Woordenlijst
Verklarende woordenlijst evidence-based practice. Verzameling van de belangrijkste epidemiologische en statistische termen in evidence-based practice. De woordenlijst wordt door de redactie van Minerva continu geüpdatet. De recentste online versie van dit handige boekje kan u hier als pdf downloaden (door te klikken op de cover).
Laatst gepubliceerd: augustus 2024
Deze vragenlijst bestaat uit 14 items met 7 basale ADL-items en 7 instrumentele ADL-items, waarbij deelnemers worden beoordeeld op hun vermogen om de activiteiten zelfstandig uit te voeren. De score van een persoon kan variëren van 0 tot 28 en hogere scores duiden op meer onafhankelijkheid.
De OASIS-score (Overall Anxiety Severity and Impairment Scale) is een zelfrapportage vragenlijst voor de ernst van een angststoornis. De schaal bestaat uit 5 meerkeuzevragen, die elk 5 stellingen bevatten die een toenemende symptomatologie beschrijven. De stelling die overeenkomt met de meest milde symptomen heeft een waarde van 0 en de stelling die overeenkomt met de meest ernstige symptomen heeft een waarde van 4. De OASIS-score gaat dus van 0 (geen symptomen) tot 20 (extreme symptomen).
Onderzoek waarbij geen interventie of experimentele behandeling wordt getoetst noemt men observationeel onderzoek. Vormen van observationeel onderzoek zijn cohortonderzoek, dwarsdoorsnedeonderzoek, case-control onderzoek en ecologisch onderzoek.
De OAHI is het gemiddeld aantal obstructieve en gemengde apneus + obstructieve hypopneus per 60 minuten bij EEG geregistreerde slaap. Voor de bepaling van dit gemiddelde houdt men rekening met de som van het totaal aantal obstructieve en gemengde apneus + het totaal aantal obstructieve hypopneus (=a) gedurende het totaal aantal minuten bij EEG geregistreerde slaap (=b) zoals deze elementen blijken uit de PSG.
De OAHI=(a/b)x60.
De odds is een kansverhouding, namelijk de verhouding van de kans op het optreden van een ziekte of gebeurtenis en de kans op het niet optreden ervan. In de epidemiologie wordt deze term toegepast bij case-control studies. Bij deze onderzoekopzet is het niet mogelijk om een risico of incidentie te berekenen, omdat de te onderzoeken personen worden geselecteerd op basis van de uitkomst (ziek of niet ziek, effect of geen effect) en niet op basis van blootstelling aan een bepaalde risicofactor. Bijvoorbeeld, als er in een groep van 100 rokers 60 rokers een chronische hoest ontwikkelen en 40 niet, dan is de odds voor het ontwikkelen van chronische hoest in de groep rokers 60/40. In bovenstaande vierveldentabel komt dit overeen met a/b. Op dezelfde wijze kan de odds voor het optreden van chronische hoest bij niet-rokers berekend worden. Wanneer in een groep van 100 niet-rokers er 10 gevallen van chronische hoest zijn is de odds voor het optreden van chronische hoest in de groep niet-rokers 10/90. In de vierveldentabel komt dit overeen met c/d.
De odds is een kansverhouding, namelijk de verhouding van de kans op het optreden van een ziekte of gebeurtenis en de kans op het niet-optreden ervan. De odds ratio (OR) is de verhouding van twee odds.
Respons op de therapie wordt gedefinieerd als minstens 50% verbetering en absolute verandering van minstens 20 in pijn of functioneren; of minstens minstens twee van de volgende criteria aanwezig: minstens 20% verbetering en absolute verandering van minstens 10 in pijn, functie en/of globale beoordeling door de patiënt.
Statistische test die men gebruikt wanneer drie of meer interventies met elkaar vergeleken worden.
Een onafhankelijke variabele is niet afhankelijk van de uitkomst, maar kan wel bijdragen aan de variantie. Bijvoorbeeld, in een studie over de relatie tussen longkanker en roken is de diagnose longkanker de afhankelijke variabele en is de risicofactor roken de onafhankelijke variabele.
OLC bevat referenties vanaf september 1992 tot heden van publicaties uit tijdschriften die te vinden zijn in Nederlandse bibliotheken. Dit bestand bevat naast wetenschappelijke, ook algemene, populair-wetenschappelijke en populaire tijdschriften. De databank is opgebouwd op basis van de inhoudstafels van de afzonderlijke nummers van de tijdschriften. Abstracts zijn over het algemeen niet beschikbaar. Online Contents is te raadplegen via bibliotheken.
De ontkennende kracht is de inverse van de LR- (1/LR-) en dus groter dan 1. Het resultaat van een diagnostische test in informatiever naarmate de LR- dichter tot 0 nadert.
Bij een open onderzoeksopzet zijn behandelaars en deelnemers op de hoogte van de toegewezen interventie of behandeling, dit in tegenstelling tot blind onderzoek.
Met deze analysetechniek tracht men onderzoeksgegevens te vertalen in woorden of korte zinnen, die men vervolgens kan samenvoegen in categorieën.
De Opioid Risk Tool (ORT) is een screeningsinstrument dat wordt gebruikt om het risico van een persoon van het ontwikkelen van problematisch opioïdengebruik (misbruik, verslaving of andere problemen) te beoordelen. Men evalueert verschillende risicofactoren, zoals persoonlijke en familiale voorgeschiedenis van verslaving, psychiatrische aandoeningen en vroegere ervaringen met opioïden of andere middelen. Op basis van de antwoorden op de vragen wordt een totaalscore berekend. Een score van 3 of lager betekent laag risico, van 4 tot 7 matig risico en van 8 of meer hoog risico van misbruik van opioïden.
De volgorde van de punten op de schaal geeft een rangorde aan, maar de afstand tussen de verschillende waarden hoeft niet gelijk te zijn (bijvoorbeeld leeftijdscategorieën: 0-5 jaar, 6-12 jaar, 13-18 jaar, 19-30 jaar). Een ordinale schaal levert een rangorde van de data en geeft informatie over identiteit en grootte.
Een categorische variabele kan enkel vooraf vastgestelde waarden aannemen. Een categorische variabele kan nominaal of ordinaal zijn. Een nominale variabele die slechts twee waarden kan aannemen noemt men dichotoom. Bijvoorbeeld: ja of nee, geslacht (man of vrouw) of een testresultaat (positief of negatief). Een nominale variabele die meerdere waarden kan aannemen is bijvoorbeeld een eigenschap zoals oogkleur of bloedgroep. Een ordinale variabele heeft een rangorde, zoals bijvoorbeeld opleidingsniveau of BMI-klasse (normaal gewicht, overgewicht, obees).
Een instrument om de ernst van de gewrichtsvernauwing bij knieartrose te bepalen; men beoordeelt de osteofytvorming voor de mediale en laterale femur en het mediale en laterale tibiaplateau, alsook de gewrichtsvernauwing van het mediale en laterale compartiment op een schaal van 0 tot 3; de globale score varieert van 0 tot 18.
De Oswestry Disability Index is afgeleid van de Oswestry Low Back Pain Questionnaire en is gevalideerd voor het meten van incapaciteit en kwaliteit van leven bij patiënten met lage rugpijn. De index bevat 10 items (pijnintensiteit, capaciteit om te tillen, voor zichzelf te zorgen, te stappen, te zitten, te staan en te reizen, sexueel functioneren, sociaal leven, slaapkwaliteit) met telkens 6 uitspraken die de patiënt zelf moet scoren van 0 tot 5. De totaalscore varieert van 0 tot 100 met 0=geen incapaciteit tot 100=de grootste incapaciteit. Scores ≥20 wijzen op minstens matige incapaciteit.
Deze lijst evalueert beperkingen van verschillende activiteiten van het dagelijkse leven: 0% (geen invaliditeit) tot 100% (volledige invaliditeit of bedlegerigheid).
Radiografie is nodig in het geval van pijn ter hoogte van de malleoli en bij één van de volgende vaststellingen: pijnlijke palpatie van de onderste 6 cm van de laterale of mediale malleolus, onmogelijkheid om vier passen te zetten, hetzij onmiddellijk na het ongeval, hetzij tijdens het onderzoek.
Aan de hand van vier risicofactoren deelt de OBRI patiënten in groepen in met een laag (één risicofactor), matig (twee of drie risicofactoren) of hoog (vier risicofactoren) bloedingsrisico. De risicofactoren zijn: ≥65 jaar, voorgeschiedenis van CVA, voorgeschiedenis van gastro-intestinale bloeding of een ernstige comorbiditeit (recent myocardinfarct, creatinine >1,5 mg/dl en hematocriet <30% of diabetes mellitus).
Met deze 5-puntenschaal meet men de droogte van de huid: 0=geen huiddroogte; 4=vergevorderde ruwheid, grote korsten, ontstekingsverschijnselen en kloven.
Survival bias is een vorm van vertekening die zich voordoet wanneer in observationeel onderzoek sommige patiënten door vroegtijdig overlijden niet verder kunnen deelnemen aan de studie.
Op basis van deze score kan men een niveau van bewijskracht toekennen aan een aanbeveling: niveau A voor een aanbeveling die is gebaseerd op consistente RCT’s van hoge methodologische kwaliteit en niveau B voor een aanbeveling die is gebaseerd op consistente RCT’s van lage methodologische kwaliteit.
Deze door de patiënt in te vullen vragenlijst bestaat uit 12 vragen over schouderpijn en schouderfunctie (zoals gebruik van de schouder bij wassen, aankleden en andere dagelijkse activiteiten) van de afgelopen vier weken. Elk vraag heeft 5 antwoordopties gaande van geen last tot zeer veel last die gescoord worden van 0 tot 4 punten waarbij 4 punten de beste uitslag is. De score globale score varieert van 0 (meest hevige klachten) tot 48 (geen klachten).