Resultaat van de auteur


Lemiengre M.
Huisartsenpraktijk De Wijngaard Roeselare; Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg, UGent
61 artikel(s) - 12 bondige bespreking(en)


Deze meta-analyse van correct uitgevoerde dubbelblinde placebogecontroleerde N of 1 trials kon geen verschil in spiersymptomen aantonen tussen behandelperiodes met 20 mg atorvastatine en behandelperiodes met placebo bij statinegebruikes die reeds klaagden van spierklachten voor de start van de studie. Dankzijn het N of 1-design kon ook aangetoond worden dat spierklachten voor de meeste statinegebruikers een nocebo-effect is.

Deze uitgebreide systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat SNRI’s bij rugpijn en knieartrose de pijn verlichten en het functioneren verbeteren maar de bewijskracht hiervoor is matig tot laag. Alleen voor de verlichting van pijn bij knieartrose is een klinisch relevant effect niet uitgesloten. Voor zowel SNRI’s als voor TCA’s kan er een klinisch relevant gunstig effect op ischiaspijn aangetoond worden, maar ook hier is de bewijskracht laag tot zeer laag. Het onzekere effect op pijn en functioneren van SNRI’s en TCA’s moet zeker afgewogen worden ten opzichte van de acceptabiliteit, de tolerantie en de veiligheid van deze moleculen.

Colchicine na myocardinfarct: toenemend bewijs?

Lemiengre M.

Minerva 15 05 2020


Deze methodologisch correct uitgevoerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde RCT met een ruime onderzoekspopulatie toont aan dat een lage dosis colchicine gedurende ongeveer 2 jaar het risico op een samengesteld eindpunt van ischemische cardiovasculaire gebeurtenissen verlaagt bij patiënten die recent een myocardinfarct hebben doorgemaakt. De uitgebreide exclusiecriteria en de relatief korte follow-up bemoeilijken de vertaling van dit resultaat naar de klinische praktijk.

Meer doen met minder?

Lemiengre M.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 1 pagina 2 - 2

Hoe gaan huisartsen om met arbeidsongeschiktheid bij patiënten met depressieve klachten?

Heyerick M. , Lemiengre M.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 150 - 153


Deze kwalitatieve studie toont aan dat huisartsen op een verschillende manier omgaan met het bepalen en hanteren van zowel arbeidsongeschiktheid als werkhervatting bij patiënten met depressieve klachten.

Prognostiek

Lemiengre M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 10 pagina 244 - 245

Zijn de resultaten van de ROCKET-AF-studie nog betrouwbaar?

Lemiengre M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 4 pagina 84 - 85

Ik wil gelezen worden!

Lemiengre M. , De Jonghe M.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 1 pagina 1 - 1

Medicatie en zwangerschap: een wetenschappelijke en emotionele uitdaging

Lemiengre M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 10 pagina 118 - 118


Wetenschappelijk onderzoek poogt om de werkelijkheid op een rationele maar ook transparante en voor discussie vatbare wijze voor te stellen. Het is uiteraard lastig wanneer wetenschappelijk onderzoek onze ‘irrationele’ hoop tegenspreekt. Deze verzameling gegevens uit verschillende studies levert geen argumenten op dat in landen met een hoog technologische en toegankelijke gezondheidszorg, het systematisch mammografisch screenen naar borstkanker tot een belangrijke gezondheidswinst leidt. Voor een omvangrijke groep vrouwen is er zelfs verlies aan levenskwaliteit. We kunnen de keuze uiteraard overlaten aan de betrokken vrouwen en hen hierover uitgebreid informeren.

Leefstijlinterventies en kosteneffectiviteit, de evidentie blijft ijl

Lemiengre M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 40 - 40

Colchicine: nieuwe jeugd voor een oude tante?

Lemiengre M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 118 - 118


HST is niet geïndiceerd voor primaire en secundaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen, noch om dementie en cognitief verlies te voorkomen bij postmenopauzale vrouwen. HST is wel effectief voor de preventie van postmenopauzale osteoporotische fracturen. Deze optie is echter alleen te verdedigen bij vrouwen met een belangrijk risico en bij wie andere behandelingen niet mogelijk zijn. Momenteel beschikken we over onvoldoende gegevens om het risico op lange termijn in te schatten voor het gebruik van HST bij peri- of postmenopauzale vrouwen jonger dan 50 jaar.

Statines hebben een effect op het cardiovasculaire risico. De relatieve risicoreductie van een meestal samengestelde uitkomstmaat situeert zich met een zekere spreiding (naargelang de studie) rond de 25%. Dat zal wellicht ook gelden voor vrouwen, maar vrouwen zijn in de meeste studies ondervertegenwoordigd en het absolute risico van cardiovasculaire gebeurtenissen is bij vrouwen ook lager. De arts zal dan ook in overleg met de patiënte de last van een behandeling afwegen tegen de verwachte gezondheidswinst.

Cross-over studies: wanneer toepassen?

Lemiengre M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 77 - 77


Deze eerste prospectieve cohortstudie in de huisartspraktijk bevestigt dat de huisarts een longembolie veilig kan uitsluiten bij een Wells score ≤4 gecombineerd met een negatieve D-dimeer test.

Deze meta-analyse van matige methodologische kwaliteit kan niet aantonen dat het toevoegen van spironolacton, eplerenon of canrenoaat aan de standaardbehandeling van patiënten met chronisch hartfalen NYHA klasse I effectief is. Bij ernstig chronisch hartfalen (NYHA klasse II,III,IV) heeft het toevoegen van spironolacton, eplerenon of canrenoaat aan de standaardbehandeling een daling van de totale mortaliteit met 20% voor gevolg. Het opstarten van deze medicatie gebeurt bij nauwkeurig geselecteerde patiënten met bepaling van de nierfunctie en de kaliëmie tijdens het opstarten en het verder optitreren van de dosis.

‘Lead time bias’ en ‘length time bias’ - Bias bij kankerscreening

Lemiengre M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 7 pagina 90 - 90

Het nut van statines als preventie bij patiënten met een laag cardiovasculair risico: een meta-analyse

De Weirdt S. , Lemiengre M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 43 - 44


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten, grotendeels zonder bekende cardiovasculaire ziekte, een behandeling met statines wel het risico van coronaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen en de totale mortaliteit kan reduceren, maar niet de mortaliteit als gevolg van een myocardinfarct en een CVA. Het effect van statines is afhankelijk van het initiële cardiovasculaire risico. Een relevante daling van het relatieve risico vertaalt zich bij patiëntengroepen met een laag initieel risico, in een klein verschil in absoluut risico en dit maakt op zijn beurt de behandeling economisch minder verdedigbaar. Op basis hiervan zal men al of niet een behandeling met statines opstarten.

Rookstop is wellicht de meest effectieve interventie om het cardiovasculaire risico te laten dalen. Varenicline heeft zijn werkzaamheid om rookstop te ondersteunen bewezen. Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat men bij het voorschrijven van dit geneesmiddel, naast de gekende risico’s zoals nausea, slaapstoornissen en een toename van vooral psychiatrische aandoeningen, ook moet rekening houden met het risico van cardiovasculaire aandoeningen, al is de toename in absolute cijfers eerder klein.

Waar zijn de data gebleven?

Lemiengre M.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 79 - 79

Aldosteron blokkade belangrijk bij linkerhartfalen

Lemiengre M.

Minerva 28 08 2011


Deze meta-analyse van zeer goede kwaliteit toont aan dat toevoegen van spironolacton, eplerenon of canrenoaat aan de basisbehandeling van patiënten met ernstig chronisch hartfalen of met een linkerventrikeldisfunctie na een hartinfarct, een daling van de totale mortaliteit van 20% voor gevolg heeft. Het opstarten van deze medicatie gebeurt bij nauwkeurig geselecteerde patiënten waarbij de nierfunctie en de kaliëmie het opstarten en het verder optitreren van de dosis bepalen.

Effect van fibraten op cardiovasculaire uitkomsten

Lemiengre M.

Minerva 28 01 2011


De meta-analyse van Jun M. et al. zal wellicht vier decennia onderzoek definitief afsluiten. De resultaten van deze meta-analyse tonen een significant effect aan van fibraten op een samengesteld cardiovasculair eindpunt en op coronaire aandoeningen. De auteurs hadden vooral oog voor het verzamelen van alle studieresultaten in één meta-anlyse. Hierdoor gebeurde er geen analyse met de resultaten van de kwalitatief goede studies wat hun argumentatie verzwakt. Het effect van statines in secundaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen is groter.

Deze meta-analyse toont aan dat bèta-blokkers bij patiënten met chronisch hartfalen statistisch significant zorgen voor een betere overleving, met een effectgrootte die mogelijk zou kunnen verband houden met de mate van vermindering van de hartfrequentie.

Voorkomt rosuvastatine een CVA bij mannen en vrouwen met een verhoogd CRP?

Lemiengre M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 82 - 83


Deze studie toont aan dat bij schijnbaar gezonde personen (40% metabool syndroom, 20% familiale antecedenten, 16% rokers en 50% met een Framinghamscore >10) zonder hyperlipidemie maar met een verhoogd hooggevoelig CRP, rosuvastatine de incidentie van CVA met de helft verlaagt. De omvang en de betrouwbaarheid van het voordeel kan men echter in vraag stellen.

Deze studie toont aan dat bij patiënten met een hg-CRP >2, een normaal lipidenprofiel en zonder hypertensie of diabetes, een behandeling met rosuvastatine (20 mg per dag) een 1,2% daling geeft van het absolute risico van een eerste incident (niet-fataal myocardinfarct, niet-fataal CVA, hospitalisatie voor onstabiele angor, arteriële revascularisatieprocedure of overlijden ten gevolge van een cardiovasculaire aandoening). Het gaat hier om een eerste studie die dit onderzoekt. De absolute risico’s in de bestudeerde populatie zijn zeer klein en de ongewenste effecten van de interventie op lange termijn zijn onvoldoende bekend.

Effect van rosuvastatine bij patiënten met chronisch hartfalen

Lemiengre M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze studie toont aan dat bij patiënten met matig tot ernstig chronisch hartfalen, het toevoegen van 10 mg rosuvastatine aan een standaardbehandeling geen effect heeft op de overleving van de patiënten en ook niet op de duur tot hun eerstvolgende hospitalisatie.

Verminderen statines het cardiovasculaire risico bij vrouwen met hypercholesterolemie?

Lemiengre M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 11 - 11


Deze studie toont aan dat we weinig harde gegevens hebben over de behandeling met statines bij vrouwen zowel in primaire als in secundaire preventie.

Editoriaal: Periodieke gezondheidsevaluatie

Lemiengre M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 1 - 1

Statines en perifere arteriële vaatziekte

Lemiengre M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze heranalyse van een oude studie toont aan dat bij patiënten met een initieel hoog cardiovasculair risico, met of zonder perifere arteriële vaatziekte, het toevoegen van 40 mg simvastatine aan de behandeling een daling voor een breed gedefinieerd eindpunt van ongeveer 24% voor gevolg heeft. Aanwezigheid van perifere arteriële vaatziekte klasseert de patiënt in de groep met verhoogd cardiovasculair risico.

Hoe diepe veneuze trombose uitsluiten in de eerste lijn?

Lemiengre M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 136 - 137


Deze studie toont aan dat de regel van Wells, al of niet in combinatie met een D-dimeertest, en toegepast door huisartsen in een eerstelijnssetting, onvoldoende nauwkeurig is om patiënten met een zeer lage voorkans op DVT (<3%) te identificeren. In verschillende studies met patiënten die zich aanboden op de spoedopname was dit wel mogelijk. Bij patiënten met een lage voorkans op DVT bepaalt men de D-dimeren met een hoog sensitieve test. Indien deze test negatief is, kan men een DVT uitsluiten. Bij patiënten met een gemiddelde of hoge voorkans op DVT is compressie-echografie van de onderste ledematen de volgende diagnostische stap.

Primaire preventie van cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit met statines

Lemiengre M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 55 - 57


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten zonder bekende cardiovasculaire ziekte een behandeling met statines wel het risico van coronaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen kan reduceren, maar niet de mortaliteit. Het effect van statines is afhankelijk van het initiële cardiovasculaire risico. Op basis hiervan zal men al of niet een behandeling met statines opstarten.

Fibraten: een alternatief bij diabetes mellitus type 2?

Lemiengre M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 7 pagina 112 - 114


De FIELD-studie kon bij diabetici met een verhoogd cardiovasculair risico geen effect aantonen van fenofibraat op het totale aantal coronaire gebeurtenissen. Andere studies met andere fibraten gaven tegenstrijdige resultaten. Het effect van statines is bij deze groep patiënten wel voldoende aangetoond.

Statines: hoe hoger de dosis, hoe beter?

Lemiengre M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 70 - 73


De TNT-studie toont aan dat bij patiënten met stabiel coronair hartlijden dagelijks 80 mg atorvastatine vergeleken met 10 mg leidt tot minder cardiovasculaire accidenten. Er zijn echter belangrijke methodologische tekortkomingen. Samen met de andere studies die gebruik maken van een hoge dosis statine, zijn er onvoldoende argumenten om een hoge dosis als standaard toe te passen. Het beleid bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico na een hartinfarct blijft dan ook ongewijzigd: rookstop, gezonde voeding, gewichtscontrole en meer beweging, een standaarddosis statine samen met een lage dosis aspirine en medicamenteuze behandeling van de andere risicofactoren (hypertensie, diabetes), een &#946;-blokker en een ACEinhibitor in geval van verlaagde ejectiefractie of hartfalen.

Editoriaal: Marketing van primaire en secundaire eindpunten

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 69 - 69

Is Minerva lezen schadelijk voor de volksgezondheid?

Lemiengre M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 69 - 69

Carvedilol versus metoprolol bij chronisch hartfalen

Lemiengre M. , Lemiengre M.B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 70 - 72


Deze studie toont aan dat bij patiënten met chronisch hartfalen (NYHA-klasse II en III) carvedilol in de bestudeerde dosis (2 x 25 mg/dag) een grotere reductie van mortaliteit geeft dan metoprololtartraat in de bestudeerde dosis (2 x 50 mg/dag). De galenische vorm (snelwerkend) van metoprololtartraat die in deze studie werd gebruikt, is niet beschikbaar in België. Deze studie bevestigt wat reeds bekend is over ß-blokkers bij chronisch hartfalen: metoprolol, bisoprolol en carvedilol verlengen de overleving van patiënten met chronisch hartfalen.

Welke D-dimeertest is de beste om DVT of longembolie uit te sluiten?

Lemiengre M. , Vanhee L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 42 - 44


Uit deze meta-analyse blijkt dat de semi-kwantitatieve ELISA-test voor de bepaling van D-dimeren bij patiënten met een vermoeden van diepe venueze trombose of longembolie de beste D-dimeertest is om een DVT of longembolie uit te sluiten: een negatief testresultaat bij een patiënt met een lage voorkans is een voldoende sterk argument om de diagnose uit te sluiten.Wanneer men D-dimeren laat bepalen, is de semi-kwantitatieve ELISA-test dus de beste keuze.

De waarde van D-dimeertest bij vermoeden van DVT

Lemiengre M. , Vanhee L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 36 - 38


Deze studie toont aan dat wanneer men een diepe veneuze trombose vermoedt bij patiënten die op basis van een klinische score een lage voorkans op DVT (5%) hebben,een negatieve D-dimeertest een goede uitsluiter is. Bij patiënten met een hoge voorkans (>15%) is in eerste instantie compressie-echografie van de onderste ledematen aangewezen. Indien bij deze patiënten zowel compressie-echografie als de D-dimeertest negatief zijn, kan een diepe veneuze trombose worden uitgesloten.

Atorvastatine bij claudicatio intermittens

Lemiengre M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 150 - 151


Deze studie besluit dat behandeling gedurende een jaar met atorvastatine 80 mg per dag bij patiënten met perifeer obstructief arterieel vaatlijden, de pijnvrije staptijd doet toenemen. Deze toename is echter zo gering (42 seconden) dat de klinische relevantie ervan in twijfel getrokken moet worden. Er is evidentie voor het nut van twee niet-medicamenteuze interventies bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden: bewegen en stoppen met roken. Daarnaast dient men bij deze patiënten de verschillende cardiovasculaire risico’s te behandelen zoals de aanbevelingen aangeven.

Cholesterolverlagende therapie anno 2004

Lemiengre M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 3 pagina 41 - 50

Verband tussen astma en ozon bij sportende kinderen

Lemiengre M. , Lemiengre M.B.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 62 - 63


Ozon veroorzaakt enkel astma bij gezonde kinderen wanneer ze langdurig intensief sporten bij hoge ozonconcentraties. De combinatie van zon en luchtvervuiling die verantwoordelijk is voor de vorming van ozon, zal in Californië veel frequenter voorkomen dan in België. Bij patiënten met astma en COPD, ook in België, kan blootstelling aan pieken in de ozonconcentratie wel een toename van de respiratoire morbiditeit veroorzaken.

Een vuiltje aan de lucht

Lemiengre M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 54 - 54

Statines en cardiovasculaire preventie: de 'Heart Protection Study'

Lemiengre M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 1 pagina 8 - 13


De 'Heart Protection Study' (HPS) bevestigt de resultaten van eerdere studies die het effect onderzochten van statines op cardiovasculair risico: het klinisch belang van het effect van statines neemt toe naarmate het initiële absolute cardiovasculaire risico van de patiënt hoger is. Dit effect blijft bestaan bij toenemende leeftijd en is klinisch relevant bij personen ouder dan 75 jaar. De meeste guidelines hanteren een ondergrens van de totaal- en LDL-cholesterol waarboven men dient te starten met een statinebehandeling. De HPS draagt argumenten aan om bij patiënten met een hoogrisicoprofiel deze ondergrens in vraag te stellen. Het afkappunt dat bepaalt of men dient te starten met een statinebehandeling, blijft onderwerp van een maatschappelijk debat, waarbij klinische winst en kostprijs moeten worden afgewogen ten opzichte van andere prioriteiten in de gezondheidszorg. In een tweede luik van de HPS kon men met antioxidantia (vitamine E, C en bèta-caroteen) bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico geen reductie van mortaliteit of morbiditeit bereiken, hetgeen de resultaten van eerder onderzoek bevestigt.

Editoriaal: Hormonale substitutie: het einde van een illusie?

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 358 - 362

Heeft een vaccinatiecampagne tegen meningokok-C effect?

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 257 - 260


Vaccinatie tegen meningokokken serotype-C is effectief. Het vaccineren van de (risico)populatie is echter een dure interventie, die enkel verantwoord is wanneer men de evolutie van hersenvliesontsteking in de populatie nauwkeurig opvolgt.

Editoriaal: Het zal je kind maar wezen

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 252 - 253

De aanpak van secundaire hypercholesterolemie anno 2002

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 95 - 100

Hypercholesterolemie: 'state of the art' anno 2002

Christiaens T. , Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 101 - 104

Hormonale substitutie en het risico op ovariumcarcinoom

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 421 - 423


Oestrogenen verhogen het risico op endometriumcarcinoom, borstcarcinoom en trombo-embolieën. Deze studie voegt ovariumcarcinomen toe aan het lijstje. Hoewel het risico op ovariumkanker laag is, mag men het zeker opnemen in de overweging bij het voorschrijven van oestrogenen. Men kan zich terecht de vraag stellen welke plaats er nog is voor hormonale substitutie bij de behandeling van de menopauze. Vermoedelijk enkel nog voor een korte periode om ernstige vasomotorische stoornissen te ondervangen.

Vaccineren tegen influenza en pneumokokken bij 65-plussers?

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 383 - 384


Deze vroege rapportage brengt voorlopig geen nieuwe gegevens aan die een duidelijkere stelling toelaten over het nut van systematische pneumokokkenvaccinatie dan wat eerder in Minerva is gepubliceerd 2. Pneumokokkenvaccinatie bij risicogroepen (personen met immuunstoornissen, kanker, hart- en longziekten, personen in instellingen, alcoholisten, ...) is mogelijk zinvol. Over het nut van veralgemeende pneumokokkenvaccinatie bij gezonde ouderen kan nog geen onderbouwde aanbeveling worden gedaan.

Postmenopauzaal oestriol: een risico voor endometriumkanker?

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 184 - 185


Voor de praktijk zijn er, zoals de auteurs opmerken, wellicht twee consequenties. Indien de patiënte enkel zoekt naar een oplossing voor lokale vaginale problemen, is het gebruik van lokale laagpotente oestrogenen veiliger in vergelijking met de orale preparaten. Indien men toch beslist tot orale behandeling met oestriol, dan spoort men het best actief veranderingen in het endometrium op met behulp van echografie (meting van de endometriumdikte) ofwel voegt men een progestageen toe aan de behandeling.

Voorkomt risedronaat fracturen bij vrouwen met wervelfracturen?

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 72 - 76


De klinische relevantie van een behandeling met risedronaat bij postmenopauzale vrouwen met minstens één radiografische wervelfractuur is nog discutabel. Behandeling met risedronaat kan het aantal nieuwe radiografische wervelfracturen reduceren (NNT 10 tot 20 per drie jaar). Het is echter niet duidelijk of hiermee ook klinische (symptomatische) wervelfracturen worden voorkomen. Er is geen duidelijk preventief effect aangetoond voor niet-vertebrale fracturen. Er zijn geen gegevens bekend over behandeling op langere termijn.

Losartan vergeleken met captopril voor hartfalen

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 43 - 45

Diuretica en het risico op aritmie

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 327 - 328

Spironolacton bij hartfalen

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 322 - 326


Bij patiënten met ernstig chronisch hartfalen (NYHA-klasse III en IV), een creatininespiegel lager dan 2,5 mg/dl (221 µmol/l) en een kaliëmie lager dan 5,0 mmol/l kan spironolacton in lage dosis (standaarddosis 25 mg per dag) worden toegevoegd aan een standaardbehandeling. Door negen patiënten gedurende twee jaar met spironolacton te behandelen kan één overlijden worden voorkomen.

Editoriaal: De geboorte van nieuw wetenschappelijk onderzoek

De Cort P. , Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 308 - 309

Postmenopauzale hormonale substitutie en cardiovasculair risico

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 233 - 236


Momenteel zijn er met het oog op preventie van cardiovasculaire incidenten geen argumenten om hormonale substitutietherapie toe te passen bij vrouwen met bekende coronaire pathologie.

Verhoogd risico op DVT bij hormonale substitutie

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 237 - 238

Editoriaal: Evidence-based medicine: nieuwe wijn in oude zakken?

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 96 - 97

Secundaire preventie met statines: resultaten van de LIPID-studie

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 390 - 392


Op basis van de resultaten van de LIPID-studie lijkt het zinvol om bij patiënten met coronaire aandoeningen te starten met pravastatine (40 mg/dag) onafhankelijk van de leeftijd of initiële cholesterolwaarden van de patiënt.

Cholesterolverlagende fibraten bij secundaire preventie: gemfibrozil

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 393 - 396


Bij patiënten met een LDL <130 mg/dl en een laag HDL-cholesterol kan binnen het kader van secundaire preventie een behandeling met gemfibrozil 600 mg tweemaal daags worden gestart. Het product is nu echter niet meer verkrijgbaar op de Belgische markt.

Secundaire preventie met statines bij ouderen: resultaten van de CARE-studie

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 386 - 389


Uit deze studie blijkt dat bij patiënten ouder dan 65 jaar die een myocardinfarct hebben doorgemaakt, men in het kader van secundaire preventie een behandeling met pravastatine 40 mg/dag kan overwegen, ook als zij een laag totaal cholesterolgehalte hebben.

Editoriaal: Hypercholesterolemie: vissen in troebel serum

Christiaens T. , Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 397 - 401

Het effect van oestrogenen op urine-incontinentie bij post-menopauzale vrouwen

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 6 pagina 254 - 254

Editoriaal: Seul l'amour permet à la jouissance de condescendre au désir

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 1 pagina 28 - 29

Behandeling van zona met famciclovir

De Deken L. , Lemiengre M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 274 - 275


Er is nog onvoldoende (overtuigend) bewijs om famciclovir systematisch voor te schrijven bij zona om de duur van de postherpetische neuralgie te verkorten. Daarbij komen de hoge kostprijs (5.995 frank per behandeling, geheel ten laste van de patiënt!) en de bedenkingen bij de beperkte effectiviteit van famciclovir op de acute pijn en de genezing van de huideruptie. Een recente meta-analyse biedt argumenten voor het voorschrijven van aciclovir (5.995 frank, terugbetaling met attest) bij hoog-risicopatiënten en personen ouder dan 50 jaar met zona. Een behandeling gestart binnen drie dagen na het ontstaan van de huideruptie, kan de duur van de postherpetische neuralgie verkorten (zes maanden na het begin).

Influenzavaccinatie bij astmapatiënten

Lemiengre M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 279 - 280


Een daling van de piekstroom kan zich voordoen kort na een griepvaccinatie. Deze daling treedt vooral op bij patiënten die voor het eerst gevaccineerd worden. Het is belangrijk patiënten daarover in te lichten en een beleid af te spreken. De netto-gezondheidswinst door vaccinatie bij deze risicogroep is belangrijk genoeg om te blijven vaccineren. Het verdient aanbeveling om, zoals verschillende nationale en internationale richtlijnen aangeven, de vaccinatiedekking van deze risicogroep uit te breiden.

Compressie-echografie bij diepe veneuze trombose

Lemiengre M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 1 pagina 180 - 184


Men kan bij patiënten die klinisch verdacht zijn van een eerste diepe veneuze trombose een afwachtende houding aannemen wat het starten met antistollingstherapie betreft, wanneer een compressie-echografie negatief is en dit na 5 of 7 dagen wordt bevestigd.