde verbinden. Deel B: zo vlug mogelijk chronologisch afwisselend de cijfers 1 tot 11 en eerste 11 letters van alfabet verbinden. De cut-offwaarde is voor deel A is 78 seconden of meer; voor deel B 273 seconden of meer.
een benadering van psychopathologie die ervan uitgaat dat schijnbaar zeer verschillende psychische stoornissen worden ingegeven door gemeenschappelijke psychologische processen. Het gaat dus in de eerste plaats om deze processen. Zij staat tegenover de categorische benadering, die erin bestaat de waargenomen stoornis in te delen op basis van klinische criteria, zoals bijvoorbeeld beschreven in de DSM.
De TDI onderzoekt de verandering in ernst van dyspnoe op drie componenten: functionele beperking, mate van inspanning en taakomvang. De score varieert van -3 (ernstige verslechtering) tot +3 (maximale verbetering) met een totaalscore voor de drie componenten samen van -9 tot +9.
Een wiskundige hypothese die ervan uitgaat dat als een verband wordt aangetoond tussen een eerste element en een tweede, en vervolgens tussen het tweede en een derde, het verband ook kan worden aangetoond tussen het eerste en het derde element.
Een verandering in de tijd die op lange termijn in één richting wijst noemt men een trend. In een studie over borstkankerscreening bijvoorbeeld, neemt het percentage fout-positieve resultaten af met de leeftijd. Er is dus een trend die wijst in de richting van een verminderde kans op een fout-positief resultaat bij toenemende leeftijd. Met een statistische (Chi²) toets voor trend kan worden nagegaan of de waargenomen trend statistisch significant is.
Deze term uit het domein van kwalitatief onderzoek refereert naar het gebruik van de combinatie van verschillende onderzoeksmethoden om het eigen kwalitatief onderzoek te valideren. Men kan de resultaten van het eigen onderzoek vergelijken met gegevens uit kwantitatief onderzoek, maar ook uit ander kwalitatief onderzoek.
Dit is een methode om te corrigeren voor het vertekenende effect van publicatiebias in een meta-analyse. Wanneer de funnel plot asymmetrisch is, worden de asymmetrische studies (die aan één kant van de funnel voorkomen zonder spiegelbeeld aan de andere kant) eerst verwijderd of ‘getrimd’. Uit de symmetrische funnel plot die daaruit ontstaat, wordt vervolgens een nieuw gemiddelde geschat. Daarna wordt de symmetrische funnel plot opnieuw opgevuld (filled) met de getrimde studies en hun spiegelbeelden waaruit dan een gecorrigeerd betrouwbaarheidsinterval kan worden berekend.
In triple blinded studies zijn noch patiënten, noch behandelaars, noch personen die de uitkomst analyseren op de hoogte van de toegediende behandeling.
De T-score geeft aan hoeveel standaard deviaties een waarde afwijkt van het gemiddelde in een gezonde populatie. De T-score van de botdichtheid bijvoorbeeld is de botdichtheid uitgedrukt in het aantal standaarddeviaties dat deze afwijkt van de gemiddelde piekbotmassa die op jongvolwassen leeftijd wordt bereikt. Voor mannen en vrouwen gelden verschillende piekbotmassa’s. Bij ouderen is de T-score meestal een negatief getal dat negatiever wordt naarmate men ouder wordt.
De T-toets wordt toegepast bij het vergelijken van gemiddelden en gaat na of de gemiddelden van twee groepen statistisch van elkaar verschillen. Met het resultaat van de T-toets kan men uit een statistische tabel een p-waarde aflezen. De T-toets is een parametrische toets en veronderstelt dus dat de waarden normaal verdeeld zijn.
Dit is het onterecht verwerpen van de nulhypothese, dat wil zeggen aannemen dat er een verschil bestaat tussen twee interventies, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is. De kans op een type-I-fout (α) wordt door de onderzoeker gekozen. Meestal hanteert men een α = 0,05; met andere woorden men accepteert 5% kans dat men een gevonden verschil onterecht ‘significant’ noemt. De type-I-fout hangt dus samen met het gekozen significantieniveau (p-waarde).
Dit is het onterecht aannemen van de nulhypothese, dat wil zeggen aannemen dat er geen verschil bestaat tussen twee interventies, terwijl dit in werkelijkheid wel het geval is. De kans op een type-II-fout is ß, welke onder andere afhangt van de steekproefgrootte. Hoe groter de steekproef, des te kleiner is ß en des te kleiner is de kans op een type-II-fout. De kans om geen type-II-fout te maken (1-ß) is de power van een studie.