Woordenlijst
Verklarende woordenlijst evidence-based practice. Verzameling van de belangrijkste epidemiologische en statistische termen in evidence-based practice. De woordenlijst wordt door de redactie van Minerva continu geüpdatet. De recentste online versie van dit handige boekje kan u hier als pdf downloaden (door te klikken op de cover).
Laatst gepubliceerd: augustus 2024
Statistische analyse van de discriminerende waarde van een test, namelijk het vermogen van de test om een onderscheid te maken tussen gezonde en zieke personen. De discriminatie van de score wordt grafisch weergegeven in een ROC-curve (Receiver Operating Characteristic). De C statistiek komt globaal overeen met de ‘area under the curve’ en bedraagt minimaal 0,5 (bij een curve van 45°) en maximaal 1 (verticale curve).
De CAIDE (Cardiovascular Risk Factors, Aging and Dementia) Dementia Risk Score schat bij personen van middelbare leeftijd het risico in op de ontwikkeling van dementie aan de hand van verschillende risicofactoren (leeftijd, geslacht, educatie, systolische bloeddruk, BMI, totale cholesterol, fysieke activiteit). De score varieert van 0 tot 15 punten.
De CAMCOG-schaal (Cambridge Cognitive Examination) bevat 67 items, heeft onderdelen gemeenschappelijk met de MMSE maar onderzoekt eveneens bijkomende cognitieve aspecten (vooral eupraxie, geheugen, aandacht, abstract denken en waarneming). De totale maximumscore van de CAMCOG is 107 met een drempelscore van 80. Een score lager dan 80 duidt op de aanwezigheid van cognitieve stoornissen.
De Campbell Collaboration is een onafhankelijke, internationale organisatie die zich tot doel stelt om informatie te verzamelen en beschikbaar te maken die behulpzaam kan zijn bij het nemen van beslissingen op het gebied van sociale wetenschappen (waaronder ook juridische), gedragswetenschappen en onderwijskunde. Hiertoe maken en verspreiden zij systematische reviews.
De angina-graderingsschaal van de Canadian Cardiovascular Society bepaalt de ernst van angina-symptomen. Ze heeft 4 niveaus, gaande van 1 (angina uitsluitend bij zeer intense inspanning)tot 4 (angina in rust bij zeer kleine inspanning).
De ernst van vulvovaginale pruritis, erytheem, oedeem en fissuurvorming worden beoordeeld op een schaal van 1 tot 3 en daarna opgeteld.
De Caregiver Strain Index (CSI) is een meetinstrument om de belasting van mantelzorgers vast te stellen. Dit instrument bevat 13 vragen over werk, financiële situatie, psychisch en sociaal welzijn, en tijdsbesteding. Een positief antwoord op minstens 7 items van de 13 vragen wijst op een hogere mate van belasting.
Dit is de proportie van personen die binnen een vastgestelde periode overlijden. De case fatality rate wordt als volgt berekend: aantal overleden patiënten / aantal patiënten gediagnosticeerd met de ziekte x 100%.
Het aanbieden van een klinisch of diagnostisch onderzoek of een vragenlijst voor vroegtijdige opsporing van een behandelbare aandoening aan patiënten die hun arts bezoeken voor een andere reden. Dit is niet gelijk aan screening, waarbij men een gehele (sub)populatie onderzoekt.
Een case studie is een niet-gecontroleerd, observationeel onderzoek waarbij een uitvoerige analyse van de problematiek of het ziekteverloop bij één enkele of een beperkt aantal patiënten of proefpersonen wordt gerapporteerd.
In een case-cohort onderzoek wordt de voorgeschiedenis van de geïdentificeerde patiënten (‘cases’) vergeleken met een steekproef van niet-zieken (‘controls’) uit dezelfde cohort. De ‘controls’ passen wat betreft overlevingsduur en/of duur van opvolging bij de geïdentificeerde patiënten (‘cases’). Dit in tegenstelling tot een ‘nested case-control’ onderzoek, waarbij men de ‘controls’ op basis van andere criteria selecteert (bijvoorbeeld geslacht, leeftijd, blootstelling aan risicofactoren, ...).
In een case-control onderzoek gaat men uit van een groep personen met een bepaalde ziekte of te onderzoeken uitkomst (‘cases’) en een groep personen zonder deze eigenschappen (‘controls’). Men meet en vergelijkt de blootstelling aan een mogelijke risicofactor in elk van beide groepen. Het relatieve risico van blootstelling wordt in een case-control onderzoek uitgedrukt als een odds ratio. Case-control onderzoeken worden vooral toegepast in etiologisch onderzoek. In geval van zeldzame ziekten of ziekten die zich over een lange tijd ontwikkelen kan men met behulp van deze onderzoeksopzet zoeken naar een relatie tussen risicofactoren en het ontstaan van een ziekte. In een nested case-control onderzoek worden de ‘cases’ en de ‘controls’ uit de populatie van een cohortonderzoek gerekruteerd. Wanneer men in de loop van het onderzoek voldoende patiënten met een bepaalde ziekte (‘cases’) heeft geïdentificeerd zoekt men daarbij personen zonder de ziekte (‘controls’) uit dezelfde cohort. Aangezien sommige gegevens van ‘cases’ en ‘controls’ bekend zijn (door gegevensverzameling in het cohortonderzoek) kan hiervoor worden gecontroleerd, waardoor de kans op vertekening door bekende verstorende variabelen in deze opzet kleiner is.
In een case-cross-over studie vergelijkt men bij personen die bestudeerde gebeurtenis ontwikkelen (cases) de mate van blootstelling aan een risicofactor in de periode net voor het ontstaan van de gebeurtenis met deze in de periode toen de gebeurtenis nog niet aanwezig was (controle).
De CAT is een vragenlijst die de patiënt en de arts helpt om de impact van COPD op het welzijn en de gezondheid van de patiënt te meten. De vragenlijst bevat 8 items: hoest, slijmen, drukkend gevoel op de borst, kortademigheid bij trappen of heuvels op gaan, activiteitsbeperkingen in huis, zelfzekerheid buitenshuis, slaap en energie. Elk item krijgt een score van 0 tot 5 (0 komt overeen met geen beperkingen en 5 met ernstige beperkingen). De totale score varieert van 0 tot 40 en komt overeen met respectievelijk de beste en de slechtste gezondheidstoestand.
De CATCH-beslisregel laat toe om bij kinderen met een mineur hoofdletsel de uitvoering van een CT-scan van de hersenen te vermijden door de noodzaak van een neurochirurgische interventie binnen de 7 dagen na het letsel uit te sluiten. De auteurs geven 4 voorspellende factoren aan die wijzen op een verhoogd risico (van de noodzaak van een neurochirurgische interventie) en 3 voorspellende factoren die wijzen op een middelhoog risico (van hersenletsel op CT-scan).
De 4 voorspellende factoren die wijzen op een hoog risico van de noodzaak van een neurochirurgische interventie:
1. GCS-score <15 2 uur na het letsel
2. vermoeden van open schedelfractuur of impressiefractuur
3. anamnese van verergerde hoofdpijn
4. prikkelbaarheid bij onderzoek.
De 3 voorspellende factoren die wijzen op een middelhoog risico van hersenletsel op CT-scan:
5. elk teken van schedelbasisfractuur (bijvoorbeeld verlies van hersenvocht uit de neus)
6. groot hematoom op de hoofdhuid met zwelling
7. letsel veroorzaakt door gevaarlijke omstandigheden (bijvoorbeeld: val met de fiets zonder een helm te dragen).
Referentie: Osmond MH, Klassen TP, Wells GA, et al ; Pediatric Emergency Research Canada (PERC) Head Injury Study Group. CATCH: a clinical decision rule for the use of computed tomography in children with minor head injury. CMAJ 2010;182:341-8. DOI: 10.1503/cmaj.091421
Een 'categorische variabele' kan enkel vooraf vastgestelde waarden aannemen. Een 'categorische variabele' kan nominaal of ordinaal zijn. Een nominale variabele die slechts twee waarden kan aannemen noemt men dichotoom. Bijvoorbeeld: ja of nee, geslacht (man of vrouw) of een testresultaat (positief of negatief). Een nominale variabele die meerdere waarden kan aannemen is bijvoorbeeld een eigenschap zoals oogkleur of bloedgroep. Een ordinale variabele heeft een rangorde, zoals bijvoorbeeld opleidingsniveau of BMI-klasse (normaal gewicht, overgewicht, obees).
Na de eerste observatie houdt men geen rekening meer met eventuele volgende observaties.
Deze zelfbeoordelingsvragenlijst met 20 items screent naar de aanwezigheid van depressie. De totaalscore varieert tussen 0 en 60. Een hogere score betekent meer depressieve symptomen. Een CES-D score ≥ 16 wijst op een klinisch relevante depressie.
Tijdens het verloop van een klinische studie kunnen de gebeurtenissen die zich voordoen, door de verschillende onderzoekers anders worden geïnterpreteerd. De bevestiging dat een gebeurtenis overeenkomt met de oorspronkelijke definitie in het protocol wordt betrouwbaarder wanneer een comité van onafhankelijke experten (los van de onderzoekers) de gebeurtenissen registreert. Eén centraal comité voor de ganse studie geniet daarbij de voorkeur.
Het CERAD (Consortium to Establish a Registry for Alzheimer’s disease) ontwikkelde verschillende instrumenten bestaande uit neuropsychologische testen om bij patiënten de klinische diagnose van Alzheimer dementie te stellen.
De CGI-S-score (Clinical Global Impression of Severity) is een hetero-evaluatie van de ernst van de symptomen. De score varieert van 1 (de persoon voelt zich asymptomatisch) tot 7 (de persoon voelt zich extreem ziek).
2 punten: voorgeschiedenis van CVA of TIA, of leeftijd ≥75 jaar; 1 punt: leeftijd 65-74 jaar, hypertensie, diabetes, recent hartfalen, cardiovasculaire pathologie (myocardinfarct, atheromatose van de aorta, perifeer vaatlijden (revascularisatie, amputatien, positieve angiografie)), vrouw. Op basis van de bekomen score, raden de Europese richtlijnen (ESC 2010) de volgende preventieve behandelingen aan in het geval van VKF: 1/ oraal anticoagulans in het geval van 1 majeure risicofactor of ≥2 minder majeure, maar klinisch relevante risicofactoren, en CHA2DS2-VASc-score ≥ 2; 2/ oraal anticoagulans of aspirine 75-325 mg per dag (voorkeur: oraal anticoagulans) in het geval van 1 niet-majeure, klinische relevante risicofactor en CHA2DS2-VASc-score=1; 3/ aspirine 75-325 mg per dag ofwel geen antitromboticum (voorkeur: geen enkel antitromboticum) in het geval van geen risicofactoren en CHA2DS2-VASc-score=0.
De CHADS2-score laat toe om bij patiënten met voorkamerfibrillatie het risico te evalueren van CVA of systemische embolie. Er worden 2 punten toegekend in het geval van antecedenten van CVA of TIA en telkens 1 punt voor elk volgend kenmerk : leeftijd hoger dan 75 jaar, hypertensie, diabetes, recent hartfalen.
CHALICE is een diagnostische beslisregel die toelaat om bij kinderen jonger dan 16 jaar na anamnese of tekenen van hoofdletsels, een klinisch belangrijk intracranieel letsel uit te sluiten. Een klinisch belangrijk intracranieel letsel is gedefinieerd als overlijden als gevolg van het letsel, noodzaak van neurochirurgische interventie, duidelijk teken van anomalie op CT-scan. De voorspellende factoren (6 factoren voor de anamnese, 5 factoren voor het klinisch onderzoek en 3 factoren voor de omstandigheden van het letsel) geven aan wanneer een CT-scan nodig is. De derivatie van deze beslisregel gebeurde in een studie waaraan 10 ziekenhuizen in het noordoosten van Engeland deelnamen.
Referentie: Dunning J, Daly JP, Lomas JP, et al; Children's head injury algorithm for the prediction of important clinical events study group. Derivation of the children's head injury algorithm for the prediction of important clinical events decision rule for head injury in children. Arch Dis Child 2006;91:885-91. DOI: 10.1136/adc.2005.083980.
Deze score voorspelt de tienjaarsoverleving van een patiënt op basis van de aanwezige co-morbiditeiten. Elke co-morbiditeit krijgt een score van 1 (zoals doorgemaakt myocardinfarct), 2 (zoals hemiplegie), 3 (matige of ernstige leverziekte) of 6 (kwaadaardige tumor, metastasen, AIDS).
De Chi²-toets gebruikt men voor het analyseren van categorische variabelen, bijvoorbeeld om te berekenen of twee of meer proporties van elkaar verschillen. Deze toets wordt gebruikt om geobserveerde data te vergelijken met data die we zouden verwachten op basis van de nulhypothese van onafhankelijkheid. Met behulp van de Chi²-waarde (Eng: Chi²-statistic) kan men uit een statistische tabel een p-waarde aflezen. Deze p-waarde is een maat voor de waarschijnlijkheid dat het gevonden resultaat op toeval berust. Er bestaan verschillende soorten Chi²-toetsen, o.a. de Mantel-Haenszel-toets, de Cochran-Mantel-Haenszel toets en de Pearson Chi²-toets.
Bij elk probleem geven ouders op een driepuntsschaal aan in hoeverre dit in de afgelopen maanden bij hun kind aanwezig is. De versie voor kinderen van 1,5-5 jaar bestaat uit 99 vragen over emotionele en gedragsproblemen en een vraag over overige problemen. Bij het berekenen van scores kan gekozen worden voor een indeling in de probleemschalen Internaliserend (emotioneel reagerend, angstig/depressief, lichamelijke klachten, teruggetrokken), Externaliserend (aandachtsproblemen, agressief gedrag) en Overige problemen (slaapproblemen). Internaliserend en externaliserend samen vormen de schaal Totale problemen.
Gevalideerde vragenlijst om de controle van astma bij kinderen tussen 4 tot 11 jaar te evalueren. Bestaat uit 3 vragen gericht aan de ouders over de frequentie van astmatische symptonen tijdens de 4 laatste weken, gaande van 5 (helemaal niet) tot 0 (dagelijks). 4 vragen over de astmatische symptonen worden vervolgens aan het kind gesteld, gaande van 0 (de slechtste score) tot 3 (de beste score). Een score van 19 punten of lager wijst op een slechte controle van astma.
Door middel van een semi-gestructureerd interview worden met het kind (>6 jaar) of de ouder veertien symptomen van depressie, waaronder de DSM-IV-criteria gescoord op een zevenpuntsschaal. Daarnaast worden door de onderzoeker nog drie items van non-verbaal gedrag van het kind gescoord op een vijfpuntsschaal. De totale score varieert van 17 tot 113.
Is een instrument om de kwaliteit van leven te meten bij patiënten met chronische longziekten. De vragenlijst evalueert vier domeinen (dyspnoe, vermoeidheid, emoties en beheersing) op een gemodificeerde Likert schaal van 7 punten. Een verandering in de score met een halve punt is weinig betekenisvol, met één punt matig en met anderhalve punt in belangrijke mate.
De C-index wordt gebruikt om de kans op concordantie te berekenen. De index meet het discriminerende vermogen van variabelen en wordt vooral toegepast om het discriminerende vermogen van een multivariaat survivalmodel te evalueren (combinatie van meerdere variabelen en ontwikkeling van een score). De maximale waarde van de C-index is 1 en deze waarde geeft aan dat het predictiemodel perfect is. Een waarde van 0,5 geeft aan dat 50% van de patiënten correct geclassificeerd is en in dit geval scoort het model dus niet beter dan het toeval.
Een conceptueel methodologisch kader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de resultaten van een netwerk meta-analyse. Het omvat 6 gebieden: rapportagebias, indirectheid van gegevens, imprecisie, heterogeniteit en inconsistentie.
Er kan vertekening optreden in een meta-analyse door het feit dat de auteurs hun zoektocht in de literatuur beperken tot één enkele databank of tot een aantal studies, waardoor weinig geciteerde studies niet gevonden worden (bv. omdat de resultaten weinig indrukwekkend zijn).
Met deze formule van de Chronic Kidney Disease Epidemiology Collaboration (CKD-EPI) kan men de GFR (Glomerulaire Filtratiesnelheid) inschatten. In tegenstelling tot de MDRD (Modification of Diet in Renal Disease)-formule is de CKD-EPI-formule ook gevalideerd om GFR-waarden tussen 60 en 90 ml/min/1,73m² en de GFR bij personen ouder dan 70 jaar in te schatten.
Risk of bias assessment tool for randomised trials gebaseerd op de Cochrane assessment tool en herzien door de CLARITY werkgroep van de McMaster University.
Stadium I: asymptomatisch; Stadium II (a et b): claudicatio intermittens; Stadium III: pijn bij rust; Stadium IV: trofische letsels (teenulcera, kritieke ischemie van het been, gangreen).
Deze gezondheidsvragenlijst probeert aan de hand van 10 items (zoals kortademigheid in rust, inspanningsgebonden kortademigheid, hoest, depressieve gevoelens, dagelijks activiteiten, sociale activiteiten) de gezondheidsstatus van COPD-patiënten in te schatten. Elk item wordt gescoord van 0 (zeer goed) tot 6 (extreem slecht). Men berekent de globale score door de som van alle items te delen door 10. Hoe hoger een patiënt scoort op deze vragenlijst des te slechter zijn gezondheidstoestand is. Een daling van de totale score met -0,4 wordt als klinisch relevant beschouwd.
Klinische schaal om de aanwezigheid en ernst van dehydratie te meten aan de hand van 4 klinische tekens: algemeen voorkomen, ogen, tong, tranen. De score varieert van 0 tot 8: 1 tot 4=matige dehydratie, 5-8=ernstige dehydratie.
Aan de hand van een interview met patiënt en mantelzorger wordt een score (maximaal 4 tot 5) gegeven op zes gebieden: geheugen, oriëntatie, beoordelen en oplossen van problemen, sociale activiteiten, huishouden en hobbies, persoonlijke verzorging. Tenslotte wordt een globale score berekend die de ernst van dementie aangeeft: CDR 0 (geen dementie, CDR 0,5 (zeer milde dementie), CDR 1 (milde dementie), CDR 2 (matige dementie) en CDR 3 (ernstige dementie).
C0=geen tekens van veneuze ziekte; C1=telangiëctasiën of venen ≤3 mm diameter; C2=varices >3 mm diameter; C3=aanwezigheid van oedeem; C4=huid-en subcutane veranderingen; C5=genezen ulcera; C6=actieve ulceratie.
Op de Clinical Global Impression of Improvement (CGI-I)-schaal scoort de arts de verbetering van de klinische toestand van de patiënt als gevolg van een behandeling: 1 (zeer sterk verbeterd) tot 7 (zeer veel verergerd). Op de CGI-Severity (CGI-S) schaal scoort de arts de ernst van de klinische toestand: 1 (normaal) tot 7 (zeer ernstig ziek).
De ‘Clinical Global Impression of Change’-schaal beoordeelt net als de CIBIC-plus het klinisch functioneren van de patiënt.
De CGI-S-score (Clinical Global Impression of Severity) is een hetero-evaluatie van de ernst van de symptomen. De score varieert van 1 (de persoon voelt zich asymptomatisch) tot 7 (de persoon voelt zich extreem ziek).
Internationale databank, gecreëerd door de National Library of Medicine van de V.S., met een overzicht van de klinische studies die zijn opgestart, ongeacht of ze worden gefinancierd met private of publieke middelen.
Met deze schaal kan de arts het klinisch functioneren van de patiënt beoordelen. Hierbij wordt rekening gehouden met de informatie van de zorgverleners. De arts beoordeelt de veranderingen in het cognitief functioneren, het gedrag en het dagelijks functioneren. De score loopt van 1 tot 7: score 4 geen verandering, score<4 verbetering en score>4 verslechtering.
Met deze schaal gaat men na hoe frequent (0=nooit tot 4=dagelijks) en hoe intensief (0=niet tot 4=zeer ernstig) de symptomen van PTSD voorkomen.
Toewijzing door middel van randomisatie betekent dat iedere aan het onderzoek deelnemende persoon evenveel kans heeft om in één van de onderzoeksgroepen terecht te komen. Wanneer randomisatie op het niveau van groepen individuen (in plaats van aparte individuen) gebeurt, spreekt men van clusterrandomisatie. Bijvoorbeeld, bij clusterrandomisatie per huisartsenpraktijk worden alle patiënten die behoren tot de praktijken die aan de interventie zijn toegewezen, aan die interventie onderworpen. De patiënten van de overige huisartsenpraktijken behoren tot de controlegroep.
Het belangrijkste werk van de Cochrane Collaboration wordt gedaan door een vijftigtal 'Collaborative Review Groups', die reviews voorbereiden en actualiseren. Deze groepen bestaan uit onderzoekers, clinici, maar ook patiënten en andere belanghebbenden. Elke groep houdt zich met een eigen thema bezig. De Cochrane Airways Group bijvoorbeeld is de groep die zich bezighoudt met onderzoeken rond astma en COPD.
Hierin vind je referenties van controlled trials die zijn gevonden door wereldwijd alle medische tijdschriften door te nemen. Het doel van deze actie is om een onafhankelijke bron van data voor systematische reviews te creëren. Deze databank bevat tevens abstracts uit congresbundels en andere bronnen die niet in Medline of andere databanken zijn opgenomen.
Cochrane Library, Cochrane Database of Systematic Reviews (CDSR), Database of Abstracts of Reviews of Effectiveness (DARE), Health Technology Assessment Database (HTA), NHS Economic Evaluation Database (NHSEED), Cochrane Methodology Register (CMR)
Dit is een internationale organisatie die zich tot doel stelt om ondersteuning te bieden bij het nemen van geïnformeerde beslissingen over gezondheidszorg. Zij doet dit door systematische reviews en meta-analyses te publiceren over de effecten van gezondheidsinterventies.
De Cochrane Collaboration ontwikkelde een tool waarmee men bij elke studie voor 6 domeinen de mogelijke bronnen van vertekening kan opsporen: selectiebias (randomiseringsmethode, concealment of allocation), performance bias (blindering van deelnemers en behandelaars), detection bias (blindering van de evaluatie), attrition bias (onvolledige uitkomstdata), reporting bias (selectieve rapportering van uitkomsten) en andere vormen van bias (die niet in de andere domeinen aan bod komen). Voor elk domein wordt het risico van bias gedefinieerd als gering, hoog of onduidelijk.
Deze databank bevat alle Cochrane Reviews. De reviews worden regelmatig geactualiseerd bij het verschijnen van nieuwe gegevens en in antwoord op commentaar van gebruikers van de databank. De CDSR bevat, naast volledige reviews, protocollen van reviews, waarin de auteurs de te volgen methodologie, maar nog geen uitkomsten beschrijven.
Cochrane Library, Database of Abstracts of Reviews of Effectiveness (DARE), Cochrane Central Register of Controlled Trials (CENTRAL), Health Technology Assessment Database (HTA), NHS Economic Evaluation Database (NHSEED), Cochrane Methodology Register (CMR)
Uitvoerige handleiding van de Cochrane Collaboration die in detail de methode beschrijft voor de realisatie van een systematische review van de Cochrane Collaboration.
De Cochrane Library is een biomedische databank die online beschikbaar is. Hierin zijn een aantal verschillende databanken met systematische reviews, meta-analyses en controlled clinical trials opgenomen. Vier keer per jaar verschijnt er een update. De abstracts van Cochrane reviews zijn via internet gratis toegankelijk. De volledige teksten zijn toegankelijk voor abonees. URL: www.cochrane.org
Cochrane Database of Systematic Reviews (CDSR), Database of Abstracts of Reviews of Effectiveness (DARE), Cochrane Central Register of Controlled Trials (CENTRAL), Health Technology Assessment Database (HTA), NHS Economic Evaluation Database (NHSEED), Cochrane Methodology Register (CMR)
Dit is een bibliografie van publicaties over de methodologie van klinische studies. Hierin zijn artikels uit tijdschriften, boeken en conference proceedings terug te vinden. Deze databank bevat ook studies over de methodologie van reviews. CMR bevat de bibliografische gegevens en in sommige gevallen ook een samenvatting van het artikel, maar niet de volledige tekst.
Cochrane Library, Cochrane Database of Systematic Reviews (CDSR), Database of Abstracts of Reviews of Effectiveness (DARE), Health Technology Assessment Database (HTA), Cochrane Central Register of Controlled Trials (CENTRAL), NHS Economic Evaluation Database (NHSEED)
Dit is een systematische review (of meta-analyse) die is uitgevoerd in het kader van de Cochrane Collaboration. Deze reviews volgen een vast onderzoeksprotocol dat is opgesteld door de Cochrane Collaboration. Iedere review verschijnt eerst als protocol en daarna als volledige review in de Cochrane Library. Richtlijnen voor het maken van een Cochrane review zijn verzameld in het Cochrane Reviewers’ Handbook.
De Cochran-Mantel-Haenszel toets is een Chi²-toets die nagaat of er een associatie bestaat tussen twee variabelen na controle voor andere variabele(n). De Mantel-Haenszel toets meet de sterkte van deze associatie.
Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een evidence-based psychotherapeutisch kader dat een integratie vormt van cognitieve therapie en gedragstherapie. Binnen CGT staan gedachten, gevoelens en gedrag centraal, alsook de wijze waarop deze met elkaar interageren. Concreet wordt CGT door Korrelboom en Ten Broeke (2014) gedefinieerd als “een proces waarbij de psycholoog samen met de cliënt actief en op transparante wijze therapeutische technieken en methoden toepast om de zich aandienende klachten duurzaam en relevant te reduceren. De geselecteerde therapeutische technieken en methoden dienen daarbij empirische ondersteuning te genieten, waarbij deze gestoeld zijn in de wetenschap van de (klinische) psychologie en effectief zijn gebleken”. CGT bestaat dus uit een combinatie van technieken uit de gedragstherapie (GT) en cognitieve therapie (CT).
Cognitieve therapie (CT) is een vorm van psychotherapie waarbij de gedachten, gedachtepatronen en kernovertuigingen van de persoon centraal staan. Binnen CT worden (automatische) gedachten en bijbehorende gevolgen en assumpties expliciet/bewust gemaakt en worden deze uitgedaagd en geherformuleerd.
Bestaat uit 29 items die gepaard gaan met agitatie (zoals bijten, krabben,...) en worden gescoord met een score tussen 1 (komt nooit voor) en 7 (komt veel voor). De totale score varieert tussen 29 en 203.
Cohen’s d laat toe om de effectgrootte aan te geven in een gegeven populatie ten opzichte van de nulhypothese. Klassiek gezien duidt een d van 0,20 op een klein positief effect, een d van 0,50 op een middelgroot positief effect en een d van 0,80 op een groot positief effect.
De term cohort stamt af van de Latijnse term voor een gevechtseenheid. In de epidemiologie is een cohort een groep personen die gedurende een bepaalde periode in een onderzoek wordt opgevolgd.
In een prospectief cohortonderzoek worden personen die al dan niet blootgesteld zijn aan een risicofactor (zoals een schadelijke stof of een leefstijlfactor) gedurende lange tijd (meestal jaren) opgevolgd. De onderzochte populatie moet bij aanvang vrij zijn van de te onderzoeken uitkomst, zodat op deze wijze de incidentie van de uitkomst in de groep met blootstelling en de groep zonder blootstelling kan worden berekend. In een retrospectief cohortonderzoek gaat men uit van een groep personen met een bepaalde ziekte of uitkomst (‘cases’). De kenmerken en eerder vastgelegde informatie over vroegere blootstelling aan een mogelijke risicofactor(en) wordt vergeleken met deze van personen zonder de betreffende ziekte of uitkomst (‘controls’). Dit wordt ook wel een case-control onderzoek genoemd.
Subjectieve interpretatie door de naasten over de kwaliteit van functionele communicatie van een patiënt met afasie.
Andere ziektes of gezondheidsproblemen die aanwezig zijn bij de patiënt naast de aandoening die wordt bestudeerd.
Doorgaans compenseren rokers een verminderde dosis nicotine of een lager aantal sigaretten per dag door dieper te inhaleren of door de filter plat te drukken zodat er geen lucht meer door kan.
Compliance is de therapietrouw of de mate waarin een persoon de voorgeschreven stappen in een behandeling of interventie daadwerkelijk volgt. Bij een medicamenteuze behandeling wordt hiermee bedoeld in hoeverre de patiënt de voorgeschreven geneesmiddelen inneemt. Compliance is een bron van vertekening (‘bias’) in epidemiologisch onderzoek. Bijvoorbeeld, als een geneesmiddel ongewenste effecten heeft waardoor een aantal mensen het niet regelmatig inneemt, kan het gemeten effect van het geneesmiddel lager zijn. Informatie over compliance is daarom belangrijk in geneesmiddelenonderzoek.
Deze vragenlijst bevat 30 items en peilt naar emotioneel, fysiek en seksueel misbruik. Voor elk item gebruikt men een 6-punten Likert schaal. De score varieert van 0 tot 150. Een score ≥7 wordt beschouwd als indicatief voor partnergeweld.
Bij een RCT worden de personen in de onderzoekspopulatie aselect ingedeeld (bijvoorbeeld door middel van gesloten omslagen) in interventiegroep(en) en controlegroep(en). ‘Concealment of allocation’ refereert aan het geheim houden of blinderen van deze toewijzing van patiënten aan de verschillende onderzoeksgroepen. Dit betekent dat degene die de groepen indeelt (bijvoorbeeld door het uitdelen van omslagen) niet op de hoogte is van de inhoud van de omslag en dat de codering ook niet te achterhalen is. Op deze wijze voorkomt men ‘allocation bias’.
Een 'confounder' is een factor die gerelateerd is aan de te onderzoeken risicofactor of blootstelling en ook aan de uitkomst. Een 'confounder' kan een verband tussen blootstelling en uitkomst verzwakken of versterken. Door confounding kan een verband dat in werkelijkheid afwezig is, worden gesuggereerd of kan een bestaand verband worden ontkend. Bijvoorbeeld, een geobserveerd verband tussen het drinken van koffie en een verhoogd risico van myocardinfarct kan in werkelijkheid veroorzaakt zijn door de relatie van roken met de blootstelling (koffie drinken) en de uitkomst (myocardinfarct). Rokers drinken wellicht meer koffie dan niet-rokers en rokers hebben meer 'kans' op een myocardinfarct. Er zijn in 'observationeel onderzoek' twee manieren om te corrigeren voor het potentiële effect van confounders. Enerzijds kan men bij aanvang in de opzet van de studie de onderzoekspopulaties matchen. In 'case-control' onderzoek zoekt men bijvoorbeeld ‘controls’ die zo goed mogelijk gelijken op de geïdentificeerde ‘cases’. Anderzijds kan men achteraf bij het analyseren van de gegevens van een uitgevoerde studie stratificeren of statistisch controleren (via multivariate regressieanalyse).
Het doel van het CONSORT-statement (CONsolidated Standards Of Reporting Trials) is het standaardiseren van de wijze van rapporteren van RCT’s. Hiertoe is een lijst met 22 items ontwikkeld die vooral richtlijnen geven voor het beschrijven van de toegepaste methode, de resultaten en de discussie. Wanneer al deze onderdelen op een juiste en volledige wijze zijn beschreven, kan de lezer op een gefundeerde wijze oordelen over de interne en externe validiteit van de RCT. Het CONSORT-statement en de checklist zijn te raadplegen op de website van CONSORT (URL: www.consort-statement.org).
Deze schaal meet op basis van objectieve (beweeglijkheid, kracht) en subjectieve (pijn, arbeidscapaciteit, vrijetijdsbesteding) elementen pijn en functionele mogelijkheden van de schouder. De score varieert van 0 tot 100; hoe hoger de score hoe beter het resultaat.
Er is sprake van contaminatiebias wanneer de controlegroep ook de actieve behandeling krijgt of wanneer de interventiegroep de actieve behandeling niet krijgt (bv. dieet of lichaamsbeweging in de controlegroep, of uitwisseling van geneesmiddelen in de twee groepen).
Na het coderen van de citaten tracht men deze te groeperen in categorieën en thema’s.
“De inhoudanalyse poogt het objectieve en het subjectieve te verwoorden. Het doel is een ‘tweede lezing’ uit te voeren van het te bestuderen document. Deze laatste vervangt de spontane lezing, intuïtief en profaan. Het is, met andere woorden, de bedoeling om de boodschap die de eerste betekenis overstijgt, te begrijpen.” (Pourtois JP, Desmet H. Épistémologie et instrumentation en sciences humaines. Bruxelles: P. Mardaga, 1988:199; geciteerd door: Lenoir Y, Hasni A, Lacourse F, et al. Guide d’accompagnement de la formation à la recherche: un outil de réflexion sur les termes et expressions liés à la recherche scientifique. Longueil, QC : Groupéditions, 2012:233.)
Een metrische variabele heeft altijd een getalswaarde. Een 'discrete variabele' is altijd een geheel getal, bijvoorbeeld het aantal kinderen per gezin. Een continue variabele kan mogelijk een oneindig aantal waarden aannemen. Bijvoorbeeld: lichaamslengte, gewicht, ziekteduur.
De CSDD-score laat toe om bij personen met dementie de ernst van een depressie in te schatten door middel van een interview met de persoon zelf en met een naaste. De vragenlijst bevat 29 items over 5 domeinen: symptomen die betrekking hebben op stemming, gedragsproblemen, somatische symptomen, cyclische functies (stemming, inslapen, ontwaken), denkproblemen.
Een correlatie is een verband tussen twee reeksen waarnemingen of gegevens. Zo kan men bijvoorbeeld vaststellen dat er een samenhang bestaat tussen de twee variabelen lichaamslengte en gewicht: langere mensen wegen over het algemeen meer dan kortere mensen. Om te zien in hoeverre deze samenhang samengevat kan worden door een rechte lijn, kunnen we de correlatiecoëfficiënt berekenen. Correlatiecoëfficiënt (r): De (Pearson) correlatiecoëfficiënt (r) beschrijft het lineaire verband tussen twee continue of dichotome variabelen (bijvoorbeeld lengte en gewicht), met andere woorden hoe dicht de verschillende meetpunten bij een rechte lijn liggen. De waarde van de correlatiecoëfficiënt ligt altijd tussen -1 en +1. Als de correlatiecoëfficiënt 0 is bestaat er geen verband, een waarde van -1 of +1 duidt op een perfect (lineair) verband (met een negatieve helling -1 en met een positieve helling +1). Hoe hoger de correlatie, des te beter kan de waarde van de tweede observatie uit de eerste worden voorspeld. Multipele correlatiecoëfficiënt: Een multipele correlatiecoëfficiënt beschrijft het lineaire verband van een variabele met meerdere andere variabelen. Dit is de ‘R’ berekend met behulp van een multipele regressiemodel.
Een covariantieanalyse is een statistische analyse van het aandeel van één of meerdere categorische, onafhankelijke variabelen aan de variatie van het gemiddelde van een onafhankelijke continue variabele (=variantieanalyse), maar dit effect wordt berekend door te controleren voor een andere continue variabele die verondersteld wordt een effect te hebben op de initiële relatie. Met een ANCOVA wil men dus de initiële relatie onderzoeken door statistisch te zuiveren voor het effect van de covariabele. Dat betekent dat men het effect van de onafhankelijke categorische variabele onderzoekt op de afhankelijke continue variabele eens het effect van de covariabele op de afhankelijke variabele opgeheven is.
Dit is een statistische methode (Cox 1972) om een overlevingscurve te berekenen die rekening houdt met de invloed van co-variabelen en het feit dat niet elke persoon even lang aan het onderzoek heeft deelgenomen. In dit model stelt men geen voorwaarden aan de distributie (wat betreft vorm en minimale waarden). Men gaat ervan uit dat de verhouding (ratio) van het risico van overlijden in de verschillende onderzochte groepen constant is in de tijd en dat deze verhouding gelijk is voor alle subgroepen (bijvoorbeeld onderverdeeld naar leeftijd of geslacht). Dat wil zeggen dat de invloed van een co-variabele op elk tijdstip hetzelfde is. De kans op een uitkomst noemt men een ‘hazard’ en de ‘hazard ratio’ is de verhouding van hazard in de groep met co-variabelen en de groep zonder co-variabelen. Dit is gelijk aan het relatieve risico van een uitkomst op elk tijdstip.
Criteria ontwikkeld door Deeks et al. om de kwaliteit van observationeel onderzoek te evalueren: o.a. context, selectie van personen, opvolging, uitdrukking en analyse van de resultaten.
Criteria voor de diagnose van fibromyalgie (American College of Rheumatology): diffuse pijn sinds minstens drie maanden en minstens 11 op 18 drukpijnpunten positief. Andere symptomen zijn dikwijls aanwezig: vermoeidheid, hoofdpijn, slaapproblemen, prikkelbaarheid, depressieve klachten (25 tot 40% van de gevallen).
De criteria van Kellgren en Lawrence zijn een radiologische classificatie van artrose, ongeacht de aanwezigheid van klachten. De graad van radiologische artrose wordt aangegeven op een vijf-puntsschaal aan de hand van gewrichtsspleetversmalling en osteofytvorming. Classificatie: diagnose van artrose twijfelachtig (klasse 1), minimaal (klasse 2), zeker (klasse 3), gevorderde vorm (klasse 4).
Men spreekt over prikkelbaredarmsyndroom indien ≥3 van de volgende symptomen aanwezig zijn: abdominale pijn; pijn die vermindert na de ontlasting; hogere ontlastingsfrequentie als de ontlasting pijnlijk is; pijnlijke evacuatie van de ontlasting; slijm in de ontlasting; gevoel van onvolledige evacuatie. (Bron: Manning AP, Thompson WG, Heaton KW, Morris AF. Towards positive diagnosis of the irritable bowel. Br Med J 1978;2:653-4).
Volgens deze criteria heeft een kind atopische dermatitis wanneer er minstens twee majeure en minstens één mineur van de volgende kenmerken aanwezig zijn.
Majeure criteria: familiale voorgeschiedenis van atopie (atopische dermatitis, astma of hooikoorts); aanwezigheid van jeukende dermatitis; eczeem of gelichenificeerde dermatitis.
Mineure criteria: xerosis (droge huid) /ichthyosis (schilfering)/hyperlineair patroon op de handpalmen; perifolliculaire accentuering; chronische schilfering van de schedel; peri-auriculaire fissuren.
1/ De ziekte moet een belangrijk gezondheidsprobleem zijn op individueel en maatschappelijk vlak. 2/ Er moet een aanvaardbare behandeling of nuttige interventie bestaan voor patiënten met de ziekte. 3/ Diagnose en behandeling moeten gemakkelijk toegankelijk zijn. 4/ Er moet een detecteerbare latente of vroeg symptomatische fase aanwezig zijn. 5/ Er moet een passende valide test of diagnose mogelijk zijn. 6/ De test moet acceptabel zijn voor de bevolking. 7/ Het natuurlijke verloop van de aandoening, inclusief een inschatting van de latente periode tussen ontstaan en klinisch manifesteren van de ziekte, moet voldoende in kaart gebracht zijn. 8/ Er moet een eenduidig protocol afgesproken zijn voor verder onderzoek of behandeling. 9/ De kosten van opsporing (inclusief diagnose en behandeling) moeten economisch in balans zijn met de totale uitgaven voor de medische zorg in de gemeenschap. 10/ Opsporing moet een continu proces zijn en niet eenmalig.
Bij periodieke spanningshoofdpijn wordt een onderscheid gemaakt tussen een frequente en niet-frequente vorm. Criteria voor niet-frequente periodieke spanningshoofdpijn: 1. antecedenten van minstens 10 episodes die minder dan 1 dag per maand optreden (minder dan 12 dagen per jaar) en die beantwoorden aan onderstaande criteria 2 tot 4; 2. duur van de hoofdpijn van 30 minuten tot 7 dagen; 3. hoofdpijn met minstens 2 van de volgende criteria: - bilaterale hoofdpijn, - drukkend of klemmend gevoel (niet-kloppende pijn), - milde tot matige intensiteit, - geen verergering bij normale fysieke activiteiten zoals stappen of traplopen; 4. geen misselijkheid of braken en niet meer dan 1 aanval van foto- of fonofobie; 5. niet veroorzaakt door een andere aandoening. Criteria voor frequente periode spanningshoofdpijn: - antecedenten van minstens 10 episodes die minstens 1 dag maar minder dan 15 dagen per maand optreden over een periode van minstens 3 maanden (minstens 12 dagen en minder dan 180 dagen per jaar); - voldoen aan bovenvermelde criteria 2 tot 5.
Criteriumvaliditeit of ‘predictive validity’ houdt in dat de validiteit van het meetinstrument wordt vastgesteld door de correlatie te onderzoeken van de resultaten van het meetinstrument met de resultaten van een ander meetinstrument, waarvan de validiteit buiten twijfel staat.
validiteit, begripsvaliditeit, inhoudsvaliditeit, face validity, externe validiteit, interne validiteit
Deze tool scoort volgende criteria: de doelstellingen van het onderzoek zijn duidelijk?, kwaliteitsvolle methodologie?, onderzoeksdesign aangepast aan de doelstellingen van het onderzoek?, was de rekrutering van de deelnemers in overeenstemming met de doelstellingen van het onderzoek?, gegevensverzameling correct uitgevoerd?, juiste relatie tussen deelnemers en onderzoekers?, ethische aspecten in overweging genomen?, gegevensanalyse correct uitgevoerd?, duidelijke weergave van de resultaten?, is de studie waardevol?. Elk item wordt gescoord van ‘Ja’ (2 punten), ‘Niet duidelijk’ (1 punt) tot ‘Nee (0 punten).
Hierbij meet men de tijd die men minstens nodig heeft om urticaria uit te lokken. Hoe langer CSTT, hoe effectiever de behandeling.
Hierbij meet men de hoogste temperatuur die men nodig heeft om urticaria uit te lokken.
Deze score wordt vooral gebruikt in klinische studies maar niet in de praktijk. Ze gaat van 0 tot 600 punten en combineert dagboekklachten van de voorbije 7 dagen met 1 laboratoriumbepaling namelijk de hematocriet; hoe hoger de score, hoe ernstiger de opstoot. ((Referentie: Best WR, et al. Development of a Crohn’s disease activity index. Gastroenterology 1976;70:439-44)
Er worden 7 items nagevraagd: geschiktheid van het design voor het doel van de studie; nauwkeurige beschrijving van de gegevens; rapportering van de responsratio; voldoende representativiteit van de studiepopulatie voor de totale populatie; duidelijk gestelde doelen vertaald in betrouwbare en valide uitkomstmaten; beoordeling van statistische significantie; duidelijke beschrijving van statistische methodes. Elk item wordt gescoord van 0 (niet aanwezig) over 0,5 (onduidelijk) tot 1 (wel aanwezig). De score varieert van 0 tot 7.
In een 'crossover studie' worden de onderzochte personen verdeeld in twee groepen. De eerste groep krijgt eerst behandeling A en vervolgens behandeling B, terwijl de tweede groep in omgekeerde volgorde wordt behandeld. Een voordeel van deze onderzoeksopzet is dat het aantal proefpersonen dat nodig is om een effect te meten, klein is. Een kritiek op dit studiedesign is dat het effect van de eerste behandeling mogelijk nog niet is uitgewerkt wanneer de tweede behandeling al wordt gestart. Om deze reden wordt na behandeling met het eerste product meestal een ‘washout periode’ ingelast.
Dit is een vorm van observationeel onderzoek waarbij op een bepaald tijdstip gegevens over risicofactoren en/of uitkomsten in een populatie worden verzameld. Voorbeelden van cross-sectioneel onderzoek zijn: het bepalen van de prevalentie van een ziekte, het opsporen van een ziekte of risico (screening), onderzoek naar etiologische factoren.
De Ct-waarde is een maat voor de hoeveelheid RNA in het onderzochte staal: een lage Ct-waarde betekent veel viraal RNA, een hoge waarde duidt op weinig viraal RNA. De Ct (cycle threshold)-waarde hangt af van de hoeveelheid virus in de nasopharynx en dat is dan weer afhankelijk van het ziektestadium. Na transmissie gaat het virus zich repliceren in de nasopharynx en neemt de virusconcentratie (of viral load) toe tot wanneer het afweersysteem de infectie onder controle krijgt en de virusconcentratie opnieuw afneemt.
De cumulatieve incidentie (syn: risico) is de proportie van het aantal personen in een populatie dat binnen een bepaalde tijdsperiode een ziekte ontwikkelt. De cumulatieve incidentie berekent men door het aantal nieuwe gevallen tijdens de onderzoeksperiode te delen door het aantal personen zonder de ziekte in de populatie in het begin van de onderzochte tijdsperiode.
Bijvoorbeeld, in een populatie van 10.000 personen worden gedurende één jaar twee nieuwe gevallen van coloncarcinoom vastgesteld; de (cumulatieve) incidentie van coloncarcinoom in deze populatie is dus 2 per 10.000 per jaar.
In deze databank die wordt uitgegeven door Cinahl Information Systems, California (V.S.), zijn referenties te vinden van publicaties vanaf 1982 tot heden op het gebied van de verpleegkunde en paramedische beroepen (zoals fysiotherapie, arbeidsgeneeskunde en urgentiegeneeskunde). De databank is enkel toegankelijk voor abonnees. Informatie over CINAHL is te vinden op www.cinahl.com.
In een cumulatieve meta-analyse worden in de pooling studies één voor één toegevoegd in een bepaalde volgorde (bijvoorbeeld op basis van de publicatiedatum of van de methodologische kwaliteit).
Current Contents is een databank van ISI (Institute for Scientific Information, V.S.). CC is begonnen als een gedrukt wekelijks attenderingsbulletin voor het opsporen van recent verschenen publicaties. Een aflevering bevat de inhoudstafels van de meest recente nummers van tijdschriften en boekenreeksen. CC wordt uitgegeven in zeven disciplinegerichte edities. De medische versie ‘Clinical Medicine’ is een aparte uitgave. De tijdschriften zijn gerangschikt volgens onderwerp om het zoeken te vergemakkelijken. Current Contents is voor abonnees online te raadplegen.