Resultaat ' '

Aantal resultaten : 1692 artikel(s) - 782 bondige bespreking(en) - 1 Synthese(s)


Deze open-label gerandomiseerde studie toont de werkzaamheid van profylactisch gebruik van doxycycline (doxy-PEP) als interventie om soi’s te voorkomen bij mannen die seks hebben met mannen en transgendervrouwen met een zeer hoog risico van soi's en die regelmatig seks hebben zonder condoom, ongeacht hun hiv-status. De rol van doxy-PEP in andere populaties die disproportioneel veel soi's hebben, in het bijzonder cisgendervrouwen onder hiv-PrEP, en in gebieden met een hoge prevalentie van tetracycline-resistente N. gonorrhoeae-isolaten, verdient nader onderzoek. Surveillance van de ontwikkeling van microbiële resistentie en verder onderzoek blijven noodzakelijk.

Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter RCT toont aan dat bij patiënten van 50 jaar en ouder met ernstige heupartrose, een totale heupartroplastiek na 6 maanden effectiever blijkt dan een spierversterkingsprogramma om de pijn te verminderen en de functionele capaciteit te verbeteren. We moeten de resultaten echter met voorzichtigheid interpreteren vanwege een mogelijke bias bij de selectie van patiënten. Na 24 maanden was er geen verschil meer tussen beide groepen, maar we moeten er wel rekening mee houden dat 77% van de patiënten die deelnamen aan de oefeningen uiteindelijk binnen dit tijdsinterval toch een totale heupprothese kregen.

Methotrexaat: een nieuwe behandeloptie voor artrose van de handen?

Kinsoen R. , Yech-Chou M. , De Jonghe M.

Minerva 18 04 2025


Deze methodologisch goed uitgevoerde RCT toont aan dat bij patiënten met handartrose én synovitis het wekelijkse gebruik van 20 mg oraal methotrexaat in vergelijking met placebo resulteert in een statistisch significante vermindering van pijn en verbetering van functionaliteit. De resultaten zijn echter waarschijnlijk niet klinisch relevant wat noopt tot verder onderzoek.

De auteurs komen in hun cohortstudie tot drie bevindingen met duidelijke klinische implicaties. Eerst en vooral moet men bij het individualiseren van een surveillanceprogramma voor vrouwen met een fout-positief resultaat bij mammografie, behalve het uitvoeren van een biopsie ook de leeftijd op het moment van de fout-positieve mammografie en de borstdensiteit in overweging nemen. Ten tweede kan een nauwgezette en intensieve monitoring tijdens de volgende twee screeningscampagnes bijzonder nuttig zijn. Ten derde moet men bewustwording van de ziekte op lange termijn bevorderen bij vrouwen met een fout-positief resultaat, om het verhoogde risico van borstkankerincidentie en -sterfte bij deze vrouwen te helpen verminderen. Vrouwen met een fout-positieve screeningmammografie hebben een verhoogd risico om borstkanker te ontwikkelen en daaraan te overlijden, wat speciale aandacht vereist.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat zelfgestuurde CGT-I met verpleegkundige ondersteuning effectief is voor het behandelen van slapeloosheid bij veteranen van middelbare leeftijd en leidt tot een aanzienlijke en blijvende verbetering van slaapsymptomen, depressie en vermoeidheid. Door de beperkte inclusie van jongeren, vrouwen en personen zonder comorbiditeiten zijn de resultaten echter niet extrapoleerbaar naar een bredere populatie

Deze gerandomiseerde klinische studie van zeer goede methodologische kwaliteit toont aan dat een gepersonaliseerd progressief opbouwend wandelprogramma in combinatie met specifieke educatie de incidentie van recidief aspecifieke lagerugpijn bij volwassen patiënten aanzienlijk vermindert gedurende een follow-upperiode van 1 tot 3 jaar. Deze interventie blijkt, berekend in QALY's (voor Australië), ook veilig en kosteneffectief te zijn. Op basis van deze studie kunnen we een gepersonaliseerd progressief wandelprogramma met educatie aanbevelen. Wandelen is bovendien een zeer toegankelijke en veilige vorm van lichaamsbeweging.

Deze multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat teleconsulten en fysieke consulten gelijkwaardig zijn voor het verbeteren van de kwaliteit van leven van palliatieve patiënten. De studie heeft een goede methodologische kwaliteit wat de robuustheid van de resultaten van de primaire uitkomstmaat garandeert. Verschillende methodologische problemen beperken echter de interpretatie van de secundaire uitkomstmaat over de betrokkenheid van de mantelzorger. Met name het ontbreken van gegevens over het socio-economische profiel van zorgverleners en het structurele verschil tussen face-to-face (waarbij sommige patiënten begeleiding nodig hadden om zich te verplaatsen) en teleconsultaties kunnen voor een bias gezorgd hebben waarmee de huidige analyse geen rekening hield.

Manuele therapie en oefentherapie voor epicondylitis?

Pelletier A.

Minerva 2025 Vol 24 nummer 3 pagina 57 - 62


Deze systematische review van RCT's toont dat bij patiënten met epicondylitis lateralis manuele therapie en/of oefeningen op korte termijn (4 tot 12 weken) een matige verbetering geven van pijn en functionele beperking in vergelijking met een minimale interventie of placebo. Beide interventies geven betere resultaten dan één of meer corticosteroïdinfiltraties alleen. Met manuele therapie en/of oefeningen zijn er in vergelijking met een minimale interventie meer ongewenste effecten maar deze zijn mild en van voorbijgaande aard. Deze review is van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op studies met heel wat methodologische tekortkomingen, waaronder de heterogeniteit van de interventieprotocollen voor de behandelingsduur en -intensiteit, hetgeen de interpretatie van de resultaten bemoeilijkt.

Borstkankerscreening: wat is de impact van gedeelde besluitvorming met patiënten?

Henrard G.

Minerva 2025 Vol 24 nummer 3 pagina 63 - 67


Deze systematische review met meta-analyses is van goede methodologische kwaliteit, maar hanteert een te brede onderzoeksvraag en kampt daarom met een aanzienlijke klinische heterogeniteit. De review toont dat de toepassing van gedeelde medische besluitvorming over borstkankerscreening bij vrouwen van 40 tot 75 jaar de kennis enigszins zou kunnen verbeteren en de beslissingsconflicten zou kunnen verminderen. Heel wat belangrijke aspecten van het thema zijn tot op heden nog niet onderzocht.

De auteurs besluiten dat het weglaten van een biopsie bij patiënten met een negatief MRI-resultaat het aantal diagnoses van klinisch niet-significante prostaatkanker met meer dan de helft verminderde. Tegelijkertijd bleef het risico van het ontdekken van ongeneeslijke kanker via screening of als intervalkanker zeer laag. Deze conclusies gelden voor mannen van 50 tot 60 jaar met een PSA-waarde ≥3 ng/ml op het moment van de eerste prostaatkankerscreening. De analyse van het effect van deze screening op de globale of specifieke overleving is nog niet beschikbaar.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration over het effect van blauwlichtfilters includeerde RCT’s met heel wat vormen van bias. Ze waren bovendien vaak zeer klein en heterogeen met betrekking tot bestudeerde populatie, interventieduur en follow-up. Daarom kunnen we op basis van de resultaten van deze studie niets besluiten over het effect van blauwlichtfilters op visuele vermoeidheid, slaapkwaliteit en maculagezondheid. Er is nood aan degelijk placebogecontroleerd onderzoek van hoge kwaliteit met een voldoende lange follow-up.

Deze methodologisch correct uitgevoerde RCT toont een statistisch significant effect aan van Acceptance and Commitment Therapie (ACT) versus gebruikelijke zorg op de levenskwaliteit van patiënten met neuromusculaire aandoeningen. De klinische relevantie van het effect is echter nog onzeker. Bijkomende studies zijn dus nodig vooraleer de interventie kan aanbevolen worden.

Deze correct uitgevoerde clustergerandomiseerde gecontroleerde studie met stepped-wedge protocol toont aan dat een persoonsgerichte kinesitherapeutische interventie in vergelijking met reguliere kinesitherapie een statistisch significant effect heeft op de fysieke activiteit, de mobiliteit, de mate van kwetsbaarheid en de levenskwaliteit van thuiswonende kwetsbare oudere personen. De pragmatische opzet zorgt ervoor dat de resultaten goed aansluiten bij de klinische praktijk. De exacte klachten van patiënten in deze studie zijn echter niet duidelijk, waardoor het onduidelijk is voor welke subgroepen deze behandeling meer of minder nuttig kan zijn. De hoge uitval in de interventiegroep maakt het resultaat ook minder robuust.

Deze grootschalige prospectieve cohortstudie, uitgevoerd in de Verenigde Staten bij voornamelijk zorgprofessionals en die rekening hield met zeer veel confounders, toont na een mediane follow-up van 34 jaar aan dat er een zwak verband bestaat tussen de consumptie van ultrabewerkte voeding en mortaliteit. Deelnemers met de hoogste inname van ultrabewerkte voeding (mediaan 7,4 porties/dag) hadden 4% meer risico op sterfte in vergelijking met deelnemers met de laagste inname (mediaan 3 porties/dag). De associatie verdween wanneer men rekening hield met de algemene voedingskwaliteit. Het verband was het sterkst met ultrabewerkte producten op basis van vlees, vis en gevogelte en met gezoete frisdranken. Er kon geen verband met cardiovasculaire mortaliteit aangetoond worden.

Amitriptyline voor prikkelbaredarmsyndroom?

Samyn J. , Lemmens O. , Poelman T.

Minerva 19 03 2025


Deze correct uitgevoerde fase 3, dubbelblinde, gerandomiseerde, gecontroleerde studie in een eerstelijnspopulatie toont aan dat een lage dosis amitriptyline vergeleken met placebo een beperkt effect heeft op de symptomen bij volwassenen met aanhoudende klachten van prikkelbaredarmsyndroom mits een initieel gestarte symptomatische behandeling. De klinische relevantie van het effect is echter onduidelijk en bovendien moeten we rekening houden met een belangrijk placebo-effect. Uit deze studie kunnen we niet afleiden welke subgroepen het beste reageren op de behandeling. Daarnaast gaat amitriptyline gepaard met veel ongewenste effecten. Verder onderzoek met subgroepanalyses en kosten-effectiviteitsanalyses is nodig vooraleer deze behandeling in de eerste lijn breder te implementeren.

Aanpak van suïcidaliteit in de eerste lijn.

Stas P.

Minerva 2025 Vol 24 nummer 2 pagina 25 - 29


Deze methodologisch correct uitgevoerde stepped wedge clustergerandomiseerde RCT in eerstelijnspraktijken, toont aan dat een interventie gericht op screening en zorg bij suïcidaliteit en middelenmisbruik goed geïmplementeerd kon worden en bovendien leidde tot een daling in suïcidaal gedrag. De interventie zelf was echter niet specifiek gericht op preventie van suïcide en omdat men screende met gestandaardiseerde vragenlijsten zijn mogelijk niet alle personen met suïcidale ideatie geïdentificeerd en geholpen.

Oefentherapie voor handartrose?

Geysen K.

Minerva 2025 Vol 24 nummer 2 pagina 40 - 43


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont met lage zekerheid van bewijs aan dat oefentherapie bij personen met handartrose op korte termijn de pijn matig vermindert en stijfheid, functionaliteit en grijpkracht licht verbetert. Men zag op korte termijn geen verbetering in knijpkracht en kwaliteit van leven. Zowel voor de primaire als de secundaire uitkomsten zag men geen effect op lange termijn, al berust dit resultaat op een meta-analyse van slechts 3 studies. De lage zekerheid van bewijs berust voornamelijk op methodologische tekortkomingen van de geïncludeerde RCT’s, alsook op de inconsistentie van de resultaten. Daarom en ook wegens de belangrijke klinische heterogeniteit tussen de studies zijn de resultaten moeilijk te extrapoleren naar de klinische praktijk. Voor de inclusie van oefentherapie in een revalidatieprogramma zal men dan ook vooral rekening moeten houden met persoonlijke voorkeuren van de persoon en de ervaring van de therapeut.

De effectiviteit van online mindfulness interventies bij veteranen met chronische pijn.

Raemdock E.

Minerva 2025 Vol 24 nummer 2 pagina 35 - 39


Deze pragmatische RCT toont aan dat online mindfulnesstrainingen, zowel in groep als individueel begeleid (op eigen tempo), zowel de pijn als de comorbide symptomen (zoals depressie) kunnen reduceren bij veteranen met chronische pijn. De studie heeft een robuuste methodologie. De extrapoleerbaarheid van de resultaten naar andere populaties (vb. veteranen zonder toegang tot internet en GSM) is niet duidelijk. Daarom en ook wegens tegenstrijdige resultaten in de wetenschappelijke literatuur, blijft verder onderzoek naar de effectiviteit van mindfulness op pijn en comorbide symptomen noodzakelijk.

Deze Cochrane systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit vergeleek het effect van een laag gedoseerd thiazide(-achtig) diureticum als initiële eerstekeusbehandeling voor hypertensie met andere klassen van antihypertensiva. Er kon geen verschil in globale mortaliteit aangetoond worden. Laag gedoseerde thiazide(-achtige) diuretica gingen wel gepaard met minder cardiovasculaire gebeurtenissen en moesten minder gestopt worden wegens ongewenste effecten. Of deze bevindingen te veralgemenen zijn naar patiënten met comorbiditeit is met deze studie niet duidelijk. De meeste geïncludeerde studies hadden een hoog risico van bias op een of meerdere domeinen, waaronder bias door sponsoring van de farmaceutische industrie.

Deze correct uitgevoerde open-label RCT bij een grote studiepopulatie in China toont aan dat het intensifiëren van de hypertensiebehandeling naar een streefwaarde van <120 mmHg systolische bloeddruk bij personen met hypertensie en verhoogd cardiovasculair risico statistisch significant winst oplevert op vlak van de preventie van een samengesteld eindpunt bestaande uit myocardinfarct, CVA, coronaire of niet-coronaire revascularisatie, cardiovasculaire sterfte, hospitalisatie en spoedeisende zorg voor hartfalen. De daling is echter lager dan verwacht en door een tekort aan power kunnen we geen uitspraken doen over het effect op de afzonderlijke componenten van de primaire uitkomstmaat en evenmin over de incidentie van (ernstige) ongewenste effecten op lange termijn. Verder onderzoek is dus zeker nodig om de voor- en nadelen van een verlaagde streefwaarde nauwkeuriger tegenover elkaar af te wegen.

Deze cross-sectionele studie toont een matig maar significant verband aan tussen de consumptie van ultrabewerkte voedingsmiddelen (UPF) en een toename van de nuchtere glykemie, BMI, buikomtrek en vetmassa, en een afname van HDL-cholesterol. Hoewel de studie methodologische beperkingen heeft, zijn de analyses wel valide. De cross-sectionele observationele opzet maakt het echter niet mogelijk om causale verbanden te leggen tussen de consumptie van ultrabewerkte voedingsmiddelen en cardiometabole risicofactoren. Deze resultaten benadrukken het belang van prospectieve longitudinale studies om deze associaties te bevestigen en de onderliggende mechanismen verder te onderzoeken. Want zelfs een bescheiden toename van cardiovasculaire risicofactoren op kinderleeftijd zou op lange termijn klinisch significant kunnen worden.

Deze methodologisch correct uitgevoerde meta-analyse is gebaseerd op heterogene studies van onvoldoende kwaliteit. De resultaten tonen het nut aan van regelmatige lichaamsbeweging als behandeloptie bij depressie, met variaties in effectiviteit naargelang de kenmerken van de betrokken populaties. Er is echter meer kwaliteitsvol onderzoek nodig om tot een meer onderbouwd besluit te komen.

Deze netwerkmeta-analyse toont aan dat de meeste onderzochte behandelingen voor paniekstoornissen effectief zijn met een grotere werkzaamheid voor diazepam, alprazolam en clonazepam. Deze meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op originele studies die een onzeker of hoog risico van bias hebben. Bovendien bestaat er onzekerheid over de toepasbaarheid van de resultaten in een klinische context omdat de patiëntenpopulaties van de geïncludeerde studies sterk geselecteerd waren. Tot slot beperkt ook het gebrek aan langetermijnstudies de implementeerbaarheid van deze resultaten.

Uit deze cohortstudie kunnen we besluiten dat routinematig gebruik van aspirine geassocieerd was met een absolute afname van het risico van colorectale kanker bij personen met een ongezondere levensstijl. Dat resultaat werd vooral bepaald door een absolute risicoreductie bij personen met een hogere BMI die meer rookten. De resultaten ondersteunen het rekening houden met leefstijlfactoren om personen te identificeren die een gunstiger risico-batenprofiel hebben voor kankerpreventie met aspirine. Er zijn echter gegevens met meer bewijskracht nodig, zoals uit gerandomiseerde studies, om aspirine ter preventie van colorectale kanker aan te bevelen aan risicopersonen.

Uit deze kwalitatieve fenomenologische studie blijkt dat personen die illegale middelen gebruiken van hun huisarts verwachten dat hij of zij actief luistert, empathisch is, niet oordeelt en meer beschikbaar is. Ze geven bovendien aan dat specifieke expertise op het gebied van verslavingszorg, risicoreductie en psychologische opvolging noodzakelijk is. Ze waarderen de holistische aanpak van huisartsen die rekening houden met hun biopsychosociale context en hun vaak complexe levensloop. De deelnemers vinden het uitermate belangrijk dat zorgprofessionals hen niet stigmatiseren en benadrukken de nood aan een grote flexibiliteit in de consultaties en aandacht voor preventie en screening afgestemd op hun noden. Deze studie is van zeer hoge methodologische kwaliteit en biedt waardevolle resultaten, maar vraagt verder onderzoek om de conclusies te bevestigen of te weerleggen en om na te gaan of ze kunnen worden veralgemeend naar andere contexten of populaties.

Deze verkennende kwalitatieve studie toont dat, voor patiënten met gevorderde kanker en een geschatte levensverwachting van minder dan drie maanden, het handhaven van een normale thuissituatie afhangt van hun fysieke welzijn, de steun van mantelzorgers en de empathische communicatie met zorgverleners. Deze elementen zijn essentieel voor het behoud van de autonomie en het aanpakken van de uitdagingen op het vlak van levenskwaliteit. De methodologische tekortkomingen van deze studie beperken echter de reikwijdte van de conclusies. Daardoor is het onmogelijk om de resultaten op een valide manier te interpreteren en te veralgemenen naar vergelijkbare contexten. Hoewel de verzamelde percepties relevant kunnen zijn voor verkennende doeleinden, laten ze niet toe om de nuances te doorgronden of om alle mogelijke naar voor tredende thema’s op een betrouwbare manier te identificeren.

Deze systematische review met meta-analyses van individuele patiëntgegevens toont aan dat bij patiënten met een acuut ischemisch CVA in de frontale hersenkwab die zich aanmelden in een neurovasculair centrum dat trombectomie aanbiedt, de winst van intraveneuze trombolyse plus trombectomie versus trombectomie alleen tijdsafhankelijk is en alleen statistisch significant wanneer het interval tussen het ontstaan van de symptomen en het geplande tijdstip van toediening van intraveneuze trombolyse kort gehouden wordt. Deze resultaten laten toe om Minervaduidingen van meer dan tien jaar geleden te verfijnen, waarbij nog geen plaats was voor mechanische trombectomie en intraveneuze trombolyse na een kort tijdsinterval werd aanbevolen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde RCT toont aan dat een multimodale interventie bestaande uit het verstrekken van aanbevelingen uit klinische praktijkrichtlijnen en van regionale resistentiecijfers alsook van gepersonaliseerde feedback over het aandeel antibioticavoorschriften, huisartsen aanzet om de aanbevelingen voor goede praktijkvoering beter na te leven en 40% minder tweedekeusantibiotica voor te schrijven bij niet-zwangere vrouwen met een ongecompliceerde urineweginfectie. Het gebruik van regionale resistentiecijfers als onderdeel van de interventie is nieuw en moet extra benadrukt worden.

Werkzaamheid van beweeginterventies om nekpijn te voorkomen?

Jacqmin J.

Minerva 2025 Vol 24 nummer 1 pagina 15 - 18


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyses toont aan dat beweeginterventies gericht op preventie van nekpijn na 12 maanden leiden tot een daling van het risico van nekpijn bij kantoorpersoneel (matige zekerheid van bewijs). Het aantal beschikbare gerandomiseerde klinische onderzoeken (RCT's) is echter beperkt wat het resultaat onzeker maakt. De klinische relevantie van het effect is daardoor nog onduidelijk.

Uit deze RCT met 4 parallelle groepen van goede methodologische kwaliteit kunnen we besluiten dat bij patiënten met fasciitis plantaris, noch extracorporale schokgolftherapie (rESWT), noch sham-schokgolftherapie, noch een gestandaardiseerd oefenprogramma een bijkomend voordeel oplevert in vergelijking met alleen advies en steunzolen op maat om hielpijn tijdens activiteit en in rust te verlichten. De resultaten zijn tegenstrijdig met deze van eerdere studies, mogelijk als gevolg van de sterke placebo-effecten geassocieerd met rESWT. Hoewel steunzolen op maat nuttig blijken te zijn, moet hun plaats binnen de behandeling van fasciitis plantaris nog verder bepaald worden. Ondanks een zorgvuldige begeleiding leverden oefeningen geen significante verbetering op. Deze resultaten benadrukken het belang om een optimale basiszorg, zoals educatie en controle van de belasting (dragen van gewicht), alvorens dure of complexe interventies in overweging te nemen.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het dagelijks gebruik van subcutaan 3 mg liraglutide na 24 weken 8% meer gewichtsreductie geeft dan placebo bij patiënten met onvoldoende gewichtsverlies en een suboptimale GLP-1-respons na bariatrische heelkunde. Een bepaling van de GLP-1-respons postprandiaal kan nog niet routinematig uitgevoerd worden waardoor we de resultaten niet kunnen extrapoleren naar de klinische praktijk. Er zijn evenmin gegevens over de aangewezen behandelingsduur, het risico op herval na stopzetting en de ongewenste effecten op langere termijn. Bijkomend onderzoek is dus zeker aangewezen.

Deze correct uitgevoerde retrospectieve return on investment-analyse toont aan dat de mediane terugverdientijd voor de farmaceutische industrie van een nieuw oncologisch geneesmiddel 3 tot 4 jaar na de Europese marktvergunning ligt. Dat geldt ook voor geneesmiddelen die geen meerwaarde-status hebben gekregen van diverse HTA-instanties. Bij de interpretatie moeten we echter rekening houden met een mogelijke selectiebias bij de keuze van de bestudeerde geneesmiddelen.

Welke vorm van training is het meest effectief om de bloeddruk in rust te verminderen?

Van Cauwenbergh S.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 10 pagina 244 - 247


Deze systematische review en netwerkmeta-analyse bevestigt dat elke vorm van lichamelijke training de bloeddruk in rust vermindert, met uitzondering van aerobe intervaltraining. Wegens belangrijke methodologische tekortkomingen van de geïncludeerde studies en wegens de belangrijke klinische heterogeniteit op vlak van studiepopulaties en interventies kunnen we niets besluiten over het onderlinge verschil in effectiviteit van de onderzochte interventies. Verder onderzoek is dus nodig om te bepalen of andere types van oefeningen of combinaties van oefeningen bij bepaalde subgroepen voordelig zijn.

Gemberwortel als adjuvans tegen nausea en braken door chemotherapie?

Laekeman G. , Poelman T.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 10 pagina 240 - 243


Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een gestandaardiseerd preparaat van gemberwortelpoeder als aanvulling op de gebruikte anti-emetica bij patiënten die chemotherapie krijgen, de levenskwaliteit gerelateerd aan chemotherapie-geïnduceerde nausea (en braken) statistisch significant matig verbetert ten opzichte van placebo. Deze resultaten zijn consistent met de resultaten voor incidentie van nausea en braken. Verder onderzoek naar de klinische relevantie van het effect van gember in verschillende dosissen en toedieningsschema’s voor deze indicatie is noodzakelijk.

Welke kinderen met acute sinusitis kunnen baat hebben bij een behandeling met antibiotica?

De Sutter A.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 10 pagina 248 - 252


Deze methodologisch correct uitgevoerde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie bij een grote groep kinderen met een klinische diagnose van rhinosinustis toont aan dat een behandeling met antibiotica (amoxicilline-clavulaanzuur) een beperkt effect heeft op de ernst en de evolutie van de symptomen en dat alleen bij kinderen waarbij op basis van een bacteriële cultuur de aanwezigheid van H. influenzae, S. pneumoniae of M. catarrhalis werd aangetoond. Het effect van antibiotica werd niet beïnvloed door de kleur van de neusloop. Gezien het klinisch weinig relevante effect en omdat het praktisch niet haalbaar is om bij elk kind met rhinosinusitis een nasofaryngeale cultuur af te nemen, blijft de aanbeveling gelden om bij kinderen met klinische rhinosinusitis in de eerste plaats waakzaam af te wachten zonder antibiotica.

Compressietherapie om recidief veneuze beenulcera te vermijden: een update

Poelman T.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 10 pagina 258 - 261


Uit deze correct uitgevoerde update van een systematische review van de Cochrane Collaboration met zeer uitgebreide literatuurzoektocht kunnen we niets nieuws besluiten. Het nut van compressiekousen om recidief veneus beenulcus te voorkomen is nog steeds onvoldoende onderbouwd. Bovendien blijft ook onduidelijk welk type compressiekous het meest geschikt is op vlak van effect en therapietrouw. Ten slotte geeft deze studie geen antwoord op de vraag hoe lang men compressiekousen moet dragen om een optimaal effect te bekomen.

Zelfgeleide digitale Acceptance and Commitment Therapy (ACT) voor fibromyalgie?

Stas P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 10 pagina 253 - 257


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat zelfgeleide digitale Acceptance and Commitment Therapy (ACT) bij volwassenen met fibromyalgie positieve effecten heeft op vlak van subjectief gevoel van verbetering, functioneren, pijn, vermoeidheid, depressieve symptomen en ACT-vaardigheden zoals psychologische flexibiliteit. Deze studie selecteerde echter een therapietrouwe populatie waardoor het onduidelijk is in hoeverre de resultaten haalbaar zijn in de praktijk. Studies met een bredere inclusie en een langere follow-up zijn zeker nodig om het reële effect van de interventie correct in te schatten.

Preventie van bevallingsgerelateerde posttraumatische stressstoornis

Embo M.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 10 pagina 228 - 231


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat korte, trauma- en niet-trauma-gerichte psychologische secundaire preventieve interventies (die snel na een traumatische bevalling worden ingezet), de ernst van een bevallingsgerelateerde posttraumatische stressstoornis matig reduceren. De resultaten van deze systematische review moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden wegens het kleine aantal studies over primaire (tijdens de zwangerschap) en tertiaire (ruim na zwangerschap wanneer er zich reeds symptomen voordoen) preventieve interventies en de belangrijke statistische heterogeniteit voor wat betreft secundaire preventieve interventies. Globaal vertoonden de meeste studies bovendien een hoog risico van bias door onvoldoende blindering van deelnemers en zorgverleners. Gezien de toenemende aandacht voor ‘respectvolle geboortezorg’ is meer onderzoek op het gebied van perinataal mentaal welzijn en preventie van bevallingsgerelateerde posttraumatische stressstoornis noodzakelijk.

Deze methodologisch correct uitgevoerde opvolgstudie van 4 open-label RCT’s met pooling van de resultaten toont aan dat bariatrische heelkunde na 7 tot 12 jaar een gunstig effect heeft op glykemie en diabetesremissie vergeleken met diabetesmedicatie en levensstijlinterventies bij personen met een gemiddelde BMI van 36 kg/m² en reeds lang bestaande en ontregelde type 2-diabetes. Wel moet er rekening gehouden worden met ongewenste effecten van bariatrische heelkunde op korte en lange termijn zoals maagdarmklachten, anemie en een hogere kans op fracturen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat emotionele bewustwordings- en expressietherapie superieur is aan cognitieve gedragstherapie in een populatie met voornamelijk mannelijke oudere veteranen met chronische pijn. Extrapolatie naar de algemene ouderenpopulatie met chronische pijn wordt bemoeilijkt wegens de specifieke mannelijke studiepopulatie die ook vaak complexe psychiatrische klachten heeft. Meer onderzoek naar het gebruik van emotionele bewustwordings- en expressietherapie als alternatief voor cognitieve gedragstherapie in een bredere groep van personen met primaire chronische pijn is dus zeker wenselijk.

Deze studie die bouwt op de studiepopulaties van 2 RCT's heeft zowel methodologische sterke als zwakke punten en toont aan dat bij subklinische hypothyreoïdie TSH spontaan kan normaliseren na intervallen van 1 en 2 jaar. Een lichte stijging van TSH, vrouwelijk geslacht, een hogere FT4-spiegel, de afwezigheid van anti-TPO en een tweede TSH-meting meer dan 12 maanden na de eerste meting zijn gecorreleerd met een spontane normalisatie.

Deze update van een systematische review met meta-analyses vertoont enkele methodologische tekortkomingen. Ondanks een aanzienlijke toename van het aantal studies die de werkzaamheid van interventies bij kinderen met een autismespectrumstoornis jonger dan 8 jaar onderzoeken, blijft het bewijs schaars of van lage kwaliteit. Hoewel positieve effecten worden beschreven, is het voor zorgprofessionals op dit moment niet mogelijk om alleen op basis van het werkzaamheidscriterium een bepaalde interventie aan te bevelen. Het is wel hoopvol dat steeds meer studies een opvolgprocedure van ongewenste gebeurtenissen beschrijven.

Deze systematische review belicht verschillende belangrijke voorspellers van resultaten van psychologische behandelingen bij oudere personen met veelvoorkomende psychische stoornissen. De ernst van de initiële symptomen, het voltooien van therapeutische opdrachten en de therapeutische relatie bleken consistente voorspellers van positieve resultaten te zijn, terwijl factoren zoals cognitieve functie eerder matige voorspellers waren. Deze bevindingen onderstrepen het belang om, rekening houdend met deze voorspellers, behandelingen af te stemmen op oudere personen, teneinde de kans op succes van de behandeling te vergroten. Deze studie vertoont echter verschillende methodologische tekortkomingen (meerdere vormen van bias) die de robuustheid van de resultaten beperken. Het belang van dit onderwerp rechtvaardigt het opzetten van nieuwe studies om op basis van gestandaardiseerde uitkomstmaten meer betrouwbare en generaliseerbare resultaten te bekomen. Dat zou de synthese van gegevens vereenvoudigen en de betrouwbaarheid van klinische aanbevelingen verbeteren.

Hoewel gebaseerd op originele studies die vrij heterogeen zijn vanwege de complexe studiepopulatie en de veelheid aan mogelijke interventies, is deze systematische review van RCT’s met meta-analyse van voldoende hoge methodologische kwaliteit. Preventieve interventies gebaseerd op een wijziging van setting waarbij de voorkeur wordt gegeven aan huisbezoeken en telefonische contacten alsook op educatie van patiënten en zorgverleners bieden in vergelijking met standaardzorg een voordeel op het vlak van gepercipieerde gezondheid en functionele capaciteit, maar niet op het vlak van ziekenopnames of opnames in de residentiële ouderenzorg.

Deze prospectieve multicenter cohortstudie, die onderhevig is aan de gebruikelijke methodologische tekortkomingen, toont aan dat 49% van de patiënten met gelokaliseerde prostaatkanker met laag risico tien jaar na de diagnose geen tekenen vertonen van progressie noch een noodzaak tot behandeling. Minder dan 2% ontwikkelde metastasen en minder dan 1% overleed als gevolg van de kanker. De progressie van de aandoening en de behandelingen toegediend tijdens de opvolging waren niet gecorreleerd met minder gunstige resultaten. Deze gegevens wijzen erop dat actieve opvolging een doeltreffende behandeloptie is bij prostaatkanker met laag risico. Deze studie van goede methodologische kwaliteit levert krachtige bewijzen op die de Belgische artsen moeten geruststellen wanneer ze actieve opvolging voorstellen aan hun patiënten. Het is nu gebleken dat deze beleidsstrategie geen verlies van behandelingsmogelijkheden inhoudt, zelfs niet in geval van ziekteprogressie.

Effect van intensieve revalidatie bij totale knieprothese?

Vanhaelen A.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 9 pagina 200 - 203


Deze in China uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie is weliswaar monocenter, maar toont aan dat intensieve progressieve revalidatie bij patiënten met ernstige gonartrose die een unilaterale totale knieprothese ondergingen doeltreffender is dan de gebruikelijke revalidatie op het vlak van postoperatieve pijn, herstel van de mobiliteit, levenskwaliteit en duur van het ziekenhuisverblijf.

Deze methodologisch correct uitgevoerde netwerkmeta-analyse bevestigt de globale werkzaamheid van gliflozinen en incretinemimetica, met een gunstige risico-batenverhouding, vooral bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico. Finerenon is effectief bij patiënten met nierinsufficiëntie en tirzepatide doet het gewicht op een zeer effectieve manier dalen. Ervan uitgaande dat de hypoglykemiërende behandeling optimaal is, blijft een multifactoriële preventieve aanpak de hoeksteen. Aan patiënten met een hoog cardiovasculair risico moeten gliflozinen worden voorgeschreven. Hun risico-batenverhouding is immers gunstiger dan die van de incretinemimetica. Wanneer gewicht centraal staat in de klinische problematiek moet men het gebruik van incretinemimetica overwegen. Bij nieraandoeningen kan finerenon overwogen worden. Het is nog te vroeg om de plaats van tirzepatide te bepalen.

Wat is het effect van thuisoefeningen met behulp van digitale tools (eHealth) voor oudere personen?

Mouton A. , Stephany X.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 9 pagina 217 - 221


Deze systematische review met meta-analyse met methodologische beperkingen die verschillende methodologisch zwak uitgevoerde studies includeert, en die bovendien een belangrijke klinische en statistische heterogeniteit vertonen, laat een positief effect zien van beweegprogramma’s aangeboden via technische tools op spierkracht, vermindering van valpartijen en verbetering van de kwaliteit van leven bij oudere personen. Ze verbeteren ook het evenwicht en de mobiliteit van oudere personen met chronische aandoeningen. Nochtans biedt deze review geen praktische handvatten aan de clinicus omdat het moeilijk is om de resultaten te interpreteren.

Wat is het nut van de PEN-FAST-score om het risico van penicillineallergie te bepalen?

Nonneman A.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 9 pagina 213 - 216


Dit monocenter retrospectieve cohortonderzoek toont aan dat de PEN-FAST-score met een drempelwaarde van 2 punten nuttig kan zijn voor de opsporing van volwassen patiënten met een laag risico van penicillineallergie in een quasi ‘reële’ klinische situatie. Het onderzoek heeft echter meerdere tekortkomingen die de veralgemening beperken: het is in slechts één centrum uitgevoerd, de steekproefomvang is beperkt en vrouwen zijn oververtegenwoordigd. De inclusiecriteria zijn ook nogal vaag gedefinieerd en verificatiebias kan geleid hebben tot een overschatting van de diagnostische accuraatheid van de score. Tot slot onderstreept het vrij brede betrouwbaarheidsinterval voor bepaalde metingen de onnauwkeurigheid van de resultaten. Er is dus meer pragmatisch onderzoek nodig in de eerstelijnszorg om de conclusies van deze studie te valideren bij grotere en meer diverse studiepopulaties.

Deze systematische review met meta-analyse suggereert dat fysieke en multidisciplinaire interventies, in vergelijking met een gebruikelijke behandeling, waarschijnlijk doeltreffend zijn om werkhervatting bij personen met een kankerdiagnose te verbeteren. Deze meta-analyse is methodologisch correct uitgevoerd maar de beperkingen van de geïncludeerde studies benadrukken de nood aan verder onderzoek om de resultaten te verfijnen. Zo is het van cruciaal belang om beroepsmatige interventies, zowel gericht op het individu als op de werkplek, diepgaander te onderzoeken. Hopelijk zijn er bij een volgende update van deze meta-analyse een groter aantal studies uitgevoerd, zodat we ook de impact van het type kanker, het stadium van de ziekte en de leeftijd van de persoon mee in rekening kunnen brengen. Ondanks deze beperkingen lijkt de toepassing van fysieke en multidisciplinaire interventies om werkhervatting bij personen met een kankerdiagnose te bevorderen haalbaar in de Belgische context. Ook al kan de implementatie ervan gedeeltelijk afhangen van de financiële middelen van patiënten en steun van de overheid, wat onrechtstreeks zou kunnen leiden tot ongelijkheid in de toegankelijkheid tot deze interventies.

Deze umbrella review van systematische reviews toont aan dat de incidentie van delirium verlaagt door het gebruik van multi-component interventies bij oudere personen die zijn opgenomen in een ziekenhuis of verblijven in een zorginstelling voor langdurige zorg. Wegens de heterogeniteit op vlak van interventies, controlegroepen, studiedesigns, studiepopulaties en settings zijn deze resultaten moeilijk te extrapoleren naar de praktijk. Zoals meestal het geval is voor umbrella reviews zijn de resultaten vooral hypothesevormend voor verder onderzoek.

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat mindfulness-apps angstsymptomen en depressieve symptomen in beperkte mate reduceren ten opzichte van actieve en passieve controlecondities. De klinische relevantie van dit resultaat kan in vraag gesteld worden. Er werd geen statistisch significant effect gevonden van mindfulness-apps in vergelijking met actieve psychologische interventies, maar mogelijks komt dit door een tekort aan power. Er was veel klinische heterogeniteit op vlak van geïncludeerde populaties, meetinstrumenten, mindfulness-apps en controlegroepen, wat de extrapolatie van de resultaten bemoeilijkt. Het feit dat studies met een vergoeding voor de deelnemers meer effect hadden, kan enerzijds wijzen op sociale wenselijkheidsbias en anderzijds het belang van therapietrouw bij de implementatie van deze apps onderlijnen. Dit vraagt om verder pragmatisch onderzoek.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse toont aan dat niet-farmacologische interventies zoals bewegingstherapie, cognitieve gedragstherapie en acupunctuur- of massagetherapie, de slaapkwaliteit bij oudere personen kunnen verbeteren. Als resultaat van de netwerkmeta-analyse leek een combinatie van niet-farmacologische interventies het meest effectief te zijn maar door de belangrijke klinische en statistische heterogeniteit is het moeilijk om de betrouwbaarheid van dit resultaat te beoordelen. De klinische heterogeniteit en de onduidelijkheid over de klinische relevantie van de bekomen resultaten bemoeilijkt tevens de vertaling naar de klinische praktijk.

Deze observationele follow-up studie van een clustergerandomiseerde RCT met Chinese personen met prediabetes suggereert dat een 6 jaar durende intensieve dieetinterventie en een gecombineerde dieet- en beweeginterventie na 30 jaar het risico van globale en cardiovasculaire mortaliteit en van cardiovasculaire gebeurtenissen reduceert in vergelijking met een controlegroep.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van heterogene studies toont aan dat de combinatie van een corticosteroïdinfiltratie en immobilisatie van de duim gedurende 3 tot 4 weken statistisch significant effectiever is dan een corticosteroïdinfiltratie zonder immobilisatie op vlak van pijnverlichting en functioneren op korte en middellange termijn bij personen met tendovaginitis van De Quervain. De zekerheid van het bewijs is respectievelijk laag en matig en de klinische relevantie van de resultaten kan in twijfel getrokken worden. Ook uit de resultaten van de netwerkmeta-analyse kunnen geen betrouwbare resultaten getrokken worden.

Dit methodologisch correct uitgevoerd grootschalig prospectief cohortonderzoek suggereert dat gehoorverlies in vergelijking met een normaal gehoor geassocieerd is met een verhoogd risico van de diagnose van dementie rekening houdend met relevante covariabelen. Bij personen met gehoorverlies die hoorapparaten gebruiken leek het risico kleiner te zijn, maar om de effectiviteit van hoorapparaten in deze context te evalueren is verder gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek met een accurate classificatie van gehoorverlies en dementie noodzakelijk.

Psychotherapie voor depressie bij oudere personen in langdurige residentiële zorg

Stas P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 8 pagina 185 - 190


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration met meta-analyse toont aan dat psychotherapie op korte en middellange termijn depressieve symptomen verlaagt bij oudere personen in langdurige residentiële zorg. De studie vertoont echter heel wat tekortkomingen, zoals een belangrijke klinische heterogeniteit in geïncludeerde interventies, controlegroepen en bestudeerde settings. Ook was het bewijs van zeer lage zekerheid. Op basis van de huidige review kunnen we dus niet veel meer besluiten dan dat er nood is aan meer correct uitgevoerde studies, alsook studies die de werkzaamheid van psychotherapie vergelijken met farmacotherapie.

Invloed van voeding en tijdstip van inname op absorptie van ijzersupplementen

Laekeman G.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 8 pagina 195 - 198


Deze open-label gecontroleerde gerandomiseerde cross-over studie bij vrouwen met ijzertekort maar zonder anemie toont aan dat de opname van ijzer uit een ijzersupplement (100 mg elementair ijzer onder de vorm van fumaraat) optimaal is wanneer ’s morgens nuchter ingenomen zonder gebruik van koffie of een standaard ontbijt. Nuchtere inname zowel met 80 mg als met 500 mg vitamine C kan de absorptie van ijzer verhogen.

Uit deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie blijkt dat bij een oudere fragiele populatie met voorkamerfibrillatie waarvan de antistollingsbehandeling met vitamine K-antagonisten goed geregeld werd, vitamine K-antagonisten verderzetten veiliger was dan overschakelen naar directe orale anticoagulantia op vlak van een gecombineerd eindpunt van majeure en klinisch relevante niet-majeure bloedingen.

Effect van het traditioneel Atlantisch dieet op gezondheid en leefmilieu

De Cort P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 8 pagina 191 - 194


De secundaire analyse van deze pragmatische clustergerandomiseerde RCT toont aan dat een lokaal verankerd traditioneel eetpatroon dat focust op seizoensgebonden plantaardige voedingsmiddelen en vis, en daarnaast ook aandacht heeft voor andere leefstijlfactoren (zoals samen rustig eten, voldoende bewegen) (in casu het Atlantisch dieet), leidt tot een daling van de incidentie van metabool syndroom in vergelijking met een gebruikelijk eetpatroon. Er kon echter geen statistisch significante winst op vlak van bepaalde componenten van het metabool syndroom en evenmin op vlak van de ecologische voetafdruk aangetoond worden, mogelijk als gevolg van een tekort aan power. Bovendien is momenteel niet duidelijk in hoeverre we de resultaten naar een andere populatie en regio kunnen extrapoleren.

Deze systematische review werd methodologisch goed uitgevoerd. Desondanks was een meta-analyse niet mogelijk door de inconsistente resultaten en de significante heterogeniteit van de geïncludeerde studies. Daarom worden de resultaten narratief gerapporteerd en laten ze niet toe om conclusies te trekken over de doeltreffendheid van psychosociale interventies om het gebruik van antipsychotica bij bewoners van woonzorgcentra te verminderen. Gezien de vaak belangrijke en ernstige risico's en de beperkte werkzaamheid van medicamenteuze behandelingen bij personen met dementie en gedragsstoornissen, blijven niet-medicamenteuze interventies de eerste keuze in afwachting van de resultaten van nieuwe studies.

Deze systematische review met meta-analyses van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij volwassen personen na een CVA, de gecombineerde aanpak van lichaamsoefeningen en technieken voor gedragsverandering het stappen en de matige en zware activiteiten in de acute/subacute fase verbeteren maar dat alleen lichaamsbeweging een impact heeft op het stappen in de chronische fase. Bovendien steunen technieken uitsluitend gericht op gedragsverandering na een CVA alleen op bewijzen van zeer lage tot lage kwaliteit.

Deze systematische review toont aan dat thuishospitalisatie met de mogelijkheid van overdracht naar het ziekenhuis een doeltreffend alternatief kan zijn om een ziekenhuisopname te vermijden voor bepaalde volwassenen (vooral oudere personen) die zijn doorverwezen voor een ziekenhuisopname. Er is waarschijnlijk geen verschil in mortaliteit en herhospitalisatie, de patiënttevredenheid neemt toe, waarschijnlijk is er een daling van plaatsing in een residentiële zorginstelling en houdt de interventie waarschijnlijk ook een besparing in. Deze systematische review met meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit, maar is gebaseerd op originele studies met vrij kleine steekproeven en dus een beperkte power. Een ander belangrijk punt is dat het bekwaamheidsniveau van de personen die de patiënten tijdens thuishospitalisatie verzorgen nogal vaag vermeld wordt. Dat kan een grote weerslag hebben op de kwaliteit en de kosten van de thuisbehandeling. Thuishospitalisatie lijkt op dit moment nog moeilijk toe te passen in België buiten pilootprojecten zoals aanbevolen door het KCE.

Volgens de auteurs suggereren de resultaten van deze systematische review en meta-analyse dat MRI van de prostaat met gerichte biopsieën een doeltreffende strategie is voor de vroege opsporing van prostaatkanker. Ze kwamen tot de bevinding dat MRI helpt om de valkuilen van bestaande PSA-strategieën te reduceren. Zo gebeuren er minder onnodige biopsieën, voorkomt men dat niet-significante kankers vastgesteld worden, terwijl klinisch significante aandoeningen even goed worden opgespoord. Hun resultaten beklemtonen de noodzaak om de aanpak van het bevolkingsonderzoek opnieuw onder de loep te nemen. De optimale configuratie van MRI en het biopsieschema binnen het screeningsproces vragen om verder grondig onderzoek. Niettegenstaande uit deze studie blijkt dat MRI voordelen kan opleveren in het kader van de opportunistische screening naar prostaatkanker, hebben we meer gegevens nodig, met name over de technische voorwaarden voor MRI, de kosten-batenverhouding en de ongewenste effecten.

Nut van semaglutide bij obese patiënten met hartfalen met bewaarde ejectiefractie?

Hammouch F. , Abulatifa A. , De Jonghe M.

Minerva 26 09 2024


Deze dubbelblinde, placebogecontroleerde RCT, uitgevoerd bij patiënten met hartfalen met bewaarde ejectiefractie (HFpEF) én obesitas, toont dat 2,4 mg semaglutide eenmaal per week subcutaan toegediend, de cardiale symptomen en lichamelijke beperkingen aanzienlijk verbetert en leidt tot een groter gewichtsverlies op 52 weken. Deze resultaten suggereren dat semaglutide een belangrijke behandeloptie zou kunnen zijn voor deze populatie. Semaglutide wordt echter geassocieerd met meer onderbrekingen van de behandeling, voornamelijk als gevolg van gastro-intestinale effecten. De auteurs wijzen ook op bepaalde beperkingen van de studie, met name de beperkte follow-up van één jaar, de lage vertegenwoordiging van niet-blanke deelnemers en het ontbreken van de evaluatie van ziekenhuisopnames voor hartfalen.

Deze secundaire analyse van een clustergerandomiseerde klinische studie met methodologische beperkingen, waarvan de resultaten als verkennend beschouwd moeten worden, toont aan dat een eenmalige uitnodiging voor prostaatkankerscreening met een PSA-test in vergelijking met usual care zonder systematische screening, het aantal prostaatkankerspecifieke sterfgevallen na een mediane follow-up van 15 jaar vermindert. De absolute reductie van de prostaatkankerspecifieke mortaliteit was echter klein en er was geen afname van de globale mortaliteit. Deze gegevens veranderen niets aan de huidige richtlijnen waarbij systematische screening bij mannen niet wordt aanbevolen.

Deze methodologisch goed uitgevoerde studie van een groot cohort van zorgprofessionals toont een statistisch significant verband tussen de koolhydraatconsumptie en een aanhoudende gewichtstoename vanaf de leeftijd van 50 jaar. Deze gewichtstoename varieert echter naargelang de koolhydraatbron en de hoeveelheid koolhydraten. Extra studies zijn nodig om deze conclusies te valideren in andere populaties.

Kan vitamine D diabetes voorkomen bij personen met prediabetes?

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 7 pagina 161 - 163


Deze systematische review met meta-analyses van goede kwaliteit toont aan dat de incidentie van type 2-diabetes bij patiënten met prediabetes afneemt door toevoeging van vitamine D. Er bestaat echter nog onzekerheid over de werkelijke omvang van het effect en ook de klinische omstandigheden van de bestudeerde patiënten is nog onvoldoende duidelijk.

Keuzehulpen voor patiënten?

Henrard G.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 7 pagina 167 - 171


Deze systematische review met meta-analyses van zeer goede methodologische kwaliteit toont aan dat de beslissing van patiënten met betrekking tot een screeningsonderzoek of een behandeling meer overeenstemt met de waarden, de kennis, de risicoperceptie en het participeren aan de besluitvorming wanneer keuzehulpen worden gebruikt in vergelijking met standaardzorg.

Welke geneesmiddelen zijn effectief tegen akathisie veroorzaakt door antipsychotica?

Sculier J.P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 7 pagina 157 - 160


Uit deze systematische review met netwerkmeta-analyse bleek dat mirtazapine (15 mg/d gedurende ≥5 dagen), biperideen (12 mg/d gedurende ≥14 dagen) en vitamine B6 (600 mg/d gedurende ≥5 dagen) gecorreleerd zijn met de grootste werkzaamheid voor de medicamenteuze behandeling van akathisie als gevolg van neuroleptica. Voor de behandeling van akathisie heeft vitamine B6 het beste werkzaamheids- en tolerantieprofiel. Het aantal beschikbare RCT’s is laag en de steekproefgroottes zijn beperkt, waardoor voorzichtigheid geboden is. Trazodon (100 mg/d gedurende ≥5 dagen), mianserine (15 mg/d gedurende ≥5 dagen) en propranolol (50 mg/d gedurende ≥8 dagen) kunnen doeltreffende alternatieven zijn met minder gunstige werkzaamheids- en tolerantieprofielen.

Deze systematische review met meta-analyse van zowel RCT’s als observationele studies suggereert in pre-postvergelijkingen dat een biopsychosociale thuisgebaseerde interventie voor oudere personen, een positieve invloed heeft op uitkomstmaten die verband houden met risico’s in de thuissituatie, dagelijks functioneren, falls efficacy, depressie en levenskwaliteit. In vergelijking met een controlegroep is de effectiviteit echter minder duidelijk en mogelijk niet klinisch relevant. Bovendien moeten we ook wijzen op meerdere methodologische tekortkomingen, zoals een onvolledige beschrijving van de bestudeerde populaties, belangrijke klinische heterogeniteit van de geïncludeerde studies, statistische heterogeniteit in enkele meta-analyses en een niet uitgesloten risico van publicatiebias.

Leidt oraal semaglutide tot gewichtsverlies bij volwassenen met overgewicht of obesitas?

Van Hemelryck N.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 6 pagina 135 - 139


Deze triple geblindeerde RCT van zeer goede methodologische kwaliteit toont aan dat het gebruik van eenmaal daags oraal semaglutide 50 mg bij volwassenen met overgewicht of obesitas zonder type 2-diabetes leidt tot een significant grotere afname van het lichaamsgewicht vergeleken met placebo na 68 weken behandeling. Het is echter nog onduidelijk wat de effecten zijn op lange termijn, zowel wat de duurzaamheid van het gewichtsverlies als de veiligheid van de medicatie betreft.

Invloed van diverse vormen en intensiteiten van fysieke activiteit op mortaliteit?

Kos D.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 6 pagina 140 - 143


Deze prospectieve cohortstudie met gegevens over de fysieke activiteit van een Amerikaanse populatie suggereert dat een combinatie van evenwichtige niveaus van matige en intensieve fysieke aerobe activiteiten en spierversterkende activiteiten geassocieerd is met een optimale verlaging van het algemeen sterfterisico en het sterfterisico door cardiovasculaire aandoeningen en kanker. Hogere dan aanbevolen niveaus van fysieke aerobe activiteiten kunnen het risico van kankersterfte en sterfte door alle oorzaken verder verlagen. Deze grootschalige cohortstudie is van goede methodologische kwaliteit en hield rekening met een ruim aantal confounders. Met de invloed van voedselinname en voedingspatroon werd echter geen rekening gehouden in de analyses.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse toont aan dat fysieke activiteiten een positief effect kunnen hebben op de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren met een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. De geïncludeerde studies zijn in een derde van de gevallen niet gerandomiseerd wat tot selectiebias kan leiden. Bovendien zijn ze zowel klinisch als statistisch zeer heterogeen wat de extrapoleerbaarheid bemoeilijkt.

Directe orale anticoagulantia (DOAC’s) voor de behandeling van diepe veneuze trombose

Van Cauwenbergh S.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 6 pagina 118 - 121


Deze update van een Cochrane systematische review van RCT’s, die een beperkt risico van bias hebben, bevestigt dat er voor de langetermijnbehandeling (≥7 maanden) van diepe veneuze trombose geen verschil bestaat tussen DOAC’s en conventionele anticoagulantia in voorkomen van recidief veneuze trombo-embolie, recidief diepe veneuze trombose en longembool. Er zouden wel minder majeure bloedingen voorkomen met trombine-inhibitoren (na 7 maanden) en met factor Xa-inhibitoren (na 3 tot 12 maanden). Voor dit laatste bestaat er echter minder zekerheid na het uitvoeren van een sensitiviteitsanalyse die rekening hield met het risico van bias van de geïncludeerde studies. Er is dus extra onderzoek nodig naar de veiligheid van verschillende DOAC’s onderling, alsook in bepaalde subgroepen. Ook op vlak van levenskwaliteit moet er verder onderzoek gebeuren.

Deze kostenutiliteitsstudie in een Australische zorgcontext toont aan dat fysiotherapie met educatie kosteneffectief is ten opzichte van een corticosteroïdinfiltratie en een afwachtend beleid bij gluteale tendinopathie. De absolute cijfers kunnen echter niet geëxtrapoleerd worden naar de Belgische zorgcontext.

Deze methodologisch goed uitgevoerde prospectieve cohortstudie toont een significante toename van acuut nierfalen en valaccidenten gedurende de eerste 30 dagen na het opstarten van antihypertensiva bij 65-plussers met hoge zorgnood. Bovendien tonen de resultaten ook een significante toename in aantal fracturen na vallen bij kwetsbare oudere personen in dezelfde periode.

Deze Italiaanse prospectieve observationele cohortstudie die veel relevante confounders in rekening bracht, waaronder de algemene voedselkwaliteit, toont aan dat er een statistisch significant verband bestaat tussen de inname van ultrabewerkt voedsel en meer (cardiovasculaire) sterfte bij patiënten met type 2-diabetes. De grootte van de relatie is mogelijk onderschat door enkele methodologische tekortkomingen die gepaard gaan met het gebruik van een zelfrapportagevragenlijst die niet helemaal overeenkwam met de Nova-classificatie.

Uit deze component-netwerkmeta-analyse blijken cognitieve herstructurering, mindfulness en Acceptance and Commitment Therapy, slaaprestrictie, stimuluscontrole en face-to-face behandelvormen de meest effectieve componenten van cognitieve gedragstherapie te zijn voor de behandeling van chronische slapeloosheid bij volwassenen. Ondanks de inclusie van een groot aantal studies moeten de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. De onderzochte behandelcomponenten zijn vaak in beperkte mate aanwezig, zijn niet altijd duidelijk gedefinieerd en overlappen vaak met elkaar.

Wat is een component-netwerkmeta-analyse?

Poelman T.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 6 pagina 153 - 155


Een component-netwerkmeta-analyse vergelijkt componenten of onderdelen van interventies met elkaar via directe en indirecte vergelijkingen. Dit onderzoeksdesign laat toe om nog meer studiegegevens te gebruiken dan netwerkmeta-analyses die zich beperken tot een vergelijking van interventies. Vooral voor complexe interventies kan dit een meerwaarde betekenen om het effect van de behandelingen nauwkeuriger in te schatten. Net zoals bij netwerkmeta-analyses is transitiviteit alleen mogelijk wanneer studies voldoende vergelijkbaar of similair zijn. Voorts is het bij component-netwerkmeta-analyses belangrijk om de componenten zo nauwkeurig mogelijk af te lijnen en om rekening te houden met mogelijke interacties tussen de componenten.

Deze studie van goede methodologische kwaliteit met heterogene gegevens én met een globaal hoog risico van bias, suggereert dat het prognostisch vermogen van het klinisch oordeel van zorgverleners over het algemeen even accuraat is als dat van klinische predictiemodellen.

Deze update van de systematische review met meta-analyses van de Cochrane Collaboration is van goede methodologische kwaliteit en toont net als in 2015 het beperkte voordeel aan van antibiotica voor de behandeling van een acute middenoorontsteking bij kinderen jonger dan 15 jaar. Het voordeel is meer aangetoond bij kinderen jonger dan 2 jaar met een bilaterale acute middenoorontsteking of met otorroe. Op basis van deze resultaten lijkt het niet nodig om aanpassingen te doen aan de richtlijnen voor de klinische praktijk.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse is methodologisch goed opgezet en toont aan dat adaptieve behandelingen en behandelingen die beweging en activiteit aanmoedigen het meest effectief zijn om de pijn te verlichten en het fysiek functioneren te verbeteren bij patiënten met chronische pijn als gevolg van een stoornis in het temporomandibulaire gewricht. Hiervoor is bewijs van matig tot hoog niveau beschikbaar. Voor andere behandelingen is de bewijskracht laag tot zeer laag.

Besluit van Minerva De auteurs besluiten dat bewijs van matige tot hoge kwaliteit het huidige systematische gebruik van statines ondersteunt bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie (CNI) zonder nood aan dialyse - inclusief personen zonder bestaande cardiovasculaire aandoeningen - om overlijden en cardiovasculaire gebeurtenissen te voorkomen. Statines verminderen de mortaliteit en het aantal cardiovasculaire gebeurtenissen, inclusief myocardinfarct, maar het effect op het risico van CVA is echter minder zeker. Een statine toedienen aan 1 000 patiënten met CNI zonder nood aan dialyse zou 32 ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen en 10 overlijdens in één jaar kunnen voorkomen. Het effect van statines op de progressie van CNI is onzeker en daarom kunnen ze niet worden aanbevolen om de progressie van CNI te vertragen. Momenteel is de toxiciteit van statines voor patiënten met CNI onvoldoende onderzocht en hiermee moet dan ook rekening gehouden worden bij de start van de behandeling. De update (na een periode van tien jaar) van deze Cochrane systematische review heeft slechts een beperkte hoeveelheid nieuwe informatie opgeleverd. Daarom is Minerva van mening dat deze resultaten niets veranderen aan de huidige praktijk: statines zijn voordelig voor personen met nierinsufficiëntie, met of zonder bekende cardiovasculaire risicofactoren.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij patiënten met afasie na een CVA frequente receptief-expressieve functioneel aangepaste therapie, met langer en intensiever thuis oefenen dan algemeen wordt aanbevolen, geassocieerd is met een groter taalherstel. Toekomstige studies zijn echter nodig om deze resultaten te bevestigen of te verfijnen. Bovendien moeten variaties in respons op de interventie tussen subgroepen van patiënten verder onderzocht worden, aangezien de variabelen frequentie, intensiteit en dosering niet volledig onafhankelijk van elkaar bestaan.

Orale combinatiepil voor de behandeling van primaire dysmenorroe?

Abid Y.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 5 pagina 96 - 101


Deze systematische review toont dat orale anticonceptiepillen werkzaam zijn in de behandeling van primaire dysmenorroe om de pijnscores te verminderen en de pijn te verlichten. Orale anticonceptiepillen geven weliswaar meer ongewenste effecten (spotting, hoofdpijn, misselijkheid). De effecten van orale anticonceptiepillen zijn op lange termijn niet onderzocht. Deze studie van goede methodologische kwaliteit is helaas gebaseerd op studies met talrijke methodologische tekortkomingen en sommige studie zijn ook zeer oud. Er is dus nood aan RCT's van goede methodologische kwaliteit die deze resultaten bevestigen, orale anticonceptiepillen vergelijken met klassieke pijnstillers en de ongewenste effecten van een langetermijnbehandeling met orale anticonceptiepillen evalueren voor primaire dysmenorroe.

Deze observationele studie van uitstekende methodologische kwaliteit werd uitgevoerd met een groep Noord-Amerikaanse zorgverleners met type 2-diabetes bij inclusie of bij wie men type 2-diabetes vaststelde tijdens de observatieperiode. De resultaten tonen een zwakke associatie tussen het gebruik van caloriearme of calorierijke dranken en globale mortaliteit of cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Niettegenstaande de onderbouwing ontbreekt, kunnen we het gebruik van caloriearme en calorierijke dranken beschouwen als een mogelijke prognostische marker voor globale mortaliteit of cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij volwassen patiënten met type 2-diabetes.

Deze RCT met zowel methodologisch sterke als zwakke punten toont aan dat langdurige gesuperviseerde gepersonaliseerde oefentherapie werkzamer is dan standaardzorg bij patiënten met reumatoïde artritis en ernstige functionele beperkingen. Gesuperviseerde oefentherapie die reeds wordt aanbevolen voor patiënten met stabiele reumatoïde artritis met weinig of geen comorbiditeiten kan dus uitgebreid worden naar patiënten met reumatoïde artritis én ernstige functionele beperkingen. Dat alles volgens de behoeften en de vraag van de patiënt.

Deze systematische review met meta-analyses toont aan dat leerlingen met (risico van) dyslexie baat hebben bij interventies gericht op de leesvaardigheid van woorden. De werkzaamheid van deze interventies varieert echter in functie van de trainingsfrequentie, de specifieke leesdoelstellingen en de leeftijd van de leerlingen. Deze systematische review vertoont evenwel enkele beperkingen, zoals het ontbreken van een evaluatie van de kwaliteit van de geïncludeerde studies. Er is meer onderzoek nodig om te begrijpen welke componenten het doeltreffendst zijn voor het begeleiden van leerlingen met (risico van) dyslexie.

Een conservatieve behandeling blijft mogelijk bij ongecompliceerde symptomatische galstenen

Sculier J.P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 5 pagina 106 - 108


Deze pragmatische open-label gerandomiseerde studie toont aan dat op korte termijn (<18 maanden) een conservatieve behandeling als alternatief voor een cholecystectomie doeltreffend en rendabel kan zijn bij patiënten met symptomatische ongecompliceerde galstenen. De studie kampt echter wel met problemen door de wachtlijsten in het Verenigd Koninkrijk die het uitvoeren van een cholecystectomie op korte tijd bemoeilijken. De studie verandert niets aan het eerdere besluit van Minerva dat een conservatieve behandeling therapeutisch aanvaardbaar en economisch voordelig is voor symptomatische galstenen, zich uitend als galkolieken of ongecompliceerde cholecystitis.

Deze Cochrane systematische review besluit dat veenbespreparaten het risico van symptomatische urineweginfecties met of zonder positieve urinecultuur verminderen bij vrouwen met recidiverende urineweginfecties, bij kinderen en bij volwassenen die vatbaar zijn voor urineweginfecties ten gevolge van medische ingrepen. Ondanks de inclusie van 50 studies met meer dan 8 000 deelnemers blijft de bewijskracht matig wegens een belangrijke statistische heterogeniteit. Daarnaast was er een belangrijke klinische heterogeniteit in veenbespreparaten en controlegroepen. De geïncludeerde RCT’s verschilden in studieopzet, waren soms klein en vertoonden een vaak hoog of onduidelijk risico van bias op verschillende domeinen.

Deze clustergerandomiseerde RCT toont aan dat een universele dekolonisatiestrategie met routinematige chloorhexidinebaden en nasaal povidonjodium bij bewoners in woonzorgcentra geassocieerd is met een lager risico van hospitalisatie wegens infectie en hospitalisatie in het algemeen. De betrouwbaarheid van de resultaten wordt gehypothekeerd door onvoldoende transparantie bij de berekening van de studiegegevens. Daarnaast is niet duidelijk wat de haalbaarheid is van universele dekolonisatie in woonzorgcentra en ook het gebrek aan gegevens over resistentievorming noopt tot voorzichtigheid.

Deze Cochrane systematische review van zowel RCT’s als cohortstudies toont aan dat het gebruik van nicotine-e-sigaretten leidt tot meer rookstop dan nicotinesubstitutie (hoge graad van zekerheid van bewijs), e-sigaretten zonder nicotine (matige graad van zekerheid van bewijs) en gedragsinterventies (lage graad van zekerheid van bewijs) zonder toename van ongewenste effecten. Er bestaat nog steeds veel onzekerheid over ongewenste effecten en schade op lange termijn. Bovendien zijn er langetermijnstudies nodig om herval van tabaksroken en het risico op aanhoudend gebruik van e-sigaretten en op duaal roken te onderzoeken. Ook is nog niet duidelijk welke subgroepen het meeste baat kunnen hebben bij het gebruik van nicotine-e-sigaretten in plaats van of samen met andere erkende interventies om te stoppen met roken.

Deze methodologisch correct uitgevoerde Cochrane systematische review met meta-analyse toont aan dat er enkel kleine significante voordelen bestaan voor motiverende gespreksvoering meteen na behandeling, en op korte en middellange termijn in vergelijking met geen behandeling. Dit effect vervalt echter op lange termijn. In vergelijking met standaardbehandeling en informatie en feedback wordt een klein effect gevonden op middellange termijn, dat versus informatie en feedback aanhoudt op lange termijn. Algemeen is de bewijskracht in deze review laag tot zeer laag, en moeten we rekening houden met veel heterogeniteit in interventies, controlegroepen en bestudeerde populaties.

Deze methodologisch correct uitgevoerde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een online groepsbehandeling gebaseerd op mindfulness een nuttige aanvulling kan zijn op een methadonbehandeling bij pijnpatiënten met een stoornis in het gebruik van opioïden. De resultaten tonen een daling op relatief korte termijn (16 weken) in vergelijking met louter methadonbehandeling op vlak van gebruik van opioïden, maar ook gebruik van andere drugs, therapietrouw aan de methadonbehandeling, pijn en depressieve klachten. Meer onderzoek over lange termijn (worden de effecten van de behandeling behouden?), alsook een vergelijking tussen online en live versies van deze behandelingen zijn nodig.

Deze multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat cognitieve functionele therapie met of zonder biofeedback tot een jaar na de interventie werkzamer is dan gebruikelijke zorg op vlak van beperking van activiteiten en pijn voor patiënten met invaliderende chronische lagerugpijn. De meerwaarde van de toevoeging van biofeedback via sensoren aan cognitieve functionele therapie kon niet aangetoond worden. Een aanzienlijke belangenvermenging van de auteurs, een zeer heterogene controlegroep, een aanvankelijk hoger vertrouwen in de behandeling bij de deelnemers in de interventiegroepen en de mogelijke bias van sociaal wenselijke antwoorden bij de uitkomstmeting kunnen de resultaten mogelijk beïnvloed hebben.

Effectiviteit van telerevalidatie bij patiënten met hartfalen

Uvin K.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 4 pagina 74 - 77


Deze systematische review en meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies toont aan dat telerevalidatie bij patiënten met hartfalen ten opzichte van standaardzorg betere resultaten geeft op vlak van VO2peak, rusthartslag, 6 minutenwandeltest, levenskwaliteit en risico van heropname. Er bleek geen meerwaarde te zijn van telerevalidatie ten opzichte van klassieke gesuperviseerde hartrevalidatie, maar deze conclusie is gebaseerd op een beperkt aantal studies. De systematische review is van goede methodologische kwaliteit, maar de meeste geïncludeerde studies hebben een matig risico van bias. Publicatiebias is niet uitgesloten. Door de belangrijke klinische heterogeniteit tussen de studies op vlak van studiepopulatie, interventies en uitkomstmeting is het niet mogelijk om op basis van de meta-analyse concrete conclusies te trekken.

Lokale antibiotica voor acute bacteriële conjunctivitis?

De Sutter A.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 4 pagina 82 - 85


Deze update van een Cochrane systematische review en meta-analyse toont aan dat een lokale behandeling met antibiotica bij bacteriële conjunctivitis de kans op klinische en microbiologische genezing in lichte mate doet toenemen. De hoge genezingspercentages met placebo bevestigen echter ook de zelflimiterende aard van de aandoening. Het besluit is gebaseerd op studies met mogelijke methodologische tekortkomingen waardoor de zekerheid van het bewijs matig is. De enige twee studies die uitgevoerd zijn in de huisartspraktijk tonen geen statistisch significant voordeel van topisch fusidinezuur en chloramfenicol. Evenmin bestaat er sluitend bewijs dat chinolonen effectiever zijn dan andere antibiotica. De richtlijnen kunnen dus onveranderd blijven: de boodschap blijft om in de eerste plaats waakzaam af te wachten. Indien toch gekozen wordt voor antibiotica, gaat de voorkeur uit naar niet-chinolonen.

Is cognitieve gedragstherapie met of zonder beweging effectief bij valangst?

Stas P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 4 pagina 68 - 73


Deze methodologisch correct uitgevoerd systematische review met meta-analyse van open-label RCT’s zonder of met onduidelijke blindering van de effectbeoordeling toont aan dat cognitieve gedragstherapie (CGT), al dan niet in combinatie met een bewegingsinterventie, de angst om te vallen in beperkte mate reduceert bij thuiswonende oudere personen. Het effect blijft wel langer dan 6 maanden na de interventie aanhouden. Men zag geen afname noch een toename in het aantal valincidenten/vallers. Deze resultaten ondersteunen het gebruik van CGT binnen een multidisciplinaire aanpak van valpreventie.

Cognitieve achteruitgang voorkomen bij ouderen met een gehoorstoornis?

Vandenborre D.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 4 pagina 78 - 81


Deze multicenter open-label RCT toont in vergelijking met gezondheidseducatie aan dat een hoortoestel in combinatie met ondersteunende technologie na 3 jaar geen effect heeft op het cognitieve functioneren bij ouderen met gehoorverlies in vergelijking met gezondheidseducatie. In een subgroep met meer risicofactoren voor cognitieve achteruitgang bleek de interventie wel zinvol te zijn. Het is nuttig om deze laatste bevinding verder te onderzoeken in een grotere steekproef met relevante uitkomstmaten.

Behandeling van cognitieve kwetsbaarheid?

Dequiedt C.

Minerva 17 04 2024


Deze systematische review met netwerkmeta-analyse over de werkzaamheid van niet-medicamenteuze interventies voor de behandeling van cognitieve kwetsbaarheid toont aan dat collectieve multicomponentoefeningen de meest gunstige behandeling lijken te zijn op vlak van cognitieve functies en kwetsbaarheidsstatus en dat een voedingsinterventie effectiever lijkt te zijn bij gehospitaliseerde patiënten. Aërobische lichaamsbeweging en dubbeltaken zijn ook effectief voor cognitieve kwetsbaarheid. Geen enkel element vertoont een verhoogd risico inzake veiligheid. Dit onderzoek vertoont meerdere beperkingen waardoor voorzichtigheid geboden is bij de extrapolatie van de resultaten: de grote heterogeniteit tussen de studies, het lage niveau van bewijskracht en de kenmerken van de bestudeerde populatie.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse toont aan dat manuele therapie geen voordeel oplevert op vlak van pijn, functioneren of ongewenste effecten bij patiënten met aspecifieke lagerugpijn met of zonder uitstraling in de onderste ledematen. Het maakt geen verschil uit of de manuele therapie wel of niet gericht is op wervels met de meeste symptomen.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration toont de accuraatheid van enkele alarmtekens als indicatoren voor wervelfracturen bij acute rugpijn aan. In de eerste lijn is ‘gevorderde leeftijd’ indicatief voor ‘niet gespecificeerde wervelfractuur’, terwijl ‘trauma’ en ‘corticosteroïdengebruik’ beide indicatief zijn voor ‘niet gespecificeerde wervelfractuur’ en ‘osteoporotische wervelfractuur’. In de tweede lijn is ‘gevorderde leeftijd’ indicatief voor ‘osteoporotische wervelfractuur’ en ‘trauma’ indicatief voor ‘niet gespecificeerde wervelfractuur’. In de derde lijn is ‘aanwezigheid van contusie/abrasie’ indicatief voor ‘wervelcompressiefractuur’. Combinaties van alarmtekens zijn eveneens indicatief en mogelijk nuttiger dan elk van de tekens apart om clinici te helpen bij het nemen van beslissingen. Minerva besluit daarom dat deze systematisch review van de Cochrane Collaboration wegens het ontbreken van literatuurgegevens niet noopt tot enige verandering in de praktijk en een aanzet vormt voor verder onderzoek.

Een licht of intensief oefenprogramma voor gonartrose?

Rombouts J.J. , De Jonghe M.

Minerva 17 04 2024


Ondanks enkele beperkingen is deze gerandomiseerde gecontroleerde superioriteitsstudie, uitgevoerd in de ambulante setting in Noorwegen en Zweden van goede methodologische kwaliteit. Ze draagt echter geen argumenten aan voor de superioriteit van een intensief oefenprogramma boven een lichter oefenprogramma om de pijn te verminderen en het functieherstel te verbeteren bij patiënten met gonartrose én met pijn en functiebeperking sinds minstens 3 maanden. De resultaten tonen wel een significante verbetering op het vlak van functioneren in sport en vrije tijd. Het effect is echter gering en slaat op slechts één domein van een meer globale score.

Deze systematische review met meta-analyse besluit dat na logopedie bij 75% van de personen met een gespleten lip en/of gehemelte de spraak verbetert. Deze systematische review heeft echter een aantal beperkingen, waaronder een significante heterogeniteit tussen de studies, kleine steekproefgroottes, gebrekkige methodologische nauwkeurigheid van de geïncludeerde studies en een matig tot ernstig risico van bias, afhankelijk van de studie. De resultaten moeten daarom met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Toekomstige klinische studies met een grotere steekproefgrootte en een betere methodologische kwaliteit zijn nodig.

Deze kleinschalige maar methodologisch correct uitgevoerde RCT toont op korte termijn de superioriteit aan van revalidatiekinesitherapie met inspanningstraining ten opzichte van standaard kinesitherapie voor de verbetering van dyspnoe bij patiënten met long covid na een voorafgaande ernstige covid-19-infectie. Men zag in deze studie echter geen verbetering op het vlak van kwaliteit van leven.

Effectiviteit van oefeningen om kankergerelateerde vermoeidheid te verlichten?

Sculier J.P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 3 pagina 49 - 51


Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van heterogene RCT’s toont aan dat de combinatie aërobische en weerstandsoefeningen de beste fysieke interventie is voor patiënten met kankergerelateerde vermoeidheid. De combinatie aërobische en weerstandsoefeningen, regelmatige lichaamsbeweging en yoga blijken effectief te zijn tegen kankergerelateerde vermoeidheid tijdens de behandeling. Na een behandeling tegen kanker blijkt alleen de combinatie aërobische en weerstandsoefeningen effectief te zijn. Deze systematische review wijst ook op de bias en de methodologische tekortkomingen van de beschikbare gecontroleerde studies en brengt eigenlijk geen nieuwe overtuigende bewijzen aan het licht.

Deze systematische review met meta-analyses toont aan dat er geen enkel bewijs bestaat dat een behandeling met vitamine D de globale mortaliteit, cardiovasculair overlijden of fracturen zou voorkomen bij volwassenen met chronische nierinsufficiëntie stadium 3 tot 5. Een behandeling met actief vitamine D zou het botmetabolisme wel kunnen verbeteren, maar het effect is onzeker. Een behandeling met vitamine D verlaagt het serumgehalte aan parathyreoïdhormoon en alkalische fosfatase bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie terwijl de actieve vormen het risico van hypercalciëmie verhogen. Een significant risico van hypercalciëmie werd aangetoond. Deze systematische review met meta-analyses, die de bias en de zwaktes van de beschikbare gecontroleerde studies overneemt, brengt eigenlijk geen overtuigende nieuwe elementen aan ten gunste van een meer routinematige behandeling van vitamine D bij chronische nierinsufficiëntie.

Is myofunctionele therapie werkzaam bij ankyloglossie?

Tonon C.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 3 pagina 64 - 67


Deze systematische review met narratieve weergave van de resultaten suggereert dat chirurgie doeltreffender is dan myofunctionele therapie voor ankyloglossie, hoewel de resultaten beter zijn wanneer men beide opties combineert. Er is onvoldoende bewijs voor de werkzaamheid van myofunctionele therapie alleen. Bovendien is het aantal geïncludeerde studies gering en zijn ze van slechte methodologische kwaliteit. Er is nood aan methodologisch sterker opgezette klinische studies met een grotere studiepopulatie.

Voor patiënten die een totale knieprothese ondergingen toont deze gerandomiseerde gecontroleerde studie met een weinig transparante methodologie aan dat telerevalidatie thuis via een smartphone-app en tweewekelijkse supervisie de scores voor bewegingsbereik, functionaliteit en kwaliteit van leven op middellange termijn lichtjes kan verbeteren in vergelijking met zelfstandige thuisrevalidatie en 3 opvolgbezoeken. Dit geringe resultaat moet worden gezien in het licht van de resultaten van andere studies die besluiten dat telerevalidatie niet inferieur is aan conventionele ambulante kinesitherapie. Telerevalidatie na een totale knieprothese kan als een alternatief worden beschouwd op voorwaarde dat de patiënt de app begrijpt en correct gebruikt.

Deze methodologisch correct uitgevoerde RCT toont aan dat er in tegenstelling tot een calorierestrictiedieet na 6 maanden tijdgebonden eten (gedurende 8 uur per dag) een statistisch significant gewichtsverlies optreedt ten opzichte van een controlegroep. In vergelijking met een controlegroep zag men zowel in een groep met tijdgebonden eten als in een groep met calorierestrictie een gunstige evolutie van HbA1c. Een studie met een veel groter aantal deelnemers en een follow-up gedurende meerdere jaren is echter zeker nodig om het effect van tijdgebonden eten op gewichtsverlies en cardiovasculaire risicofactoren bij diabetici te bepalen.

Deze update van een Cochrane systematische review van methodologisch correct uitgevoerde RCT’s bevestigt dat er op basis van het huidige beschikbare bewijs geen verschil in werkzaamheid bestaat tussen DOAC’s en conventionele anticoagulatie voor de langetermijnbehandeling (tot 12 maanden) van longembolie. Ook met betrekking tot majeure bloedingen zag men geen verschil tussen beide behandelopties, maar hiervoor is verder onderzoek in bepaalde subgroepen en met verschillende DOAC’s sterk aanbevolen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde Cochrane systematische review van twee kleine studies met hoog of onduidelijk risico van bias toont aan dat er tot op heden onvoldoende evidentie bestaat om het gebruik van topische antibiotica in de behandeling van een cornea-erosie aan te bevelen, dan wel te verwerpen. Er is nood aan een methodologisch correct opgezette, gerandomiseerde placebogecontroleerde studie met voldoende power om het effect op de preventie van ooginfecties, tijd tot genezing en patiëntgerelateerde uitkomsten (zoals pijnintensiteit) van topische antibiotica bij personen met een cornea-erosie te onderzoeken

Het effect van interventies voor valpreventie bij personen met de ziekte van Parkinson?

Verbeke L. , Milisen K. , Vlaeyen E.

Minerva 21 03 2024


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat oefeninterventies bij personen met idiopathische ziekte van Parkinson in een mild tot matig gevorderd stadium een positief effect hebben op het aantal valincidenten maar niet op het aantal vallers (matige bewijskracht). Ook met cholinesterase-inhibitoren zag men een daling van het aantal valincidenten, maar niet van het aantal vallers. De bewijskracht hiervoor was echter laag tot zeer laag en het gunstige effect moet bovendien afgewogen worden tegenover een toename van het aantal milde ongewenste effecten. Het is nog onduidelijk wat het effect is van educatie of educatie in combinatie met oefeningen op het valrisico bij personen met de ziekte van Parkinson.

Deze systematische review toont aan dat schuimoppervlakken mogelijk het risico op het ontwikkelen van decubitusletsels doen toenemen in vergelijking met reactieve en dynamische luchtoppervlakken. Deze review met meta-analyse heeft een aantal belangrijke methodologische tekortkomingen zoals de grote heterogeniteit in populaties en interventies tussen de geïncludeerde studies. De originele studies zijn bovendien kleinschalig en hebben globaal een onduidelijk tot hoog risico van bias.

Het nut van vitamine D en omega 3-vetzuren bij auto-immuunziekten?

Laekeman G.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 2 pagina 30 - 33


Deze methodologisch correct uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie met 2x2-factorieel opzet wijst op een statistisch significante gedaalde incidentie van auto-immuunziekten met vitamine D-suppletie al dan niet aangevuld met omega 3-vetzuren bij volwassenen na een follow-up van minstens 5 jaar. De klinische relevantie van dit effect is echter nog onduidelijk.

Beïnvloedt de manchetbreedte de resultaten van een bloeddrukmeting?

De Cort P.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 2 pagina 26 - 29


Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label gerandomiseerde gecontroleerde cross-over-studie toont aan dat een te grote manchetgrootte in verhouding met de armomtrek resulteert in een onderschatting van de bloeddruk en omgekeerd dat een te kleine manchetgrootte de bloeddruk overschat. Dat kan leiden tot een over- of onderdiagnose van hypertensie met hieraan gekoppeld een inaccuraat hypertensiebeleid.

Verbetert ergotherapie de levenskwaliteit van bewoners in een woonzorgcentrum?

De Coninck L.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 2 pagina 42 - 46


Deze systematische review met narratieve weergave van de resultaten van zes klinisch sterk heterogene studies suggereert op vlak van fysiek functioneren en levenskwaliteit een aantal voordelen van ergotherapeutische interventies gestoeld op active aging en betekenisvolle activiteiten bij gezonde oudere personen in een woonzorgcentrum. Op basis van deze studie kunnen we echter niet beoordelen welke interventies en welke elementen van deze interventies specifiek werkzaam zijn. Verder gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek met duidelijk omschreven interventies is dus zeker noodzakelijk.

Opioïden voor acute lagerugpijn en nekpijn?

Van Cauwenbergh S.

Minerva 2024 Vol 23 nummer 2 pagina 34 - 37


Deze correct opgezette multicenter dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie toont aan dat opioïden niet werkzaam zijn voor de behandeling van acute lagerugpijn of nekpijn. Bovendien stelde men op langere termijn een verhoogd risico van misbruik vast in de groep die opioïden voorgeschreven kreeg.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyses toont aan dat diverse niet-medicamenteuze multidomeininterventies bij personen met MCI een beter effect hebben op algemeen cognitief functioneren en specifieke cognitieve functies (zoals executieve functies, geheugen en verbale vlotheid) in vergelijking met enkelvoudige interventies. De effectgrootte was echter telkens klein tot matig, waardoor de klinische relevantie onduidelijk is. Door de belangrijke mate van heterogeniteit laat de studie evenmin toe om een optimale samenstelling en duur van multidomeininterventies te bepalen.

Met een zeer laag tot laag niveau van bewijskracht suggereren de auteurs dat discectomie superieur is aan een niet-chirurgische behandeling of epidurale infiltraties met corticosteroïden om pijn en invaliditeit te verminderen bij personen met ischias die voor chirurgie in aanmerking komen. De voordelen ten opzichte van niet-chirurgische behandelingen nemen wel af met de tijd af. Discectomie kan een optie zijn voor personen die een snelle verlichting van beenpijn en een verbetering van hun beperkingen willen bereiken, op voorwaarde dat de voordelen opwegen tegen de risico's en de kosten van de operatie. Deze systematische review die de verschillende vormen van bias en zwakheden van beschikbare gecontroleerde studies belicht, brengt geen overtuigende argumenten aan om af te wijken van de aanbevelingen van het KCE.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie met enkele methodologische beperkingen toont aan dat het volgen van een revalidatieprogramma na plaatsing van een omgekeerde schouderprothese zowel zelfstandig thuis als ambulant onder begeleiding van een kinesitherapeut kan gebeuren, weliswaar wanneer we alleen rekening houden met de winst in bewegingsbereik, spierkracht en patiëntgerapporteerde uitkomsten (PROM). Zowel door de methodologische beperkingen (interne validiteit) als moeilijkheden bij de extrapolatie van de resultaten (externe validiteit), is het moeilijk om deze aanpak te veralgemenen. Verdere onderzoek is dus nodig.

Deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont dat slaaprestrictietherapie bij patiënten met slaapstoornissen, gegeven door een getrainde eerstelijnsverpleegkundige, in vergelijking met advies over slaaphygiëne plus gebruikelijke zorg, werkzaam is in de behandeling van slapeloosheid en resulteert in een verbetering van het functioneren en andere aspecten van de mentale gezondheid na 3, 6 en 12 maanden. Slaaprestrictietherapie is waarschijnlijk kosteneffectief en vormt een haalbare aanpak voor clinici die volgens de richtlijnen patiënten met slapeloosheid willen helpen. Verdere studies zijn echter nodig voor we deze resultaten kunnen veralgemenen naar alle patiënten.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat temporomandibulaire oefentherapie in het kader van een stoornis van het temporomandibulaire gewricht helpt om de pijn te verlichten, de drempel voor drukpijn te verhogen en de maximale actieve en passieve opening en sluiting van de mond te vergroten. Bovendien blijken deze oefeningen samen met een opbeetplaat werkzamer te zijn dan een opbeetplaat alleen of andere kinesitherapeutische behandelingen. Op basis van deze resultaten kunnen we het belang van een actieve aanpak van deze stoornissen bekrachtigen.

Deze enkelblinde RCT toont dat metacognitieve zelfhulptherapie thuis een gunstig effect heeft op de mentale gezondheid van hartrevalidatiepatiënten, vooral bij patiënten met angst- of depressieve symptomen. Aangezien de werkzaamheid van zelfhulp metacognitieve therapie thuis lijkt af te nemen in vergelijking met professioneel begeleide metacognitieve therapie is het belangrijk dat men deze resultaten via een directe vergelijking verder onderzoekt.

De auteurs van deze methodologisch correct uitgevoerde COVID-OUT-studie concluderen dat het gebruik van metformine bij volwassenen met obesitas of overgewicht én covid-19 werkzaam is in het voorkomen van long covid. We hebben echter sterk voorbehoud ten aanzien van de analyse en de interpretatie van de resultaten; die doen twijfel rijzen over de conclusie of maken ze voorbarig. Er is nood aan een nieuwe studie die focust op het optreden van long covid als primaire uitkomstmaat, en die gebaseerd is op een nauwkeurige en gestandaardiseerde definitie van long covid.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie bevestigt dat onmiddellijke tonsillectomie in vergelijking met een conservatieve behandeling bij volwassenen het aantal dagen met keelpijn vermindert gedurende de twee jaar na de ingreep.

De resultaten van deze prospectieve cohortstudie met gegevens van 3 cohorten van gediplomeerde verpleegkundigen (NHS II, GUTS I en GUTS II) toont aan dat de consumptie van ultrabewerkte voeding bij moeders waarschijnlijk gecorreleerd is met een hoger risico van overgewicht en obesitas bij kinderen. Hoewel deze resultaten nog door andere studies moeten bevestigd worden, is er een gunstige risico-batenverhouding van voedingseducatie bij toekomstige en jonge moeders, wat echter nog verder onderzocht moet worden door methodologisch correct opgezette studies.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de behandeling met een nasaal corticosteroïd (mometason) de levenskwaliteit van kinderen (van 4 tot 8 jaar) met chronische rhinosinusitis verbetert en een significant effect heeft op de toename van de nasale en sinusale microbiële biodiversiteit. Door de kleine steekproefgrootte en de open-labelopzet moeten de resultaten van deze studie met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Daarom wachten we op bijkomende resultaten die deze conclusie bevestigen.

Deze meta-analyse met individuele patiëntgegevens brengt geen nieuwe elementen aan over het effect van SGLT2-inhibitoren op vlak van cardiovasculaire uitkomstmaten. Ze brengt daarentegen wel argumenten aan voor een verandering (i.e. een verbetering) in het natuurlijke beloop van de nierinsufficiëntie met SGLT2-inhibitoren (vooral dapagliflozine en empagliflozine) versus placebo bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie, albuminurie en GFR tussen 25 en 75 ml/min/1,73 m², en bovendien onder behandeling met ACE-inhibitoren of sartanen, zowel bij diabetici met hoog cardiovasculair risico, als bij patiënten zonder diabetes hetzij met een chronische nieraandoening, hetzij met hartfalen. Dat effect is onafhankelijk van de aard van de nieraandoening of de glomerulaire functie. Vanwege de methodologische beperkingen is de vergelijking van de relatieve risico’s niet betrouwbaar en is het gevaarlijk om te veralgemenen naar alle vormen van nierinsufficiëntie.

Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit met een beperkt aantal heterogene studies suggereert dat thuishospitalisatie een waardig alternatief kan zijn voor een klassieke hospitalisatie bij chronische patiënten die zich op spoed aanmelden. Zo zag men met thuishospitalisatie minder heropnames en minder opnames in instellingen voor langetermijnzorg. Er blijft echter heel wat onzekerheid bestaan over de grootte van het effect en een belangrijke klinische heterogeniteit van de geïncludeerde studies belet ons om afgewogen conclusies te trekken. Bovendien bestaan er heel wat bezwaren voor extrapolatie naar de Belgische zorgcontext.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse over niet-medicamenteuze interventies bij kwetsbare ouderen is methodologisch correct opgezet maar voor de interpretatie van de resultaten moeten we toch rekening houden met een aantal belangrijke beperkingen, zoals de lage bewijskracht en de beperkte extrapoleerbaarheid naar Westerse culturen. De resultaten suggereren dat weerstandstraining als interventie het meeste bijdraagt aan het verminderen van frailty. Ook gemengde fysieke training en mind-body oefeningen lijken een matig effect te hebben. Aërobe training en toediening van voedingssupplementen scoren in deze analyse dan weer ondermaats.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat op e-health gebaseerde cognitieve gedragstherapie de ernst van depressieve klachten en angstklachten vermindert bij volwassenen met een diagnose van depressie. Deze resultaten moeten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden in het licht van enkele belangrijke tekortkomingen zoals een hoog risico van performance en detectiebias van de geïncludeerde studies, alsook een hoge mate van klinische en statistische heterogeniteit. Bovendien is het niet duidelijk in hoeverre de resultaten extrapoleerbaar zijn naar patiënten in de Belgische eerste lijn. Verder gericht onderzoek met resultaten op lange termijn is noodzakelijk.

Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat exergaming gebaseerde interventies statistisch significant beter zijn dan gebruikelijke fysieke training in het verbeteren van de posturale balans en de mobiliteit (met uitzondering van wandelsnelheid en schredelengte) bij ouderen met de ziekte van Parkinson. De klinische relevantie van de gevonden resultaten is echter onduidelijk. Ook is verder onderzoek naar de effecten op lange termijn en het effect in verschillende subgroepen noodzakelijk.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse suggereert dat het dragen van compressiekousen gedurende twee jaar na het doormaken van een DVT de kans op het ontwikkelen van een posttrombotisch syndroom vermindert. De studies waarop dit gebaseerd is waren klinisch sterk heterogeen en de resultaten waren niet consistent. Op basis van de beschikbare gegevens is het bewijs voor een preventief effect dus eerder zwak te noemen. Verder placebogecontroleerd onderzoek is dus zeker noodzakelijk om na te gaan wat de werkelijke winst is van het dragen van compressiekousen om een posttrombotisch syndroom te voorkomen, alsook bij welke patiënten, vanaf wanneer en tot hoelang na de diagnose van een DVT het grootste effect te verwachten is.

Kortdurende interpersoonlijke therapie effectief bij prenatale depressie

Stas P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 10 pagina 239 - 242


Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label RCT met geblindeerde effectbeoordelaars toont aan dat kortdurende interpersoonlijke therapie reeds vanaf 6-7 weken effectief is in het behandelen van prenatale depressie. Men zag zowel een daling van depressieve symptomen als van het aantal majeure depressies in vergelijking met een uitgebreide standaardbehandeling. De resultaten van de studie kunnen breed geëxtrapoleerd worden omdat het gaat om een raciaal, etnisch en socio-economisch diverse studiepopulatie en omdat noch het gebruik van antidepressiva tijdens de interventie, noch de zwangerschapsduur, noch de aanwezigheid van depressie bij aanvang van de studie een invloed hadden op de resultaten.

Deze retrospectieve observationele studie toont aan dat de cognitieve MoCA-curve die rekening met de leeftijd en het opleidingsniveau tijdens herhaalde metingen van de MoCA-score sensitiever en specifieker is dan de MoCA-score met afkappunten om vroegtijdig milde cognitieve achteruitgang en dementie op te sporen. De cognitieve MoCA-curve is op een methodologisch correcte manier ontwikkeld op basis van de gegevens van een bestaande databank en partieel gevalideerd met twee andere externe bestaande databanken. Verder onderzoek in andere populaties is echter nodig vooraleer dit instrument algemeen gebruikt kan worden.

Deze multicenter pragmatische open-label gecontroleerde gerandomiseerde studie met semi-factorieel opzet toont aan dat MAO-B-inhibitoren als aanvullende perorale behandeling een beter effect hebben dan COMT-inhibitoren (in deze studie werd enkel entacapon gebruikt) op het motorisch functioneren bij patiënten met de ziekte van Parkinson die reeds onder een behandeling met levodopa staan. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het type ongewenste effecten bij MAO-B-inhibitoren vaak veel ernstiger zijn dan bij COMT-inhibitoren. Het opstarten van dopamine-agonisten en MAO-B-inhibitoren dient, zeker bij oudere patiënten, steeds een weloverwogen keuze te zijn.

Hypertensiebehandeling meer personaliseren?

De Cort P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 10 pagina 225 - 228


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde monocenter dubbelblinde cross-over gerandomiseerde gecontroleerde studie kunnen we besluiten dat personen met ongecompliceerde lichte hypertensie zowel intra- als interpersoonlijk verschillend reageren op een behandeling met antihypertensiva. Ondanks het feit dat het verschil in bloeddrukdaling tussen een gepersonaliseerde en een vaste behandeling klinisch niet relevant lijkt, blijft het een interessant en veelbelovend denkspoor om verder wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar parameters die een optimale behandeling met antihypertensiva kunnen bepalen.

Het nut van point-of-care-testen bij het voorschrijven van antibiotica voor acute luchtweginfecties

Van den Bruel A. , Verbakel J.Y. , Poelman T.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 10 pagina 229 - 234


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat het gebruik van een CRP-point-of-care-test in de eerstelijnszorg het aantal antibioticumvoorschriften doet dalen zonder de klinische evolutie van lage luchtweginfecties te beïnvloeden, zowel bij kinderen als bij volwassenen. Het is onwaarschijnlijk dat toekomstige studies dit resultaat nog zullen weerleggen. Extrapolatie naar ouderen met comorbiditeit en immuungecompromitteerde patiënten is niet mogelijk en vraagt om verder onderzoek. Ook met procalcitonine-point-of-care-testen zag men een daling in het aantal antibioticumvoorschriften zonder impact op de klinische verbetering bij volwassenen met een acute luchtweginfectie maar de sterkte van het bewijs was zeer laag.

Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de opsporing en behandeling van zwangerschapsdiabetes vóór de 20e zwangerschapsweek het risico van een samengestelde uitkomstmaat van neonatale gebeurtenissen verlaagt. Er was een daling van het risico van neonatale ademnood maar men zag geen effect op het lichaamsgewicht bij de geboorte. Aangezien men dit resultaat niet echt verwacht had, is er nood aan andere studies van minstens gelijkwaardige kwaliteit om deze uitkomst al of niet te bevestigen, vooraleer de werkzaamheid van een eventuele strategie van vroegtijdige screening en behandeling te evalueren.

Deze gerandomiseerde, enkelblinde studie van goede methodologische kwaliteit toont non-inferioriteit aan van mindfulness-based cognitieve therapie (MBCT) ten opzichte van escitalpopram op vlak van de verbetering van ernst van symptomen na 2 maanden. De studie is uitgevoerd bij een selecte populatie van therapietrouwen Amerikaanse volwassenen (18-75 jaar) met een gegeneraliseerde angststoornis, paniekstoornis of sociale angst met een hoge sociaaleconomische status.

Is cognitieve gedragstherapie werkzamer dan andere behandelingen voor depressie?

Léonard F. , Durieux N. , Léonard B.

Minerva 20 11 2023


Deze systematische review met meta-analyses vertoont een goede methodologische kwaliteit. Er zijn echter ook methodologische beperkingen zoals het onvermogen om de werkzaamheid van psychotherapie precies in te schatten. De review toont echter aan dat cognitieve gedragstherapie (CGT) doeltreffend is voor de behandeling van depressie in een brede context, en op lange termijn zelfs doeltreffender is dan een medicamenteuze behandeling. We onthouden dat de superioriteit van psychotherapie boven geneesmiddelen significant blijft na correctie voor publicatiebias en na inclusie van alleen de betrouwbaarste studies. We onthouden ook dat de verschillen in de resultaten tussen CGT en andere vormen van psychotherapie statistisch niet significant zijn.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van geneesmiddelen voor de behandeling van acute lagerugpijn bij volwassen patiënten toont een grote onzekerheid wat betreft hun werkzaamheid op vlak van pijn en functioneren. Er is een laag tot zeer laag niveau van bewijs dat sommige geneesmiddelen, in vergelijking met placebo, een significant effect op pijn zouden kunnen hebben en dat bepaalde geneesmiddelen werkzamer zouden kunnen zijn dan andere. Bovendien worden verschillende geneesmiddelen in verband gebracht met een verhoogd risico van ongewenste effecten in vergelijking met placebo.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont bij patiënten met een coronaire hartziekte geen verschil aan in veiligheid en werkzaamheid wanneer de statinedosis wordt opgetitreerd tot het bereiken van LDL-cholesterol-streefwaarde <70 mg/dl in vergelijking met de onmiddellijke toediening van een statine aan vaste hoge dosis. Hoewel een aanpak die rekening houdt met de individuele respons op de behandeling interessant kan zijn, moet hiervan de echte meerwaarde nog bepaald worden.

Uit deze prospectieve observationele studie blijkt dat een lage of matige dagelijkse alcoholconsumptie niet significant gepaard gaan met een globaal overlijdensrisico, terwijl er wel een verhoogd risico bestaat bij een hogere alcoholconsumptie. De schadelijke drempel ligt lager bij vrouwen dan bij mannen. Uit deze studie kunnen we niets besluiten over een mogelijks beschermend effect van lage doses alcohol tegen cardiovasculaire complicaties. In het kader van deze specifieke context zou een gelijkaardige analyse moeten uitgevoerd worden.

Wat is het voordeel van een draagbare luchtreiniger voor ex-rokers met COPD?

Leroy T.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 9 pagina 211 - 214


Deze dubbelblinde RCT met heel wat methodologische tekortkomingen en onvoldoende power toont dat het gebruik van een draagbare luchtreiniger bij ex-rokers met COPD de primaire uitkomstmaat, met name de totale SGRQ-score, niet verbetert. Men zag wel een statistisch significante verbetering in secundaire uitkomstmaten, zoals het aantal matige exacerbaties, respiratoire symptomen en het gebruik van noodmedicatie. Deze resultaten zijn eerdere hypothesevormend en verdere, grootschaligere studies zijn nodig om de voordelen van deze luchtreinigers te bevestigen.

Deze systematische review met correct uitgevoerde meta-analyse, maar met studies die meestal een hoog risico op bias hebben, toont aan dat antihistaminica van de eerste generatie waarschijnlijk preventief werkzaam zijn bij patiënten ≥16 jaar met een bekende vatbaarheid voor reisziekte in gebruikelijke bewegingsomstandigheden. Er is met een lage graad van zekerheid aangetoond dat antihistaminica versus placebo een hogere kans op sedatie veroorzaken.

Deze systematische review met meta-analyses, van goede methodologische kwaliteit, toont aan dat een 3-daagse antibioticakuur niet inferieur is aan een 5-daagse antibioticakuur voor de behandeling van community acquired pneumonie bij kinderen tussen 2 maanden en jonger dan 5 jaar op het vlak van genezing en optreden van ongewenste effecten.

Deze prospectieve observationele studie met belangrijke methodologische tekortkomingen, maar waarvan de resultaten worden bevestigd door andere studies, toont aan dat het buikgevoel van huisartsen een valide aanwijzer is voor het opsporen van kanker of een ernstige aandoening. De afwezigheid van een niet-pluisgevoel van een ernstige aandoening heeft een specificiteit van 80% na 2 en 6 maanden en een negatief voorspellende waarde van bijna 98% na 2 maanden en 95% na 6 maanden.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met belangrijke methodologische tekortkomingen, uitgevoerd in één universitair ziekenhuis in Turkije, toont aan dat moeders die gedurende 2 maanden 24 uur per dag en 7 per week individuele counseling en ondersteuning via WhatsApp krijgen, op het einde van de interventie beter scoren op de zelfredzaamheidsschaal voor borstvoeding. Daarnaast zag men op bepaalde tijdstippen ook een verschil in lengte en hoofdomtrek van de baby’s tussen de interventie- en de controlegroep. Op basis van deze studie weten we echter niets over het verschil tussen beide groepen in verandering van uitkomstmaten over de tijd. Meer en correct uitgevoerde studies zijn nodig alvorens de resultaten eventueel naar de Belgische context gegeneraliseerd kunnen worden.

Deze open-label RCT met blindering van de effectbeoordelaars toont aan dat er geen verschil is tussen de HARP-interventie (stapsgewijze wegname van obstakels in de woonomgeving) en een controlegroep om het aantal dagen tot een eerste valincident te verlengen. Men zag wel 38% reductie in een van de vier secundaire uitkomstmaten, namelijk het aantal valincidenten per persoon per jaar. Naast de methodologische beperkingen die het gevolg zijn van de aard van de interventie (geen blindering van therapeut en patiënt mogelijk) moet bij de interpretatie van de resultaten gewezen worden op een mogelijke onaangepastheid van de interventie en het risico van onbetrouwbaarheid van zelfrapportage.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review van RCT’s toont aan dat valrisico-interventies in de woning van oudere personen met een verhoogd valrisico effectief zijn om het aantal valpartijen en het aantal personen dat valt te reduceren. Er is geen effect aangetoond bij een populatie oudere personen zonder verhoogd valrisico. Het is niet duidelijk of hulpmiddelen en voorlichting als geïsoleerde interventies effectief zijn. De belangrijke heterogeniteit van de originele studies op vlak van vaststelling, registratie, analyse en weergave van valincidenten bemoeilijkt de interpretatie van de resultaten.

Deze goed opgezette open-label RCT toont aan dat in de chronische fase na een CVA staptraining met hoge intensiteit (interval) meer verbetering in stapvermogen oplevert dan training met matige intensiteit. Er is een stijgende trend in verbetering merkbaar naarmate de training langer duurt, wat suggereert dat een langdurige training aangewezen is. Studies met langere follow-up (>12 weken) zijn echter nodig om de ideale tijdsduur voor een maximale verbetering te bepalen. Ook is verder onderzoek nodig met grotere steekproeven, met verschillende vormen van het intensieve interval trainingsprotocol, met eventuele subgroepen van CVA-patiënten, alvorens een trainingsprotocol met hoge intensiteit als standaardtherapie te implementeren.

Deze systematische review van 6 RCT’s met narratieve weergave van de resultaten heeft belangrijke methodologische tekortkomingen. Naast de lage methodologisch kwaliteit van de geselecteerde studies worden we geconfronteerd met een beperkte beschrijving van de interventies en een belangrijke heterogeniteit van de interventies en de uitkomstmaten. De resultaten suggereren een potentieel nut van gezondheidbevorderende interventies om de fysieke en mentale gezondheid van verpleegkundig personeel werkzaam in de residentiële ouderenzorg te bevorderen. Deze literatuurstudie wijst echter vooral op een tekort aan wetenschappelijk bewijs voor de selectie en implementatie van een bepaald type gezondheidsbevorderende interventie. Omdat de vraag naar gezondheidsbevorderende interventies voor verpleegkundigen in de ouderenzorg zeer relevant blijft, is er dringend nood aan methodologisch correct opgezette studies met een specifieke onderzoeksvraag en duidelijk geformuleerde interventies en eindpunten.

Op mindfulness gebaseerde stressreductie als behandeling voor migraine?

Stas P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 8 pagina 188 - 192


Deze methodologisch correct uitgevoerde dubbelblinde RCT met twee studiearmen toont geen effect van op mindfulness gebaseerde stressreductie op het aantal migrainedagen bij volwassenen met migraine, in vergelijking met een controlegroep die hoofdpijneducatie kreeg. Men zag wel een verbetering in secundaire uitkomstmaten zoals invaliditeit, levenskwaliteit, zelfredzaamheid, catastroferen van pijn en depressieve symptomen na 36 weken. Ook werd experimenteel geïnduceerde pijn als minder intens en onaangenaam beoordeeld. Omdat we deze uitkomstmaten als relevanter kunnen beschouwen voor het effect van mindfulness bij migraine, is verder onderzoek met primaire focus op deze uitkomstmaten zeker nuttig.

Gedragsinterventies voor gewichtscontrole effectief voor volwassenen in de eerste lijn?

Piessens V.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 8 pagina 184 - 187


Deze systematische review en meta-analyse van RCT’s toont aan dat leefstijlinterventies aangeboden in de eerstelijnspraktijk tot een beperkt, maar statistisch significant gewichtsverlies kunnen leiden na één jaar. Het vraagt wel een intensieve aanpak met minstens 12 contacten en gemotiveerde patiënten die het programma volhouden. Het effect neemt af met de tijd, maar blijft tot 2 jaar nadien statistisch significant. Deze review is van matige kwaliteit en komt tot gelijkaardige resultaten als eerdere meta-analyses over dit onderwerp.

Verband tussen de consumptie van ultrabewerkte voeding en cognitieve achteruitgang?

Van Den Broecke N.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 8 pagina 180 - 183


Deze grootschalige multicenter prospectieve cohortstudie, uitgevoerd bij Braziliaanse ambtenaren, suggereert dat de consumptie van ultrabewerkte voeding in beperkte mate samenhangt met een snellere cognitieve achteruitgang, na correctie voor belangrijke sociodemografische, klinische en aan leefstijl gerelateerde confounders. In afwachting van methodologisch correct opgezette studies in een Europese context is het raadzaam om een hoge consumptie van ultrabewerkte voeding te ontmoedigen.

Beschermt een infectie met SARS-CoV-2 tegen re-infectie?

Michiels B.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 8 pagina 176 - 179


Deze goed uitgevoerde living systematische review toont aan dat de beschermingsgraad tegen re-infectie met SARS-CoV-2 na een primo-infectie met een pre-omicronvariant hoog is, maar afneemt in functie van de tijd. De bescherming is lager tegen een re-infectie met een omicronvariant. De bescherming tegen re-infectie met omicronsubvarianten is bovendien hoger na een primo-infectie met een omicronvariant dan met pre-omicronvarianten. De bescherming na primo-infecties is robuust tegen hospitalisatie en sterfte voor alle varianten.

Test-negatief case-control studies

Michiels B.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 8 pagina 193 - 195


In prospectieve observationele test-negatieve case-control-studies is een goede definitie van het klinisch syndroom en het gebruik van een specifieke test, naast het feit dat de beslissing tot testen niet afhangt van de vaccinatiestatus en dat er voldoende belangrijke confounders worden opgevolgd, bepalend om de gevonden resultaten als betrouwbaar en extrapoleerbaar te beschouwen. Deze studies kunnen alleen een uitspraak doen over een symptomatische aandoening waarvoor medische zorg gezocht en verkregen werd.

Deze studie van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op heterogene studies, werpt een licht op de keuze van bruikbare strategieën om de frequentie en/of de kwaliteit van sociale contacten te verbeteren. Een verhoogde toegang tot een sociaal netwerk kan helpen om de frequentie van de contacten te verhogen, terwijl psychologische interventies de kwaliteit ervan kunnen verbeteren.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont een lage tot matige werkzaamheid aan op vlak van pijnbestrijding op korte termijn (1-6 weken) van een reeks uiteenlopende interventies bij volwassen patiënten met fasciitis plantaris; op matige en lange termijn (7 tot >12 weken) blijkt alleen extracorporale schokgolftherapie werkzaam te zijn tegen pijn.

Volgens de auteurs kunnen er door het grote risico van bias in de geselecteerde gerandomiseerde studies, de variatie in uitkomstmaten en de relatief lage therapietrouw geen harde conclusies worden getrokken en kunnen de resultaten niet worden gegeneraliseerd naar de covid-19-pandemie. Er is onzekerheid over de effecten van gezichtsmaskers. De lage tot matige zekerheid van het bewijs betekent dat het vertrouwen in de schatting van het effect beperkt is en dat het werkelijke effect kan afwijken van de waargenomen schatting. De gepoolde resultaten van de gerandomiseerde studies toonden geen duidelijke vermindering van virale luchtinfecties door het gebruik van chirurgische maskers tijdens de seizoensgriep. Er waren geen duidelijke verschillen in het verminderen van virale luchtweginfecties tussen een chirurgisch versus een ademhalings- (of FFP2-) masker dat door zorgverleners gedragen werd tijdens routinezorg. Handhygiëne vermindert waarschijnlijk in lichte mate luchtwegaandoeningen. De schadelijke effecten van fysieke interventies zijn onvoldoende onderzocht. In de praktijk levert de update van de Cochrane review met uitsluitend RCT's over fysieke interventies om de verspreiding van respiratoire virussen te stoppten of te verminderen dus geen nieuw bewijs op.

De auteurs besluiten dat na 15 jaar follow-up de prostaatkankerspecifieke mortaliteit, ongeacht de gekozen behandeling, laag is. Bij de keuze van de behandeling voor gelokaliseerde prostaatkanker moet men dus de voor- en nadelen van de behandelopties tegen elkaar afwegen. In het geval van gelokaliseerde prostaatkanker met een laag risico (en dus een geringe mortaliteit) moet men samen met de patiënt een keuze maken tussen 3 mogelijkheden: actieve opvolging, radicale prostatectomie of curatieve radiotherapie van de prostaat.

Deze observationele studie vergeleek de antwoorden van artificiële intelligentie (ChatGPT-3.5) met de antwoorden van artsen op vragen gesteld op een openbaar forum. Door een aantal methodologische tekortkomingen kunnen we hieruit onmogelijk voldoende betrouwbare besluiten trekken. Deze studie heeft echter wel als meerwaarde dat ze het potentiële gebruik van artificiële intelligentie belicht als hulpmiddel voor de medische praktijk. Verdere studies zijn nog steeds nodig om het kader en de beperkingen te preciseren. Bovendien is het evenzeer noodzakelijk om stil te staan bij de ethische en deontologische implicaties met betrekking tot het gebruik van AI in een gezondheidszorgcontext

Semaglutide eenmaal per week effectief bij obese adolescenten?

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 7 pagina 172 - 174


Deze RCT van uitstekende methodologische kwaliteit toonde een significant gewichtsverlies bij de meeste obese adolescenten van een kleine groep die behandeld werd met semaglutide en gelijktijdige leefstijlaanpassingen, in vergelijking met een placebogroep met alleen leefstijlaanpassingen. Omdat er momenteel te veel onzekerheid is over de vraag of het effect na één jaar aanhoudt, de grote variabiliteit in de individuele respons en het ontbreken van een duidelijk evalueerbare risico-batenverhouding, moet het gebruik van semaglutide bij adolescenten worden voorbehouden aan patiënten die worden behandeld door gestructureerde en ervaren multidisciplinaire groepen. Daarenboven moeten deze patiënten worden geïncludeerd in goed uitgevoerde studies die zijn goedgekeurd door ethische commissies of minstens geregistreerd zijn.

Volgens de auteurs van deze studie beschermt eradicatie van Helicobacter pylori in de eerste lijn niet geselecteerde patiënten van 60 jaar of ouder die hoogstens 325 mg aspirine per dag innemen tegen bloedende maagulcera als gevolg van aspirine. Er is een significante daling van het risico van hospitalisatie wegens ulceratieve bloedingen. Deze winst blijft op lange termijn echter niet behouden. Het voordeel werd waargenomen in een populatie met een laag risico (<2% van de patiënten met ulceratieve antecedenten): er moeten 238 patiënten met een positieve test voor Helicobacter pylori behandeld worden om één hospitalisatie wegens bloeding door peptisch ulcus te vermijden.

De auteurs van deze open label RCT besluiten dat tromboprofylaxe met aspirine niet inferieur is aan heparine met laag moleculair gewicht voor de preventie van fatale gebeurtenissen bij patiënten met een orthopedisch trauma. Tromboprofylaxe met aspirine is bovendien geassocieerd met minder voorkomen van diepe veneuze trombose, longembolie en overlijden door alle oorzaken na 90 dagen. Ondanks enkele methodologische tekortkomingen van deze studie zijn de resultaten klinisch relevent en pleiten ze voor het gebruik van aspirine bij orthopedische traumata wegens de lagere kostprijs en de minder omslachtige toediening in vergelijking met injecties met heparines met laag moleculair gewicht. Het behandelschema (duur van de profylaxe, voorafgaande injectie van één of twee doses heparine met laag moleculair gewicht) moet echter nog bepaald worden.

Heeft regelmatige lichaamsbeweging een gunstig effect op ADHD bij kinderen en adolescenten?

Blause S. , Léonard F. , Durieux N.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 7 pagina 161 - 164


Deze systematische review met meta-analyses suggereert ondanks talrijke methodologische beperkingen dat een interventie gebaseerd op regelmatige lichaamsbeweging voordelig zou kunnen zijn bij patiënten met ADHD dankzij een vermindering van de belangrijkste symptomen en een verbetering van de executieve functies.

Deze systematische review en meta-analyse met sterk heterogene resultaten wijst erop dat niet-farmacologische interventies met gebruik van informatie- en communicatietechnologie een gunstig effect zouden kunnen hebben op sommige symptomen van dementie (depressie, agitatie, algemene symptomen), en dit vooral bij jongere personen met dementie. In dit onderzoeksdomein met weinig gestandaardiseerde interventies die sterk afhangen van de context, zijn degelijke en voldoende grootschalige klinische studies meer dan ooit broodnodig.

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat gedragsinterventies door hulpverleners gericht op gezonde voeding, verhogen van fysieke activiteit en verminderen van sedentair gedrag bij patiënten zonder gekend cardiovasculaire risico een statistisch significant klein voordeel opleveren op vlak van intermediaire gezondheidsuitkomsten (bloeddruk, LDL-cholesterol, gewicht, BMI, tailleomtrek) en gedragsverandering (voedingsinname, fysieke activiteit). Deze systematische review en meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit, maar is gebaseerd op originele RCT’s waarvan onvoldoende informatie wordt gerapporteerd over de methodologische kwaliteit, de geïncludeerde deelnemers, de specifieke aspecten van de interventies en mogelijke andere factoren (onder andere psychosociaal, socio-economisch) die een invloed kunnen hebben op de waargenomen resultaten. Het is zeker nuttig om nieuwe correct opgezette grootschalige studies met een langdurige follow-up op te zetten.

Toegevoegde waarde van de apotheker bij de aanpak van polymedicatie in de eerstelijnszorg

Claus B. , Laekeman G.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 6 pagina 142 - 146


Deze methodologisch correct uitgevoerde narratieve systematische review van gecontroleerde studies toont aan dat geïntegreerde zorg van apotheker en huisarts vergeleken met standaardzorg zonder directe betrokkenheid van de apotheker het aantal onaangepaste voorschriften en het totale aantal voorschriften bij gepolymediceerde patiënten doet dalen (matige graad van evidentie). De grote heterogeniteit van uitkomstmaten maakt het onmogelijk om sluitende conclusies te trekken over levenskwaliteit, vermeden ongewenste effecten en kosten.

Online yoga effectief voor patiënten met knieartrose?

Van Cauwenbergh S.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 6 pagina 127 - 130


Deze pragmatische RCT met een belangrijk risico van selectie- en detectiebias toont aan dat een online ongesuperviseerd yogaprogramma in vergelijking met een controlegroep die alleen online educatie krijgt, een tijdelijk statistisch significant effect heeft op de verbetering van de fysieke functionaliteit maar niet op pijnreductie bij patiënten met knieartrose. Dit effect werd bovendien niet behouden op 24 weken en bereikte de klinisch relevante drempel niet. Deze studie kan het gebruik van yoga bij knieartrose dus niet onderbouwen.

Deze kwalitatieve studie bij huisartsen, verpleegkundigen en onthaalmedewerkers in huisartspraktijken en wachtposten voor huisartsen toont aan dat buikgevoelens van patiënten worden opgepikt en een plaats krijgen in het medisch handelen. Door de selectieve rekrutering kunnen de gegevens mogelijk onvoldoende veralgemeend worden. Ook over de diagnostische waarde van buikgevoelens bij patiënten mogen we op basis van deze studie geen uitspraken doen.

Antidepressiva nuttig om pijn te behandelen?

Stas P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 6 pagina 136 - 141


Deze umbrella review van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het gebruik van antidepressiva niet eenduidig kan worden aanbevolen voor de behandeling van pijn. Er was matige zekerheid van bewijs dat selectieve serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s) werkzaam zijn voor rugpijn, postoperatieve pijn, fibromyalgie en neuropathische pijn. Voor andere moleculen en pijnsyndromen steunde de werkzaamheid of niet-werkzaamheid op bewijs van lage zekerheid. Voor de meeste vergelijkingen waren de resultaten echter niet-conclusief. Een terughoudende aanpak bij het voorschrijven van antidepressiva bij pijnaandoeningen is dus zeker aanbevolen.

Wat is de waarde van pyurie voor de diagnose van urineweginfecties?

Oyaert M.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 6 pagina 118 - 121


Deze retrospectieve observationele diagnostische studie in een grote niet-geselecteerde ziekenhuispopulatie toont aan dat de diagnostische accuraatheid van het aantal witte bloedcellen bij microscopisch onderzoek onvoldoende is om bacteriurie bij symptomatische en asymptomatische patiënten te voorspellen. Het feit dat men geen rekening hield met de symptomatologie van de geïncludeerde patiënten beknot de klinische relevantie van deze studie.

Het effect van verhoogde eiwitinname op de vetvrije massa en spierkracht bij ouderen

Van Hemelryck N.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 6 pagina 113 - 117


Deze systematische review en meta-analyse van RCT’s met een matig tot hoog risico van bias toont aan dat een verhoogde eiwitinname leidt tot een toename van de appendiculaire vetvrije massa en handknijpkracht bij oudere volwassenen die ook aan weerstandstraining doen, meer specifiek in een kleine groep met ‘fragiele, sarcopene of sarcopeen obese ouderen’. Het gaat echter om een relatief kleine effectgrootte waarvan de klinische relevantie onduidelijk is.

Deze systematische review en meta-analyse van een selectie van grote RCT’s die verschillen in studiedesign en onderzoekspopulatie toont een statistisch significante winst aan van een vaste combinatie met antihypertensiva, statines (en aspirine) versus een controlegroep voor de primaire preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met een matig tot hoog cardiovasculair risicoprofiel in regio’s met een lage tot matige socio-economische status. Naast onzekerheid over de klinische relevantie zijn de resultaten niet extrapoleerbaar naar de Belgische zorgcontext.

Deze Chinese open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars toont aan dat een programma van visuele kunstexpressie gecombineerd met verhalen vertellen (storytelling) bij oudere personen met milde cognitieve achteruitgang (MCI) niet leidt tot een verbetering van het globale cognitieve functioneren in vergelijking met puzzelactiviteiten in groep. Er is wel een verbetering ten opzichte van gebruikelijke activiteiten (zonder bijkomende interventie), zowel voor wat betreft algemeen cognitief functioneren, als bepaalde specifieke cognitieve functies (kortetermijngeheugen, aandacht, executieve functies en taal), depressie en angst, zowel op korte als lange termijn (6 maanden na interventie). De klinische relevantie van deze resultaten zijn niet duidelijk. Correct opgezette studies in Westerse populaties die kijken naar een klinisch relevant effect van kunst en storytelling, zowel in combinatie als afzonderlijk, zijn nodig.

Vestibulaire suppressiva effectief voor benigne paroxismale positieduizeligheid?

Dhooge I. , Acke F.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 6 pagina 109 - 112


Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat vestibulaire suppressiva geen positief effect hebben op de symptomen van benigne paroxismale positieduizeligheid. Met therapeutische manoeuvres is wel een meerwaarde ten opzichte van vestibulaire suppressiva aangetoond, maar de klinische relevantie van het resultaat is op basis van deze studie niet duidelijk. De systematische review is van goede methodologische kwaliteit maar gebaseerd op een beperkt aantal gerandomiseerde gecontroleerde studies met lage patiëntaantallen en een hoog risico van bias waardoor de zekerheid van het bewijs voor alle resultaten laag tot zeer laag is. Bovendien is er ook een belangrijke klinische heterogeniteit, wat de extrapoleerbaarheid van de resultaten bemoeilijkt.

Deze recente umbrella review toont aan dat bekkenbodemspieroefeningen een positief effect hebben op de verbetering van urine-incontinentie na radicale prostatectomie. Biofeedback kan een aanvullend gunstig effect hebben, vooral op korte en middellange termijn (≤6 maanden). Er is onvoldoende bewijs over het effect van elektrostimulatie. Wegens de ernstige methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies en de narratieve voorstelling van de resultaten zijn deze resultaten van deze umbrella review hoogstens bruikbaar als werkhypothese. Verder onderzoek opgezet volgens de huidige methodologische standaarden is onontbeerlijk.

Welke behandeling(en) verkiezen voor menorragie?

Ballout H.

Minerva 16 06 2023


Deze netwerkmeta-analyse van goede methodologische kwaliteit suggereert dat het levonorgestrelspiraaltje de eerste keuze medicamenteuze behandeling is om hevig menstrueel bloedverlies te verminderen; antifibrinolytica zijn waarschijnlijk de op een na beste behandeling, en continue progestativa zijn mogelijk de op twee na beste. Wat chirurgische behandelingen betreft, tonen de gegevens dat hysterectomie de beste behandeling is om menstruatiebloedingen te verminderen. Deze meta-analyse heeft inherente beperkingen eigen aan dit type onderzoek: de geselecteerde studies zijn zeer heterogeen, waardoor de klinische impact van de resultaten zeer beperkt is. Bovendien zijn de niveaus van zekerheid van de waargenomen resultaten laag tot zeer laag.

Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit levert bijkomend bewijs dat viscosupplementatie voor de behandeling van gonartrose geen significant klinisch voordeel oplevert en patiënten blootstelt aan een verhoogd risico van ernstige ongewenste effecten

Deze systematische review met meta-analyse van matige methodologische kwaliteit wegens vage inclusiecriteria, een gebrek aan homogeniteit in de uitkomstmetingen, een vaak hoog risico van bias van de geselecteerde studies en met een twijfelachtige klinische relevantie van de resultaten strookt met de huidige consensus over het belang van bewegen bij ouderen en de positieve impact ervan op hun gezondheid.

Op basis van de resultaten van deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit kunnen we besluiten dat elk lipidenverlagend geneesmiddel doeltreffend en veilig is om majeure cardiovasculaire gebeurtenissen te voorkomen, ongeacht het initiële LDL-gehalte, het cardiovasculaire risico en de aan- of afwezigheid van diabetes of een chronische nieraandoening. De variatie in effectgrootte naargelang cardiovasculair risico en leeftijd moet verder onderzocht worden.

Is revalidatie na CVA even doeltreffend thuis als in het ziekenhuis?

Vanhaelen A.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 5 pagina 96 - 99


Deze systematische review met meta-analyses van degelijke kwaliteit suggereert dat thuisrevalidatie bij patiënten met een CVA even effectief is als revalidatie in een ziekenhuis of revalidatiecentrum om het herstel van een verlamd bovenste lidmaat te bevorderen. Thuisrevalidatie kan naargelang het profiel (zorgtoegang, psychologische aspecten, therapietrouw, enzovoort) een goed alternatief zijn voor sommige patiënten.

Naar een precisering van de indicatie hartfalen voor dapagliflozine

Sculier J.P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 5 pagina 100 - 103


Volgens de auteurs van dit onderzoek verminderde dapagliflozine bij patiënten met hartfalen en een licht gedaalde of bewaarde ejectiefractie het risico op een samengestelde uitkomstmaat (verergering van hartfalen of cardiovasculair overlijden), leidde dapagliflozine tot minder gevallen van verergering van hartfalen en cardiovasculair overlijden, minder symptomen, zonder toename van ongewenste effecten. Deze gegevens ondersteunen het gebruik van SGLT2-inhibitoren als essentiële behandeling bij patiënten met hartfalen, ongeacht de aan- of afwezigheid van type 2-diabetes mellitus en onafhankelijk van de linkerventrikelejectiefractie. De grote heterogeniteit van de geïncludeerde studiepopulatie maakt het niet mogelijk om zeer precieze aanwijzingen te formuleren voor het moment waarop men dit geneesmiddel kan introduceren bij patiënten met hartfalen. Tevens moet het duidelijker worden wat de ongewenste effecten zijn voor deze specifieke indicatie.

Welke niet-chirurgische interventies voorstellen aan patiënten met frozen shoulder?

Feron J-M.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 5 pagina 88 - 91


Deze umbrella review van systematische reviews en meta-analyses die niet-chirurgische interventies voor patiënten met een frozen shoulder vergelijken, slaagde er niet in de beste behandeling voor pijnvermindering en functieverbetering te identificeren. De ambitie van deze umbrella review om een globaal beeld te schetsen is tevens haar grootste zwakte: de heterogeniteit van de interventies en uitkomstmaten van de primaire studies laat geen betrouwbare conclusies toe. Vooreerst zullen nieuwe primaire studies van betere methodologische kwaliteit, met een duidelijkere risicobatenverhouding, nodig zijn alvorens in de toekomst aan een review over dit complexe onderwerp kan begonnen worden.

Deze systematische review met meta-analyse van degelijke methodologische kwaliteit toont aan dat de antitrombotische behandeling met acetylsalicylzuur voor primaire preventie geen impact heeft op de mortaliteit maar het risico van majeure bloedingen wel verhoogt bij patiënten met hypertensie. Als secundaire preventie bij patiënten met hypertensie verlaagt een antitrombotische behandeling met acetylsalicylzuur versus clopidogrel waarschijnlijk wel het risico van niet-fatale gebeurtenissen en alle cardiovasculaire gebeurtenissen, maar neemt het risico van majeure bloedingen toe. Er is geen enkel bewijs dat orale anticoagulatie met warfarine voor secundaire preventie de mortaliteit bij patiënten met hypertensie beïnvloedt. Kortom, acetylsalicylzuur heeft geen plaats in primaire preventie bij hypertensieve patiënten. Er is alleen een hoger risico van majeure bloedingen.

Deze systematische review en meta-analyse van degelijke methodologische kwaliteit toont de superieure werkzaamheid van de combinatie van 2 antidepressiva voor de behandeling van majeure depressie bij volwassenen, zowel in geval van een eerstelijns- (of initiële) als een tweedelijns- (als tweede stap bij therapieresistente patiënten) behandeling. Er zijn weinig gegevens over medicatiestop als gevolg van onder andere ongewenste effecten. De specifieke redenen voor medicatiestop zijn niet vermeld. Het is evengoed mogelijk dat de interacties niet hebben geleid tot medicatiestop tijdens het verloop van de studie.

Deze multicenter enkelblinde cluster gerandomiseerde studie met belangrijke methodologische beperkingen toont aan dat ‘mindful eten’ bovenop de standaardbehandeling emotioneel en extern eetgedrag vermindert. De klinische relevantie van het effect is echter onduidelijk omdat de effectgrootte, zowel na de behandeling als na 1 jaar follow-up, klein tot matig was. Er was geen gewichtsverlies maar de studie was niet opgezet om dit aan te tonen.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde vervolgstudie toont aan dat suppletie met vitamine C (500 mg/d) vanaf de 18de week van de zwangerschap bij rokende moeders (4 tot 10 sigaretten per dag de week voorafgaand aan de inclusie) de longfunctie positief beïnvloedt en de kans op wheezing reduceert bij kinderen 5 jaar na de geboorte. In tegenstelling tot de vermindering van wheezing is de klinische relevantie van de verbetering in longfunctie minder duidelijk.

Deze unicenter enkelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie, uitgevoerd in een universitair ziekenhuis in Thailand, toont aan dat een psychosociaal ondersteuningsprogramma door vroedvrouwen en familieleden effectief is om postpartum depressie bij eerstbarende tienermoeders te voorkomen tot 3 maanden na de bevalling. Niettegenstaande het klinisch relevante effect, is verder onderzoek zeker aangewezen wegens een aantal methodologische beperkingen, waaronder het gebruik van zelfrapportage vragenlijsten, alsook wegens moeilijkheden met de extrapolatie van de resultaten naar de Belgische gezondheidszorgcontext.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat peer mentoring een positief effect heeft op het niveau van fysieke activiteit bij kankerpatiënten. De effectgrootte is echter matig en een sensitiviteitsanalyse toont aan dat het resultaat niet erg robuust is. Door de grote klinische heterogeniteit is het moeilijk om eenduidige conclusies te trekken.

Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter enkelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars kon bij personen met chronisch lymfoedeem ter hoogte van arm/hand geen verschil aantonen tussen een fluoroscopisch geleide lymfedrainage, klassieke drainage en een placebogroep op vlak van reductie van arm/handvolume en opstapeling van lymfevocht ter hoogte van de schouder/romp. Ook voor andere secundaire uitkomstmaten zoals oedeemgerelateerde functioneringsproblemen en levenskwaliteit kan geen effect aangetoond worden. De lymfedrainage maakte deel uit van een decongestieve lymfatische therapie met een intensieve fase van 3 weken en een onderhoudsfase van 6 maanden. Over de andere componenten van deze behandeling kunnen we op basis van deze studie geen uitspraak doen.

Inname van bloeddrukmedicatie 's morgens of ’s avonds?

De Cort P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 4 pagina 75 - 78


Deze prospectieve pragmatische gedecentraliseerde gerandomiseerde gecontroleerde open-label superioriteitsstudie met parallelle groepen en met geblindeerde effectbeoordelaars toont geen verschil aan tussen een ochtend- of avondinname van antihypertensiva op vlak van een samengestelde uitkomstmaat van cardiovasculaire gebeurtenissen. Wegens de keuze voor een superioriteitsprotocol en een mogelijke selectiebias bij de rekrutering kunnen we niets definitief concluderen over het ideale tijdstip van inname van antihypertensiva.

Effectiviteit van rookstopinterventies bij COPD-patiënten

Boudrez H.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 4 pagina 71 - 74


Deze netwerk meta-analyse toont aan dat de combinatie van medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling tot meer abstinentie leidt bij COPD-patiënten die roken en wensen te stoppen met roken. Op basis van deze analyse kunnen we echter niet bepalen welke combinatie het meest effectief is.

Netwerk meta-analyses zijn nuttig om verschillende behandelingen met elkaar te vergelijken. Surface under the cumulative ranking curve (SUCRA) werd ontwikkeld om de clinicus te helpen bij de interpretatie van het resultaat van een netwerk meta-analyse. Wanneer het aantal directe vergelijkingen echter beperkt is en wanneer de graad van bewijs van de directe en indirecte vergelijkingen laag tot zeer laag is, mogen we als clinicus geen rekening houden met het resultaat van de SUCRA.

Deze open-label RCT met geblindeerde effectbeoordelaars toont aan dat gestructureerde gecombineerde cognitieve en fysieke training van functionele taken effectief is voor het verbeteren van het dagelijks probleemoplossend vermogen, de functionele status en het mentale welzijn van oudere personen met MCI ten opzichte van cognitieve training, fysieke training of een controlegroep. Studies op lange termijn in een Westerse populatie zijn nodig om dit resultaat te bevestigen.

Het verband tussen gezonde voedingspatronen en globale en oorzaakspecifieke mortaliteit

Michiels B.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 4 pagina 67 - 70


Deze correct uitgevoerde cohortstudie van een groot aantal deelnemers die een gezondheidszorgberoep uitoefenen toont aan dat vier verschillende maar grotendeels overlappende gezonde voedingspatronen een gunstig effect hebben op globale en oorzaakspecifieke mortaliteit na correctie voor heel wat confounders.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat er sterk bewijs bestaat voor het aanbevelen van PCSK9-inhibitoren (evolocumab en alirocumab) bij mensen die hun streefwaarden voor lipiden niet kunnen bereiken onder een correcte lipidenverlagende therapie aan maximaal getolereerde dosis. De klinische relevantie van het cardiovasculaire voordeel moet echter worden gerelativeerd, omdat de absolute winst beperkt is. Er is gebrek aan bewijs over de werkzaamheid van PCSK9-inhibitoren ter vervanging van andere cholesterolverlagende middelen. In dit verband kunnen dus geen duidelijke aanbevelingen geformuleerd worden. Ten slotte zijn er zeer weinig betrouwbare gegevens over mogelijke veiligheidsproblemen.

Hoe achillespeestendinopathie behandelen?

Rombouts J.J.

Minerva 18 04 2023


Deze goed uitgevoerde driedubbelblinde RCT maar met een gebrek aan power ondersteunt het verstandig gebruik van corticosteroïdinjecties in de behandeling van chronische hypertrofische achillespeesontsteking. Deze injectie mag niet in de pees worden toegediend, maar wel ernaast en moet worden gecombineerd met revalidatie en sportbeperking. De patiënt moet informatie krijgen over het risico van ruptuur bij overbelasting van de pees.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde klinische studie heeft sterke methodologische beperkingen en de resultaten ervan kunnen we in het beste geval als hypothesevormend beschouwen. Het potentiële voordeel van het aanbrengen van warme kompressen op acupunctuurpunten in de vroege postpartumperiode om urineretentie te voorkomen blijft onduidelijk en vereist meer en beter onderzoek.

De auteurs van deze netwerkmeta-analyse geven de voorkeur aan gliflozines boven finerenon in de behandeling van nierinsufficiëntie bij patiënten met type 2-diabetes die reeds behandeld worden ACE-remmers of sartanen. De beperkingen van deze studie laten deze stellingname echter niet toe: het bewijs van werkzaamheid van finerenon heeft betrekking op patiënten met microalbuminurie, terwijl dat van canagliflozine en dapagliflozine betrekking heeft op patiënten met macroalbuminurie. Bij het voorschrijven van deze geneesmiddelen moet men rekening houden met mogelijk ernstige bijwerkingen: hyponatriëmie, hyperkaliëmie, hypotensie in geval van finerenon; meer amputaties, ketoacidose, genitale infecties (met inbegrip van gangreen van Fournier), orthostatische hypotensie in geval van gliflozines.

Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit met onder meer meta-aggregatie laat zien dat de complexiteit bij het omgaan met multimorbiditeit, evenals het overheersende ziektegerichte model van chronische zorg, uitdagingen biedt voor de verpleegkundige zorg van mensen met multimorbiditeit. De relevantie van de onderzoeksvraag is twijfelachtig gezien het ontbreken van een definitie van complexiteit, maar ook gezien het ontbreken van aandacht voor de zorgcontexten van de geïncludeerde studies. Deze kunnen immers van invloed zijn op de werkafspraken en daarmee op de overtuigingen en attitudes van verpleegkundigen die met deze populatie werken.

Plaats van longrevalidatie bij patiënten met covid-19

Denis B.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 3 pagina 58 - 61


Deze systematische review toont een kortetermijneffect van ademhalingsrevalidatie op inspanningstolerantie, vermoeidheid en dyspnoe bij patiënten met covid-19. Men kan echter geen verbetering van de levenskwaliteit aantonen. De methodologische beperkingen en het aanzienlijke risico van bias van de in de review geïncludeerde studies, ondergraven fors de validiteit van de conclusies. Goed uitgevoerde studies bij meer patiënten met een langdurige opvolging na de interventie moeten deze conclusies bevestigen. Voor patiënten met acute covid-19 is er een gebrek aan studies die de doeltreffendheid van revalidatie evalueren op basis van sterke klinische uitkomstmaten.

Deze multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie bij patiënten met asymptomatische carotisstenose toont aan dat carotisendarteriëctomie gecombineerd met de beste conservatieve behandeling en carotisstenting gecombineerd met de beste conservatieve behandeling niet superieur is ten opzichte van de beste conservatieve behandeling alleen. Wegens de kleine steekproef moeten de gegevens met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Deze systematische review met netwerk meta-analyse, van goede methodologische kwaliteit, besluit dat het Exhalation Delivery System, de neusspray en de stent de meest gunstige toedieningswijzen van corticosteroïden zijn bij de behandeling van chronische rhinosinusitis met neuspoliepen. Deze resultaten zijn echter gebaseerd op studies met een hoog risico van bias en het globale niveau van zekerheid van het bewijs is laag.

Deze methodologisch goed uitgevoerde systematische review is gebaseerd op studies met kleine patiëntenaantallen. De resultaten suggereren dat antihistaminica in monodosis werkzaam kunnen zijn in de behandeling van acute vertigo voor een snelle verlichting binnen de 2 uur na het begin van de vertigo, en werkzamer zijn dan benzodiazepines in monodosis. Antihistaminica zijn echter niet werkzamer dan andere actieve comparatoren (ondansetron, metoclopramide, droperidol). Dagelijks gebruik van antihistaminica lijkt niet werkzamer te zijn dan placebo of geen behandeling om vertigo na 1 week en 1 maand te verlichten.

Longrevalidatie heeft geen bewezen nut in de behandeling van astma

Sculier J.P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 3 pagina 46 - 49


Bewijs met matige zekerheid toont aan dat longrevalidatie bij volwassenen met astma waarschijnlijk gepaard gaat met klinisch significante verbeteringen in functionele inspanningscapaciteit en kwaliteit van leven aan het eind van het programma. De zekerheid van het bewijs voor maximale inspanningscapaciteit is zeer laag tot laag. Longrevalidatie lijkt een minimaal effect te hebben op de astmacontrole, hoewel de zekerheid van het bewijs zeer laag tot laag is.

Het indirect vergelijken van consecutieve meetresultaten van twee testen levert onbetrouwbare resultaten op die we hooguit als beschrijvend en hypothesevormend mogen beschouwen.

Deze retrospectieve cohortstudie, uitgevoerd in een geheugenkliniek, suggereert dat de SAGE-zelftest vroeger dan de MMSE de evolutie naar dementie detecteert bij oudere personen met milde cognitieve achteruitgang. Verder onderzoek is nodig om deze vaststelling te bevestigen.

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat cognitieve stimulatie de cognitieve functie sterk verbetert en het niveau van depressie in beperkte mate verlaagt bij personen met milde tot matige dementie. Er kon geen effect op andere psychiatrische symptomen aangetoond worden. Zowel de systematische review als de geïncludeerde RCT’s vertonen echter methodologische tekortkomingen. Verder onderzoek met een meer rigoureus onderzoeksdesign is zeker aangewezen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat oefeningen met weerstandsbanden de kwetsbaarheid (na 24 weken) en de depressieve klachten (na 12 en 24 weken) in beperkte mate verminderen bij kwetsbare ouderen. Door het hoge risico voor bias van de geïncludeerde RCT’s als gevolg van het ontbreken van blindering van patiënten en zorgverleners en wegens het mogelijke risico van publicatiebias, is de sterkte van het bewijs laag. Bovendien zijn de studies klinisch sterk heterogeen (verschillen in volume en duur van de weerstandsoefeningen en in de manier waarop de uitkomstmaten gemeten worden) wat een correcte interpretatie van de resultaten bemoeilijkt.

Deze systematische review met directe meta-analyse en netwerk meta-analyse toont aan dat de farmacologische behandeling van een paniekstoornis met SSRI’s gepaard gaat met een hoge mate van remissie en een laag risico van ongewenste effecten in vergelijking met andere psychofarmaca. Van alle SSRI’s zijn sertraline en escitalopram geassocieerd met het beste profiel op vlak van remissie en ongewenste effecten. De systematische review en meta-analyses zijn van goede methodologische kwaliteit, maar de geïncludeerde RCT’s vertonen wel een matig tot hoog risico van bias.

Deze methodologisch correct uitgevoerde dubbelblinde placebogecontroleerde cross-over RCT toont een klinisch relevante bloeddrukverhoging met de inname van paracetamol 4x1 g/dag gedurende 14 dagen bij patiënten met hypertensie die geen pijnmedicatie of corticosteroïden innemen. In afwachting van meer onderzoek is het raadzaam dat de clinicus hypertensiepatiënten instrueert om dagelijkse hoge dosissen paracetamol (4 gr) gedurende langere tijd (≥14 dagen) te vermijden.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat mobiliteitstraining leidt tot een klinisch relevante verbetering van de mobiliteit bij kwetsbare thuiswonende ouderen. De effecten op functioneren, opname in een zorginstelling, valincidenten en mortaliteit zijn onduidelijk, alsook het voorkomen van ongewenste effecten. De geïncludeerde studies vertonen echter een belangrijke klinische heterogeniteit op vlak van studiepopulatie, interventie- en controlegroep, gebruikte meetinstrumenten, wat de interpretatie van de resultaten bemoeilijkt.

Het effect van parodontale behandeling op glycemiecontrole bij diabetespatiënten?

Vanobbergen J.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 2 pagina 36 - 39


Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat parodontale behandeling met behulp van subgingivale instrumentatie de glycemiecontrole verbetert bij mensen met zowel parodontitis als diabetes, in vergelijking met geen behandeling of gebruikelijke zorg. Het gaat om een absolute reductie in HbA1c van 0,43%, 3 tot 4 maand na de behandeling met een bestendiging na 6 maanden en 12 maanden. Als gevolg van een hoog risico van bias in ongeveer de helft van de studies beschouwt men de zekerheid van het bewijs als matig. De kans dat andere studies deze bevindingen nog kunnen wijzigen is echter onwaarschijnlijk.

Deze methodologisch goed opgezette gerandomiseerde gecontroleerde open-label studie met geblindeerde effectbeoordelaars en een follow-up van 7 jaar toont aan dat een mediterraan dieet meer dan een vetarm dieet beschermt tegen ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met gekend stabiel coronair hartlijden.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met mogelijke publicatiebias en inclusie van studies van matige tot lage methodologische kwaliteit toont aan dat het inschakelen van eerstelijnszorgverleners (vooral praktijkverpleegkundigen en verpleegkundigen met bijzondere bevoegdheden) in de triagezone van een spoeddienst de doorstroomtijd van patiënten verbetert. De grootte van het effect is echter onduidelijk en de klinische relevantie moeilijk in te schatten. Ook de statistische en klinische heterogeniteit van de geïncludeerde studies bemoeilijkt de implementatie van de resultaten. Verder gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek van hoge methodologische kwaliteit over het nut van de inschakeling van huisartsen bij de triage op spoedgevallen is zeker nuttig.

Deze louter beschrijvende systematische review, vertrekkend van een zeer algemene vraag, levert weinig informatie op die meteen bruikbaar is voor professionals in het veld. Ze heeft de verdienste de bestaande situatie te inventariseren binnen een domein dat weinig of niet aan bod komt in de richtlijnen voor de klinische praktijk.

Uit deze methodologisch goed opgezette RCT met een follow-up van 5 jaar blijkt dat bij patiënten tussen 45-70 jaar, die zich aanmelden met een via MRI bevestigde degeneratieve, symptomatische meniscusscheur op vlak van kniefunctie oefentherapie niet inferieur is aan partiële meniscectomie via artroscopie. We kunnen niet met zekerheid bevestigen dat kinesitherapie voor deze indicatie niet minder doeltreffend is dan artroscopie omdat bijna 1/3 van de patiënten in de kinesitherapiegroep tijdens de follow-up een chirurgische behandeling onderging, via artroscopie of een meer invasieve procedure.

Deze systematische review met methodologische tekortkomingen besluit tot een gebrek aan degelijk bewijs om het gebruik van inhalatiecorticosteroïden bij milde vormen van covid-19 aan te bevelen. De auteurs hebben evenwel de intentie om de resultaten van lopende RCT’s te integreren in toekomstige versies van de review.

Deze dubbelblinde RCT bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie in stadium 4 en slecht gecontroleerde hypertensie toonde aan dat toediening van chloortalidon de bloeddrukcontrole verbeterde na 12 weken behandeling in vergelijking met toediening van placebo. Bovendien kan chloortalidon een beschermend effect hebben op cardiovasculaire risicofactoren bij patiënten met ernstig nierfalen. De methodologische beperkingen van deze studie liggen vooral in de korte duur en de keuze van intermediaire eindpunten als primaire en secundaire uitkomstmaten. Daardoor kunnen geen conclusies getrokken worden over de langetermijnbehandeling bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie. De klinische relevantie blijft in dit stadium dus nog onduidelijk.

De resultaten van de hier geduide bevraging tonen dat de samenleving zich bewust moet zijn van de gevolgen van verzoeken om euthanasie en hulp bij zelfdoding aan artsen. De spanning die artsen voelen, kan hun bereidheid om euthanasie en hulp bij zelfdoding uit te voeren, verminderen. Anderzijds mogen artsen niet worden gedwongen om over hun eigen morele grenzen te gaan of in de verleiding worden gebracht om euthanasie en hulp bij zelfdoding uit te voeren in gevallen die niet aan de wettelijke criteria voldoen.

Deze systematische review met een narratieve voorstelling van de resultaten suggereert dat interventies door eerstelijnsverpleegkundigen met een bachelordiploma een positief effect hebben op uiteenlopende gebieden als medicatiebeheer, beheer van chronische ziekten, seksuele gezondheid, routinematige preventieve zorg, gezondheidsbevordering en -voorlichting en zelfzorginterventies (bijvoorbeeld stoppen met roken). De resultaten van de auteurs zijn echter niet heel betrouwbaar wegens de grote heterogeniteit van de geïncludeerde interventies, de diversiteit van de uitkomstmaten, de variabiliteit van de context van de eerstelijnszorg, alsook de multidimensionaliteit van de behoeften van eerstelijnspatiënten en de onderlinge afhankelijkheid tussen de beroepsgroepen die met deze patiënten aan de slag gaan.

Behandeling van slapeloosheid bij volwassenen: welke farmacologische benadering?

Evrard P.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 1 pagina 18 - 22


Deze systematische review met netwerk meta-analyse, van goede methodologische kwaliteit maar met methodologische beperkingen, schuift eszopiclone en lemborexant naar voor als de behandelingen met de beste werkzaamheid voor slapeloosheid bij volwassenen op lange termijn. Deze resultaten steunen over het algemeen op een lage mate van zekerheid en houden geen rekening met de huidige praktijk in België, waar eszopiclone en lemborexant niet beschikbaar zijn. Laten we ook niet vergeten dat momenteel alleen niet-farmacologische benaderingen worden aanbevolen voor de langdurige behandeling van slapeloosheid.

Effecten van telehealth-interventies bij revalidatie na CVA

Vanhaelen A.

Minerva 2023 Vol 22 nummer 1 pagina 10 - 12


Deze systematische review met meta-analyses vertoont enkele methodologische tekortkomingen en suggereert dat telehealth-interventies bij patiënten na een CVA een statistisch significant, maar onzeker klinisch relevant effect hebben op het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven, maar niet op het evenwicht.

Volgens de auteurs van deze follow-upstudie op lange termijn van twee gerandomiseerde studies is er enerzijds een significant verband tussen het gebruik van CEE versus placebo bij vrouwen die reeds een hysterectomie hebben ondergaan en een lagere incidentie van borstkanker en mortaliteit door borstkanker, en anderzijds een significant verband tussen het gebruik van CEE plus MPA versus placebo bij vrouwen met een intacte baarmoeder en een hogere incidentie van borstkanker, maar zonder significant verschil in mortaliteit door borstkanker. Minerva oordeelt dat deze hormonale behandelingen moeten worden vermeden vanwege hun ongunstige risico-batenverhouding en dat de aanbeveling uit 2013 over hormonale substitutietherapie overeind blijft.

Uit deze systematische review met meta-analyse en met aanzienlijke methodologische beperkingen blijkt dat zelfzorgprogramma's - een dubbelzinnig en waarschijnlijk ongepast begrip in deze review - de progressie naar type 2-diabetes bij patiënten met prediabetes kunnen vertragen of stoppen. De auteurs oordelen dat kwaliteitsvolle studies nodig zijn om het beste type interventie te bepalen. Dit soort studies lijken echter een illusie omdat een zo gepersonaliseerd mogelijke aanpak centraal staat, uiteraard binnen een structuur die compatibel is met de zorgsetting en met het type van zorgstructuur.

7 of 14 dagen antibiotica voor afebriele urineweginfecties bij mannen?

Lacante J.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 246 - 249


Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont non-inferioriteit aan van een 7-daagse ten opzichte van een 14-daagse behandeling met ciprofloxacine of sulfamethoxazol/trimethoprim bij oudere mannen met het vermoeden van een ongecompliceerde urineweginfectie zonder koorts. De keuze van het antibioticum maakt extrapolatie naar de Belgische context problematisch.

Dosis-responsrelatie tussen fysieke activiteit en risico van depressie

Kos D.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 242 - 245


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van prospectieve cohortstudies suggereert een statistisch significante afname van depressie en depressieve symptomen met toenemend volume van fysieke activiteit tot het bereiken van het aanbevolen activiteitsniveau van 8,8 mMET-u/wk bereikt is. Deze meta-analyse houdt echter geen rekening met de methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies, geeft geen inzicht in de causaliteit van de relatie tussen fysieke activiteit en depressie, noch in mogelijke confounders zoals sociaal contact en andere contextuele factoren.

Heeft danstherapie een meerwaarde voor ouderen met milde cognitieve achteruitgang?

Spildooren J.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 250 - 252


De auteurs van deze systematische review en meta-analyse komen tot het besluit dat danstherapie een positieve invloed heeft op de globale cognitie bij ouderen met milde cognitieve achteruitgang. Door de belangrijke methodologische beperkingen van de systematische review en het beperkte aantal geïncludeerde studies die bovendien klinisch sterk heterogeen zijn, mogen we dit besluit hoogstens als hypothesevormend beschouwen.

Het effect van hypnose en mindfulnessmeditatie op chronische pijn?

Cornelis E.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 257 - 261


Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat zowel hypnose, mindfulnessmeditatie als pijneducatie leiden tot een beperkte afname van pijn bij veteranen met chronische pijn van gemengde origine. Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden tussen de interventies op het einde van de behandeling. Hypnose en mindfulnessmeditatie resulteerden in vergelijking met pijneducatie wel tot een grotere afname van pijn en andere secundaire uitkomstmaten 6 maanden na het stoppen van de behandeling. Verder onderzoek met klinisch relevante primaire uitkomstmaten lijkt dus zeker nuttig.

Het effect van tijdgebonden eten met calorierestrictie bij volwassenen met obesitas?

Van Den Broecke N.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 254 - 256


Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat tijdgebonden eten geen meerwaarde biedt bovenop een calorierestrictiedieet bij volwassenen met obesitas. Het beperken van de energie-inname an sich is bepalend voor het gewichtsverlies, niet het feit dat er slechts gedurende 8 uur per dag gegeten wordt. Deze studie is van goede methodologische kwaliteit en is uitgevoerd bij een Chinese populatie met hoge therapietrouw. Een positief resultaat in verder onderzoek lijkt dan ook onwaarschijnlijk.

Deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde open-label RCT toont aan dat een mobiele applicatie ter ondersteuning van een zelfmanagement vermindering van FODMAP’s in de voeding in vergelijking met een spasmolyticum de symptomen van prikkelbaredarmsyndroom (PDS) bij volwassenen met PDS op korte termijn doet dalen. Het verschil is echter beperkt en verdwijnt na een langere follow-up. Er kon bovendien geen verschil in levenskwaliteit aangetoond worden. Er bestaat voor deze studie onduidelijkheid over de powerberekening en de analyse van sommige uitkomstmaten, zoals therapietrouw en therapietevredenheid. Ook de primaire uitkomstmaat wordt niet op een transparente manier weergegeven.

Deze methodologisch correct opgezette systematische review en meta-analyse gebaseerd op individuele patiëntgegevens van 10 369 patiënten toont aan dat de diagnostische accuraatheid van NT-proBNP met vaste afkapwaarde in verschillende subgroepen van patiënten varieert. De negatief voorspellende van een afkapwaarde <300 pg/ml was lager bij ouderen en bij patiënten met obesitas of gekend hartfalen. Leeftijdsgebonden afkapwaarden bleken nuttig te zijn om acuut hartfalen aan te tonen bij ouderen. De diagnostische accuraatheid van een beslissingsondersteuningstool die NT-proBNP als continue waarde integreert samen met andere klinische variabelen voor hartfalen (leeftijd, eGFR, hemoglobine, BMI, hartritme, bloeddruk, perifeer oedeem, COPD en ischemisch hartlijden) bleek consistenter te zijn over alle subgroepen heen. Of de resultaten van deze meta-analyse met studies uitgevoerd op de spoedafdeling naar de eerste lijn geëxtrapoleerd kunnen worden is onduidelijk en vraagt om verder onderzoek in gecontextualiseerde RCT’s.

Deze multicenter pragmatische open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat endoscopische sinusheelkunde gecombineerd met medicamenteuze therapie na 12 maanden effectiever is dan alleen medicamenteuze therapie bij patiënten met chronische rhinosinusitis met neuspoliepen waarbij een initiële medicamenteuze behandeling faalde. Het effect bereikt echter niet de vooropgestelde drempel voor klinische relevantie.

Effect van multicomponente thuisrevalidatie na heupfractuur bij ouderen?

Vergauwen K.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 238 - 241


Deze systematische review en meta-analyse van open-label RCT’s toont geen verschil aan in fysiek functioneren en ADL tussen een multicomponente thuisrevalidatie en revalidatie in het ziekenhuis bij ouderen na het doormaken van een heupfractuur. De belangrijke klinische heterogeniteit op vlak van inhoud, duur en intensiteit van de bestudeerde interventies, alsook op vlak van de gebruikte meetinstrumenten bemoeilijkt de vertaling van de resultaten naar de klinische praktijk. Bovendien is niet duidelijk welke subgroepen van patiënten het meeste baat zullen hebben bij deze aanpak.

Voorkomt een multifactorieel valpreventieprogramma valincidenten in woonzorgcentra?

Sevenants S. , Milisen K. , Vlaeyen E.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 10 pagina 234 - 237


Deze methodologisch correct uitgevoerde cluster gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat het Guide to Action for Care Homes (GtACH)-programma, een multifactorieel valpreventieprogramma, op korte termijn (3 tot 6 maanden) het aantal valincidenten reduceert bij bewoners in woonzorgcentra, zonder tot een vermindering in fysieke activiteit en een toename van afhankelijkheid te leiden. Bij de interventie werd vooral ingezet op bewustwording, voorlichting, assessment, beslissingsondersteuning en implementatieondersteuning in de context van een woonzorgcentrum. Het valpreventieprogramma bleek ook kosteneffectief te zijn binnen het zorgsysteem van het Verenigd Koninkrijk.

Deze goed uitgevoerde retrospectieve cohortstudie toont dat de aanwezigheid van een appendicoliet geassocieerd is met een bijna twee keer zo groot risico van appendectomie binnen 30 dagen na toediening van antibiotica. De klinische kenmerken die vaak worden gebruikt om de ernst van de appendicitis te bepalen, blijken niet significant geassocieerd met het risico van een appendectomie binnen 30 dagen. De duur van de follow-up, de exclusiecriteria en de onzekerheid over het motief voor een appendectomie in deze studie leveren slechts verkennende gegevens op die verder onderzocht moeten worden teneinde de klinische kenmerken die tot appendectomie leiden nauwkeuriger te kunnen bepalen.

Deze systematische review met meta-analyse belicht de potentiële rol van eerstelijnsprofessionals in het promoten en verstrekken van interventies die matige tot langdurige lichamelijke activiteit bij alle volwassenen aanmoedigen. Deze systematische review met inclusie van een groot aantal studies, heeft een aantal beperkingen die niet toelaten om de doeltreffendheid van deze interventies op betrouwbare wijze te kwantificeren.

Uit deze netwerk meta-analyse blijkt dat voor patiënten met chronische aspecifieke lagerugpijn psychologische interventies in combinatie met kinesitherapie werkzamer zijn dan kinesitherapie alleen. Pijneducatieprogramma's en (cognitieve) gedragstherapieën geven de meest duurzame resultaten (ten minste tot 12 maanden na de interventie) voor fysiek functioneren en pijnintensiteit. Hoewel gegevens over de therapietrouw van patiënten bij dit soort interventie ontbreken, moeten in de praktijk de toegankelijkheid en de standaardisatie van deze therapieën in combinatie met kinesitherapie worden aangemoedigd voor alle patiënten met lagerugpijn die dreigt chronisch te worden. Alle studies in deze systematische review hadden echter belangrijke methodologische beperkingen. Deze netwerk meta-analyse ontsnapt niet aan de beperkingen die eigen zijn aan dergelijk studiedesign.

Kan de integratie van aanbevelingen in het EMD de behandeling van diabetespatiënten verbeteren?

Rayane J. , De Jonghe M. , Joly L. , Mouillet M.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 9 pagina 200 - 204


Uit deze systematische review blijkt dat de integratie van richtlijnen voor de klinische praktijk in het EMD de resultaten op intermediaire eindpunten zoals lipidencontrole en arteriële bloeddruk zou kunnen verbeteren. De resultaten zijn minder duidelijk voor het geglyceerd hemoglobine (HbA1c) bij diabetespatiënten, met een groter effect bij combinatie van de verschillende interventiestrategieën. De soms aanzienlijke methodologische beperkingen van de review en de grote heterogeniteit op het vlak van strategieën en uitkomstmaten laten ons niet toe een uitspraak te doen over de meerwaarde van deze benadering.

Hartrevalidatie is gunstig bij ischemische cardiomyopathie

Sculier J.P.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 9 pagina 216 - 219


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration bevestigt het belang van hartrevalidatie bij ischemische cardiomyopathie voor het verminderen van het risico van een nieuw myocardinfarct. Ze bouwt verder op een vorige systematische review met uitbreiding van de literatuur uit minder welvarende landen. Wegens de heterogeniteit van de geanalyseerde studies is het echter niet mogelijk specifieke programma's voor gebruik in de dagelijkse praktijk aan te bevelen.

Wat zijn de voordelen van continue glucosemonitoring bij patiënten met type 2-diabetes onder basale insuline?

Saubry MI. , Kaoukab-Raji I. , De Jonghe M. , Joly L.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 9 pagina 205 - 208


Deze gerandomiseerde, gecontroleerde, multicenterstudie over 14 maanden, uitgevoerd in 15 centra in de Verenigde Staten, lijkt bij patiënten met type 2-diabetes met één of twee dagelijkse injecties met langwerkende of intermediair werkende insuline gedurende ten minste 6 maanden te wijzen op een positief effect van continue glucosemonitoring (CGM) op het risico van intermitterende hyperglykemieën op 8 maanden, maar niet op 14 maanden, zonder significante verlaging van het HbA1c of het risico van hypoglykemieën. Het effect op een vermindering van de macro- en microvasculaire risico's werd hier niet bestudeerd. Deze studie heeft methodologische beperkingen die te belangrijk zijn om de resultaten correct te kunnen interpreteren.

Uit deze kwalitatieve studie blijkt dat zelfkennis en zelfrespect, een kwaliteitsvolle arts-patiëntrelatie gebaseerd op empathie en respect, het gevoel nuttig te zijn en het voortdurend streven naar nieuwe vaardigheden en kennis de belangrijkste hulpbronnen zijn van huisartsen die door hun collega's als voorbeeldig worden beschouwd. Deze studie vertoont echter heel wat methodologische tekortkomingen en moet worden aangevuld met semigestructureerde interviews en/of andere geschikte kwalitatieve onderzoeksbenaderingen.

Digitale game apps in de behandeling van spraakstoornissen bij kinderen

Levaux E.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 9 pagina 213 - 215


Deze systematische literatuurreview van methodologisch voldoende kwaliteit vermeldt een groot aantal digitale apps voor de behandeling van spraakstoornissen. Hoewel het praktische nut van deze review voor de Belgische clinicus niet duidelijk is, spoort deze studie aan op het testen van deze interventie in onze zorgcontext.

Deze methodologisch correct uitgevoerde pragmatische open-label RCT volgens het Zelen’s design toont aan dat het aanbieden van een HPV-zelftest of een HPV-test zonder speculum door de arts uitgevoerd, de participatie voor baarmoederhalskankerscreening na 4 maanden en 1 jaar absoluut doet toenemen met respectievelijk 15,5% en 17% bij vrouwen tussen 50 en 64 jaar, die niet ingingen op de 5-jaarlijkse uitnodiging voor een uitstrijkje.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde triple cross-over voedingsinterventiestudie toont aan dat in tegenstelling tot gluten het toedienen van FODMAP’s een bescheiden verhoging geeft van de typische darmklachten bij prikkelbaredarmsyndroom. Deze provocatiestudie is van goede methodologische kwaliteit en schonk veel aandacht aan het blind uitvoeren van de interventies, wat in voedingsinterventiestudies met FODMAP’s zelden het geval is. De studie had echter onvoldoende power om klinisch relevante effecten aan te tonen. Er is nood aan grootschaliger onderzoek dat ook rekening houdt met de verschillende types van prikkelbaredarmsyndroom.

Een aspirientje tegen covid?

Laekeman G.

Minerva 21 10 2022


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat aspirine het risico van overlijden vermindert bij patiënten met covid-19, zonder het risico van bloedingen te verhogen. Door het hoge risico van selectiebias en het retrospectieve karakter van de meeste observationele studies, alsook door de hoge statistische heterogeniteit tussen de studies en het mogelijke risico van publicatiebias, is de sterkte van het bewijs respectievelijk laag en zeer laag volgens GRADE. Bovendien zijn de studies ook klinisch sterk heterogeen waardoor de resultaten niet geëxtrapoleerd kunnen worden.

Deze methodologisch correct uitgevoerde pragmatische open-label cluster-gerandomiseerde gecontroleerde studie in Nederlandse woonzorgcentra toont aan dat het voorhanden hebben van een CRP-sneltest bij klinisch vermoeden van een acute lage luchtweginfectie bij bewoners het aantal antibioticavoorschriften sterk kan reduceren in vergelijking met gebruikelijke zorg. Er kon geen nadeel op vlak van herstel, hospitalisatie of mortaliteit aangetoond worden.

Een Zelen’s design randomiseert patiënten in een interventie- en een controlegroep zonder geïnformeerde toestemming voor de randomisatie. Patiënten in de controlegroep zijn er zich zelfs niet van bewust dat ze deelnemen aan een studie. Dit design biedt een antwoord op performance bias in open-label gerandomiseerde gecontroleerde studies zonder placebogroep, waarbij men vooral de bereidheid van patiënten voor een bepaalde (be-)handeling wenst te onderzoeken. Het niet respecteren van de autonomie van de patiënt en de mogelijke schade voor de arts-patiëntrelatie maken deel uit van een ethisch debat.

Gelijktijdige of gespreide toediening van covid-19- en influenzavaccins?

Michiels B.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 8 pagina 190 - 194


Deze goed uitgevoerde non-inferioriteitsstudie toont aan dat er geen veiligheidsprobleem is bij het gelijktijdig toedienen van een covid-19- en een influenzavaccin. De studie was echter niet opgezet om non-inferioriteit op vlak van effectiviteit aan te tonen.

Milde chronische hypertensie tijdens de zwangerschap behandelen?

Dehaene I.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 8 pagina 181 - 185


Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label RCT bij een geselecteerde groep Amerikaanse zwangere vrouwen in het eerste trimester met een nieuwe of bestaande diagnose van hypertensie (al dan niet behandeld met antihypertensiva) toont aan dat behandelen van milde chronische hypertensie met een streefwaarde van <140/90 mmHg in vergelijking met alleen behandeling vanaf een bloeddruk >160/105 mmHg, resulteert in betere zwangerschapsuitkomsten, zonder negatieve invloed op de foetale groei.

Topisch gebruik van tocoferolacetaat versus nitroglycerine voor chronische anale fissuren

Laekeman G.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 8 pagina 195 - 198


Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met blindering van de effectbeoordelaars toont aan dat lokaal tocoferolacetaat ten opzichte van nitroglycerinezalf bij patiënten met chronische anale fissuren leidt tot meer pijnverlichting en heling. De grote uitval van patiënten behandeld met nitroglycerine speelt in het voordeel van tocoferolacetaat in deze relatief kleinschalige studie. Alhoewel zich momenteel praktische problemen stellen bij het anaal gebruik van tocoferolacetaat, openen de resultaten van deze studie mogelijkheden voor verder klinisch en galenisch onderzoek.

Medicamenteuze en niet-medicamenteuze aanpak van ontremd gedrag bij dementie

Petrovic M.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 8 pagina 186 - 189


Deze systematische review met originele studies van een onduidelijke methodologische kwaliteit suggereert dat bepaalde medicamenteuze en, in sterkere mate, niet-medicamenteuze benaderingen ontremd gedrag verminderen bij personen met dementie. Door de grote klinische heterogeniteit tussen de verschillende studies, het gebrek aan placebogecontroleerde studies, alsook het feit dat ontremming niet als primaire uitkomst onderzocht werd en men bovendien mogelijk minder accurate meetinstrumenten gebruikte om ontremming te evalueren, moeten deze resultaten met grote voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Deze goed uitgevoerde Duitse observationele studie met mogelijke selectiebias toont aan dat de meeste huisartsen medische handelingen uitvoeren bij familieleden en dit meestal buiten de gangbare professionele routine. Het zou nuttig zijn mocht er meer onderzoek over dit onderwerp gebeuren in de Belgische context. Naast het registreren van kwantitatieve gegevens zou men hierbij ook aandacht moeten besteden aan de medische consequenties en de emotionele impact van het behandelen van aanverwanten door de (huis)arts.

Deze methodologisch uitstekende systematische review van de literatuur komt tot de conclusie dat er geen bewijs van goede kwaliteit is voor de diagnostische nauwkeurigheid van testen om mondkanker vroegtijdig op te sporen. In het kader van opportunistische screening wordt de rol van professionals (tandartsen, hygiënisten en huisartsen) bij mondgezondheid in de eerste lijn benadrukt.

Een kinesitherapieprogramma aangepast aan het axillary web syndroom met een educatieve component rond de vermindering van de symptomen van het syndroom verbetert de door de patiëntes ervaren schouderbeperking en specifieke fysieke en functionele aspecten van de levenskwaliteit in vergelijking met gebruikelijke armoefeningen met dezelfde educatieve component. Behandeling met vroegtijdige kinesitherapie na okselchirurgie voor borstkanker wordt aanbevolen om de ontwikkeling van lymfoedeem te voorkomen. De huidige gecontroleerde studie suggereert dat gespecialiseerde kinesitherapie ter voorkoming van de gevolgen van het axillary web syndroom gunstig kan zijn, althans op korte termijn. Verdere gecontroleerde studies om deze resultaten te bevestigen en gegevens na een langere follow-up te bekomen, zijn nodig voordat de behandeling kan worden aanbevolen in de dagelijkse praktijk.

De auteurs van deze systematische review met netwerkmeta-analyse concluderen dat we dankzij hun studie een beter beeld krijgen van de relatieve werkzaamheid van verschillende doses 5-α reductase-inhibitoren en minoxidil na 24 en 48 weken bij androgene alopecia. De studie vertoont veel methodologische tekortkomingen. Bovendien helpen de gegevens over de kenmerken van de studiepopulaties, het ontbreken van een drempelwaarde voor de klinische relevantie en het ontbreken van gegevens over de veiligheid van de interventie voor de clinicus en de patiënten niet bij de beslissing om deze middelen wel of niet te gebruiken.

Cannabis en cannabinoïden voor chronische pijn: stand van zaken

Lechat M. , Nsengiyumva M. , De Jonghe M.

Minerva 19 09 2022


Uit deze systematische review met meta-analyses blijkt op basis van bewijs van matig tot hoog niveau dat het gebruik van niet-geïnhaleerde medicinale cannabis een kleine tot zeer kleine verbetering oplevert op het vlak van pijnverlichting, fysiek functioneren en slaapkwaliteit bij patiënten met chronische pijn in vergelijking met placebo. Dat gebruik gaat ook gepaard met ongewenste effecten. De review is uitgevoerd volgens een degelijke en adequate methodologie. De resultaten rechtvaardigen geen wijziging van de huidige aanbevelingen voor het gebruik van medicinale cannabis en cannabinoïden bij kanker- en niet-kankerpijn bij volwassenen zonder psychische aandoening.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont dat bij patiënten met matige tot ernstige depressie gerekruteerd in een eerstelijnssetting, computergestuurde cognitieve gedragstherapie als aanvulling op de standaardzorg werkzamer is dan standaardzorg alleen, met een globaal bescheiden effect. De methodologie van de studie overtuigt ons echter niet van de klinische meerwaarde van een computergestuurd programma ten opzichte van conventionele CGT.

Deze systematische review concludeert dat het bestaande bewijs erop wijst dat bij ernstig astma macroliden in vergelijking met placebo een effect hebben op het aantal exacerbaties met nood aan hospitalisatie. Macroliden verminderen waarschijnlijk ernstige exacerbaties en mogelijk ook de symptomen. Andere voor- of nadelen kunnen echter niet worden uitgesloten omdat het bewijs van zeer lage kwaliteit is als gevolg van de heterogeniteit op vlak van patiënten en interventies, de onnauwkeurigheid en de rapporteringsbias. De resultaten waren voornamelijk afkomstig van één goed opgezette RCT met voldoende power. Het laatste besluit van Minerva, gepubliceerd in 2018 moet op basis van deze studie dus niet veranderen: “de clinicus [zou] dit type behandeling moeten voorbehouden na de andere alternatieven te hebben afgewogen voor patiënten met symptomatisch astma ondanks behandeling met inhalatiecorticosteroïden en langwerkende bèta-2-mimetica en bij wie een poging met tiotropium geen uitweg gaf”.

Deze Europese publicatie is een clustergerandomiseerd cross-over studie van goede methodologische kwaliteit. Hieruit blijkt de non-inferioriteit voor het risico van diagnostisch falen in termen van trombo-embolische gebeurtenissen op 3 maanden van de YEARS-regel in combinatie met het gebruik van de leeftijdsgecorrigeerde D-dimeerdrempel bij patiënten met ten minste één positief item van de PERC-regel, in vergelijking met de conventionele strategie om een longembool op de spoeddienst uit te sluiten. De vermindering van het gebruik van CT-angiografie wordt eveneens bevestigd.

Farmacotherapie bij obesitas en overgewicht: een netwerkmeta-analyse om te vergeten

Sculier J.P.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 7 pagina 159 - 162


Deze systematische review met meta-analyse concludeert dat bij volwassenen met overgewicht en obesitas fentermine-topiramaat en GLP-1-receptoragonisten de meest effectieve geneesmiddelen voor gewichtsverlies blijken te zijn; van de GLP-1-agonisten is semaglutide wellicht het meest effectief. Voor Minerva vertoont deze studie te veel bias om praktische implicaties te hebben. Ze is vooral gericht op de FDA en gaat voorbij aan EMA en een zeer belangrijk deel van de Europese literatuur over toxiciteit van geneesmiddelen.

Deze meta-analyse van gegevens van individuele deelnemers vond geen significant verschil in de tijd tot optreden van een recidief depressie tussen de psychologische interventie tijdens het afbouwen van het antidepressivum en het voortzetten van het antidepressivum alleen. Ondanks de methodologische tekortkomingen ondersteunt deze studie, die overigens strookt met de Belgische richtlijn, het advies dat suggereert dat patiënten de keuze moeten krijgen tussen een langdurige behandeling met een antidepressivum alleen of een dosisverlaging gecombineerd met psychotherapie, type MBCT of PCT.

Deze netwerk meta-analyse op basis van individuele patiëntgegevens van vier RCT’s die op klinisch en methodologisch vlak niet helemaal vergelijkbaar zijn, toont aan dat het gebruik van DOAC’s in ‘on-label’ (standaard) dosis geassocieerd is met een lager risico van systemische trombo-embolie ten opzichte van warfarine en dat zonder verschil in majeur bloedingsrisico. Deze gunstige resultaten voor ‘on-label’ gedoseerde DOAC’s versus warfarine zijn consistent bij mannen en vrouwen en zijn ook onafhankelijk van de leeftijd. Daarentegen was het gebruik van DOAC’s in ‘off-label’ (lagere) dosis geassocieerd met meer trombo-embolieën in vergelijking met ‘on-label’ gedoseerde DOAC’s en dat zonder verschil in het risico van majeure bloedingen.

Antidepressiva verminderen het risico van herval maar succesvol stoppen is wel mogelijk

Van Leeuwen E. , Christiaens T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 132 - 135


Uit deze methodologisch goed uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie bij eerstelijnspatiënten, blijkt dat bij personen met recidiverende depressie 56% binnen het jaar hervalt na het stoppen van hun antidepressivum in vergelijking met een herval van 39% bij patiënten die hun antidepressivum verderzetten (wat neerkomt op een NNH van 6 voor stoppen). De studieresultaten zijn niet volledig extrapoleerbaar naar de huisartspraktijk omdat de meeste langdurige gebruikers van antidepressiva in de eerste lijn slechts één of zelfs geen vroegere depressie doormaakte, in tegenstelling tot de hoge recidiefkans in de studiepopulatie. Over het stoppen van antidepressiva is er nood aan studies bij patiënten met lichtere depressieve beelden, alsook over het effect van tragere afbouwschema’s.

Pijn stillen met opioïden: management gewenst!

Laekeman G.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 113 - 114


Gecontroleerde therapie en afbouw van opioïden op het terrein staat of valt met een transparante samenwerking tussen patiënt, arts en apotheker. In afwachting van de verdere uitwerking en implementatie van faciliterende instrumenten blijft het beheersen van de problematiek een bijna onoverkomelijke zorg.

Is systematische screening van voorkamerfibrillatie bij oudere patiënten nuttig?

Poelman T. , Khadir S.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 141 - 144


Deze open-label gerandomiseerde, gecontroleerde studie toont aan dat systematische screening van voorkamerfibrillatie bij ouderen van 75-76 jaar leidt tot een randsignificante daling van een samengestelde uitkomstmaat, bestaande uit ischemisch of hemorragisch CVA, systemische trombo-embolie, bloeding met een ziekenhuisopname (van minstens één overnachting) en globale mortaliteit. Het is moeilijk om de klinische relevantie van dit resultaat correct in te schatten omdat er daarnaast tussen beide groepen geen verschil op vlak van de afzonderlijke uitkomstmaten kon worden vastgesteld. Er zijn geen gegevens bekend over mogelijke ongewenste effecten. Ook de invloed van een healthy user effect moet verder onderzocht worden. Ook is het nog niet duidelijk in hoeverre de mogelijke gezondheidswinst opweegt tegen de economische kost van een uitgebreide systematische screeningstrategie.

Deze methodologisch correct uitgevoerde enkelblinde RCT bij ouderen die in het ziekenhuis waren opgenomen met een acuut mycordinfarct toont aan dat een gestructureerde verpleegkundige interventie, die vertrekt met een peiling naar specifieke noden en verder vooral gericht is op educatie, na 12 maanden leidt tot een verbetering van de therapietrouw, gemeten met een multidimensioneel instrument. Het ging echter om een unicenter studie met een korte follow-up en onvoldoende power om een verschil in klinische eindpunten aan te tonen. Ook de rol van andere zorgverleners zoals huisartsen en apothekers binnen een interdisciplinaire samenwerking wordt niet beschreven in deze studie, wat het moeilijk maakt om de resultaten te extrapoleren naar de Belgische context.

Het nut van opiaatagonisten bij opioïdverslaving?

Laekeman G.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 115 - 118


Deze systematische review en meta-analyse van 15 RCT’s en 36 cohortstudies toont aan dat patiënten met een opioïdverslaving een lager risico hebben op globale mortaliteit en mortaliteit door specifieke oorzaken (zoals ongevallen en zelfmoord) wanneer ze in behandeling zijn met buprenorfine of methadon. Meer onderzoek is nodig over de invloed van bepaalde patiëntkarakteristieken (zoals comorbiditeit) en de zorgcontext (zoals een professionele multidisciplinaire aanpak) op deze gunstige resultaten.

Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label RCT met blinde effectmeting toont aan dat bij patiënten van gemiddeld ongeveer 60 jaar oud, met een subacromiaal pijnsyndroom, een uitgebreid en intensief oefenprogramma 3x/week, gesuperviseerd door de kinesitherapeut, na 6 maanden even effectief is als een dagelijks uitgevoerd thuisprogramma, op vlak van verbetering van functioneren en verminderen van pijn. In beide groepen zag men ten opzichte van de beginmeting na 6 maanden echter wel een klinisch relevante verbetering van functioneren en vermindering van pijn.

Deze uitgebreide en methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat prenatale gestructureerde leefstijlinterventies bestaande uit voedings- en/of op lichamelijke activiteit gebaseerde interventies leiden tot een verminderde gewichtstoename tijdens de zwangerschap en gepaard gaan met een daling van het risico van ongewenste maternale en neonatale uitkomsten. De bevindingen ondersteunen de implementatie van dergelijke interventies in de routinematige prenatale zorg en het beleid.

Umbrella reviews: de top van de piramide?

Poelman T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 6 pagina 150 - 153


Zijn umbrella reviews nu de top van de piramide? Ja en nee. Wanneer ze correct worden uitgevoerd, misschien wel. Naast de hoger beschreven criteria kunnen we hier ook verwijzen naar een apart hoofdstuk over ‘overview of reviews’ in het handboek van de Cochrane Collaboration. In een ‘wetenschappelijke’ wereld die steeds sneller evolueert hebben umbrella reviews misschien wel een voordeel omdat ze sneller gemaakt kunnen worden dan systematische reviews. Anderzijds, en dat is eigenlijk niet verschillend met wat we vroeger reeds besloten over ‘gewone’ systematische reviews en meta-analyses, zijn ze maar zo sterk als de zwakste schakel, namelijk de RCT’s, de observationele studies en de kwalitatieve studies die het fundament van onze piramide vormen.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat microbiota toegankelijke koolhydraten (MAC’s) leiden tot een statistisch significante verbetering van de glykemie en andere cardiovasculaire risicofactoren bij type 2-diabetespatiënten. De klinische relevantie van het effect op deze intermediaire uitkomstmaten is echter nog onduidelijk. De resultaten zijn bovendien vaak zeer heterogeen en uit subgroepanalyses blijkt dat verder onderzoek op langere termijn in specifieke populaties noodzakelijk is om duidelijke conclusies te kunnen trekken. Ook uit de umbrella reviews blijkt dat verder methodologisch kwalitatief onderzoek over voedingsinterventies bij type 2- diabetici noodzakelijk is.

Samenvattend kan worden gesteld dat de opkomende perceptie van de milieueffecten van geneesmiddelen bij zorgverstrekkers en in het bijzonder bij huisartsen in opleiding, een reële kans biedt om een proces te versterken dat bij politici en actoren op het vlak van water- en bodemzuivering reeds goed verankerd is. Zorgverstrekkers spelen een belangrijke rol bij de beslissing welke geneesmiddelen aan de patiënten worden gegeven en het is hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om deze kwestie publiekelijk aan te kaarten. De eis dat de milieueffecten van geneesmiddelen een even belangrijke uitkomstmaat worden als deze die betrekking hebben op de werkzaamheid, de veiligheid en de levenskwaliteit binnen de zorg, zou een ideale manier zijn om gezondheidswerkers in staat te stellen deze kwestie met hun patiënten te bespreken op basis van evidence-based gegevens. Ten slotte blijkt uit dit onderwerp hoe belangrijk het is dat het effect van het beleid op gezondheid globaal en multidisciplinair wordt benaderd.

Deze Zweedse studie toont aan dat de meeste patiënten die gebruik maken van eerstelijnszorg via het elektronische platform eVisit (68,9%) voor ademhalings- en urinewegsymptomen daarna geen bezoek meer brengen aan de praktijk. Afgezien van het onvermijdelijke deel van de patiënten dat binnen 48 uur een dringend fysiek onderzoek nodig heeft, wordt er na de 'digifysieke' aanpak van ademhalings- en urinewegsymptomen ongeveer evenveel een beroep gedaan op gezondheidszorg als na bezoeken aan de praktijk. De resultaten van deze studie van lage methodologische kwaliteit moeten worden bevestigd door andere studies. De resultaten kunnen niet naar de Belgische context geëxtrapoleerd worden omdat ons systeem van eerstelijnszorg niet adequaat is georganiseerd voor dit soort telegeneeskunde.

Belang van proprioceptieve training voor post-CVA-patiënten?

Lanssen M. , De Jonghe M.

Minerva 27 06 2022


Deze systematische review met meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies van goede methodologische kwaliteit toont aan dat proprioceptieve training als adjuvante behandeling naast andere revalidatietechnieken bij (jonge) post-CVA-patiënten het evenwicht, de houding, de loopsnelheid en de functionele basismobiliteit verbetert.

Deze clustergerandomiseerde klinische studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een dieet verrijkt met calcium en eiwit door toevoeging van zuivelproducten aan de gebruikelijke voeding een vermindering van het risico van breuken mogelijk maakt bij ouderen die in een zorgcentrum verblijven. De klinische relevantie van het effect is echter onzeker.

Deze systematische review met meta-analyse van matige tot lage kwaliteit, met mogelijke selectiebias en significante niet-gekwantificeerde heterogeniteit, wijst op een mogelijke gelijkwaardigheid tussen de bescherming door het covidvaccin bij een nooit eerder geïnfecteerde persoon en de bescherming na een eerdere infectie. Dit resultaat lijkt in lijn te liggen met de schatting van de bescherming na een eerdere infectie in de literatuur. Ten slotte is het mogelijk dat vaccinatie bij patiënten die vroeger al covid hebben gehad een statistisch significant, maar kwantitatief zeer klein voordeel biedt.

Deze systematische review met meta-analyse toont dat verschillende barrièremaatregelen, waaronder handen wassen, het dragen van een masker en fysieke afstand, geassocieerd zijn aan een daling van de incidentie van covid-19. Deze methodologisch goed uitgevoerde meta-analyse is de beste die momenteel over dit onderwerp voorhanden is en draagt voldoende bewijs aan om deze barrièremaatregelen in de epidemiologische context van dit type infectie aan te bevelen.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont dat bij patiëntes met borstkanker die geopereerd moeten worden en een risico van postoperatieve complicaties hebben, een gestructureerd oefenprogramma de functie van het bovenste lidmaat na 1 jaar kan verbeteren, vergeleken met gebruikelijke zorg, zonder aanleiding te geven tot meer risico’s. Dit programma werd alleen toegepast door gespecialiseerde kinesitherapeuten en bij gemotiveerde patiëntes.

Deze cohortstudie suggereert dat een leeftijdsafhankelijk criterium om chronische nierinsufficiëntie te bepalen de overdiagnose kan verminderen, maar dat het effect van deze nieuwe criteria op het vlak van vermeden morbiditeit en mortaliteit niet bepaald kan worden. In afwachting van verder onderzoek moet men bewaken dat patiënten ouder dan 65 jaar met chronische nierinsufficiëntie in stadium 3A zonder albuminurie niet overgemedicaliseerd worden.

Gewild gewichtsverlies behouden met een oefenprogramma, liraglutide of een combinatie van beide?

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 5 pagina 108 - 111


Deze studie toont aan dat bij een selecte groep van gezonde patiënten het toevoegen van liraglutide (3 mg/dag) aan een gestructureerd oefenprogramma een (klein) voordeel biedt om het gewichtsverlies, bereikt met een streng hypocalorisch dieet van 8 weken, te behouden over een periode van 52 weken. Deze resultaten kunnen niet worden veralgemeend en er is geen bewijs dat de potentiële voordelen voor het individu of voor de volksgezondheid opwegen tegen de frequent waargenomen ongewenste effecten. De risico-batenverhouding blijft dus onzeker. Overigens is de maandelijkse kostprijs aanzienlijk.

Deze methodologisch correct uitgevoerde kwalitatieve systematische review toont aan dat emotionele intelligentie essentieel is voor de verpleegkundige praktijk en een positieve invloed kan hebben op iemands persoonlijke ontwikkeling, interpersoonlijke relaties en professionele prestaties. De resultaten van deze studie zijn echter beperkt extrapoleerbaar. Toekomstig onderzoek zal meer geografisch gespreid moeten zijn en zal alle sectoren binnen het domein van de verpleegkunde, alsook het onderwijs, erbij moeten betrekken.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het geven van amoxicilline 50 mg/kg 3 dag driemaal per dag gedurende een periode van 7 dagen bij kinderen met een ongecompliceerde lage luchtweginfectie niet leidt tot een vermindering in duur van matig erge symptomen. Evenmin was er een klinisch relevante winst in de ernst van de symptomen. De studie had onvoldoende power om een verschil in ongewenste effecten vast te stellen.

Deze retrospectieve observationele studie met onbekende confounders suggereert dat de mortaliteit na een heupfractuur daalt bij het volgen van een orthogeriatrisch zorgprogramma geleid door een verpleegkundige in vergelijking met standaardzorg. Ook heeft het zorgprogramma een positieve invloed op de verblijfsduur en terugkeer naar de thuissituatie. Extrapolatie is niet mogelijk maar de resultaten van deze studie kunnen wel aanzetten tot verder onderzoek.

Deze methodologisch correct uitgevoerde open-label RCT met een follow-up van één jaar, toonde geen daling van totale sterfte en aantal hospitalisaties of spoedgevallenbezoeken wegens hartfalen door middel van zout-(natrium-)restrictie in de voeding versus een normale voeding bij ambulante patiënten met chronisch hartfalen. Omdat de vooropgestelde steekproefgrootte niet bereikt werd en het berekend verschil in natriumconsumptie tussen interventie- en controlegroep beperkt was, mist de studie echter voldoende power om definitieve conclusies te trekken. Het is wachten op de resultaten van andere lopende RCT’s om de richtlijnen eventueel te bevestigen of aan te passen.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van meestal kleine studies met vaak een hoog risico van bias blijkt dat geen enkele interventie een langdurig effect heeft op gewichtstoename na rookstop. Verder onderzoek is zeker nuttig naar het afremmend effect op gewichtstoename en de abstinentiegraad van een gepersonaliseerd ondersteuningsprogramma voor gewichtscontrole bij personen die wensen te stoppen met roken. Ook het langetermijneffect op gewichtstoename van nicotinesubstitutie, bupropion, fluoxetine en nicotinesigaretten als hulpmiddel bij rookstop moet verder onderzocht worden.

Kijken naar de beste praktijken: daar leren we van...

Remmen R.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 4 pagina 71 - 72


Kijken naar wat goed gaat kan een enorme impuls geven aan het opkrikken van de kwaliteit van de eerstelijnszorg. De bijdrage van O`Malley geeft een mooie kapstok om naar kwaliteitsdomeinen te kijken. Het kan ook aanleiding geven om de onderliggers van goede kwaliteitszorg in een specifieke en lokale context goed onder de loep te nemen. Misschien is de tijd in België nu ook aangebroken om wat meer en beter naar de beste eerstelijnsprakijken te kijken?

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met kritisch interpretatieve synthese van 20 kwantitatieve, kwalitatieve en mixed method studies toont aan dat delegatie van medicatietoediening van verpleegkundigen naar andere types van zorgondersteuners in de eerstelijnszorg een complex proces is. Door de heterogeniteit van de geïncludeerde studies blijven de resultaten vaag. Deze literatuurstudie dient dan ook beschouwd te worden als een eerste systematische exploratie van barrières en faciliterende factoren die een invloed kunnen hebben op de implementatie van delegatie van medicatietoediening van verpleegkundigen naar zorgondersteuners in de eerstelijnszorg. Heldere en consistent regelgevende, bestuurlijke kaders en procedures omtrent taakdelegatie, alsook een duidelijke beleidsvoering, een kader tot opleiding en vaardigheidstraining, een bepaling van de noodzakelijke supervisie en een duidelijk afsprakenkader wat betreft de verantwoordelijkheden, blijken de belangrijkste aandachtspunten te zijn die in deze literatuurstudie geïdentificeerd worden. Deze literatuurstudie levert echter geen enkele wetenschappelijke basis voor de beoordeling van de impact van deze vorm van delegatie op de efficiëntie, veiligheid en kwaliteit van geleverde patiëntenzorg.

Ouderen kunnen na een heupfractuur langer thuis blijven wonen met een uitgebreid oefenprogramma?

De Coninck L. , Peeters N.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 4 pagina 87 - 90


Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie bij ouderen die heelkunde en revalidatie ondergingen na een heupfractuur, kon na 24 maanden geen verschil aantonen in het aantal dagen thuisblijven na een langdurig, gesuperviseerd, gestructureerd en progressief opbouwend oefenprogramma in vergelijking met gewone zorg. Door een tekort aan power is dit resultaat echter onzeker.

Het effect van eHealth-toepassingen op hypertensiemanagement

De Cort P.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 4 pagina 79 - 82


Deze methodologisch correct uitgevoerde netwerkmeta-analyse van heterogene studies met een vaak onduidelijk of hoog risico van bias toont aan dat verschillende eHealth-toepassingen, zoals telefoongesprek, smartphone-app en een combinatie van verschillende digitale tools, een zwak tot matig effect hebben op de verlaging van systolische en diastolische bloeddruk. Voor de meeste toepassingen ziet men ook een statistisch significant effect op bloeddrukcontrole.

Deze verlengde opvolging van de gerandomiseerde RESTART-studie bevestigt de initiële resultaten dat het heropstarten van antiplaatjestherapie buiten de acute fase na het doormaken van een intracerebrale bloeding niet leidt tot een toename van nieuwe symptomatische intracerebrale bloedingen. Door het blijvend tekort aan statistische power is er nood aan grotere gerandomiseerde en gecontroleerde studies om dit te bevestigen.

Deze gerandomiseerde, placebogecontroleerde, dubbelblinde studie, die in 2020 in Irak werd uitgevoerd tijdens de eerste covid-19-golf is van lage methodologische kwaliteit wegens het gebrek aan power. Er werd geen voordeel aangetoond van intranasaal betamethason bij covid-19-gerelateerde anosmie.

Deze systematische review met meta-analyse van goede kwaliteit, maar met aanzienlijke heterogeniteit, bevestigt de hoge betrouwbaarheid van de gecombineerde neus-keelwisser. Ze bevestigt eveneens dat neus- of speekselwissers een plaats hebben als alternatief (onder voorbehoud van het effect van de omikron-variant op de betrouwbaarheid van neuswissers). Alleen faryngeale wissers worden als optie uitgesloten omdat ze niet performant genoeg zijn.

Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont het gebrek aan werkzaamheid van azithromycine in de behandeling van covid-19, met hoog niveau van bewijs voor gehospitaliseerde patiënten dan voor ambulante patiënten. Deze conclusies zijn echter nog voorwaardelijk: het aantal studies waarop de review zich baseert (11 RCT's) is veel kleiner dan het aantal geïdentificeerde lopende of nog niet gepubliceerde voltooide studies (34 RCT's). De meta-analyse wijst ook op het vrijwel ontbreken van klinisch onderzoek naar de werkzaamheid van andere antibiotica dan azitromycine in de behandeling van covid-19 of naar het profylactisch gebruik van antibiotica om covid-19 te voorkomen.

Deze systematisch review van de literatuur is van zeer lage methodologische kwaliteit en beperkt zich tot het geven van een overzicht van de verschillende logopedische behandelingen voor dysartrie na CVA, zonder echt in te gaan op de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs over de doeltreffendheid.

Deze systematische review met meta-analyse gebaseerd op open-label gerandomiseerde studies met methodologische beperkingen toont dat katheterablatie als initiële behandeling voor paroxismale voorkamerfibrillatie, in vergelijking met antiaritmica, geassocieerd is met een reductie van recidief voorkameraritmieën en ziekenhuisopnames, zonder verschil op het vlak van majeure ongewenste effecten. Verder onderzoek is nodig.

Pijnbehandeling bij knie- en heupartrose: moet men opioïden verbannen?

Rombouts J.J. , De Jonghe M.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 3 pagina 50 - 53


Deze systematische review met netwerkmeta-analyse vertoont methodologische beperkingen die inherent zijn aan deze studieopzet. De resultaten suggereren dat topische NSAID's (diclofenac 70-81 mg/dag) werkzaam zijn tegen pijn bij knie- en heupartrose, zonder significante ongewenste effecten en met optimale therapietrouw. Orale NSAID's (diclofenac 150 mg/dag) en coxibs (etoricoxib 60 mg/dag) lijken de beste resultaten te geven op het gebied van werkzaamheid op pijn en functioneren. Langdurig gebruik wordt niet aanbevolen en het gebruik is beperkt in geval van comorbiditeit. Opioïden hebben geen enkele plaats in deze behandeling, noch qua klinische werkzaamheid, noch qua veiligheid.

Hoewel deze originele en relevante clustergerandomiseerde gecontroleerde studie heel wat bias vertoont (vooral op het vlak van selectie en sociale wenselijkheid), geeft ze gemiddeld een toename aan van preventie- en screeningacties voor chronische aandoeningen in een sociaal-economisch kwetsbare populatie, 6 maanden na een consult uitgevoerd door verpleegkundigen opgeleid in de BETTER-HEALTH-aanpak.

Uit deze systematische review met componentnetwerk-meta-analyse blijkt dat patiënten met een bipolaire stoornis die medicamenteus worden behandeld psychotherapie nuttig is. Die psychotherapie focust op copingstrategieën en de ontwikkeling van copingvaardigheden; het meeste voordeel wordt gehaald uit een therapie in groep of in gezins-/parenverband. Ondanks de goede methodologische kwaliteit van de studie, tellen de oorspronkelijke geïncludeerde studies meestal kleine aantallen, met soms verkennende resultaten (gebrek aan directe vergelijking), hebben ze een zeer variabele follow-upduur en een onbekend of heterogeen profiel van de geïncludeerde patiënten met een bipolaire stoornis. Dat beperkt de overdraagbaarheid van de resultaten naar de dagelijkse praktijk en naar de vraag ‘welke psychotherapie voor welke patiënt’ geschikt is.

Helpt zelfmanagement oudere mannen met lage-urinewegsymptomen?

Sculier J.P.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 3 pagina 62 - 65


Deze systematische review met meta-analyse levert bewijs van matige kwaliteit op met betrekking tot de doeltreffendheid van zelfmanagement in de behandeling van lage-urinewegensymptomen bij mannelijke patiënten. Dat brengt de auteurs ertoe om het gebruik van zelfmanagementinterventies in deze populatie aan te bevelen. Hoewel de systematische review van goede kwaliteit is, vertonen alle geïdentificeerde studies aanzienlijke methodologische tekortkomingen en zijn ze zeer heterogeen qua behandelingen. Dat maakte een globale meta-analyse onmogelijk. Niettemin wordt aangetoond dat zelfmanagement alleen of als aanvulling bij een medicamenteuze behandeling voordelen heeft in vergelijking met standaardzorg of een medicamenteuze behandeling alleen. Er zijn studies op langere termijn en van betere methodologische kwaliteit nodig om meer precieze aanbevelingen te kunnen doen.

De resultaten van deze studie leiden tot het besluit dat apixaban voor oudere patiënten met voorkamerfibrillatie geassocieerd is met lagere percentages ongewenste effecten voor alle graden van frailty. Dabigatran en rivaroxaban waren alleen in de non-fraile groep van patiënten geassocieerd met een lager percentage ongewenste effecten. Minerva oordeelt dat deze retrospectieve observationele studie, met talrijke methodologische tekortkomingen, de arts niets concreets bijbrengt om de mate van kwetsbaarheid te beoordelen bij oudere patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie die anticoagulantia moeten krijgen. De huidige aanbevelingen kunnen bijgevolg niet worden bijgesteld. De studie suggereert dat men bij ouderen met voorkamerfibrillatie die antistolling moeten krijgen, waarschijnlijk rekening moet houden met hun eventuele kwetsbaarheid, maar het ontbreekt momenteel aan instrumenten om die kwetsbaarheid te beoordelen.

Deze enkelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie met een niet-geblindeerde effectmeting van de primaire uitkomstmaat, toont aan dat bij patiënten met lagerugpijn en klinisch aangetoonde ischias sinds gemiddeld 36 dagen, na de eerste consultatie verwijzing bij de huisarts naar de kinesitherapeut voor specifieke oefentherapie gebaseerd op de principes van Mc Kenzie (mechanische diagnose en hierop aangepaste therapie) en manuele therapie na 4 weken en 6 maanden leidt tot een statistisch significante verbetering van pijn en dagelijks functioneren in vergelijking met gebruikelijke zorg. In tegenstelling tot het verschil na 4 weken (secundaire uitkomstmaat) was het verschil na 6 maanden (primaire uitkomstmaat) klinisch niet relevant. Er was geen verschil in levenskwaliteit na 6 maanden en 1 jaar, noch in gebruik van gezondheidszorgvoorzieningen en werkverzuim na 1 jaar follow-up.

Deze correct uitgevoerde metaregressieanalyse van individuele patiëntgegevens komende uit arbitrair gekozen RCT’s toont op een indirecte manier aan dat wekelijks subcutaan semaglutide 1 mg in vergelijking met dagelijks oraal empagliflozine 25 mg na 52 weken leidt tot een statistisch significante sterkere daling van HbA1c en lichaamsgewicht bij patiënten met type 2-diabetes mellitus, onvoldoende onder controle met metformine in monotherapie. De verlaging van het HbA1c met 0,6% onder semaglutide in vergelijking met empagliflozin, zou men theoretisch als een klinisch relevant verschil kunnen beschouwen. Dit zou echter wel aangetoond moeten worden in een methodologisch degelijk uitgevoerde studie.

Integratie van persoonlijke patiëntdoelen in het geneesmiddelenbeleid van de huisarts

Haverals R. , Boeykens D. , Boeckxstaens P.

Minerva 18 03 2022


Deze methodologisch correct uitgevoerde kwalitatieve studie waarbij men bij huisartsen peilde naar het belang dat ze hechten aan het bespreken en integreren van patiëntdoelen in het medicatiebeleid van patiënten met multimorbiditeit bracht drie stijlen aan het licht: een directieve stijl die weinig rekening houdt met de voorkeuren van de patiënt, een stilzwijgende stijl die rekening houdt met algemene patiëntdoelen zonder deze eerst na te vragen bij de patiënt en de doelgerichte stijl waarbij huisartsen in functie van de specifieke doelen en voorkeuren van de patiënt en in gezamenlijke besluitvorming durfden afwijken van bestaande richtlijnen. Deze laatste stijl sluit het dichtst aan bij de principes van goal-oriented care of doelgerichte zorg.

Gemberwortel werkzaam bij migraine?

Laekeman G. , Poelman T.

Minerva 18 03 2022


Deze systematische review en meta-analyse van slechts drie kleinschalige klinisch heterogene studies van onduidelijke methodologische kwaliteit toont aan dat gember de pijn binnen een tijdsinterval van twee uur statistisch significant vermindert ten opzichte van placebo bij patiënten met een aanval van migraine. De klinische relevantie van dit verschil is echter onduidelijk. Er is geen statistisch significant verschil tussen gember en placebo voor wat betreft de frequentie van migraineaanvallen. De gemberpreparaten zijn bovendien te weinig concreet gedefinieerd, wat extrapolatie naar de praktijk bemoeilijkt.

Deze systematische review en meta-analyse van meestal kleine studies met een vaak verhoogd risico van verschillende vormen van bias kan geen effect van farmacologische interventies aantonen ter bestrijding van kortademigheid bij patiënten met gevorderde (long-) kanker. Omdat de sterkte van het bewijs matig tot zwak is en omdat de palliatieve populatie ook een zeer heterogene groep is kunnen we op basis van deze resultaten niets met zekerheid besluiten over de plaats van opioïden en/of anxiolytica bij de aanpak van kankergerelateerde dyspnoe.

Een thuisoefenprogramma met lage of met hoge intensiteit voor patiënten met perifeer vaatlijden?

Zwaenepoel B. , Poelman T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 2 pagina 31 - 34


Deze goed opgezette multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een thuisoefenprogramma van 12 maanden waarbij patiënten met perifeer vaatlijden onder controle van een stappenteller en met telefonische begeleiding wandelen met hoge intensiteit (met uitlokken van ischemische klachten) effectiever is dan wandelen met lage intensiteit om de objectieve wandelafstand te verhogen. In hoeverre deze toename in wandelafstand zich ook vertaalt in een subjectieve verbetering van de wandelprestaties en een verbetering van de levenskwaliteit, is onduidelijk.

Deze correct uitgevoerde pragmatische multicenter enkelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat het aanbieden van een 5 maanden durende thuisinterventie, waarbij een opgeleide verpleegkundige gebruik maakt van videobeelden om ouders feedback te geven op de interactie met hun kinderen, gedragsproblemen kan doen afnemen bij één- en tweejarigen. Het effect werd echter gemeten met meetinstrumenten die niet gevalideerd zijn voor gebruik bij deze zeer jonge populatie. Daarom is het moeilijk om de klinische relevantie van het effect juist te interpreteren.

Het nut van gedragsinterventies bij rookstop: een component netwerk meta-analyse

Boudrez H. , Poelman T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 2 pagina 26 - 30


Deze uitgebreide systematische review van 33 systematische reviews van de Cochrane Collaboration, waarvan er 5 minstens één methodologische zwakte vertonen, en aangevuld met een component-netwerk-meta-analyse van 312 RCT’s met een meestal hoog of onduidelijk risico van bias, toont een globale winst van gedragsinterventies op rookstop bij rokers in de algemene bevolking. Er bestaat sterk bewijs voor het effect van de componenten counseling en financiële incentives die vaak deel uitmaken van deze gedragsinterventies. Gezien het bewijs voor het effect van andere componenten op rookstop matig tot laag is en omdat er nog onduidelijkheid bestaat over mogelijke interacties tussen de verschillende componenten is het cumulatieve effect van verschillende componenten op rookstop nog onduidelijk. De intensiteit van gedragsinterventies en het gelijktijdig gebruik van farmaca lijkt een beperkte invloed te hebben op de abstinentiegraad. Er zijn geen argumenten die aantonen dat het gebruik van gedragsmatige ondersteuning aanleiding geeft tot ongewenste effecten.

Deze correct uitgevoerde pragmatische open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een aangepast en uitgebreid pakket van ondersteunende technologie en telezorg in vergelijking met een kleiner pakket aan ondersteunende maatregelen geen effect heeft op veiliger en langer zelfstandig thuis wonen van ouderen met dementie. De interventie was evenmin kosteneffectief en er kon geen ontlasting van de mantelzorger worden vastgesteld. In sommige situaties had de interventie een negatieve invloed op het leven van de persoon met dementie. Er was weinig correlatie tussen de gemeten zorgbehoefte en de effectief geplaatste technologie.

Deze correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse met RCT’s van goede methodologische kwaliteit en voornamelijk uitgevoerd bij volwassen patiënten met type 2-diabetes toont aan dat een voedingspatroon met een lage glycemische index of lading zorgt voor een kleine statistisch significante maar klinisch relevante verbetering van HbA1C en andere cardiovasculaire risicofactoren zoals LDL-cholesterol, non-HDL-cholesterol, triglyceriden en lichaamsgewicht. De mediane follow-up bedraagt echter slechts 12 weken en het effect op lange termijn is nog onduidelijk.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont dat bij patiënten met een hoog risico van cardiovasculaire of cerebrovasculaire aandoeningen (waaronder coronaire hartziekten, acuut coronair syndroom, TIA, CVA en perifere arteriële aandoeningen) de combinatie ticagrelor-aspirine een voordeel biedt ten opzichte van aspirine alleen in de preventie van ischemisch CVA. Dat voordeel gaat echter gepaard met een aanzienlijke toename van het bloedingsrisico, met name intracraniële bloedingen. De risico-batenverhouding is momenteel ongunstig om ticagrelor in combinatie met aspirine systematisch te gebruiken.

Deze cohortstudie toont aan dat patiënten tussen 25 en 64 jaar met een ernstige therapieresistente depressie (na 3 maanden behandeling met een eerste antidepressivum) bij wie een augmentatiestrategie met toevoeging van een antipsychoticum van de tweede generatie werd gestart, een verhoogde mortaliteit vertonen in vergelijking met patiënten die antidepressiva in bitherapie kregen. Selectiebias beperkt de transponeerbaarheid van de resultaten naar de algemene bevolking en noopt tot het repliceren van de resultaten in andere vergelijkende studies. De studie ligt nochtans in lijn met de klinische praktijkrichtlijnen die deze strategie afraden wegens ongunstige risico-batenverhouding. Voor de huisarts kan het falen van een gedurende 3 maanden goed uitgevoerde antidepressieve behandeling leiden tot het doorverwijzen van de patiënt naar een collega-psychiater.

Deze open-label multicenter gerandomiseerde (1:1:1), gecontroleerde RCT in twee fasen die de interventie vergeleek ten opzichte van de referentie en tussen de groepen onderling, vertoont enkele methodologische beperkingen die de interpretatie van de resultaten bemoeilijken. De resultaten tonen dat bij mannen ouder dan 40 jaar met een overactieve blaas, de combinatie van gedragstherapie en medicamenteuze therapie resulteert in een betere verlichting van de symptomen van overactieve blaas in vergelijking met de medicamenteuze therapie alleen, maar dat er geen verbetering is ten opzichte van gedragstherapie alleen.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie met duidelijke methodologische beperkingen (groot aantal exclusiecriteria, ontbreken van maatregelen voor co-therapieën en veiligheidscriteria) toont dat bij patiënten met het trochanter major pijnsyndroom gerichte extracorporale schokgolftherapie in combinatie met een oefenprogramma leidt tot een significante pijnvermindering op korte en middellange termijn bij mensen van 40 tot 65 jaar. Verdere studies moeten ons toelaten om een duidelijker beeld te krijgen van het effect van de interventie.

Deze beschrijvende studie van lage methodologische kwaliteit wegens de observationele opzet, de geselecteerde populatie, de mogelijke belangenconflicten en het gebrek aan gegevens op lange termijn, suggereert dat IUD’s met levonorgestrel een vrij gunstige risico-batenverhouding hebben bij gebruik voor niet-contraceptieve doeleinden in geval van diverse medische aandoeningen bij nullipare vrouwen ≤22 jaar. Deze vaststellingen liggen in lijn met de huidige aanbevelingen. Gezien het kleine aantal jonge patiëntes dat in deze studie na 5 jaar nog een IUD had, bestaat er enige twijfel over de goede tolerantie ervan op lange termijn. Daarom zijn er meer robuuste studies nodig.

De resultaten van deze rigoureus opgezette systematische review met meta-analyse tonen geen klinisch significante werkzaamheid van spierrelaxantia ten opzichte van placebo of een controlegroep bij lagerugpijn. De geneesmiddelen met spierrelaxerende werking omvatten een vrij heterogene reeks moleculen, die allemaal op zich niet te verwaarlozen ongewenste effecten hebben, waaronder slaperigheid en duizeligheid. Er is geen statistisch of klinisch argument voor een gunstige risico-batenverhouding voor deze therapeutische klasse.

De resultaten van deze cohortstudie tonen dat fietsen geassocieerd is met een lager risico van globale en cardiovasculaire mortaliteit bij mensen met diabetes, rekening houdend met andere vormen van lichaamsbeweging en risicofactoren. Studies met herhaalde evaluaties van de fietsactiviteit en de registratie van fietsgerelateerde ongevallen zijn nodig om de dosis-responsrelatie tussen fietsen en mortaliteit nader te bepalen. We moeten rekening houden met de methodologische beperkingen van deze studie, die in feite een post-hocanalyse is van een prospectief cohort met gebreken (bijvoorbeeld het niet identificeren van de diabetestypes) en potentiële bias (bijvoorbeeld ontbrekende gegevens). De verkregen resultaten moeten worden geverifieerd door nieuwe ad-hocstudies.

Enkele belangrijke evoluties binnen Minerva

Poelman T.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 1 pagina 2 - 3


Bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve borstkanker die 5 jaar adjuvante hormoontherapie hebben gekregen, levert een aanvullende hormoontherapie met een aromataseremmer gedurende 5 jaar geen voordeel op in vergelijking met aanvullende therapie gedurende 2 jaar, maar wordt die wel geassocieerd met een hoger risico van botbreuken.

Een nieuwe studie naar behandelingen voor schouderpijn

Rombouts J.J.

Minerva 2022 Vol 21 nummer 1 pagina 18 - 21


Deze pragmatische, gerandomiseerde, gecontroleerde, methodologisch goed opgezette studie heeft de voordelen alsook de beperkingen van een studie die te dicht bij de klinische praktijk staat: het laat veel over aan het klinisch oordeel. De resultaten tonen dat chirurgie na een revalidatiebehandeling van 3 maanden zonder afdoende klinische werkzaamheid geen betere resultaten geeft dan niet-chirurgische behandeling in de meeste gevallen van rotatorcuffpathologie, vooral wanneer er geen sprake is van een cuffperforatie. Bij transfixerende cuffscheuren zonder respons op een conservatieve behandeling, geeft cuffreparatie daarentegen betere resultaten op het gebied van pijn en functie dan het voortzetten van de conservatieve behandeling.

Uit deze systematische review met meta-analyse blijkt dat SGLT2-inhibitoren en GLP-1-analogen die bij aanvang zonder metformine worden toegediend, het risico van ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen kunnen verminderen in vergelijking met placebo bij patiënten met type 2-diabetes én een verhoogd risico van cardiovasculaire gebeurtenissen. De auteurs plaatsen in de meta-analyse de 3 medicamenteuze hyperglykemiebehandelingen ter preventie van cardiovasculaire complicaties bij type 2-diabetes conceptueel op hetzelfde niveau: metformine, SGLT2-inhibitoren en GLP-1-analogen. De gedetailleerde analyse van deze meta-analyse vergeleken met de kwaliteit van het bewijs in de literatuur, laat niet toe om dit idee te ondersteunen. Alleen studies speciaal opgezet om te beantwoorden aan deze conceptualisatie (inclusie van patiënten bij het begin van hun aandoening, langdurige follow-up, directe vergelijkingen) kunnen een voldoende niveau van bewijs leveren.

Hoewel de gezondheidszorgsystemen in de Verenigde Staten en in België op gebied van kosten sterk verschillend zijn, toont deze kosteneffectiviteitsstudie duidelijk aan dat het uitbreiden van de HPV-vaccinatie naar mannen en vrouwen ouder dan 26 jaar een beperkte therapeutische meerwaarde biedt tegen vooralsnog niet te verantwoorden hoge kosten.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse van 63 RCT’s van gemiddeld matige methodologische kwaliteit, die het effect onderzocht van fosfodiësterase type 5-remmers versus placebo bij personen met erectiele dysfunctie kon een kleine tot matige placeborespons aantonen. Op basis van de resultaten van een subgroepanalyse komen psychologische factoren het meest naar voren als mogelijke oorzaak van een (werkelijk) placebo-effect. Nieuwe studies met een controlegroep zonder behandeling zijn echter noodzakelijk om dit verder te onderzoeken.

Deze systematische review en meta-analyse van 11 RCT’s van onduidelijke methodologische kwaliteit toont aan dat er bij patiënten met verhoogd hervalrisico van depressie er geen verschil bestaat in het risico van herval wanneer het stoppen of afbouwen van medicatie gecombineerd wordt met verschillende vormen van psychotherapie in vergelijking met het verderzetten van een behandeling met antidepressiva. Wanneer antidepressiva gecombineerd worden met psychotherapie is het risico van herval wel kleiner dan wanneer men zich beperkt tot het voortzetten van antidepressiva.

Effect van zoutrestrictie op bloeddruk?

De Cort P.

Minerva 18 12 2021


Deze systematische review en meta-analyse van 250 klinisch heterogene RCT’s van de Cochrane Collaboration bevestigt dat zoutbeperking in de voeding op korte termijn een substantieel verlagend effect heeft op de systolische en diastolische bloeddruk bij personen met hypertensie. Ook bij normotensieven was er een discrete daling in systolische bloeddruk door zoutbeperking in de voeding. Het klinische belang van dit resultaat, alsook van het effect op bloedlipiden en hormonen van het RAAS-systeem is nog onduidelijk.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische Cochrane review en meta-analyse van 17 heterogene studies die vaak een hoog risico van bias vertonen, toont met een hoge graad van evidentie aan dat dialectische gedragstherapie na 12 maanden ten opzichte van (verbeterde) gebruikelijke zorg de kans op herval van zelfbeschadiging reduceert bij kinderen en adolescenten. Voor familietherapie kon men met een matige graad van evidentie geen effect ten opzichte van (verbeterde) gebruikelijke zorg aantonen. Andere specifieke psychologische interventies, waaronder individuele gedragstherapie, waren niet beter dan (verbeterde) gebruikelijke zorg, maar door een tekort aan studies en door het hoge risico van bias in verschillende studies kunnen we hierover niets definitief besluiten.

Deze correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse van heterogene studies met belangrijke methodologische tekortkomingen toont aan dat interventies met fysieke activiteit na correctie voor publicatiebias een minimaal positief effect kunnen hebben op de communicatie van kinderen en jongeren met ASS.

Bevorderen educatieve en ondersteunende interventies de borstvoedingsduur bij primipare moeders?

Debonnet S. , Embo M.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 10 pagina 123 - 127


Deze methodologisch goed uitgevoerde meta-analyse van 13 heterogene studies met vaak een onduidelijk risico van bias voor meerdere domeinen toont aan dat een multicomponente educatieve en informatieve interventie de borstvoedingsduur - exclusieve borstvoeding binnen de twee maanden en ≥6 maanden postpartum, gedeeltelijke borstvoeding alleen binnen de 2 maanden postpartum - verlengt bij gezonde primipare vrouwen na vaginale bevalling van een gezonde baby. Uit een subgroepanalyse blijkt bovendien dat een lange interventietijd (zowel pre- als postnataal), een combinatie van groepssessies, individuele coaching en telefonische follow-up, een face-to-face en indirect contact, theoretische onderbouwing en minstens 3 sessies het resultaat positief beïnvloeden, maar dit vraagt om verder onderzoek.

Hoe verloopt chronische zorg in de eerste lijn tijdens een pandemie?

Bouckaert L.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 10 pagina 132 - 137


Deze klinisch en maatschappelijk relevante kwalitatieve studie die de persoonlijke percepties en ervaringen van eerstelijnszorgverleners over de zorg voor diabetes- en hypertensiepatiënten onderzoekt, suggereert dat er ruimte is voor verbetering wat betreft chronische zorg in tijden van pandemie, maar ook daarbuiten. In de meeste praktijken was er geen proactief contact met risicopatiënten met chronische aandoeningen en interprofessioneel teamwork was tot een minimum herleid. Verder onderzoek naar structurele veranderingen in de organisatie van de eerstelijnszorg zijn echter nodig om het algemene management van de chronische zorg te verbeteren én om weerbaar te zijn ten aanzien van toekomstige covid-19-golven en pandemieën.

Ondanks de moeilijkheden, beperkingen en bias die kwamen kijken bij het verzamelen en vergelijken van betrouwbare gegevens in zo'n groot aantal zeer variabele settings over zo'n lange periode, suggereert deze prospectieve cohortstudie dat een hoge consumptie van geraffineerde granen geassocieerd is met een hoger risico van mortaliteit en ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen. In tegenstelling tot andere studies, werd er geen verband gevonden tussen een hoge consumptie van volle granen en een verminderd risico van cardiovasculaire aandoeningen, kanker en overlijden.

Gebruik van honing bij infecties van de bovenste luchtwegen?

Jayaswal A. , De Jonghe M.

Minerva 15 11 2021


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op originele studies met veel methodologische tekortkomingen, toont aan dat bij patiënten van alle leeftijden, honing effectiever is dan standaardzorg om de symptomen van infecties van de bovenste luchtwegen, in het bijzonder de frequentie en de ernst van acute hoest, te verbeteren.

Ibuprofen of paracetamol tegen koorts en pijn bij kinderen jonger dan 2 jaar?

Kamdem MM. , De Jonghe M. , Saubry MI.

Minerva 15 11 2021


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit, maar wel gebaseerd op studies van matige tot slechte methodologische kwaliteit, toont een superieure werkzaamheid van ibuprofen versus paracetamol in de behandeling van koorts bij kinderen jonger dan 2 jaar. Op grond van het geringe aantal gemelde ongewenste effecten kan echter niet worden bepaald welk geneesmiddel veiliger is in het gebruik. Daarom zijn nieuwe studies over het veiligheidsprofiel van deze twee geneesmiddelen nodig om een standpunt in te nemen en een goed wetenschappelijk onderbouwd besluit te formuleren. In verband met het pijnstillende profiel werd geen statistisch significant verschil gevonden tussen beide geneesmiddelen.

Deze systematische review met meta-analyse van goede kwaliteit toont dat bij patiënten met persisterende astma onder ICS-LABA, triple therapie met ICS-LABA-LAMA, in vergelijking met bitherapie, geassocieerd is met significant minder ernstige exacerbaties en een bescheiden verbetering in de astmacontrole, zonder significante verschillen in levenskwaliteit of mortaliteit.

Bij patiënten met hartfalen met bewaarde ejectiefractie is er geen verschil in verandering in het piekzuurstofverbruik (VO2-max) na 3 maanden of 12 maanden tussen patiënten toegewezen aan de groep met intensieve intervaltraining en patiënten in de groep met matige continue training. Geen van beide groepen bereikte het vooraf gedefinieerde minimale klinisch belangrijke verschil volgens de richtlijnen ten opzichte van de controlegroep. Deze resultaten pleiten niet voor intensieve intervaltraining noch voor matige continue training in plaats van de standaardaanbevelingen voor lichaamsbeweging.

Deze methodologisch goed uitgevoerde studie toont geen werkzaamheid van colchicine bij ambulant behandelde covid-19-patiënten met risico van ernstige complicaties. Ze suggereert, op basis van een mogelijk vertekende secundaire analyse met gebruik van een ongeschikt samengesteld eindpunt, hoogstens een mogelijk bescheiden en onnauwkeurige daling van het aantal hospitalisaties van personen met een door PCR bevestigde diagnose.

Deze dubbelblinde, 2:1-gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont dat de GLP-1-analoog semaglutide, in combinatie met een dieet en lichaamsbeweging, een significante gewichtsreductie oplevert na 68 weken behandeling bij volwassenen met overgewicht en gewichtsgerelateerde comorbiditeiten of bij volwassenen met obesitas zonder diabetes mellitus. De langetermijneffecten, met name behoud van gewichtsverlies, noodzaak van een onderhoudsbehandeling, effect op comorbiditeit en mortaliteit, late ongewenste effecten, moeten nog worden geëvalueerd alvorens het geneesmiddel op grote schaal in te zetten in de dagelijkse praktijk.

Deze gerandomiseerde, gecontroleerde studie toont aan dat de Break Binge Eating-app mogelijk doeltreffend is om de globale algemene symptomatologie te verbeteren (attitudes en gedrag) bij eetstoornissen (en in mindere mate sommige specifieke aandachtspunten zoals overmatige bezorgdheid met lichaamsvorm, gewicht, voedsel en voedselrestricties en de psychosociale gevolgen ervan) bij personen met een eetbuistoornis, die zeer gemotiveerd zijn voor dit soort follow-up en geen beroep kunnen doen op de conventionele zorg.

Deze methodologisch correct uitgevoerde pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een door verpleegkundigen geleid zorgpad voor vroegtijdige zorgplanning, ingebed in de eerstelijnszorg en gefaciliteerd door elektronische uitwisseling van patiëntgegevens tussen verpleegkundige en huisarts, effectief is om de bespreking en registratie van items gerelateerd aan vroegtijdige zorgplanning te verhogen.

Deze correct uitgevoerde prospectieve cohortstudie die gebruikmaakt van cumulatieve gegevens uit herhaalde vragenlijsten over een periode van 30 jaar, toont aan dat de consumptie van zowel bewerkt als onbewerkt rood vlees gecorreleerd is met een hoger risico van coronaire hartziekte en fatale coronaire hartziekte. De studie suggereert ook dat de vervanging van rood vlees door noten, peulvruchten, soja, een combinatie van plantaardige voedingsbronnen, zuivelproducten en volle granen het risico van coronaire hartziekte kan verkleinen.

Uit deze methodologisch correct opgezette multicenter dubbelblinde RCT met factorieel opzet blijkt dat vitamine D3, omega-3-vetzuren en spierversterkende oefeningen alleen of gecombineerd na 3 jaar geen effect hebben op systolische en diastolische bloeddruk, fysiek prestatievermogen, cognitieve functies, incidentie van niet-vertebrale fracturen en infecties bij gezonde ouderen van 70 jaar en ouder.

Deze prospectieve observationele studie toont aan dat tijdens een uitbraak van covid-19 in een wzc het herhaaldelijk afnemen van een snelle antigeentest nuttig kan zijn om besmettelijke covid-19-patiënten tijdig te detecteren.

Deze correct uitgevoerde cohortstudie met meer dan 16 000 deelnemers toont aan dat er geen verband bestaat tussen gewichtstoename door te stoppen met roken en het risico van cardiovasculaire aandoeningen, type 2-diabetes mellitus, kanker en COPD. Het voordeel van rookstop op vlak van mortaliteit hangt bovendien niet af van een mogelijke gewichtstoename na rookstop. Rapporteringsbias is in deze studie echter niet uitgesloten en mogelijk belangrijke confounders zijn niet in rekening gebracht.

Deze meta-analyse van correct uitgevoerde dubbelblinde placebogecontroleerde N of 1 trials kon geen verschil in spiersymptomen aantonen tussen behandelperiodes met 20 mg atorvastatine en behandelperiodes met placebo bij statinegebruikes die reeds klaagden van spierklachten voor de start van de studie. Dankzijn het N of 1-design kon ook aangetoond worden dat spierklachten voor de meeste statinegebruikers een nocebo-effect is.

Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bewegen op muziek de motorische functie, het evenwicht, freezing en loopsnelheid statistisch significant meer verbetert dan gebruikelijke zorg, dagelijkse activiteiten of shamoefentherapie (zonder gebruik van muziek) bij patiënten met de ziekte van Parkinson in stadium 2 of 3. De klinische relevantie van de gepoolde verschillen, alsook het effect op lange termijn zijn echter nog onduidelijk.

Deze kwalitatieve studie van geselecteerde registratiedocumenten voor euthanasie in Nederland suggereert dat een stapeling van ouderdomsaandoeningen die leidt tot een verzoek tot hulp bij zelfdoding en euthanasie vaak verweven is met de psychosociale en existentiële dimensie van lijden. De resultaten van deze unieke studie nodigen uit tot reflectie over onze attitude inzake ouderdomsaandoeningen die (ondraaglijk) lijden veroorzaken, zowel vanuit een specifiek medische aanpak als vanuit maatschappelijke zorg.

Deze beschrijvende studie van goede methodologische kwaliteit ondanks een kleine steekproef legt stigmatiserende attitudes van huisartsen bloot tegenover patiënten met obesitas.

Deze retrospectieve cohortstudie van goede methodologische kwaliteit, maar met beperkingen die inherent zijn aan dit type studie, toont bij bewoners in woonzorgcentra in de Verenigde Staten aan dat elk van de bestudeerde DOAC’s geassocieerd was met een lagere mortaliteit in vergelijking met warfarine. Het kwam echter vaak voor dat de dosering van het DOAC niet aangepast was aan de klinische toestand van de patiënt. Dat werd in verband gebracht met een hoger risico van ongewenste effecten en mortaliteit.

Dit is een retrospectieve, observationele studie van goede methodologische kwaliteit, maar met beperkingen die inherent zijn aan dit soort onderzoeksdesign. De studie suggereert dat het tetravalente vaccin beschermt tegen cervixkanker. Patiënten die het vaccin vóór de leeftijd van 17 jaar krijgen, zouden een grotere bescherming genieten. Nieuwe studies naar het beschermende effect van bivalente en nonavalente vaccins tegen cervixkanker zijn wenselijk.

In deze retrospectieve cohortstudie die gebruikmaakte van gegevens uit een groot cohort, werden geen significante verschillen gevonden op het vlak van heupfractuurrisico, tussen vrouwen die gedurende 5 jaar bisfosfonaattherapie volgden in vergelijking met zij die de behandeling nog eens 2 of 5 jaar voortzetten. De resultaten waren heterogeen door het gebruik van een respijtperiode van 6 maanden, waardoor men meer gebeurtenissen in de analyse had kunnen opnemen. Hoewel de resultaten suggereren dat het staken van bisfosfonaten na ongeveer 2 jaar extra behandeling geassocieerd kan worden met een lager heupfractuurrisico, vertoonde de kleine groep vrouwen die nog langer behandeld werd daarentegen een verhoogd risico.

Deze pragmatische, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde multicenterstudie besluit dat er geen bewijs is voor enig voordeel van een PPI-behandeling boven placebo bij patiënten met persisterende faryngolaryngeale symptomen. De RSI-scores tussen de lansoprazol- en de placebogroep waren vergelijkbaar na 16 weken behandeling en na een follow-up van 12 maanden.

Deze systematische review en meta-analyse van afdoende methodologische kwaliteit, maar met inclusie van zeer heterogene studies, toont voorzichtig aan dat een vezelrijk dieet, met gelijk welk soort vezels, zinvol is voor diabetespatiënten, ongeacht het type diabetes (met uitzondering van zwangerschapsdiabetes waarvoor we geen gegevens hebben).

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont dat het gebruik van de STarT Back Tool nuttig is om patiënten met lagerugpijn naargelang hun risico van chroniciteit vroegtijdig te selecteren met als doel hen een aangepaste behandeling te kunnen aanbieden die de pijn en de mate van invaliditeit op korte termijn (3 tot 6 maanden) vermindert. Verder onderzoek is nodig naar de voordelen op lange termijn.

Deze non-inferioriteitsstudie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij gehospitaliseerde patiënten met CAP een antibioticabehandeling met bèta-lactamantibiotica gedurende 3 dagen, mits voldoende klinische respons op dag 3, niet inferieur is aan het voortzetten van antibioticabehandeling met amoxicilline-clavulaanzuur gedurende nog eens 5 dagen op het vlak van genezing na 15 dagen.

Deze uitgebreide systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat SNRI’s bij rugpijn en knieartrose de pijn verlichten en het functioneren verbeteren maar de bewijskracht hiervoor is matig tot laag. Alleen voor de verlichting van pijn bij knieartrose is een klinisch relevant effect niet uitgesloten. Voor zowel SNRI’s als voor TCA’s kan er een klinisch relevant gunstig effect op ischiaspijn aangetoond worden, maar ook hier is de bewijskracht laag tot zeer laag. Het onzekere effect op pijn en functioneren van SNRI’s en TCA’s moet zeker afgewogen worden ten opzichte van de acceptabiliteit, de tolerantie en de veiligheid van deze moleculen.

Deze integratieve systematische review van vooral kwalitatieve studies, vaak van lage methodologische kwaliteit, levert na het bereiken van saturatie 6 thema’s op die aantonen dat de impact van artsen in de samenwerking tussen eerste en tweede lijn niet te onderschatten is. Het gaat hier niet alleen over de manier waarop ze zichzelf gedragen maar ook hoe ze het gezondheidszorgsysteem kunnen beïnvloeden. Op basis van deze studie kunnen we echter niet beoordelen of de beschreven kerncompetenties in realiteit ook toegepast worden. Het competentiekader kan mogelijk wel helpen om opleidingen over interprofessioneel samenwerken te ondersteunen.

Deze methodologisch correct opgezette open-label RCT toont aan dat zowel een corticosteroïdinfiltratie gevolgd door fysiotherapie, als manipulatie onder narcose (meestal gevolgd door een corticosteroïdinfiltratie) als artroscopische kapselrelease (meestal niet gevolgd door een corticosteroïdinfiltratie) aanleiding geeft tot een klinisch relevante verbetering van schouderpijn en schouderfunctie bij patiënten die met langdurige schouderklachten naar de tweede lijn zijn doorverwezen. Er was geen klinisch relevant verschil in het effect tussen de drie onderzochte behandelingen. Een artroscopische kapselrelease ging wel meer gepaard met ongewenste effecten en een manipulatie onder narcose was het meest kosteneffectief.

Deze open-label gerandomiseerde studie van matige methodologische kwaliteit toont aan dat het groene mediterraan dieet ten opzichte van het klassieke mediterraan dieet op korte termijn een statistisch significant versterkend effect heeft op de daling van de middelomtrek bij mannen van 50 jaar met overgewicht/obesitas. Het secundaire effect op andere cardiometabole parameters zoals bloeddruk, lipidenprofiel en insulinegevoeligheid moet verder onderzocht worden. Ook het effect op klinisch relevante uitkomsten zoals cardiovasculaire gebeurtenissen en mortaliteit op lange termijn is heden nog onduidelijk.

Deze opvolgstudie van een methodologisch correct uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie toont aan dat de onmiddellijke getitreerde opstart van een behandeling met ramipril versus placebo bij patiënten met hartfalen na het doormaken van een myocardinfarct resulteert in overlevingswinst tot 15 jaar na de opstart.

Curcuma als behandeling voor knieartrose?

Laekeman G.

Minerva 01 07 2021


In deze methodologisch correct uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie met een beperkt aantal patiënten bleek een preparaat met Curcuma longa wortel na drie maanden werkzamer te zijn dan placebo om pijn bij artrose van de knie te verminderen. De klinische relevantie van het pijnstillend effect is echter sterk twijfelachtig. Uitgebreider klinisch onderzoek met duidelijk gedefinieerde preparaten is noodzakelijk om de plaats van Curcuma longa in de behandeling van artrose te bepalen.

Deze secundaire analyse van een open-label RCT suggereert dat de introductie van een voldoende hoge hoeveelheid gluten in het dieet vanaf de zuigelingenleeftijd van 4 maanden resulteert in een daling van de prevalentie van coeliakie op latere leeftijd in vergelijking met een introductie vanaf 6 maanden. Wegens een tekort aan power en verschillende vormen van bias kan niet met voldoende zekerheid besloten worden dat de vroege introductie van gluten beschermt tegen coeliakie. Nieuwe RCT’s met een langere follow-up zijn nodig om te bepalen wat het optimale tijdstip en de optimale hoeveelheid voor de introductie van gluten in de voeding is ter preventie van coeliakie.

Wie komt in aanmerking voor verder diagnostisch onderzoek naar kanker bij onverklaard gewichtsverlies?

van Peer W. , Poelman T.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 6 pagina 69 - 73


Deze methodologisch correct uitgevoerde diagnostische studie toont aan dat onverklaard gewichtsverlies in combinatie met bepaalde anamnestische gegevens, klinische tekens en laboratoriumresultaten die zich manifesteren in een tijdsinterval van drie maanden voor tot één maand na het vaststellen van onverklaard gewichtsverlies voldoende alarmerend is om een diagnostische oppuntstelling naar kanker te rechtvaardigen. Geen enkel anamnestisch gegeven, klinisch teken en laboratoriumresultaat sluit kanker in het kader van onverklaard gewichtsverlies voldoende uit.

Planten als geneesmiddelen en als voedingssupplementen

De redactie

Minerva 2021 Vol 20 nummer 6 pagina 66 - 68


Deze systematische review met meta-analyses van goede methodologische kwaliteit toont bij patiënten met type 2-diabetes aan dat de voordelen van gliflozinen (SGLT2-inhibitoren) op vlak van majeure atherosclerotische cardiovasculaire gebeurtenissen alleen van toepassing zijn op patiënten met een vastgestelde atherosclerotische cardiovasculaire aandoening. Gliflozinen leveren wel meer winst op in het verminderen van het aantal hospitalisaties voor hartfalen en op de progressie van de nierziekte, ongeacht het bestaan van een atherosclerotische cardiovasculaire ziekte of een voorgeschiedenis van hartfalen.

Deze gerandomiseerde studie, uitgevoerd met een groot aantal patiënten, toont dat ertugliflozine bij patiënten met type 2-diabetes en atherosclerotische cardiovasculaire aandoeningen niet superieur is aan placebo om ernstige cardiovasculaire bijwerkingen te voorkomen.

Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont dat er bij 50-plussers bij wie antihypertensiva werden voorgeschreven voor de behandeling van arteriële hypertensie of voor de primaire preventie van hart- en vaatziekten en bij wie de arteriële bloeddruk onder controle is, geen statistisch significant verschil bestaat tussen stopzetting van een antihypertensieve behandeling en de voortzetting ervan op het gebied van totale mortaliteit en het optreden van een myocardinfarct. De kwaliteit van het bewijs, door de auteurs als laag tot zeer laag beschouwd, noopt ons tot het nuanceren van de impact van deze studie op de praktijkvoering. De auteurs zijn zelf van mening dat er geen definitieve conclusies getrokken kunnen worden.

Hoog LDL-cholesterolgehalte en cardiovasculair risico bij ouderen

Dequiedt C. , Coenen A.

Minerva 15 06 2021


Deze recente Deense cohortstudie met betrekking tot primaire preventie toont dat personen van 70 tot 100 jaar met een hoog LDL-cholesterolgehalte het hoogste absolute risico hebben van een myocardinfarct en van een atherosclerotische cardiovasculaire aandoening en de laagste geschatte 5-jaars NNT om een gebeurtenis te voorkomen.

Deze gerandomiseerde unicenterstudie geeft aan dat bij mannen en vrouwen met een verslaving, een gedragsmatige interventie voor pijnbeheersing, - meestal niet voorzien in de behandeling van een verslaving - geassocieerd is met een betere pijnbeheersing, vooral qua pijntolerantie bij mannen en qua pijnintensiteit bij vrouwen. Er was geen verbetering merkbaar inzake het gebruik van verslavende middelen, naast die van de gebruikelijke behandeling. De auteurs zijn van mening dat behandelprogramma’s zouden moeten gebruikmaken van psychosociale pijnbestrijdingsinterventies zodat de standaardbehandeling van middelenmisbruik verbetert.

Dit kwalitatieve onderzoek, waarvan bepaalde methodologische keuzes vragen oproepen, suggereert dat de gevoelens van spijt bij artsen niet alleen aanwezig kunnen zijn bij echte fouten, maar ook bij situaties die eerder als een risico dan als een fout beschouwd kunnen worden. Hoe ernstiger de gevolgen ervan, hoe negatiever de reactie van de patiënt, zijn familie en/of zorgverleners, hoe groter de gevoelens van spijt zijn. Anderzijds hoe meer zorgverleners er betrokken zijn bij het beleid, hoe minder belangrijk de gevoelens van spijt worden.

Deze gerandomiseerde studie met enkele methodologische beperkingen laat niet toe om aanbevelingen te doen over het effect op de door de patiënt gerapporteerde Oxford Knee Score, globale ernst van kniepijn, tevredenheid over de geopereerde knie of getimede starttest van een ambulant revalidatieprogramma in een gespecialiseerd centrum zes weken na een totale knieprothese bij patiënten met een risico van ongunstige uitkomst in vergelijking met een behandeling op basis van thuisoefeningen.

Deze bevraging via een online tool die peilde naar de ervaringen van patiënten over het gebruik van telegeneeskunde in de huisartspraktijk, dat door de SARS-CoV-2-pandemie in een stroomversnelling kwam, vertoont enkele methodologische beperkingen die inherent zijn aan de gekozen methodologie. Ze geeft echter aan dat patiënten tevreden zijn, vooral wanneer het gaat om bepaalde redenen zoals het vernieuwen van een geneesmiddelenvoorschrift of van een medisch attest en de opvolging van een reeds bekend gezondheidsprobleem. Nochtans zijn velen terughoudender, vooral als ze het gevoel hebben dat een lichamelijk onderzoek nodig is. Patiënten zijn het erover eens dat deze consultaties billijk vergoed worden. In de toekomst willen patiënten het type consultatie kunnen kiezen dat past bij hun noden, omstandigheden en voorkeuren.

Daalt de bloeddruk met het DASH-dieet?

Mullie P.

Minerva 15 05 2021


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene studies, waarvan de helft met lage methodologische kwaliteit, toont aan dat het DASH-dieet de systolische en diastolische bloeddruk op kort termijn in beperkte mate kan doen dalen bij normotensieve en hypertensieve patiënten.

Deze methodologisch correct opgezette Japanse cohortstudie met ruim 6 000 personen, van wie driekwart antihypertensiva innam bij inclusie, toont na correctie voor tal van relevante demografische en klinische parameters en conventionele systolische bloeddruk aan dat een hogere nachtelijke systolische bloeddruk gemeten met een gestandaardiseerde 24-uurs ambulante bloeddrukmeting geassocieerd is met een toegenomen risico van cardiovasculaire gebeurtenissen. In vergelijking met een daling van de nachtelijke bloeddruk met 10 tot 20% ten opzichte van de bloeddruk overdag (dippers) lijkt een toename van de nachtelijke bloeddruk ten opzichte van de bloeddruk overdag (risers) gepaard te gaan met een statistisch significante toename van cardiovasculaire gebeurtenissen. Het is nog onduidelijk wat de klinische meerwaarde is van deze bevindingen voor de eerste lijn. Daarom is het aangewezen om te wachten tot correct uitgevoerde RCT’s voldoende bewijs leveren van eventuele therapeutische voordelen bij de verschillende subgroepen van patiënten.

Deze correct uitgevoerde dubbelblinde gerandomiseerde studie bij Japanse ouderen (≥80 jaar) met voorkamerfibrillatie en minsten één extra risicofactor voor majeure bloedingen toont aan dat een lage dosis edoxaban (15 mg/d) superieur was ten opzichte van placebo in de preventie van beroerte en systematische trombo-embolie. Er was bovendien geen verschil in majeure bloedingen.

Deze correct uitgevoerde pragmatische clustergerandomiseerde open-label RCT met blinde effectbeoordelaars toont aan dat het gebruik van motiverende gespreksvoering door getrainde zorgverstrekkers tijdens de revalidatie van geblesseerde werknemers die na het verstrijken van de gebruikelijke genezingstermijn onvoldoende hersteld waren, na een jaar leidt tot meer partiële werkhervatting en de transitie naar aangepast werk faciliteert. In hoeverre deze bevredigende resultaten extrapoleerbaar zijn naar de reële praktijk moet verder onderzocht worden.

Deze unicenter open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie, die op een correcte manier vroegtijdig werd beëindigd, toont aan dat compressietherapie leidt tot een lager aantal recidieven van cellulitis bij volwassenen met chronisch oedeem van de onderste ledematen en een voorgeschiedenis van cellulitis. Het is onduidelijk in welke mate dit resultaat extrapoleerbaar is naar de reële wereld.

Wittejashypertensie niet zo onschuldig?

De Cort P.

Minerva 01 05 2021


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene observationele studies waarvan de grootste studie wegens onnauwkeurige gegevensanalyse ingetrokken werd, suggereert dat niet behandelde wittejashypertensie gecorreleerd is met fatale en niet-fatale cardiovasculaire gebeurtenissen en globale mortaliteit. Met deze studie mogen we een mogelijk cardiovasculair risico van wittejashypertensie dus niet negeren. Meer specifieke risicogroepen zullen gedurende langere tijd opgevolgd moeten worden om hierover echter definitieve conclusies te trekken. Deze studie zegt absoluut niets over het nut van een medicamenteuze antihypertensiebehandeling bij patiënten met wittejashypertensie. Hiervoor zijn correct opgezette RCT’s noodzakelijk.

Herstarten van antiplaatjestherapie na een intracerebrale bloeding?

Scheldeman L. , Demeestere J.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 4 pagina 40 - 44


Deze correct uitgevoerde pragmatische multicenter open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met geblindeerde effectbeoordelaars suggereert dat het herstarten van antiplaatjestherapie bij patiënten die een intracerebrale bloeding doormaakten onder behandeling met antiplaatjestherapie of anticoagulatie veilig kan gebeuren na de acute fase. Wegens het hoge risico van selectiebias en een tekort aan power vragen de resultaten van deze studie om bevestiging in nieuwe RCT’s.

Progesteronreceptormodulatoren als behandeling voor endometriose?

Vandevoorde E. , Hamerlynck T.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 4 pagina 45 - 48


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene studies toont aan dat mifepriston ten opzichte van placebo de klachten van dysmenorroe en dyspareunie statistisch significant verlicht bij vrouwen met endometriose. De balans tussen het pijnstillende effect en de ongewenste effecten is echter nog onduidelijk. Er is momenteel geen bewijs over het effect van andere progesteronreceptormodulatoren. De plaats van progesteronreceptormodulatoren ten opzichte van de huidige aanbevolen behandelingen is bijgevolg nog onduidelijk.

Het belang van deze systematische review ligt vooral in de beschrijvende, gedetailleerde en kritische inventarisatie van de beschikbare gegevens over het effect van hydroxychloroquine bij covid-19-patiënten, alsook in het feit dat ze benadrukt dat er weinig gerandomiseerde studies van hoge kwaliteit beschikbaar zijn, alsook in een grondige bespreking van de aritmogene effecten van hydroxychloroquine (de auteurs zijn intensivisten). Maar de systematische review is van beperkt nut voor de klinische praktijk: er wordt voorzichtig gesuggereerd dat hydroxychloroquine mogelijk niet werkzaam is bij de behandeling van gehospitaliseerde covid-19-patiënten of van contactgevallen en besloten dat het noodzakelijk is om de behandeling verder te onderzoeken in nieuwe gerandomiseerde studies van hoge kwaliteit. De review geeft evenmin informatie over de werkzaamheid van vroege toediening van hydroxychloroquine aan niet-gehospitaliseerde patiënten, die de overgrote meerderheid vertegenwoordigen van covid-19-patiënten die in de eerstelijnszorg worden opgevolgd. De hydroxychloroquinesaga lijkt dus eindelijk ten einde. We moeten ons afvragen of het niet tijd is om te stoppen met het vrijmaken van middelen om nieuwe studies uit te voeren die de werkzaamheid van deze stoffen in de behandeling van covid-19 onder de loep nemen. Opvallend is de overvloed aan meta-analyses (een dertigtal!) die in minder dan een jaar over dit onderwerp zijn verschenen, in tegenstelling tot het bescheiden aantal geïncludeerde RCT’s. Vele meta-analyses zijn overbodig of van slechte methodologische kwaliteit en vertonen veel bias, met als gevolg dat ze de clinici mogelijk eerder in verwarring brengen dan ondersteunen in het nemen van beslissingen in de praktijk.

Deze methodologisch goed uitgevoerde systematische review met meta-analyses toont aan dat P2Y12-receptorantagonisten in monotherapie versus aspirine in monotherapie bij patiënten met cerebrovasculair, coronair of perifeer arterieel vaatlijden, geassocieerd zijn met een weliswaar zeer nipte statistisch significante vermindering van het risico van myocardinfarct en een vergelijkbaar risico van CVA in secundaire preventie. De klinische relevantie van het voordeel van P2Y12-receptorantagonisten in monotherapie is onzeker, gezien het grote aantal patiënten dat behandeld moet worden om een myocardinfarct te voorkomen en het gebrek aan effect op globale en vasculaire mortaliteit.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont dat cognitieve gedragstherapie zeer waarschijnlijk doeltreffend is in de behandeling van prikkelbaredarmsyndroom. Het zijn vooral cognitieve gedragstherapie via zelfmanagement of cognitieve gedragstherapie met minimaal contact (bijvoorbeeld telefonisch of via internet) die het meest doeltreffend lijken te zijn, evenals hypnotherapie specifiek gericht op spijsverteringsproblemen. De geïncludeerde studies hebben echter heel wat methodologische tekortkomingen. Verdere studies zijn dus nodig om de hier gerapporteerde resultaten te bevestigen.

Deze prospectieve cohortstudie omvat een gepoolde analyse van gegevens van 4 cohorten die de risicofactoren voor en de incidentie van cardiovasculaire aandoeningen prospectief gemeten hebben. Het doel was om het globale niet-gecorrigeerde en gecorrigeerde risico te beoordelen tussen cardiovasculaire gebeurtenissen en het LDL-cholesterolgehalte bij volwassenen van ≥75 jaar zonder bekende atherosclerotische cardiovasculaire ziekte en om de impact van hyperlipidemie na te gaan op het risico van nieuwe atherosclerotische cardiovasculaire ziekte bij ouderen met verschillende risicoprofielen. De resultaten tonen dat een hoog LDL-cholesterolgehalte niet geassocieerd is met een hogere cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, ook niet na combinatie met meerdere risicofactoren, zoals hypertensie, roken of diabetes.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration is van goede methodologische kwaliteit en toont een effect van bekkenbodemspieroefeningen op alle vormen van incontinentie (behalve perinataal of als gevolg van een aandoening van een ander systeem dan het urinewegstelsel), dat iets sterker is bij stressincontinentie. De resultaten op het gebied van kwaliteit van leven zijn matig tot laag. De kosten en langetermijneffecten moeten nog worden onderzocht.

De resultaten van deze methodologisch goed uitgevoerde systematische review met meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde klinische studies over medicamenteuze behandelingen tegen osteoporose versus placebo toont geen reductie van de mortaliteit. Hetzelfde geldt voor bisfosfonaten, ongeacht de bestudeerde molecule. Een reductie van het fractuurrisico is echter goed gedocumenteerd.

De hier besproken studie is een wiskundig model dat bij hartfalen met verminderde systolische ejectiefractie een voordeel suggereert, maar niet aantoont, van een behandeling die aan de basisbehandeling (een ACE-remmer of sartaan + bètablokker) wordt toegevoegd, met name een combinatie van drie geneesmiddelen uit andere klassen: eplerenon (een MRA), de combinatie sacubitril-valsartan (een ARNi) en dapagliflozine (een SGLT2-remmer). Bovendien vertonen de afzonderlijke studies beperkingen, waardoor het moeilijk is om te bepalen of aan sommige van deze geneesmiddelen een werkelijk nieuw effect kan worden toegeschreven en of ze een aanvaardbare risico-batenverhouding hebben. Deze studie schuift wel hypotheses naar voor die aan de hand van rigoureus uitgevoerde gerandomiseerde klinische studies getoetst moeten worden.

De hier besproken systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit benadrukt het potentiële belang van aspirine voor de postoperatieve tromboprofylaxe na het plaatsen van een totale heup- of knieprothese. De goede tolerantie en de lage kosten maken dat aspirine zeker overwogen moet worden als alternatief voor orale anticoagulantia en waarschijnlijk ook voor heparine met laag moleculair gewicht. Nieuwe studies zijn nodig om dat te bevestigen.

Nut van biomarkers bij de diagnostiek van een ambulante pneumonie

Claus B. , Van Braeckel E.

Minerva 15 03 2021


Deze systematische review en meta-analyse van prospectieve cohortstudies van goede tot matige kwaliteit, waarbij de diagnostische waarde van verschillende biomarkers vergeleken wordt met RX- of CT-thorax bij patiënten met symptomen van een acute luchtweginfectie en/of vermoeden van pneumonie, toont aan dat de diagnostische waarde van een CRP <20 mg/l groter lijkt te zijn dan deze van PCT of leukocytose om een pneumonie uit te sluiten. De resultaten van deze systematische review en meta-analyse wijzigen de huidige richtlijnen niet.

Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie met COPD-patiënten die de huisarts consulteren wegens een acute COPD-exacerbatie toont aan dat er minder antibiotica voorgeschreven en gebruikt worden wanneer op basis van het resultaat van een CRP-sneltest beslist wordt om al dan niet antibiotica voor te schrijven. Deze reductie in antibioticaconsumptie gaat niet gepaard met een daling van de COPD-gerelateerde gezondheidsstatus.

Deze methodologisch correct uitgevoerde substudie van de CAPITA-studie toont met voldoende power aan dat het PVC13-vaccin toegediend aan gezonde 65-plussers geen effect heeft tegen pneumonie, lage luchtweginfecties en op antibioticagebruik in de eerste lijn.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat het overschakelen naar sigaretten met lage nicotinegehaltes (0,4 mg/g en 2,4 mg/g) bij personen met een psychiatrische aandoening en bij vrouwen uit kwetsbare socio-economische klassen, zonder intrinsieke motivatie om te stoppen met roken, na 12 weken leidt tot een daling van het aantal gerookte sigaretten zonder uit te monden in compensatoir roken. De hoge financiele vergoedingen in deze studie en de discrepantie tussen de geafficheerde en de vastgestelde hogere nicotinegehaltes in commerciële sigaretten belemmeren extrapolatie naar de reële wereld. Verder onderzoek is noodzakelijk alvorens deze schadebeperkende strategie aanbevolen kan worden voor kwetsbare groepen van rokers die niet onmiddellijk van plan zijn om te stoppen met roken.

Deze methodologisch correct opgezette gerandomiseerde dubbelblinde gecontroleerde studie toont aan dat het toevoegen van olanzapine aan een anti-emetische triple therapie bij emetogene chemotherapie nausea meer onderdrukt dan placebo. Een gelijkaardige studie toont aan dat 5 mg olanzapine een gelijkaardig effect heeft als 10 mg olanzapine maar gepaard gaat met minder sedatie op dag 2. Bijkomend onderzoek is nodig om te beoordelen of de extra anti-emetogene werking van olanzapine blijft bestaan over meerdere cycli.

Zijn antidepressiva zinvol bij patiënten met dementie en depressie?

Catthoor K.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 2 pagina 19 - 23


Op basis van deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van 10 RCT’s met een onduidelijk risico op verschillende vormen van bias, kunnen we besluiten dat het gebruik van antidepressiva in vergelijking met placebo bij patiënten met dementie en depressie op basis van gevalideerde diagnostische criteria, de depressieve symptomen, noch op korte, noch op lange termijn doet afnemen. Door de afwezigheid van duidelijke criteria kunnen we niets besluiten over het effect op respons en remissie. Er is voldoende bewijs dat antidepressiva meer (ernstige) ongewenste effecten kunnen veroorzaken in deze patiëntengroep. Tussen de verschillende antidepressiva onderling waren er geen significante aanwijzingen voor een verschil in werkzaamheid, tolerantie en veiligheid.

Persoonsgerichte zorg bij patiënten met multimorbiditeit

Boeykens D. , Van de Velde D. , De Vriendt P. , De Sutter A. , Pype P. , Boeckxstaens P.

Minerva 01 03 2021


Deze niet-gerandomiseerde interventionele studie toont aan dat het identificeren, communiceren en aanbieden van zorg in overeenstemming met de persoonlijke doelstellingen van de patiënt de behandellast voor de patiënt kan verminderen en ongewenste zorg kan vermijden in vergelijking met reguliere zorg bij patiënten met multimorbiditeit. Gerandomiseerd onderzoek is noodzakelijk om de resultaten van deze studie te bevestigen.

De accuraatheid van diagnostische testen voor covid-19

Michiels B.

Minerva 2021 Vol 20 nummer 2 pagina 14 - 18


Deze systematische review en meta-analyse bevestigt de plaats van RT-PCR-test als meest accurate test in het bevestigen of uitsluiten van covid-19, hoewel de diagnostische waarde bij ambulante patiënten met weinig symptomen en bij asymptomatische patiënten onvoldoende werd onderzocht. Evenmin werd de waarde van de RT-PCR-test onderzocht voor andere doeleinden dan diagnosestelling. Een CT thorax en immunologische testen op serum hebben geen plaats in het stellen van de diagnose van covid-19.

Deze meta-analyse toont dat 8 tot 14 glykemiecontroles per week geassocieerd zijn met een verbetering van de glykemiecontrole gedurende maximaal een jaar bij niet met insuline behandelde type 2-diabetespatiënten, dit in tegenstelling tot eerder onderzoek dat geen verschil aantoonde na stratificatie voor het aantal uitgevoerde tests. Deze studie vertoont een aanzienlijke methodologische bias en voegt geen enkel geloofwaardig nieuw element toe aan het probleem van de glykemiezelfcontrole bij niet met insuline behandelde type 2-diabetespatiënten.

Deze Noorse clustergerandomiseerde, gecontroleerde studie toont aan dat het sensibiliseren van huisartsen en het benadrukken van het belang om allochtone vrouwen uit te nodigen voor deelname aan baarmoederhalskankerscreening een haalbare strategie is, zij het met matige doeltreffendheid, om deelname aan het screeningsprogramma te vergroten, vooral bij allochtone vrouwen die nooit eerder gescreend waren.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration met meta-analyses toont een iets hogere werkzaamheid van corticosteroïden op het verminderen van de intensiteit van lumbosacrale radiculaire pijn en op de functionele beperkingen op korte termijn (van 2 weken tot 3 maanden), maar die mogelijk klinisch niet significant is. Er zijn nieuwe gerandomiseerde klinische studies van goede methodologische kwaliteit nodig om de klinische relevantie van corticosteroïden op korte termijn en de effecten ervan op middellange en lange termijn beter te kunnen beoordelen.

De methodologische kwaliteit van deze retrospectieve analyse van medische gegevens van meer dan 37 000 rusthuisbewoners is goed, ondanks de beperkingen die inherent zijn aan dit type onderzoek. Deze studie toont dat deprescribing van acetylcholinesteraseremmers (AChI) niet geassocieerd is met een significante toename van de kans op negatieve gebeurtenissen door alle oorzaken, maar wel met een verminderde kans op hospitalisatie voor ernstige valpartijen en breuken bij oudere rusthuisbewoners met ernstige dementie. De aanwezigheid van belangrijke confounders en het gebrek aan precisie met betrekking tot de methode van deprescribing belemmeren echter sterk de interpretatie van de studie. Een prospectieve RCT is onontbeerlijk om methodologische bias te beperken.

Deze methodologisch goed verrichte systematische review met meta-analyse is gebaseerd op studies met enkele methodologische tekortkomingen. Desondanks opent ze perspectieven voor de behandeling van cocaïneontwenning met amfetamines op voorschrift (voornamelijk dextroamfetamine), maar geeft ze geen informatie over hun werkzaamheid op lange termijn.

Deze gerandomiseerde, gecontroleerde, dubbelblinde studie vergelijkt enoxaparine met rivaroxaban bij niet-majeure orthopedische ingrepen van een onderste lidmaat bij relatief jonge patiënten. De resultaten tonen een risicoreductie van 75% van ernstige trombo-embolische gebeurtenissen in de groep die met rivaroxaban werd behandeld in vergelijking met de groep die met enoxaparine werd behandeld. De resultaten van deze studie lijken veelbelovend, maar het zeer lage absolute aantal gebeurtenissen en de talrijke methodologische beperkingen manen aan tot voorzichtigheid.

De screening naar colorectale kanker is een duidelijke indicatie voor het opsporen van fecaal occult bloed. Andere in de literatuur vermelde indicaties zijn het bepalen van de oorzaak van ferriprieve anemie, van de ziekteactiviteit van recto-colitis ulcerosa en van de infectieuze aard van acute diarree. De in de systematische review geïncludeerde studies beperken zich tot deze aandoeningen. Het opsporen van fecaal occult bloed heeft, buiten de screening naar colorectale kanker, geen bewezen rol in de routinematige oppuntstelling van een gastro-intestinale aandoening die mogelijk aanleiding kan geven tot bloedingen. Dit besluit is te herzien wanneer nieuwe studies van betere kwaliteit beschikbaar komen.

Deze multicenter, dubbelblinde, 2:1-blokgerandomiseerde, placebogecontroleerde klinische studie met enkele methodologische beperkingen toont dat het gebruik van Lactobacillus crispatus CTV-05 (Lactine-V) volgens een nauwkeurig schema, na een behandeling van één week met metronidazol, het aantal recidieven van bacteriële vaginose na 3 maanden en waarschijnlijk na 6 maanden statistisch vermindert. Helaas is de impact van de behandeling op de kwaliteit van leven niet duidelijk. Ongewenste effecten komen zeer vaak voor (87%) bij patiënten die Lactine-V gebruiken, maar zijn statistisch niet verschillend van de placebogroep. Op basis van deze studie is het niet mogelijk om de meerwaarde van Lactobacillus crispatus CTV-05 te bepalen ten opzichte van een behandeling met metronidazol zoals vandaag wordt aanbevolen.

Deze dubbelblinde placebogecontroleerde RCT bij patiënten met verhoogd risico van ischemische gebeurtenissen en majeure bloedingen toont aan dat volgend op 3 maanden duale antiplaatjestherapie met ticagrelor en aspirine na PTCA, een verderzetting van de behandeling met ticagrelor in monotherapie in vergelijking met ticagrelor plus aspirine geassocieerd is met een lagere incidentie van klinisch relevante bloedingen en dit zonder verhoogd risico op een samengestelde uitkomstmaat van globale sterfte, myocardinfarct en CVA. Door een tekort aan power voor deze laatste uitkomstmaat is verder onderzoek echter noodzakelijk.

Deze methodologisch kwaliteitsvolle systematische review en meta-analyse van vooral Oost-Aziatische RCT’s met een hoog risico van bias toont een statistisch significante daling in majeure bloedingen maar tevens een minstens even grote statistisch significante toename in trombo-embolische gebeurtenissen met een lagere versus een standaard INR-streefwaarde. Een INR-bereik tussen 2 en 3 blijft bijgevolg aanbevolen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse van 26 observationele studies van wisselende methodologische kwaliteit met een totaal van bijna 30 000 patiënten toont aan dat er een associatie bestaat tussen gebruik van maagzuurremmers (vooral PPI’s) en kolonisatie door multiresistente micro-organismen, ook na correctie voor tal van confounders. Hoewel verder klinisch onderzoek nodig is, vormt deze meta-analyse alvast een extra argument om op een meer rationele manier PPI’s voor te schrijven.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review toont aan dat standalone testen zoals de Mini Mental State Examination (MMSE), de Montreal Cognitive Assessment (MoCA) en de Brief Alzheimer screen (BAS), alsook geheugentesten en semantische taaltesten voldoende accuraat zijn om bij ouderen met vermoeden van cognitieve achteruitgang matige tot ernstige Alzheimer-dementie te onderscheiden van normaal cognitief functioneren. Er is nood aan verder onderzoek naar de accuraatheid van deze testen om milde vormen van Alzheimer-dementie te onderscheiden van normaal cognitief functioneren en om klinische Alzheimer-dementie te onderscheiden van Mild Cognitive Impairment (MCI). De plaats van deze sneltesten in het test-diagnose-behandeltraject van dementie blijft dus onduidelijk. Bij de opzet van toekomstig onderzoek is het dan ook belangrijk om te vertrekken van de meest recente criteria om Alzheimer-dementie, MCI en normaal cognitief functioneren af te lijnen, om de testscores en de cut off-waarden op voorhand minutieus vast te leggen en om naast de accuraatheid ook de voor- en nadelen van het gebruik van deze testen voor patiënt en zorgverlener als uitkomstmaten op te nemen.

Deze methodologisch correct uitgevoerde Canadese kwalitatieve studie bevestigt vanuit het perspectief van gezonde personen van gemiddelde 66 jaar oud het bestaan van bekende problemen rond het initiëren van vroegtijdige zorgplanning in de huisartsenpraktijk. Patiënten voelen zich vaak te jong, zijn emotioneel (nog) niet klaar en zien het niet als een prioriteit. Toch blijkt dat van de huisarts verwacht wordt om het gesprek over vroegtijdige zorgplanning te initiëren en hiervoor voldoende tijd vrij te maken. Huisartsen zouden ook rekening moeten houden met de bezorgdheid dat vroegtijdige zorgplanning tot spanningen binnen de familie kan leiden.

Deze uitgebreide en methodologisch correct uitgevoerde cohortstudie toont aan dat een dagelijks groter aantal stappen vanaf ≥6 000 stappen per dag geassocieerd is met een lagere globale, cardiovasculaire en kankergerelateerde mortaliteit in vergelijking met ≤4 000 stappen per dag. Rekening houdend met het aantal stappen per dag bleek de stapintensiteit niet gerelateerd te zijn met het sterfterisico. Een groot aantal confounders zoals leeftijd, een aantal comorbiditeiten en mobiliteitsbeperkingen werden in rekening gebracht.

Meerwaarde van apolipoproteïnen bij de inschatting van het cardiovasculaire risico?

Langlois M.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 10 pagina 117 - 121


Deze grootschalige en methodologisch correct uitgevoerde cohortstudie toont aan dat een niet-nuchtere lipidenbepaling van totaal cholesterol en HDL-cholesterol (met kosteloze berekening van non-HDL-cholesterol) bij personen met een laag risicoprofiel, waaronder de afwezigheid van cardiovasculair lijden in de voorgeschiedenis, voldoende accuraat is om het risico op fatale en niet-fatale cardiovasculaire gebeurtenissen in te schatten. Toevoeging van apolipoproteïnen en gemeten of berekend LDL-cholesterol heeft geen meerwaarde bij de meeste personen. Mogelijks bestaat er een subgroep van patiënten met meerdere cardiometabole risicofactoren zoals obesitas en diabetes, waarbij apoB-lipoproteïnen nuttig kunnen zijn om het atherosclerotisch cardiovasculair risico nauwkeuriger te identificeren maar dit vraagt verder onderzoek.

Is septoplastie een effectieve behandeling bij volwassenen met neusobstructie?

Van Zele T.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 10 pagina 113 - 116


Deze methodologisch correct uitgevoerde pragmatische multicenter open-label RCT toont aan dat septoplastie met of zonder verkleining van de onderste neusschelpen na 1 jaar leidt tot een statistisch significante verbetering van gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit en objectief gemeten neusdoorgankelijkheid. Postoperatieve complicaties zoals bloedingen en infecties komen vaak voor maar kennen meestal een mild verloop.

Na een 24 maanden durende follow-up van een unicenter gerandomiseerde studie met methodologische tekortkomingen bleek bariatrische heelkunde effectiever te zijn dan een optimale medische behandeling voor het bereiken van remissie van albuminurie en chronische nierinsufficiëntie stadia G1 tot G3 en A2 tot A3 bij matig obese patiënten met type 2-diabetes.

Deze studie, die een combinatie is van een kwantitatieve en kwalitatieve benadering, is methodologisch correct opgezet. Uit de analyses kwamen drie factoren naar voren die drie verschillende gezichtspunten vertegenwoordigen van patiënten met multimorbiditeit voor wat het belang betreft van patiëntgerichte zorg in de eerstelijn. De eerste groep, die bereid is om proactief met de huisarts te overleggen, vraagt om betrokken te zijn bij beslissingen en wil omringd worden door een goed gecoördineerd multidisciplinair team; de tweede groep vraagt om gecoördineerde, respectvolle en ondersteunende zorg; de derde fragiele groep vertrouwt op de zorgverlener en vraagt vooral om respect. Deze studie toont dus aan dat de verwachtingen van patiënten met betrekking tot een patiëntgerichte zorgaanpak variëren. Het is belangrijk om hier aandacht aan te besteden, wetende dat door de wisselwerking tussen patiënt en zorgverlener deze verwachtingen kunnen evolueren.

Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit maar gebaseerd op heterogene gegevens, toont aan dat oplosbare vezelsupplementen, naast de gebruikelijke behandeling (met inbegrip van de medicamenteuze behandeling), van belang lijken te zijn voor type 2-diabetespatiënten. De minst gecontroleeerde patiënten (hoge HbA1c, hoge HOMA-index) zouden er meer baat bij hebben. Er is geen dosis-responsrelatie gevonden. Het teveel aan vezels dat negatieve effecten kan hebben (opgeblazen gevoel, buikpijn) met een dagelijkse inname van ongeveer 10 tot 15 g oplosbare vezels zoals in de studie, lijkt zeker relevant. Laten we niet vergeten dat de aanbevolen dagelijkse dosis vezels (oplosbaar en onoplosbaar) in de algemene bevolking 25 g per dag bedraagt.

Deze pragmatische, gerandomiseerde, gecontroleerde studie toont na 10 jaar een matig maar statistisch significant voordeel aan van chirurgie op vlak van functioneren en pijn bij patiënten met een degeneratief letsel ≤3 cm van de rotator cuff. De keuze tussen conservatieve behandeling en chirurgisch herstel wordt niet alleen bepaald door het bewijs uit RCT's of meta-analyses. Zo is er een voorkeur voor chirurgisch herstel bij jonge patiënten. Ook het klinisch oordeel van de chirurg blijft een belangrijk onderdeel van de beslissing.

Deze studie, die gebaseerd is op een wiskundig model zonder rekening te houden met kosten-batenverhoudingen, suggereert dat de leeftijd waarop cervixkankerscreening moet worden stopgezet, afhankelijk is van de gebruikte screeningsmethode. Als men alleen cytologie gebruikt, zou men de screening kunnen voortzetten tot de leeftijd van 75 jaar. Als men zich baseert op oncogene HPV-detectie, met of zonder cytologie, kan de screening worden gestopt op de leeftijd van 55 jaar wanneer het resultaat negatief is. De momenteel in België voorgestelde leeftijdsgrens van 64 jaar zou in het licht van deze bevindingen opnieuw onder de aandacht gebracht kunnen worden.

Kan hydraterende crème atopisch eczeem voorkomen?

Van Overschelde O.

Minerva 01 11 2020


Deze correct uitgevoerde RCT toont aan dat het dagelijks aanbrengen van een emolliens (Diprobase of Doublebase-gel) in het eerste levensjaar de ontwikkeling van eczeem niet voorkomt bij kinderen met een hoog risico (familiale voorgeschiedenis van eczeem, astma, allergische rhinitis). Bovendien laten de resultaten van deze studie een toename zien van de gemiddelde incidentie van huidinfecties per kind. Dit is echter een secundaire uitkomstmaat, die verder opgevolgd en bevestigd moet worden.

Deze meta-analyse met veel methodologische beperkingen suggereert dat bij patiënten met ADHD een niet-medicamenteuze benadering gunstig kan zijn op ADHD-gerelateerde cognitieve symptomatologie.

Orthopedische steunzolen versus corticosteroïdinfiltraties bij fasciitis plantaris

Feron J-M.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 9 pagina 102 - 105


Bij volwassen patiënten die sinds meer dan 4 weken te kampen hebben met een fasciitis plantaris, geven echogeleide lokale corticosteroïdinjecties een verlichting van de pijn na 4 weken. Op langere termijn (12 weken) zijn orthopedische steunzolen echter statistisch significant effectiever dan injecties. Er is geen klinisch relevant verschil in werkzaamheid tussen de twee interventies met betrekking tot functioneren, kwaliteit van leven, fysieke activiteit, verloren werkdagen, pijngerelateerd vermijdingsgedrag of fasciadikte. Deze studie was niet opgezet om een superioriteit van beide interventies ten opzichte van placebo aan te tonen. Elk van deze twee interventies heeft specifieke ongewenste effecten.

Deze retrospectieve cohortstudie suggereert dat voor de opstart van medicatie bij patiënten met type 2-diabetes, metformine veiliger en voordeliger is dan hypoglykemiërende sulfamiden op het vlak van overleving, ook wanneer de nierfunctie beperkt is tot en met stadium IIIB (eGFR >30 ml/min/1,73m²).

Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde non-inferioriteitsstudie toont aan dat een behandeling met de gebruikelijke dosis linagliptine (een DPP-4-inhibitor) op vlak van cardiovasculaire veiligheid niet inferieur is aan een hoge dosis glimepiride (een hypoglykemiërend sulfamide) bij patiënten met type 2-diabetes in een relatief vroeg stadium en een verhoogd cardiovasculair risico.

Deze multicenter dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat semaglutide in vergelijking met canagliflozine leidt tot een statistisch significant sterkere daling van HbA1c en gewichtsreductie bij een geselecteerde groep type 2-diabetespatiënten die onvoldoende gecontroleerd zijn onder metformine.

Met vitamine D lagere mortaliteit door kanker?

Laekeman G.

Minerva 16 10 2020


Deze goed uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat inname van vitamine D3 de totale mortaliteit niet beïnvloedt. Inname van vitamine D3 bleek op korte termijn wel de mortaliteit door kanker te doen dalen. De effectgrootte was echter gering en andere studies met kankermortaliteit als primaire uitkomstmaat en een voldoende lange follow-up zijn nodig om dit resultaat te bevestigen.

Uit deze systematische review en meta-analyse van drie methodologisch correct uitgevoerde RCT’s bij patiënten met COPD kunnen we besluiten dat het systematisch toedienen van vitamine D het aantal matige tot ernstige exacerbaties niet deed afnemen ten opzichte van placebo. In een kleine subgroep van patiënten met een 25-hydroxyvitamine D-serumspiegel <25 nmol/l zag men wel een statistisch significante daling van de incidentie van matige tot ernstige COPD-opstoten versus placebo. Verder correct uitgevoerd gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek met stratificatie volgens de 25-hydroxyvitamine D-serumspiegel en hierbij een grote groep personen met een 25-hydroxyvitamine D-serumspiegel <25 nmol/l, is nodig om deze bevinding te bevestigen.

Deze correct uitgevoerde grootschalige cohortstudie en nested case-control-studie toont aan dat benzodiazepines niet geassocieerd zijn met de ontwikkeling van dementie.

Deze goed uitgevoerde systematische review en meta-analyse, uitsluitend gebaseerd op observationele studies, toont aan dat meer dan één meter afstand houden, alsook een mondneusmasker dragen en oogbescherming gebruiken effectief zijn om transmissie van coronavirussen te voorkomen bij blootgestelde personen (het ging voornamelijk om risicovolle omgevingen zoals ziekenhuizen en gezinnen met een lid dat leed aan een coronavirusinfectie) (met een matige tot lage graad van evidentie). De negatieve effecten van deze maatregelen zijn niet systematisch bestudeerd. Het nut van deze maatregelen zal afhangen van de context en de voorkans.

Minstens één antihypertensivum net voor het slapengaan innemen?

Van der Linden L.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 8 pagina 94 - 97


Op basis van deze open-label RCT kunnen we besluiten dat een toediening van minstens één antihypertensivum net voor het slapengaan het risico van majeure cardiovasculaire gebeurtenissen reduceert ten opzichte van het innemen van alle antihypertensiva meteen na het ontwaken bij patiënten waarbij hypertensie met een ambulante bloeddrukmonitoring werd vastgesteld. Naast het feit dat het hier om een niet-geblindeerde interventie gaat, kampt deze studie nog met andere belangrijke methodologische problemen zoals onduidelijke rekrutering en randomisatie, onduidelijk behandelprotocol, correctie van de resultaten op basis van post-hoc-verschillen in basiskarakteristiek, geen correctie voor multiple testing. De uitzonderlijk sterke reducties van cardiovasculaire gebeurtenissen moeten daarom in vraag gesteld worden.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit bij type 2-diabetespatiënten met gediagnosticeerd nierlijden die minstens 4 weken behandeld zijn met een RAA-systeemremmer, suggereert dat canagliflozine een vertragend effect heeft op de evolutie van diabetische nefropathie. Deze gegevens ondersteunen de bevindingen van het BCFI.

Zowel bij type 1- als type 2-diabetespatiënten met maculair oedeem in het centrale netvlies (CI-DME) en een goede gezichtsscherpte, toont deze studie geen significant verschil in verlies van gezichtsscherpte tijdens een follow-up van twee jaar waarbij men ofwel maandelijks aflibercept vitreaal toediende, laserfotocoagulatie uitvoerde, of een afwachtende houding aannam met toediening van aflibercept wanneer de gezichtsscherpte verslechterde.

Deze methodologisch correct uitgevoerde cohortstudie, die uiteraard niet de methodologische sterktes van een RCT heeft, toont aan dat het gebruik van heparine met laag moleculair gewicht als transiënte therapie tijdens de start van een antistollingstherapie bij patiënten met een ischemisch CVA en niet-valvulaire voorkamerfibrillatie na 90 dagen statistisch significant gepaard gaat met een verhoogd risico van een samengesteld eindpunt van CVA, TIA, systemische embolie, symptomatische hersenbloeding en majeure extracerebrale bloedingen.

Deze studie suggereert dat longrevalidatie een gunstige invloed heeft op symptomen van depressie en in mindere mate van angst. De resultaten laten echter niet toe te besluiten over een duurzaam voordeel en maken het niet mogelijk om verschillende soorten van revalidatie onderling te vergelijken. Deze studie laat ook niet toe te zeggen welke groep patiënten het meeste baat zal hebben bij dit soort interventies. Tot slot werd het effect van de interventie op de levenskwaliteit niet onderzocht.

Deze secundaire analyse van een cohort uit de PLCO-studie - de grootste studie in zijn soort over prostaatkankerscreening toont aan dat de initiële PSA-waarde van mannen tussen 55 en 60 jaar in verband kan gebracht worden met een significant risico van prostaatkanker op lange termijn. De auteurs stellen voor om in toekomstige prostaatkankerscreeningsprogramma’s rekening te houden met de initiële PSA-waarde teneinde de nood aan prostaatbiopsie en de overdetectie van klinisch indolente kankers te verminderen. Hun resultaten suggereren dat herhaalde screening minder frequent hoeft te gebeuren bij mannen van 55 tot 60 jaar met een initiële PSA-waarde <2,00 ng/ml en mogelijk moet worden gestopt bij mannen met een initiële PSA-waarde <1,00 ng/ml.

Deze pragmatische studie, uitgevoerd in de eerstelijnsgezondheidszorg, waarbij een infiltratie met 20 mg methylprednisolon-acetaat werd vergeleken met het dragen van een polsspalk 's nachts bij patiënten met een mild tot matig carpaletunnelsyndroom in een goed gedefinieerde populatie, toont een grotere werkzaamheid na 6 weken met infiltratie en vergelijkbare klinische resultaten na 6 maanden. De klinische relevantie van dit verschil is echter onduidelijk. Een corticosteroïdeninjectie als eerste keuze vanuit het economisch perspectief vaneen snellere werkhervatting moet door verdere studies bevestigd worden, maar zou met de patiënten reeds besproken kunnen worden.

Is een plantaardig dieet geassocieerd met een lager risico van type 2-diabetes?

Crombez G. , De Jonghe M.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 7 pagina 81 - 84


Deze systematische review met meta-analyse en een correct onderzoeksprotocol, waarvan de zwakke punten inherent zijn aan het design van de geïncludeerde observationele studies, laat toe om te besluiten dat er een verband bestaat tussen een plantaardig dieet en een verminderd risico van type 2-diabetes. Toch is het belangrijk om op te merken dat niet alle voedingsmiddelen op basis van planten dezelfde voordelen opleveren. De resultaten tonen aan dat diëten op basis van ‘gezond’ plantaardig voedsel (fruit, groenten, zaden, peulvruchten, noten) meer voordelen bieden bij het voorkomen van type 2-diabetes dan diëten met zogenaamd ‘ongezond’ plantaardig voedsel (zoals geraffineerde granen, suiker en zetmeelrijke voedingsmiddelen).

De Nelson-studie toont aan dat de sterfte door longkanker bij risicovolle rokers aanzienlijk lager is bij degenen die herhaaldelijk (bij de start en vervolgens na 1 jaar, 3 jaar en 5,5 jaar) gescreend worden met een lage-dosis-CT-scan met volumetrische beoordeling van nodules dan bij degenen die deze screening niet ondergaan. Er was geen statistisch significant effect op de globale mortaliteit. Volgens het onderzoeksprotocol was 2,1% van de uitgevoerde CT-scans positief met een positief voorspellende waarde van 43,5% voor longkanker. De number needed to screen (NNS) kan worden berekend op ongeveer 130.

Deze zorgvuldig uitgevoerde observationele studie toont aan dat er geen evidentie is voor een gunstig effect van influenzavaccinatie bij 65-plussers op ernstige verwikkelingen zoals hospitalisatie en sterfte.

Deze meta-analyse van matige methodologische kwaliteit toont aan dat een pneumokokkenvaccin best samen met een jaarlijks influenzavaccin wordt toegediend om voldoende effectief te zijn tegen pneumonie en totale sterfte.

Deze methodologisch correct opgezette pragmatische RCT toont aan dat bij een populatie van middelbare leeftijd met matige knieartrose de klachten na 1 jaar statistisch significant (maar niet klinisch relevant) meer verbeterden met 12 sessies kinesitherapie waarbij de focus op oefeningen lag dan met 2 tot 3 infiltraties met corticosteroïden.

Deze internationale cluster gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit kon geen verbetering aantonen in het comfort tijdens de laatste levensweek van residenten die verblijven in woonzorgcentra na een stapsgewijze integratie van palliatieve zorg.

Deze update van een systematische review van de Cochrane Collaboration toont aan dat zowel multicomponente als multifactoriële interventies het aantal valincidenten per persoon per jaar verminderen. Multicomponente interventies kunnen ook het aantal personen dat minstens 1 maal valt (het zogenaamde valrisico) verminderen. Met multifactoriële interventies is er mogelijks ook een vermindering in het risico van valgerelateerde fracturen. Voor alle resultaten is de bewijskracht echter gering wegens de lage methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Deze systematische review met meta-analyses van cross-sectionele studies toont aan dat het gemiddelde van een reeks geautomatiseerde repetitieve bloeddrukmetingen in het kabinet van de arts overeenstemt met het daggemiddelde van een 24-uurs ambulante bloeddrukmeting. Wil men deze methode gebruiken als basis voor de diagnosestelling en de opvolging van hypertensie, dan zullen de resultaten op vlak van morbiditeit en mortaliteit nog getoetst moeten worden aan deze van de thuisbloeddrukmeting (door de patiënt zelf) of de 24-uurs ambulante bloeddrukmonitoring.

Deze grote Chinese observationele populatiestudie met tijdreeksanalyse bevestigt de wereldwijde evidentie dat er ook op korte termijn een verband bestaat tussen verhoogde concentraties fijn stof PM2,5 en een toename in cardiovasculaire aandoeningen.

Zelfbeschadiging bij jongeren: wat is het nut van familietherapie?

Baetens I. , Poelman T.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 6 pagina 64 - 68


Deze goed opgezette pragmatische RCT kon niet aantonen dat gestandaardiseerde familietherapie effectiever is dan usual care voor de behandeling van jongeren met minstens twee episodes van zelfbeschadiging in een gespecialiseerde zorgstructuur in het Verenigd Koninkrijk.

Deze multicenter dubbelblinde gerandomiseerde studie van goede methodologische kwaliteit toont na 1 jaar aan dat de combinatie budesonide/formoterol indien nodig superieur is aan albuterol indien nodig voor de preventie van exacerbaties bij volwassenen met mild astma. De combinatie van een inhalatiecorticosteroïd en een langwerkende β2-agonist (ICS+LABA) indien nodig is dus effectiever dan kortwerkende β2-agonisten (SABA). Het effect van deze aanpak verschilt niet met deze van een onderhoudsbehandeling met inhalatiecorticosteroïden en een kortwerkende β2-agonist indien nodig.

Deze systematische review met meta-analyse van voldoende methodologische kwaliteit laat een significante toename zien van het risico van intracraniële bloeding met aspirine in primaire preventie. Er werd een aanzienlijke toename van het risico van subdurale of epidurale bloedingen waargenomen. Dit versterkt de boodschap om aspirine niet op systematische basis in primaire preventie aan te bevelen. Het slecht onderbouwde voordeel van een lage dosis aspirine ter preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen wordt sterk afgezwakt door het risico van een intracraniële bloeding. Nochtans werd het verhoogde risico van intracraniële bloedingen in deze meta-analyse vooral bepaald door de ASPREE-studie bij patiënten >70 jaar.

In deze retrospectieve studie, uitgevoerd in Frankrijk, op basis van administratieve gegevens bij patiënten van 75 jaar oud die regelmatig statines innamen op het moment van inclusie, was het stoppen van statines geassocieerd met een verhoogd risico van opname voor een cardiovasculaire gebeurtenis (+33%). Deze studieopzet laat niet toe om de effectiviteit van statines in primaire preventie bij patiënten ouder dan 75 jaar te bevestigen en nog minder om het opstarten van statines aan te moedigen. De resultaten suggereren echter wel dat de stopzetting van statines met voorzichtigheid overwogen moet worden en dat deze stopzetting gepaard gaat met een toename van cardiovasculaire gebeurtenissen. Een gerandomiseerde studie is nodig om een besluit te kunnen formuleren.

Een follow-up van 12 jaar van de IBIS-II studie toont een blijvend statistisch significant effect van een behandeling met anastrozol gedurende 5 jaar voor de preventie van borstkanker bij postmenopauzale vrouwen met een volgens de leeftijd verhoogd risico. Er werden geen nieuwe belangrijke ongewenste effecten geïdentificeerd. De follow-up van 12 jaar versterkt hiermee de resultaten van de eerste rapportering.

Deze prospectieve studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat alcoholabstinentie het herval van ritmestoornissen alsook het tijdspercentage met voorkamerfibrillatie vermindert bij reguliere drinkers met voorkamerfibrillatie. De studie vertoont echter enkele tekortkomingen (kleine steekproefgrootte, korte studieduur, heterogene populatie, rapportage van alcoholgebruik door de deelnemers zelf).

De auteurs besluiten dat bij een geselecteerde groep van COPD-patiënten die voor een ernstige exacerbatie in het ziekenhuis zijn opgenomen, een kleine dosis azithromycine gedurende 3 maanden, het risico op therapiefalen kan verminderen. Deze studie was methodologisch correct maar kon geen statistisch significante resultaten aantonen. De werkhypothese die de auteurs wilden vooropstellen, voor patiënten die met een acute COPD-exacerbatie in het ziekenhuis opgenomen moeten worden, is nochtans klinisch belangrijk genoeg om een gelijkaardige studie met meer power in het vooruitzicht te plaatsen.

Zijn corticosteroïdinjecties nuttig bij fasciitis plantaris?

Feron J-M.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 5 pagina 56 - 59


Deze systematische review met meta-analyses toont op korte termijn een superieure effectiviteit van corticosteroïdinjecties ten opzichte van sommige andere behandelingen, zoals orthopedische zolen en autologe bloedinjecties. Op middellange termijn is er geen noemenswaardig verschil vastgesteld. Op lange termijn is een corticosteroïdinjectie minder effectief dan ‘dry needling’ en injectie met bloedplaatjes verrijkt plasma. (Bijna) alle resultaten worden geassocieerd met een lage of zeer lage kwaliteit van het bewijs volgens GRADE. Opmerkelijk is dat de vergelijking met placebo-injecties geen voordelen op korte tot middellange termijn oplevert. Wanneer studies met een hoog risico op bias worden uitgesloten, is er geen enkel significant resultaat. De risico's en ongewenste effecten van corticosteroïdinjecties zijn hoogstwaarschijnlijk ondergerapporteerd.

Deze nieuwe RCT toont aan dat bij patiënten die een drug eluting stent kregen, duale antiplaatjestherapie (DAPT) bestaande uit aspirine (80 tot 200 mg/d) in combinatie met een P2Y12-antagonist (clopidogrel of prasugrel) gedurende 1 maand, gevolgd door een antiplaatjestherapie met clopidogrel (75 mg/d), niet inferieur was aan een DAPT (aspirine + clopidogrel) gedurende 12 maanden op vlak van cardiovasculaire gebeurtenissen en bloedingen. Verschillende vormen van methodologische bias maken deze conclusies echter twijfelachtig en laten niet toe om het debat over de optimale duur van DAPT na percutane coronaire revascularisatie met een drug eluting stent kort te sluiten.

Deze methodologisch correct uitgevoerde netwerk meta-analyse geeft aan dat de klinische effectiviteit van niet-medicamenteuze behandelingen doorgaans sterker is dan deze van medicamenteuze behandelingen bij de aanpak van agressie en agitatie bij demente personen.

Ontstekingsremmende middelen tegen depressie

Laekeman G.

Minerva 15 05 2020


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene kleine RCT’s toont aan dat ontstekingsremmende middelen zoals NSAID’s, omega-3-onverzadigde vetzuren, statines en minocycline in vergelijking met placebo depressieve symptomen statistisch significant doen afnemen bij volwassenen met een majeure depressie. Het is nog onduidelijk in hoeverre het resultaat ook klinisch relevant is en op lange termijn zal aanhouden.

Colchicine na myocardinfarct: toenemend bewijs?

Lemiengre M.

Minerva 15 05 2020


Deze methodologisch correct uitgevoerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde RCT met een ruime onderzoekspopulatie toont aan dat een lage dosis colchicine gedurende ongeveer 2 jaar het risico op een samengesteld eindpunt van ischemische cardiovasculaire gebeurtenissen verlaagt bij patiënten die recent een myocardinfarct hebben doorgemaakt. De uitgebreide exclusiecriteria en de relatief korte follow-up bemoeilijken de vertaling van dit resultaat naar de klinische praktijk.

Deze kwalitatieve studie toont aan dat het voorschrijven van antibiotica multifactorieel beïnvloed wordt. De arts-patiëntrelatie staat hierbij centraal. Artsen die samen met de patiënt beslissen om geen antibiotica voor te schrijven, houden tijdens de communicatie rekening met de verwachtingen van de patiënt. Zowel binnen als buiten de praktijk hebben artsen nood aan ondersteuning bij een rationeel antibioticabeleid.

Deze correct uitgevoerde meta-analyse van 4 RCT’s toont opnieuw aan dat een eenmalige screening van abdominaal aorta-aneurysma (AAA) de AAA-specifieke maar niet de globale mortaliteit doet dalen bij mannen van 65 jaar of ouder. Het wordt meer en meer duidelijk dat de effectiviteit van een screeningsprogramma op bevolkingsniveau voor AAA beperkt zal blijven, maar dat het risico van overdiagnose en overbehandeling zal toenemen. Hierdoor komt een van de criteria van Wilson & Jungner in het gedrang (de kosten moeten evenredig zijn met de baten).

Deze post-hoc analyse van de COMPASS-studie, die op zich reeds belangrijke methodologische tekortkomingen vertoonde, toont bij patiënten met stabiele cardiovasculaire ziekte zonder recent CVA (<1 maand) en zonder voorgeschiedenis van hemorragisch CVA aan dat de combinatie van een lage dosis rivaroxaban (2x2,5 mg/d) plus een lage dosis aspirine (100 mg/d) in vergelijking met aspirine alleen het risico van een ischemisch CVA deed afnemen zonder het risico van een hemorragisch CVA te verhogen. Dit effect was het duidelijkst in de subgroep met een voorgeschiedenis van ischemische beroerte.

Wat is het effect van gestructureerde fysieke activiteit bij primaire dysmenorroe?

De Craemer M.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 4 pagina 43 - 47


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies kunnen we besluiten dat gestructureerde fysieke activiteit de intensiteit van menstruele pijn bij vrouwen jonger dan 25 jaar met primaire dysmenorroe verlaagt in vergelijking met geen behandeling. De geïncludeerde studies hadden een belangrijk risico van bias op verschillende domeinen waaronder performance- en detectiebias en waren klinisch en statistisch heterogeen.

Patiëntgericht interdisciplinair medicatienazicht: het werkt (een beetje)!

Van Leeuwen E. , Christiaens T.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 4 pagina 38 - 42


Uit deze methodologisch goed uitgevoerde RCT kunnen we besluiten dat bij ouderen die 7 of meer geneesmiddelen per dag innemen een eenmalig medicatienazicht gericht op de persoonlijke zorgdoelen van de patiënt een klein positief effect had op de kwaliteit van leven. Ook het aantal gezondheidsklachten met een impact op het dagelijkse leven van de patiënt nam af en er was een geringe daling van de geneesmiddeleninname zichtbaar. De interventie was echter complex en werd uitgevoerd door ervaren apothekers en huisartsen die bovendien goed ondersteund werden. Dat maakt het moeilijk om de resultaten te extrapoleren naar de Belgische eerstelijnsgezondheidszorg.

Deze niet-gerandomiseerde studie over het belang van hydroxychloroquine bij bevestigde covid-19-patiënten in het ziekenhuis laat spectaculaire resultaten zien, maar het opzet en de analyse ervan worden ontsierd door talrijke methodologische problemen die de validiteit van de resultaten ernstig beperken.

Deze studie toont, ondanks de bovengenoemde tekortkomingen, aan dat het risico van chronische luchtwegaandoeningen (astma, COPD, chronische bronchitis of emfyseem) significant is toegenomen binnen de twee jaar na het gebruik van elektronische sigaretten, zelfs wanneer geen gewone sigaretten geconsumeerd worden. Dit is de eerste studie die dit bewijst. De resultaten moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden rekening houdend met de methodologische tekortkomingen van de studie en de korte observatieduur.

De auteurs concluderen dat, na 24 maanden, meer dan een derde van de patiënten met type 2-diabetes die een strikte dieetopvolging kregen, een remissie van type 2-diabetes hadden en dat een aanhoudende remissie van type 2 diabetes gepaard ging met blijvend gewichtsverlies. We moeten opmerken dat de geïncludeerde patiënten obees waren en vrijwilligers, dat de diabetes gemiddeld sinds 3 jaar was vastgesteld en dat de gebruikte medische middelen zeer aanzienlijk waren.

De auteurs van deze RCT van goede methodologische kwaliteit besluiten dat het gebruik van een bijkomende screening met MRI bij vrouwen met extreem dens borstklierweefsel en normale resultaten met mammografie, leidt tot het opsporen van een significant lager aantal intervalkankers dan met mammografie alleen over een screeningsperiode van 2 jaar. De winst inzake mortaliteit is in deze studie niet bestudeerd.

Deze retrospectieve cohortstudie illustreert het belang van het overwegen van de start van een antihypertensieve behandeling voor elke patiënt in functie van zijn globaal cardiovasculair risico. De auteurs besluiten dat een strategie gebaseerd op het cardiovasculaire risico (QRISK2 ≥10%) een derde van de cardiovasculaire ziektes meer zou kunnen vermijden dan de NICE-aanbeveling van 2011 en een vijfde meer dan de NICE-aanbeveling van 2019, met een vergelijkbare effectiviteit wat betreft het aantal behandelde patiënten per vermeden gebeurtenis.

De resultaten van deze nieuwe systematische review met meta-analyse voegen niets toe aan wat we al weten, behalve dat het risico van herrupturen van de achillespees na een niet-chirurgische behandeling mogelijk kleiner is dan vroeger werd aangenomen. Een conservatieve behandeling moet meer worden overwogen en vaker aangeboden. De nood aan robuuste RCT’s blijft groot om een algoritme voor gedeelde besluitvorming te kunnen ontwikkelen dat chirurgen en artsen ondersteunt bij het maken van de juiste behandelingskeuze voor elke patiënt.

Deze systematische review met meta-analyses van de Cochrane Collaboration werd methodologisch zeer goed uitgevoerd, maar omvat talrijke studies waarvan de methodologische bias moeilijk te beoordelen was. De review stelt dat het gebruik van mineralocorticoïde receptorantagonisten het aantal hospitalisaties voor hartfalen kan verminderen bij patiënten met hartfalen met bewaarde ejectiefractie (HF-BEF), maar gepaard gaat met een toename van het risico van hyperkaliëmie. Het gunstige effect van bèta-blokkers is nog steeds niet duidelijk aangetoond. Wel is duidelijk bewezen dat ACE-inhibitoren en angiotensine-II-antagonisten (sartanen) geen klinisch voordeel opleveren bij HF-BEF. We moeten de resultaten met betrekking tot angiotensinereceptor-neprilysineremmers (ARNi) nog afwachten.

Is dextrose 5% een alternatief voor corticosteroïdinjecties ter behandeling van carpaletunnelsyndroom?

Van Overschelde O. , De Jonghe M.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 3 pagina 31 - 34


Deze methodologisch goed uitgevoerde studie opent de deur voor een alternatief voor de injectie met corticosteroïden ter behandeling van matig ernstige carpaletunnelsyndroom. De studieresultaten tonen dat, in vergelijking met corticosteroïden, het gebruik van 5% dextrose 6 maanden na de injectie de pijn en de functionele capaciteit significant verbetert. Het relatief recente gebruik van dextrose voor de behandeling van carpaletunnelsyndroom is van groot belang gelet op de mogelijke bijwerkingen van corticosteroïden (neurotoxiciteit). Er is echter bijkomend onderzoek nodig om de klinische risico-batenverhouding op korte en lange termijn beter te beoordelen.

In deze narratieve systematische review toonden 3 RCT’s met korte follow-up en hoog risico van bias voor verschillende domeinen een effect van therapietrouw bevorderende interventies, zowel op therapietrouw als op klinische uitkomsten, bij patiënten met een atherosclerotische cardiovasculaire voorgeschiedenis. Het ging om een sms-berichtje dat moest herinneren aan het volgende moment van geneesmiddeleninname, een vaste combinatie van meerdere geneesmiddelen in één pil en een opvolging door professionele gezondheidswerkers.

Koude urticaria: welke behandeling geniet de voorkeur?

Van Coile L. , Lapeere H.

Minerva 17 03 2020


Uit deze systematische review met methodologisch correcte maar kleine RCT’s kunnen we besluiten dat weinig sederende H1-antihistaminica effectief zijn voor de behandeling van koude urticaria, zowel op basis van objectieve als op basis van subjectieve parameters. Op vlak van levenskwaliteit zijn geen gegevens beschikbaar. De meeste H1-antihistaminica hebben meer effect bij een dubbele of viervoudige standaarddosis. In één RCT bleek omalizumab meer effect te hebben dan placebo.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde open-label studie met mogelijk risico van detectiebias toont bij patiënten met een verhoogd valrisico aan dat een individueel thuisoefenprogramma, bestaande uit kracht- en evenwichtsoefeningen, aangevuld met wandelen en gestart na een behandeling door een geriater in een valkliniek, het aantal valpartijen statistisch significant doet dalen.

Deze systematische review met 10 RCT’s van onduidelijke methodologische kwaliteit en met meestal een grote studie-uitval toont aan dat een combinatietherapie van een antidepressivum en een benzodiazepine bij patiënten met een majeure depressie de ernst van de depressie meer doet afnemen en tot meer respons en remissie leidt dan een monotherapie met een antidepressivum in de eerste 4 weken na de start van de behandeling. Langdurige methodologisch correct uitgevoerde pragmatische RCT’s zijn echter nodig om de risicobatenbalans te bepalen.

Uit deze correct opgezette, dubbelblinde, gerandomiseerde, gecontroleerde studie kunnen we besluiten dat bij patiënten met psoriasis artritis met relatief een korte ziekteduur en weinig voorafgaande behandelingen etanercept de symptomen meer onderdrukt dan methotrexaat in monotherapie. De combinatie van etanercept en methotrexaat gaf geen extra voordeel.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review van gerandomiseerde gecontroleerde studies met een meestal onduidelijk risico op bias voor verschillende domeinen toont aan dat fosfodiësterase type 5-inhibitoren op korte termijn (maximaal 12 weken) de symptomen van benigne prostaathyperplasie op een klinisch niet relevante manier milderen ten opzichte van placebo maar niet ten opzichte van alfablokkers.

Het nut van niet-invasieve testen voor de diagnose van Helicobacter pylori?

Ferrant L.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 2 pagina 14 - 17


Deze systematische review van 101 diagnostische studies met matig tot hoog risico van bias toont aan dat ureum ademtesten een hogere diagnostische accuraatheid hebben dan serologische testen en stoelgangantigeentesten om een Helicobacter pylori-infectie op te sporen bij symptomatische patiënten zonder gastrectomie in de voorgeschiedenis en zonder recent antibioticagebruik of inname van PPI’s. Door de hoge heterogeniteit is het niet mogelijk om voor deze testen de meeste gevoelige of meest specifieke afkapwaarde te bepalen.

Hoe sporen huisartsen kwetsbaarheid op bij oudere patiënten?

Gobbens R.

Minerva 2020 Vol 19 nummer 2 pagina 18 - 21


Deze kwalitatieve studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat huisartsen zich onzeker voelen bij het bepalen van de kwetsbaarheid van oudere patiënten. Deze studie toont ook aan dat huisartsen zowel lichamelijke als functionele kenmerken als leefomstandigheden betrekken in hun oordeel over kwetsbaarheid.

De niet-sluitende resultaten van deze narratieve review van de literatuur laten niet toe om de doeltreffendheid van complexe interventies door eerstelijnsverpleegkundigen bij patiënten met diabetes mellitus te ondersteunen met een objectieve parameter zoals HbA1c. Wanneer we echter het economische perspectief of de tevredenheid van de patiënt in rekening brengen, is het mogelijk dat zij kunnen leiden tot een echt voordeel, vooral bij patiënten die slecht gecontroleerd zijn.

Deze meta-analyse toont opnieuw aan dat aspirine niet geassocieerd is met een reductie van de globale mortaliteit in primaire preventie, zelfs niet voor patiënten met diabetes of patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico (>7,5% na 10 jaar). De auteurs vermelden een minimale reductie in het voorkomen van myocardinfarct, maar dat resultaat wordt gekenmerkt door een grote heterogeniteit en neemt af wanneer men zich beperkt tot de meest recente studies die het verband tussen aspirine en een daling van de incidentie van myocardinfarct onderzoeken. Enkele studies vermelden een verband tussen aspirine en de preventie van colorectale kanker, maar dat verband wordt niet bevestigd door de meest recente studies. Dit is coherent met de afwezigheid van een daling in globale mortaliteit in de huidige studie. Deze meta-analyse toont ook aan dat aspirine geassocieerd is met een hoger risico van majeure bloeding en intracraniële bloeding, wat een eventueel beperkt voordeel bij enkele patiënten tenietdoet.

Deze studie toont aan dat patiënten met een goede levensverwachting die getroffen worden door een goed of matig gedifferentieerde gelokaliseerde prostaatkanker, gediagnosticeerd in een klinische context, voordeel hebben bij een radicale prostatectomie. Het aantal gewonnen levensjaren 23 jaar na de chirurgie bedraagt 2,9 jaar.

De auteurs besluiten dat het aantal recidieven na 5 jaar 39,1% bedraagt bij patiënten die voor een ongecompliceerde appendicitis initieel behandeld zijn met een antibioticatherapie. Deze opvolging op lange termijn opent perspectieven om antibioticatherapie als enige behandeling en alternatief voor chirurgie aan te bieden aan volwassenen met een acute ongecompliceerde appendicitis.

Meer water drinken om urinaire infecties bij vrouwen te vermijden?

Ballout H. , De Jonghe M. , Leroy T.

Minerva 15 02 2020


Deze studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het aanbevelen van een toename van de consumptie van water (3*500 ml/dag bovenop de gebruikelijke consumptie) samen met coaching bij premenopauzale vrouwen met recidiverende cystitis en die weinig drinken, na 1 jaar een effectieve maatregel is om het aantal recidiverende infecties alsook de consumptie van antimicrobiële middelen te verminderen. Het belang van coaching is onmogelijk precies te bepalen.

Bij patiënten met een acuut coronair syndroom in de voorgeschiedenis en waarbij de lipidenconcentraties hoger waren dan de specifieke drempels ondanks een behandeling met atorvastatine of met rosuvastatine aan een hoge intensieve dosis of met de maximaal getolereerde dosis, is het risico op overlijden door een coronaire ziekte, niet-fataal myocardinfarct, fataal of niet-fataal ischemisch cerebrovasculair accident, of instabiele angor waarvoor een hospitalisatie noodzakelijk is, lager bij patiënten die behandeld worden met alirocumab dan bij patiënten die een placebo krijgen. Deze winst werd bekomen met een strategie om de posologie van alirocumab aan te passen teneinde een LDL-cholesterolgehalte te bekomen tussen 25 en 50 mg/dl en een concentratie van minder dan 15 mg/dl te vermijden.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie met enkele methodologische beperkingen en niet eenvoudig te interpreteren, toont bij patiënten met symptomatische voorkamerfibrillatie een statistisch significant, maar klinisch niet relevant voordeel van katheterablatie versus medicamenteuze behandeling op het gebied van levenskwaliteit.

De methodologische kwaliteit van deze multicenter, open-label-RCT is behoorlijk dankzij het gebruik van objectieve eindpunten en het betrekken van externe beoordelaars. Ze toont dat 4 maanden rifampicine niet inferieur is aan 9 maanden isoniazide. Wat de secundaire eindpunten betreft, moet worden opgemerkt dat een behandeling van 4 maanden rifampicine resulteert in een betere therapietrouw en dat het veiligheidsprofiel op het vlak van ernstige ongewensten effecten in het voordeel van rifampicine spreekt.

Uit deze multicenter-, pragmatische, placebogecontroleerde gerandomiseerde studie kunnen we besluiten dat het toevoegen van mirtazapine aan een reeds bestaande behandeling met een SSRI of een SNRI bij patiënten met een therapieresistente depressie in de huisartspraktijk geen klinische meerwaarde heeft. Veel patiënten stopten bovendien de inname van mirtazapine wegens ongewenste effecten.

Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit van de Cochrane Collaboration toont aan dat spinale manipulatieve therapie gelijkaardige resultaten op vlak van pijnreductie en functieverbetering geeft als andere aanbevolen behandelingen bij patiënten met chronische lagerugpijn. In vergelijking met niet-aanbevolen behandelingen lijkt spinale manipulatieve statistisch significant beter te scoren op het vlak van pijnreductie en functioneren op korte termijn maar de vermindering in pijn was klinisch niet relevant en de verbetering in functioneren was klein.

De optimale duur en timing van duale antiplaatjestherapie na een ischemisch CVA of TIA

Scheldeman L. , Michiels L. , Demeestere J.

Minerva 16 12 2019


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene RCT’s toont aan dat een behandeling met duale antiplaatjestherapie tijdens de eerste maand na een ischemisch CVA of TIA het recidiefrisico verlaagt met een NNT van 28 zonder stijging van het risico van majeure bloedingen in vergelijking met aspirine in monotherapie. Ook een behandelingsduur tot 3 maanden ging gepaard met een reductie van het recidiefrisico (NNT 57) maar verhoogde de kans op majeure bloedingen (NNH 143). Een behandelingsduur langer dan 3 maanden leidde niet tot een daling van het recidiefrisico en ging bovendien gepaard met een sterk verhoogd risico van majeure bloeding (NNH 31).

Deze post-hoc analyse van een grootschalige en correct opgezette RCT toont aan dat nuchtere en niet-nuchtere lipidenbepalingen op een vergelijkbare manier geassocieerd zijn met coronaire en cardiovasculaire gebeurtenissen. Niet-nuchtere bepalingen leiden tot eenzelfde cardiovasculaire risicoclassificatie als nuchtere bepalingen.

De interimresultaten van deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter, open label, gerandomiseerde studie tonen aan dat een behandeling met enzalutamide in combinatie met androgeendeprivatietherapie de overleving statistisch significant doet toenemen bij patiënten met metastatische hormoongevoelige prostaatkanker in vergelijking met anti-androgenen van de eerste generatie + androgeendeprivatietherapie.

Waarom volgen ouderen het deprescribing-advies van hun huisarts niet op?

Van Leeuwen E. , Christiaens T.

Minerva 01 12 2019


Dit observationeel onderzoek toont aan dat inertie en gefragmenteerde medische zorg de grootste barrières zijn voor deprescribing bij ouderen. De bezorgdheid van de huisarts over het gevoel van ‘afgeschreven’ te zijn van de patiënt zou een actief gesprek over de vermindering van polyfarmacie niet mogen verhinderen.

Wat is de plaats van oraal isotretinoïne in de behandeling van acne vulgaris?

Coussens E.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 10 pagina 113 - 117


Deze systematische review toont aan dat er geen verschil bestaat tussen gemiddeld 20 weken behandeling met oraal isotretinoïne versus antibiotica gecombineerd met een topische behandeling voor de vermindering van inflammatoire letsels bij patiënten met matige tot ernstige acne. Daarnaast zag men meer verbetering van de ernst van acne met een hoge continue dosis in vergelijking met een lage of intermittente dosis isotretinoïne. Door het beperkte aantal gegevens, de methodologische tekortkomingen en de korte follow-up van de geïncludeerde RCT’s zijn deze besluiten echter onzeker. Toevoeging van observationele studies leidde niet tot een definitieve conclusie over het verband tussen isotretinoïne en het optreden van ernstige ongewenste effecten zoals psychiatrische stoornissen of inflammatoir darmlijden. Er is nood aan methodologisch correct opgezette studies met meer patiënten die lijden aan matig-ernstige tot ernstige acne en waarbij de effectiviteit en de veiligheid van isotretinoïne met gestandaardiseerde uitkomstmaten gedurende een lange follow-up opgevolgd wordt.

Heeft levodopa een ziektebeïnvloedend effect op de ziekte van Parkinson?

Crosiers D.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 10 pagina 118 - 121


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een perorale behandeling met levodopa (100 mg 3x/d) + carbidopa (25 mg 3x/d) gedurende 80 weken bij patiënten met een gemiddelde leeftijd van 65 jaar in een vroeg stadium van de ziekte van Parkinson de progressie van de ziekte niet beïnvloedt maar wel bijdraagt tot een snellere symptoomcontrole zonder toename van ongewenste effecten.

Deze epidemiologische studie van zeer goede kwaliteit is uitermate nuttig voor de eerstelijnszorgverstekkers. De eerste 2 groepen van resultaten waren verwacht; de interventiestudies gericht op alle risicofactoren bevestigen het algemene concept. De reductie van het risico van myocardinfarct bij patiënten zonder risicofactoren is waarschijnlijk het gevolg van bias die te maken heeft met het gebrek aan informatie over de risicofactoren (behalve diabetes) in de controlegroep. Het mogelijk wegwerken van de risico's door medische interventies blijft echter hypothetisch, gezien de observationele aard van deze studie. Roken heeft een grote impact op de volksgezondheid; rookstop is dus altijd nuttig, zelfs ondanks gewichtstoename. De J-curven zijn de inzet van geanimeerde discussies: wat zijn de optimale doelen en voor welke patiënten? De vermindering van de stijging van het risico met de leeftijd waarop de diabetes wordt vastgesteld, kan worden geïnterpreteerd als zijnde gerelateerd aan de duur van de diabetes. Sommige tegenstrijdigheden in de geanalyseerde gegevens hebben echter geleid tot een heranalyse van dit cohort: de auteurs concluderen dat cardiovasculaire risicofactoren mogelijk pathogener zijn bij jongere patiënten, wat een nieuw en zeer belangrijk concept is dat om actie vraagt.

De auteurs besluiten dat er een grote variatie is in het begrip ‘winst in levensverwachting’. De gewenste winst verschilt overigens tussen artsen en patiënten. Afhankelijk van het risicoprofiel van de patiënt, kan de verwachte winst groter zijn dan de haalbare winst. De auteurs pleiten daarom voor een gedeelde medische besluitvorming, niet op basis van het risico, maar op basis van de winst in levensverwachting. Ondanks de methodologische bias, heeft deze studie de verdienste dat ze de nadruk legt op de discrepantie tussen de verwachtingen van de patiënten en de artsen en op de onevenredigheid tussen die verwachtingen en de werkelijke winst in levensverwachting bij het kiezen van een preventieve behandeling.

Deze methodologisch goed uitgevoerde systematische review met meta-analyses van de Cochrane Collaboration stoelt op matige en hoge kwaliteit van bewijs en toont een gunstige en significante impact van continue of intermittente antibioticaprofylaxe op de incidentie van COPD-exacerbaties bij patiënten ouder dan 65 jaar met matige tot ernstige COPD en frequente exacerbaties. Het risico van antimicrobiële resistentie moet verder worden onderzocht. Op basis van deze studie blijkt de impact op de kwaliteit van leven klinisch niet relevant.

Wanneer de PCR-techniek wordt toegepast, zijn de HPV-tests op zelf afgenomen stalen even gevoelig, maar iets minder specifiek, als op stalen afgenomen door artsen. Om de doorgaans onvoldoende gescreende vrouwen te bereiken, is de strategie om vrouwen zelfafnamesets aan te bieden meestal doeltreffender dan alleen een uitnodiging sturen. Maar zelfafnamesets zijn ook veel duurder, met zeer wisselende responspercentages naargelang verschillende parameters eigen aan de organisatie en de aard van deze acties. Voordat screeningsstrategieën via zelfafname op grotere schaal worden gepromoot, zijn pilootstudies nodig die de ‘uptake’ van de populatie en de extrapoleerbaarheid van dergelijke maatregelen onder de loep nemen.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat deze drie recente studies geen nieuwe argumenten aandragen om het gebruik van aspirine in de primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen te onderbouwen.

De resultaten van deze update van de Cochrane Collaboration tonen aan dat hartrevalidatie resulteert in een klinische verbetering van de gezondheidsgebonden kwaliteit van leven en in een daling van het risico van ziekenhuisopname. Deze voordelen lijken consistent te zijn voor alle kenmerken van het revalidatieprogramma (inclusief thuis en in een gespecialiseerd centrum). Ze bekrachtigen de aanbevelingen geformuleerd in de thans geldende internationale klinische richtlijnen. Voor de implementeerbaarheid moet het aanbod van revalidatie met fysieke training gebeuren rekening houdend met de voorkeuren van de patiënt.

Deze gerandomiseerde, pragmatische studie, gekenmerkt door een directe e-rekrutering van deelnemers en een volledig digitale uitvoering zonder klinische inbreng, toont aan dat de elektronische detectie van episodes van voorkamerfibrillatie mogelijk is, maar dat de klinische betekenis ervan niet bekend is. Deze hartritmestoornis wordt vaak waargenomen bijvoorbeeld bij reanimaties en er bestaat geen consensus over de attitude die men dan moet aannemen. Het studiedesign laat niet toe dit te beoordelen. De studie is vooral bedoeld om een techniek voor vroegdiagnose te valideren door experts in medische technologieën en kunstmatige intelligentie, werkzaam in gespecialiseerde bedrijven. Hun bedoeling is bovendien om klinische studies uit te voeren op basis van databanken met gezondheidsgegevens en via rechtstreeks contact met de geselecteerde patiënt. Medische onderzoekers worden daarbij uitgesloten. Daarenboven wordt het medisch geheim uitgebreid geschonden, evenals de rechten van de patiënt wat de controle over zijn gegevens betreft.

Zelfs met de vermelde methodologische beperkingen, lijkt er een aanzienlijk risico te bestaan van plotse hartdood tijdens de training van jonge voetbalspelers, en dit ondanks de screening met een grondig cardiologisch onderzoek. Plotse hartdood is de belangrijkste doodsoorzaak in deze specifieke populatie.

Deze grootschalige prospectieve cohortstudie, uitgevoerd in Frankrijk, houdt rekening met zeer veel relevante confounders en toont aan dat er een zwak verband bestaat tussen de consumptie van ultrabewerkte voeding en verhoogde mortaliteit.

Deze systematische review toont aan dat het risico van hiv-overdracht tussen een seropositieve persoon die trouw zijn antivirale medicatie inneemt en een seronegatieve sekspartner verwaarloosbaar is.

Uit deze systematische review van de Cochrane Collaboration van 63 gerandomiseerde gecontroleerde studies bij volwassen rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken kunnen we met een hoge graad van evidentie besluiten dat er geen verschil in abstinentiegraad bestaat tussen een snelwerkende nicotinetoedieningsvorm en een nicotinepleister, maar dat de combinatie van beide wel tot meer abstinentie leidt dan het gebruik van slechts één toedieningsvorm. Met een matige graad van evidentie kunnen we besluiten dat een nicotinepleister met 21 tot 25 mg nicotine meer abstinentie geeft dan een pleister met 14 tot 15 mg nicotine en dat het nuttig is om vóór de stopdatum met nicotinesubstitutie te beginnen.

Uit deze clustergerandomiseerde gecontroleerde studie kunnen we besluiten dat online feedback op het antibioticavoorschrijfgedrag van een praktijk gecombineerd met een beslissingsondersteuningstool in het elektronisch medisch dossier (EMD) het voorschrijven van antibiotica vermindert bij volwassenen, maar niet bij kinderen of ouderen, met een acute luchtweginfectie. De grootte van het effect is echter ondermaats en vraagt om verder onderzoek.

Uit deze Cochrane systematische review kunnen we besluiten dat de winst van antibiotica voor de behandeling van een acute COPD-exacerbatie bij ambulante patiënten klein en onzeker is.

Deze correct uitgevoerde gerandomiseerde gecontroleerde non-inferioriteitsstudie toont aan dat een primaire HPV-test afgenomen door de patiënt niet inferieur is aan een primaire HPV-test afgenomen door de arts om hooggradige voorstadia van baarmoederhalskanker op te sporen.

Farmacotherapie voor sociale fobie?

Sabbe B. , Verhoeven V.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 8 pagina 89 - 93


Op basis van de resultaten van deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat de klinische meerwaarde van SSRI’s MAOI’s, RIMA’s, benzodiazepines en GABA-analogen voor de behandeling van sociale fobie is aangetoond. Niettegenstaande de meeste studies zijn uitgevoerd met SSRI’s, kent men aan het effect van SSRI’s een zeer lage GRADE toe. Naast aanwijzingen voor publicatiebias en selectiebias is er belangrijke statistische heterogeniteit aangetoond. Deze heterogeniteit reflecteert wellicht zowel reële verschillen in effectiviteit/efficiëntie tussen de verschillende farmaca, als verschillen in studiemethodologie en in klinische kenmerken van patiënten.

Droperidol bij agressie of agitatie ten gevolge van psychose

Desplenter F. , Bervoets C. , Laekeman G.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 8 pagina 94 - 97


Deze systematische review en meta-analyse kan op basis van 6 geïncludeerde RCT’s van matige tot sterke methodologische kwaliteit aantonen dat de parenterale toediening van droperidol in vergelijking met placebo, haloperidol, olanzapine en midazolam, effectief en veilig is om psychotische patiënten met agressie of agitatie binnen 30 minuten te kalmeren en te sederen.

De resultaten van de NAVIGATE ESUS-studie zijn in het voordeel van aspirine voor de secundaire preventie van een recent ischemisch CVA van onbepaalde oorsprong. Rivaroxaban, een direct oraal anticoagulans, is in vergelijking met aspirine geassocieerd met een statistisch significante toename van het risico van ernstige bloeding.

De Amerikaanse studie bevestigt de resultaten van de Nederlandse studie bij een Amerikaanse populatie, met eenzelfde vermindering (14 %) van het aantal voorgeschreven beeldvormende onderzoeken. Door slechts 1 doorslaggevend item van de YEARS-score te gebruiken (alternatieve diagnose minder waarschijnlijk dan longembool) bekomt men bovendien dezelfde resultaten.

Deze pragmatische gerandomiseerde gecontroleerde studie van 12 maanden, van goede methodologische kwaliteit, bij patiënten met chronische niet-kankerpijn toont geen superieure effectiviteit van opioïden voor pijngebonden functioneren noch voor pijnintensiteit. De ongewenste effecten zijn significant frequenter aanwezig in de opioïdengroep.

Bij patiënten met een COPD-graad II of III onder een onderhoudsbehandeling met de associatie inhalatiecorticosteroïden/LABA (en dikwijls ook LAMA), is niet aangetoond dat het gedurende 10 dagen nemen van budesonide 400 μg/formoterol 12 μg 2x/dag, een verdubbeling van de onderhoudsbehandeling, bij het begin van de symptomen van een bovenste luchtweginfectie effectief is op het vlak van de incidentie van exacerbaties. Het vermindert wel het risico van ernstige exacerbaties (waarvoor hospitalisatie vereist is), maar dit was een secundaire uitkomstmaat waarvoor bevestiging noodzakelijk is.

De resultaten van deze gerandomiseerde studie die een placebo-heelkundige ingreep vergelijkt met een subacromiale decompressie, tonen 24 maanden na de behandeling geen enkele superioriteit van decompressie bij patiënten die lijden aan een subacromiaal conflict. Deze studie biedt geen onderbouwing voor het uitvoeren van een subacromiale decompressie bij patiënten die lijden aan een subacromiaal conflict.

Deze systematische review met meta-analyses van goede methodologische kwaliteit maar met beperkingen die gelinkt zijn aan ernstige tekortkomingen van de voorafgaande studies zelf, toont aan dat bij patiënten met COPD het gebruik van de tripletherapie met LABA+LAMA+inhalatiecorticosteroïden resulteert in een daling van het aantal matige tot ernstige exacerbaties versus bitherapie LABA+LAMA of monotherapie LAMA (tiotropium). Wij denken dat supplementaire gegevens, met name beter gedefinieerde populaties vooral inzake de frequentie van exacerbaties, noodzakelijk zijn. Op vlak van secundaire uitkomstmaten wordt er een verbetering in longfunctie (ESW einddiagnose) en een verbetering in levenskwaliteit (SGRQ) vastgesteld zonder dat deze de klinische relevantie bereikt, welke subgroep we ook in beschouwing nemen. Er wordt geen significant verschil gevonden op vlak van mortaliteit. Met inhalatiecorticosteroïden wordt een significante toename van het risico van pneumonie vastgesteld alhoewel de korte duur van de studies belet om het effect op lange termijn te meten alsook het reëele aantal gevallen van pneumonie op jaarbasis.

Postmenopauzale vulvovaginale klachten: welke lokale behandeling is het meest effectief?

Chevalier P.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 7 pagina 81 - 84


Deze RCT met een correcte studieopzet bij een populatie van menopauzale vrouwen van 50 tot 70 jaar oud in een urbane regio in de V.S. met menopauzale vulvovaginale klachten, toont geen meerwaarde aan van een behandeling met vaginaal estradiol (in tabletten) aan een initiële dosis die hoger is dan wordt aanbevolen, noch met een hydraterende vaginale crème in vergelijking met placebo (die zeer waarschijnlijk actiever was dan een volledig neutraal placebo) voor de verbetering van vulvovaginale symptomen.

Deze studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat de aanpak van chronische pijn door middel van sessies cognitieve gedragstherapie of educatie, uitgevoerd in groep en in vereenvoudigde vorm, aangeboden aan een economisch kwetsbaar publiek, haalbaar is en op zijn minst even effectief is als gebruikelijke zorg.

Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat op korte termijn manipulatie en mobilisatie in vergelijking met andere actieve behandelingen een statistisch significante maar beperkte pijnreductie en functieverbetering geven bij patiënten met chronische lagerugpijn. Het effect van manipulatie lijkt groter te zijn dan het effect van mobilisatie.

Deze systematische review en meta-analyse van 8 RCT’s met wisselende methodologische kwaliteit toont aan dat gesuperviseerde oefeningen de subjectieve slaapkwaliteit statistisch significant verbetert bij personen met een psychiatrische stoornis. Het effect op objectieve slaapparameters en levenskwaliteit is niet onderzocht. Ook is verder onderzoek nodig om te bepalen welke specifieke oefeningen aan welke frequentie en met welke intensiteit bij welke mentale stoornissen het meeste effect hebben.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat digitaal aangeboden cognitieve gedragstherapie in vergelijking met educatie over slaaphygiëne het dagelijks functioneren, het psychologisch welbevinden en de slaapgerelateerde levenskwaliteit statistisch significant verbeterde bij personen met insomnia die online gerekruteerd werden. De slechte therapietrouw van deze vorm van cognitieve gedragstherapie maakt het moeilijk om de klinische relevantie van het resultaat correct in te schatten.

Deze systematische review en meta-analyse van kleine klinisch sterk heterogene studies toont aan dat zowel duurtraining als intervaltraining leidt tot een beperkte daling van het lichaamsvetpercentage en het totale lichaamsvet. Intervaltraining leidt tot een statistisch significante sterkere daling van het totale lichaamsvet maar de klinische relevantie van dit resultaat is onduidelijk.

Het mazelen-bof-rubella-vaccin en autisme

Michiels B.

Minerva 15 07 2019


Deze grote, degelijk uitgevoerde Deense cohortstudie toont aan dat er geen verband is tussen een mazelen-bof-rubella-vaccinatie en de ontwikkeling van autismespectrumstoornis.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie, opgestart in de tweede lijn, toont aan dat een geïndividualiseerde intensieve zorgaanpak bij patiënten met chronisch hartfalen geen extra voordelen oplevert op gebied van gezondheidszorgkosten en andere parameters voor gezondheid. De resultaten van de kosteneffectiviteitsanalyse zijn echter niet te extrapoleren naar onze zorgcontext aangezien ook de controlegroep een multidisciplinaire follow-up na hospitaalopname kreeg.

Vroegtijdige interventieprogramma’s effectief bij vroege psychose?

Catthoor K.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 6 pagina 66 - 69


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een vroegtijdige multimodale interventie bij personen met een vroege psychose op vlak van klinisch relevante uitkomstmaten zoals stopzetting van behandeling, psychiatrische opname, school- en jobparticipatie, symptoomverbetering en globaal functioneren superieur is in vergelijking met gebruikelijke zorg. Het is niet duidelijk bij welke patiënten precies en voor welke componenten, met inbegrip van hun duur en intensiteit, de beste resultaten te verwachten zijn.

Een midurethraalbandje als behandeling voor stressincontinentie bij vrouwen

Rasschaert N.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 6 pagina 70 - 73


Op basis van deze systematische review met belangrijke methodologische tekortkomingen van meestal kleine RCT’s met onduidelijke methodologische kwaliteit kunnen we besluiten dat midurethraalbandjes minstens even effectief en veilig zijn als Burch-colposuspensie en een klassieke pubovaginale lus-operatie. Er is evenmin verschil in effectiviteit tussen een transobturator en retropubisch midurethraalbandje. Op basis van deze studie kunnen we niets besluiten over de plaats van de verschillende chirurgische technieken na het falen van conservatieve therapie bij vrouwen met stressincontinentie.

Deze nieuwe systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit maar gebaseerd op heterogene studies van zwakke kwaliteit stelt de conclusies van eerdere duidingen in Minerva niet in twijfel. Rekening houdend met het gemak van hun toediening en van hun effectiviteit in vergelijking met opioïden en paracetamol, met de kleinere nood aan redmedicatie alsook met hun betere tolerantie versus opioïden, zouden NSAID’s beschouwd moeten worden als de eerstekeuspijnbehandeling van nierkolieken bij volwassenen.

Deze RCT met een correcte methodologie stelt geen inferioriteit vast tussen rivaroxaban (10 mg/d) en aspirine (81 mg/d) als vervolgbehandeling (van 9 dagen na een totale knieprothese en van 30 dagen na een totale heupprothese) na een initiële behandeling van 5 (tot 6) dagen met rivaroxaban bij patiënten die een totale heup- of knieprothese ondergingen. Een superioriteit kon evenmin vastgesteld worden.

Deze interessante meta-analyse met individuele klinische gegevens toont een voordeel aan van coronaire bypasschirurgie versus percutane angioplastiek (met endoprothese) voor patiënten die lijden aan diabetes en multipele en complexe coronaire letsels (volgens de SYNTAX-score) zonder meerwaarde voor patiënten met letsels in het gebied van de linkerkransslagader.

Niettegenstaande de gunstige resultaten van factor Xa-inhibitoren (apixaban, edoxaban en rivaroxaban) versus warfarine brengt deze systematische review met meta-analyses van goede kwaliteit geen enkel echt nieuw element aan bij de belangrijkste studies over deze geneesmiddelen wanneer de arts moet kiezen voor een DOAC of een vitamine K-antagonist bij een concrete patiënt met voorkamerfibrillatie (waarvoor een anticoagulerende behandeling geïndiceerd is).

Deze systematische review met meta-analyse bevestigt de eerdere conclusies van Minerva, namelijk dat bij bejaarde patiënten die lijden aan chronische musculoskeletale pijn het gebruik van opioïden weinig positieve klinische effecten oplevert maar hen wel blootstelt aan een significant hoger risico van ongewenste effecten.

Deze systematische review met netwerkmeta-analyse van goede methodologische kwaliteit die 3 orale antidiabetica met elkaar vergelijkt, toont aan dat het gebruik van de SGLT-2-inhibitoren (gliflozines) en van GLP-1-analogen (incretinemimetica) geassocieerd is met een lagere globale mortaliteit in vergelijking met het gebruik van DPP-4-inhibitoren (gliptines) of placebo of geen behandeling.

Deze Britse multicenter RCT van goede kwaliteit met inclusie van patiënten met aanhoudende subacromiale schouderpijn (subacriomaal conflict) toont geen klinisch relevant verschil na 6 maanden (en na 1 jaar) tussen een diagnostische artroscopie alleen, een artroscopie met decompressie en een opvolging zonder interventie.

Deze DiRECT-RCT toont na een follow-up van 12 maanden aan dat een programma gericht op een significante en bewaarde gewichtsdaling uitgevoerd in de eerstelijnszorg met een opgeleide verpleger of diëtist, winst oplevert op vlak van remissie van type 2-diabetes, zelfs na het stoppen van orale antidiabetica, bij obese patiënten die voldoen aan de diagnostische criteria van type 2-diabetes sinds maximaal 6 jaar.

Uit twee systematische reviews met meta-analyse blijkt dat GLP-1-analogen een veilig alternatief zijn voor basaal insuline in het titratieschema van glykemieverlagende behandeling voor patiënten met type 2-diabetes mellitus. Langwerkende preparaten zijn hierbij effectiever gebleken dan kortwerkende preparaten.

Het effect van GLP-1-analogen op ‘harde’ eindpunten zoals cardiovasculaire gebeurtenissen en progressief nierfalen blijft momenteel nog onduidelijk. Met liraglutide kon geen effect op een daling van de nierfunctie, noch op het optreden van terminaal nierlijden versus placebo aangetoond worden in een studie met een samengesteld cardiovasculair eindpunt als primaire uitkomstmaat. Een statistisch significante winst op cardiovasculair vlak kon men niet aantonen met exenatide versus placebo bij patiënten met type 2-diabetes en een belangrijke cardiovasculaire voorgeschiedenis.

De interimresultaten van deze multicenter, dubbelblinde, placebogecontroleerde gerandomiseerde studie tonen aan dat een behandeling met enzalutamide de metastasevrije overleving statistisch significant doet toenemen bij patiënten met niet-metastatische castratieresistente prostaatkanker en snel evoluerend PSA-recidief. Verder onderzoek naar winst in globale mortaliteit en levenskwaliteit en naar ongewenste effecten geassocieerd met enzalutamide is noodzakelijk.

Op basis van deze systematische review en meta-analyse van 6 RCT’s kunnen we besluiten dat noch inhalatie van salbutamol+ipratropiumbromide, fluticason of budesonide, noch orale inname van montelukast of codeïne een klinisch relevant voordeel opleveren ten opzichte van placebo bij patiënten die langer dan 2 weken hoesten.

Deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de e-sigaret na 1 jaar tot tweemaal meer rookstop leidt dan het gebruik van nicotinevervangende producten. Het ging in deze studie echter om gemotiveerde patiënten die ook gedragsondersteuning kregen. Bovendien gebruikte 80% van de deelnemers na 1 jaar nog steeds de e-sigaret, waarvan de veiligheid echter nog niet voldoende is aangetoond.

Inhalatiecorticosteroïden kunnen bij patiënten met matig COPD zonder frequente exacerbaties en behandeld met een triple therapie bestaande uit LAMA/LABA/ICS op een veilige manier zonder klinisch relevante daling van de longfunctie en zonder toename van het aantal exacerbaties gestopt worden. Een subgroepanalyse suggereert dat het risico van exacerbaties wel zou kunnen toenemen bij patiënten met verhoogde eosinofilie. Hoe dit in de praktijk geïmplementeerd zou kunnen worden, is nog erg onduidelijk.

Subklinische hypothyreoïdie behandelen?

Poelman T.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 4 pagina 40 - 43


Deze methodologisch goed opgezette systematische review met meta-analyse van gecontroleerde gerandomiseerde studies met een globaal laag risico van bias toont aan dat substitutietherapie met schildklierhormoon bij niet-zwangere patiënten met subklinische hypothyreoïdie en milde tot matige symptomen van hypothyreoïdie niet leidt tot een verbetering van algemene levenskwaliteit of een vermindering van schildkliergerelateerde symptomen.

Is een medicamenteuze bloeddrukbehandeling effectief na TIA of CVA?

De Cort P.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 4 pagina 44 - 47


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat een medicamenteuze bloeddrukbehandeling na het doormaken van een TIA of CVA de kans op CVA-recidief en op vasculaire sterfte reduceert. Uit subgroepanalyses blijkt dat het effect enkel statistisch significant is bij patiënten met een hogere initiële systolische bloeddruk (>140 mmHg) en wanneer gekozen wordt voor een diureticum of een ACE-inhibitor. Het nut en de veiligheid van een intensieve bloeddrukbehandeling (met streefwaarde voor systolische bloeddruk lager dan 125 tot 130 mmHg) kan niet aangetoond worden.

Ondanks 5 jaar adjuvante hormonale therapie kan een hormoonreceptorpositieve borstkanker met een niet te verwaarlozen risico recidiveren zeker tot 20 jaar na het begin van de initiële behandeling. Dat risico, geassocieerd met een belangrijke mortaliteit, is in wezen afhankelijk van de T- en N-status van de initiële tumor.

Deze nested case-control studie toont aan dat bij patiënten met COPD tijdens de eerste 30 dagen na de start van een behandeling met langwerkende bronchodilatoren een statistisch significant verband optreedt met ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen. Dat verband werd niet teruggevonden bij patiënten die deze middelen gedurende een lange tijd gebruikten.

Deze Britse RCT toont in een populatie van vrouwen van 70 tot 85 jaar geen nut aan van systematische screening van het risico van osteoporotische fracturen met de FRAX-score voor de globale preventie van osteoporotische fracturen. Er was wel een potentieel (nog te bevestigen) voordeel op het vlak van heupfracturen.

Deze open-label RCT met methodologische tekortkomingen en die niet onafhankelijk is uitgevoerd, toont een voordeel van katheterablatie versus medicamenteuze behandeling voor patiënten met hartfalen en voorkamerfibrillatie (resistent voor een antiaritmische behandeling met medicatie) op vlak van (vooral cardiovasculair) overlijden en vermijden van hospitalisatie voor hartfalen.

Deze studie over de follow-up na een curatieve behandeling voor colorectaal adenocarcinoom in stadium II/III kan geen voordeel aantonen van een intensievere opvolging dan thoraco-abdominale CT 1 en 3 jaar na de operatie. Deze resultaten liggen in lijn met de laatste systematische review van de Cochrane Collaboration over dit onderwerp die werd besproken in Minerva alsook met de resultaten van een Britse gerandomiseerde studie gepubliceerd in 2017, FACS (Follow-up After Colorectal Surgery) genoemd, die weliswaar veel minder patiënten includeerde.

De auteurs besluiten dat vertebroplastiek als behandeling voor osteoporotische vertebrale compressiefracturen niet meer significante klinische verbetering van pijn geeft dan een SHAM-interventie die alleen bestaat uit de injectie van lokale anesthetica tijdens de opvolgingsperiode van 12 maanden. De vraag blijft dus naar het eventuele voordeel op lange termijn van cementvertebroplastiek op de statiek met repercussies op esthetiek, respiratoire en locomotorische functie. Bijkomende studies zijn noodzakelijk.

Het belang van linaclotide voor de behandeling van chronische idiopathische obstipatie?

Chevalier P.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 3 pagina 33 - 36


Deze RCT die helemaal onder de controle staat van twee farmaceutische firma’s, toont het beperkte belang van linaclotide 72 µg versus placebo, bij een geselecteerde groep van volwassenen van gemiddelde leeftijd die klagen van chronische idiopathische obstipatie. Onafhankelijke onderzoeken op lange termijn zijn noodzakelijk waarbij vergeleken wordt met andere laxativa en ongewenste effecten op een nauwkeurige manier geanalyseerd worden.

Rivaroxaban toevoegen aan aspirine bij zogezegde secundaire cardiovasculaire preventie?

Chevalier P.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 3 pagina 28 - 32


Deze RCT met belangrijke methodologische tekortkomingen lijkt het belang aan te tonen van een combinatie van rivaroxaban aan lage dosis (2x2,5 mg/d) plus aspirine in maagsapresistente vorm van 100 mg/d versus aspirine alleen bij patiënten met coronair vaatlijden of stabiel perifieer vaatlijden, veelal met andere cardiovasculaire risicofactoren en meestal van oudere leeftijd met polyfarmacie. Er was winst in het voorkomen van preventie van een samengestelde uitkomstmaat van cardiovasculair overlijden, CVA of myocardinfarct, maar dit ten koste van een toename van het risico van een majeure bloeding.

Op basis van deze systematische review kunnen we besluiten dat zowel een multifactoriële interventie als een oefenprogramma een preventief effect hebben bij ouderen met een verhoogd valrisico. Het bewijs bleek meest consistent te zijn voor oefenprogramma’s. Met vitamine D-suppletie kon geen gunstig effect op vallen aangetoond worden bij ouderen zonder osteoporose of vitamine D-deficiëntie.

Deze systematische review en meta-analyse van placebo- en ‘geen behandeling’- gecontroleerde studies bij patiënten met ongecompliceerde hypertensie bevestigt nogmaals de hoge kwaliteit van bewijs voor het nut van een lage dosis thiazide-diuretica als primaire cardiovasculaire preventie. Toekomstig vergelijkend onderzoek met antihypertensiva zonder een lage dosis diuretica in een van de onderzoeksarmen is daarom niet langer te verantwoorden.

Duale antiplaatjestherapie in de acute fase na beperkt ischemisch CVA en TIA?

Scheldeman L. , Michiels L. , Demeestere J.

Minerva 15 03 2019


Uit deze dubbelblinde, gerandomiseerde, gecontroleerde, multicenter, multinationale studie kunnen we besluiten dat bij patiënten met een TIA met hoog recidiefrisico (ABCD2-score ≥4) of een beperkt ischemisch CVA (NIHSS ≤3) vroegtijdige duale antiplaatjestherapie met aspirine en clopidogrel versus aspirine alleen in de acute en subacute fase het risico van recidief-CVA verlaagt maar ook gepaard gaat met een verhoogd risico van majeure bloedingen.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration kan bij patiënten met de ziekte van Alzheimer geen klinisch relevante meerwaarde aantonen van donepezil op belangrijke uitkomsten zoals geheugen, gedrag, dagelijks functioneren en levenskwaliteit, terwijl de ongewenste effecten en de acceptatie van de behandeling in het nadeel van donepezil zijn.

Deze systematische review en meta-analyse van kleine gerandomiseerde gecontroleerde studies suggereert dat naast compressietherapie ook specifieke oefeningen om de kuitpomp te versterken nuttig kunnen zijn bij de behandeling van veneuze beenulcera.

Deze 3 systematische reviews en meta-analyses van de Cochrane Collaboration tonen aan dat een verhoogde inname van PUFA’s (met of bij de voeding) geen invloed heeft op globale en cardiovasculaire mortaliteit, noch op cardiovasculaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen. De studies waren zeer heterogeen op vlak van studiepopulatie en studieopzet.

Deze correct uitgevoerde systematische review van 5 RCT’s met globaal genomen gering risico van bias toont aan dat het preventieve gebruik van omalizumab na de schoolvakantie het aantal astma-exacerbaties in de herfst doet dalen bij kinderen met matig tot ernstig allergisch astma. Het effect van leukotrieenantagonisten is onduidelijk. Ook het effect van het aansporen tot grotere therapietrouw met een brief aan de ouders vraagt om verder onderzoek.

Desmopressine als behandeling voor nycturie bij mannen?

Vanneste M.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 2 pagina 18 - 23


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat desmopressine in vergelijking met placebo op middellange maar niet op korte termijn het aantal nachtelijke micties vermindert zonder toename in ongewenste effecten bij mannen met nycturie. De kwaliteit van het bewijs is echter laag tot zeer laag en de klinische relevantie van het effect is onduidelijk.

Deze RCT toont een meerwaarde aan op korte termijn van het voorschrijven van clindamycine of TMP/SMX op vlak van het percentage genezen patiënten met een niet-gecompliceerd huidabces met Staphylococcus aureus, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Met dit besluit moeten we echter voorzichtig zijn wegens de methodologische tekortkomingen van de studie en de mogelijke belangenvermenging.

Deze systematische review met meta-analyse gebaseerd op studies van (zeer) zwakke methodologische kwaliteit toont een duidelijk ongunstige risico-batenbalans voor gabapentine en pregabaline als behandeling van aspecifieke chronische lagerugpijn, met zeer beperkte of zelfs afwezige bewijzen van klinische effectiviteit, frequente ongewenste effecten en een hoge kostprijs.

Ongewenste effecten van opioïden gebruikt voor chronische niet-kankerpijn

Sculier J.P. , Peeters-Asdourian C.

Minerva 15 02 2019


De gerandomiseerde studies brengen geen enkel belangrijk gegeven aan wat betreft de veiligheid van het voorschrijven van opioïden voor chronische niet-kankerpijn op middellange en lange termijn. Al zijn de gebruikte systematische reviews van goede kwaliteit, kan dit niet gezegd worden van de geïdentificeerde gerandomiseerde studies voor wat betreft het verzamelen van ongewenste effecten.

Deze RCT is de eerste die op een dubbelblinde manier bij patiënten een angioplastiek met symptomatisch doel vergelijkt met een sham-PTCA waarbij beide interventies geassocieerd zijn met een optimale medicamenteuze behandeling. Ze toont geen winst van PTCA op het vlak van de verbetering van de inspanningstijd, de symptomen en de levenskwaliteit.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het gebruik van de SMART-methode bij patiënten die lijden aan persisterend astma vergelijkbaar is met het gebruik van ICS (al dan niet gecombineerd met LABA) op vlak van vermindering van exacerbaties. Deze effectiviteit is vooral gebaseerd op een samengesteld eindpunt bestaande uit astma-exacerbaties waarvoor systemische corticosteroïden noodzakelijk zijn, hospitalisaties of bezoeken aan een spoedgevallendienst. De huidige bewijzen voor kinderen tussen 4 en 11 jaar zijn beperkt, maar ze suggereren wel een vergelijkbare effectiviteit met SMART. Deze studie toont geen verband tussen SMART en verandering in levenskwaliteit. Het zou interessant zijn mochten volgende studies deze criteria analyseren.

Statines en het risico van diabetes

Chevalier P.

Minerva 01 02 2019


Deze post-hoc analyse van een RCT toont een toename van het risico op diabetes bij risicopatiënten voor het ontwikkelen van diabetes (overgewicht, hoge nuchtere glykemie, glucose-intolerantie) die een statine innemen. Deze toename is in verhouding tot de duur van de behandeling. De criteria voor het voorschrijven van een statine worden niet gepreciseerd in deze publicatie (noch in het protocol van de originele studie).

Zelfmanagement van COPD-exacerbaties?

Chevalier P.

Minerva 2019 Vol 18 nummer 1 pagina 2 - 6


Deze systematische review van goede kwaliteit met meta-analyses toont aan dat er een beperkte winst is van interventies gericht op zelfmanagement van COPD en vooral van COPD-exacerbaties: een kleinere kans op hospitalisatie voor een luchtwegaandoening en verbetering van de levenskwaliteit (maar onder een klinisch relevante drempel). De mortaliteit als gevolg van een luchtwegaandoening zou daarentegen verhoogd kunnen zijn. De diversiteit van de interventies laat echter niet toe om conclusies te trekken over de effectiviteit van de (variabele) componenten van deze interventies, met uitzondering van het belang van de strijd tegen tabagisme.

Deze systematische review met meta-analyses levert geen echt bewijsmateriaal op voor het belang van verschillende geneesmiddelen voor de behandeling van hartfalen met bewaarde linkerventrikelejectiefractie. Ze bevestigt wel het bewijs (beperkte bewijskracht: 1 kleine RCT) van het belang van bèta-blokkers post-myocardinfarct met een linkerventrikelejectiefractie van minstens 40%.

Kinkhoestvaccin tijdens de zwangerschap

Michiels B.

Minerva 17 12 2018


Er zijn voldoende bewijzen over effectiviteit en veiligheid om een kinkhoestvaccinatie van de aanstaande moeder (samen met tetanus en difterie) tussen week 24 en 32 aan te bevelen.

Uit deze update van een systematische review van de Cochrane Collaboration kunnen we besluiten dat het uitgesteld antibioticumvoorschrift een aanvaardbare strategie blijft om het antibioticumgebruik bij acute ongecompliceerde luchtweginfecties te beperken.

Uit deze zeer goed uitgevoerde systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat zowel terbinafine als azoolderivaten doeltreffender zijn dan placebo voor zowel de klinische als de mycologische genezing van onychomycosen zonder verschil in ongewenste effecten. In de directe vergelijking tussen terbinafine en azoolderivaten was terbinafine doeltreffender dan azoolderivaten zonder verschil in ongewenste effecten. Ondanks behandeling werd maar bij ruim de helft van de patiënten mycologische genezing en bij minder dan de helft van de patiënten klinische genezing vastgesteld.

Hoe optimaal ijzertabletten innemen?

Laekeman G.

Minerva 17 12 2018


Deze publicatie van 2 open-label gerandomiseeerde gecontroleerde studies bij vrouwen met een matig ijzertekort suggereert dat één dagdosis Fe-supplement om de 2 dagen beter wordt opgenomen dan een dagelijkse inname van 2 dagdosissen. Deze farmacokinetische resultaten moeten worden bevestigd in een studie met klinische uitkomstmaten bij matig en ernstig anemische patiënten.

Hebben nicotinevervangers nog nut bij rookstop?

Boudrez H.

Minerva 17 12 2018


Nicotinesubstitutie is een effectief en veilig hulpmiddel ter ondersteuning van een rookstoppoging bij rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken. Dit geldt zowel voor ‘gezonde’ rokers, als rokers met een cardiale, pulmonaire of psychiatrische aandoening. Ook het gebruik ervan tijdens de zwangerschap blijkt effectief en veilig te zijn.

Op basis van een post-hoc analyse van elf gerandomiseerde gecontroleerde studies kunnen we besluiten dat een bloeddrukverlagende behandeling op basis van het globale cardiovasculaire risicoprofiel waarschijnlijk effectiever is voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen dan een behandeling gestuurd door de systolische bloeddruk.

Op zoek naar gezond verstand

De Lepeleire J.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 10 pagina 128 - 131


Deze stapsgewijze bottom-up kwalitatieve studie komt tot eenvoudige, gemakkelijk implementeerbare maatregelen die kunnen helpen om de communicatie tussen huisartsen en verpleegkundigen te verbeteren. De impact van deze maatregelen op de kwaliteit van de zorg van rusthuisbewoners moet verder onderzocht worden.

Gespecialiseerde fysiotherapie bij de ziekte van Parkinson

Van Acker G. , Redant C. , Vanden Bossche L.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 10 pagina 124 - 127


Deze observationele retrospectieve studie met een grote niet-geselecteerde groep van patiënten met de ziekte van Parkinson toont aan dat gespecialiseerde fysiotherapie in vergelijking met niet-gespecialiseerde fysiotherapie geassocieerd is met een betere kwaliteit van zorg, lagere kosten en minder complicaties gerelateerd aan de ziekte van Parkinson. Het is op basis van deze studie niet duidelijk of men de resultaten mag extrapoleren naar alle stadia van de ziekte van Parkinson.

Deze studie toont aan dat een jaarlijkse screening van diabetische retinopathie bij patiënten met type 1-diabetes ontoereikend is. Factoren die de frequentie van screening bepalen, zijn het stadium van diabetische retinopathie tijdens funduscopie, de gemiddelde glykemie (HbA1c) en een aanvaardbaar risico van transitie. Op basis hiervan stellen de auteurs een geïndividualiseerde calculator voor die te raadplegen is op het volgende adres: https://extapps.bsc.gwu.edu/shinypub/edic/retinopathy/

Deze update van goede methodologische kwaliteit van een systematiche review van de Cochrane Collaboration nuanceert de besluiten van een voorgaande versie. Men stelde een (zeer) zwakke kwaliteit van het bewijs vast voor het effect van tramadol in de behandeling van neuropathische pijn. We moeten dus besluiten dat de plaats van tramadol voor de verschillende vormen van neuropathische pijn onvoldoende aangetoond blijft.

In deze studie met voldoende power en een follow-up van 1 jaar verminderde de toevoeging van azithromycine 500 mg 3x/week het aantal exacerbaties bij patiënten met symptomatisch astma ondanks behandeling met inhalatiecorticosteroïden en langwerkende bèta-2-mimetica. De verbetering van de kwaliteit van leven was alleen klinisch relevant op het domein van de symptomen en niet op de 3 andere domeinen van het gebruikte meetinstrument. Het gebruik van LOCF (last observation carried forward) is een zwakte in deze studie en vraagt om een voorzichtige interpretatie van de resultaten.

Deze systematische review met meta-analyses van goede kwaliteit toont aan dat een associatie van twee bronchodilatatoren (LAMA + LABA) zekerder en effectiever is dan een associatie LABA + inhalatiecorticosteroïden in geval van COPD; het bewijs berust echter alleen op de significante resultaten van slechts één van de 11 geïncludeerde studies.

Deze observationele cohortstudie uit de Verenigde Staten met een goede methodologische kwaliteit toont aan dat na 1 of meerdere negatieve co-testen (HPV-/cyto-) of een negatieve HPV-test, het screeningsinterval voor cervixkanker op een veilige manier verlengd kan worden tot 5 jaar (of meer).

Dit onderzoek dat de resultaten van een oudere RCT opneemt en vergelijkt met deze van een nog lopend cohortonderzoek, toont aan dat bij patiënten met licht tot matig COPD de diagnostiek met spirometrie van COPD kan variëren in de tijd wanneer de gevonden waarden dicht bij de gekozen drempel liggen. Het onderzoek bevestigt ook het belang van rookstop in de evolutie van spirometrische waarden.

Het gebruik van het YEARS-algoritme dat zelf gebruik maakt van 3 criteria van de Wells-score (klinische tekens van diepe veneuze trombose, hemoptoe en diagnose van longembool meest waarschijnlijk) en van het D-dimeergehalte, versus een meer volledig algoritme, leidt tot een significante reductie van het aantal CT-pulmonale angiografieën, zonder extra risico voor de patiënt na 3 maanden op voorwaarde dat de arts de waarschijnlijkheid van de diagnose van longembolie op dezelfde manier inschat als de onderzoekers van deze studie. Deze winst vermindert het stralingsrisico en het risico verbonden met de injectie van joodhoudende contraststoffen in het kader van bijkomend radiologisch onderzoek.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration van goede methodologische kwaliteit toont aan dat gabapentine aan een dagelijkse dosis van minstens 1 200 mg/dag bij sommige patiënten meer pijnverlichting kan geven versus placebo voor de behandeling van chronische neuropathische pijn (vooral post-herpetische neuralgie en diabetische neuropathie), maar dit ten koste van ongewenste effecten die kunnen leiden tot het stopzetten van de behandeling. Voor de andere types van neuropathische pijn zijn er geen bewijzen. Het blijft belangrijk om de patiënt goed te informeren en deze behandeling te integreren in een globale behandelingsaanpak.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat er binnen het jaar na stopzetten van antidepressiva bij patiënten met een angststoornis meer herval en sneller herval optreedt.

Uit deze goed uitgevoerde systematische review met meta-analyse van 3 RCT’s blijkt dat zuigtabletten met de combinatie amylmetacresol/2,4-dichlorobenzylalcohol 2 uur na gebruik statistisch significant meer pijnreductie geven dan placebotabletten bij patiënten met acute keelpijn als gevolg van een bovenste luchtweginfectie. De klinische relevantie van dit effect in vergelijking met andere pijnstillende lokale en orale middelen tijdens het verloop van een ziekte-episode met keelpijn blijft onduidelijk.

De auteurs van deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse besluiten dat de meeste CIN 2-letsels spontaan regresseren, vooral bij vrouwen die jonger zijn dan 30 jaar. Een actieve opvolging (in de plaats van onmiddellijke behandeling) kan dus gerechtvaardigd zijn bij vrouwen met een CIN 2-letsel, in het bijzonder als ze jong zijn en als ze hun follow-upafspraken niet missen.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat gesuperviseerde oefentherapie na 3 maanden een belangrijke meerwaarde heeft op vlak van (pijnvrije) loopafstand in vergelijking met een thuisoefenprogramma en wandeladvies (GRADE matig tot hoog). Verder onderzoek is nodig om het effect op lange termijn alsook op ziektespecifieke levenskwaliteit en andere functionele parameters, zoals wandelgewoonte en fysieke activiteit na te gaan.

Deze multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een vroegtijdige endoveneuze ablatie van oppervlakkige veneuze reflux in combinatie met compressietherapie leidt tot een statistisch significant vlugger herstel en lagere recidiefkans van veneus beenulcus dan compressietherapie alleen.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een familiale gedragsmatige aanpak leidt tot een statistisch significante gewichtsreductie bij kinderen met obesitas.

Is een procalcitonine-gestuurd antibioticabeleid veilig?

Verbakel J.Y.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 8 pagina 103 - 106


Deze systematische review en meta-analyse op basis van individuele patiëntengegevens toont weinig overtuigend aan dat een procalcitonine-gestuurd antibioticumbeleid leidt tot een daling van de mortaliteit en een afname van de blootstelling aan antibiotica in verschillende settings en voor verschillende types van infectie. Verder onderzoek naar de klinische relevantie van procalcitonine in de eerste lijn voor de diagnose en het antibioticabeleid bij acute luchtweginfecties is noodzakelijk.

Corticosteroïden nuttig voor de behandeling van acute urticaria?

Coussens E. , Lapeere H.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 8 pagina 107 - 109


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde RCT kunnen we besluiten dat het als eerstelijnsbehandeling van acute urticaria zonder angio-oedeem niet aangewezen is om orale corticosteroïden te associëren aan H1-antihistaminica.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration, alsook de geïncludeerde studies zijn van goede methodologische kwaliteit. Bij patiënten met matig tot ernstig COPD is umeclidinium over een periode van 12 tot 52 weken effectiever dan placebo voor de preventie van matige exacerbaties en voor de verbetering van kwaliteit van leven, dyspnoe en ESW. De 4 geïncludeerde RCT’s zijn gefinancierd door GSK, de producent van umeclidinium.

De resultaten van het CANVAS Program komen overeen met de resultaten van de EMPA-REG-studie die we reeds besproken hebben in Minerva. In vergelijking met placebo heeft canagliflozine een gunstig effect op cardiovasculair vlak bij patiënten met type 2-diabetes en een hoog cardiovasculair risico. De resultaten wijzen erop dat een negatief effect op de nierfunctie uitgesloten kan worden. Het veel grotere risico van amputatie van de onderste ledematen in vergelijking met placebo vormt echter een ernstig probleem. In de EMPA-REG-studie waren geen gegevens beschikbaar over amputaties. Het is dus niet duidelijk of het hier gaat om een klasse-effect van de giflozinen.

De follow-up van de PIVOT-studie bevestigt de vroegere besluiten. Bij mannen jonger dan 75 jaar met laag-risico-gelokaliseerde prostaatkanker resulteert radicale prostatectomie niet in een significante daling van de globale mortaliteit of van de prostaatkankerspecifieke mortaliteit. Radicale prostatectomie veroorzaakt wel meer urinaire incontinentie en seksuele problemen.

Deze nieuwe systematische review van de Cochrane Collaboration bevestigt het nut van suppletie met antioxidant vitaminen en mineralen om bij personen met beginnende en matige leeftijdsgebonden maculatiedegeneratie de progressie van de aandoening en het hieraan verbonden gezichtsverlies af te remmen.

Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat er bij patiënten met acute of stabiele pijn op de borst en vermoeden van coronairlijden, na 18 maanden geen verschil is tussen coronaire CT-angiografie en inspanningstest op het vlak van globale mortaliteit en hospitalisatie wegens een cardiale gebeurtenis. Bij coronaire CT-angiografie daalt de incidentie van myocardinfarct, neemt het aantal coronarografieën en coronaire revascularisaties toe en wordt vaker een medische behandeling met statines of aspirine opgestart.

De TRINITY-studie is van goede methodologische kwaliteit en onderzoekt het effect van een vaste tritherapie (beclometason, formoterol en glycopyrronium) bij COPD-patiënten in stadium 3 of 4 en groep B of D. De vermindering van aantal exacerbaties met de vaste tritherapie versus tiotropium in monotherapie is zeer gering (0,2 exacerbaties per patiëntjaar). Het onderzoeksprotocol komt echter niet overeen met de therapeutische step-up die de GOLD-richtlijn voorstelt en dat wijst er nogmaals op hoe moeilijk het is voor zorgverstrekkers om het therapeutische effect te evalueren zoals Minerva al aanhaalde bij de bespreking van de TRILOGY-studie.

Deze RCT is gerealiseerd in Denemarken en toont aan dat een drievoudige screening (abdominaal aorta-aneurysma, perifeer vaatlijden en hypertensie) in secundaire preventie bij mannen tussen 65 en 74 jaar en in combinatie met een medicamenteuze en een niet-medicamenteuze interventie, de globale mortaliteit vermindert. Er zijn geen ongewenste effecten vastgesteld (kwaliteit van leven, pathologische gebeurtenissen). Het aantal te screenen personen (NNS) komt op 169 (95% BI van 89 tot 1 811).

Nut van antibioticumprofylaxe bij patiënten met recidiverende cellulitis?

Chevalier P.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 7 pagina 89 - 92


Deze systematische review toont het nut aan van een profylactische antibioticumbehandeling (vooral penicilline V aan een geringe dosis van 2 x 400 000 IE per dag) gedurende hoogstens 18 maanden voor de preventie van recidiverende cellulitis van de onderste ledematen bij volwassenen met minstens 2 episodes van recidiverende cellulitis. Het voordeel verdwijnt bij de stopzetting van de preventieve behandeling. Verder onderzoek is nodig in studies in de ambulante praktijk, met een langere interventieduur en met specifieke aandacht voor antibioticaresistentie.

Deze systematische review met meta-analyse van RCT’s toont een bescheiden winst aan van PPI’s versus placebo voor de behandeling van functionele dyspepsie.

Deze prospectieve cohortstudie toont met voldoende power aan dat het onmiddellijk voorschrijven van antibiotica voor klachten van ongecompliceerde lage luchtweginfectie niet leidt tot een daling van het risico van zeldzame complicaties zoals hospitalisatie of sterfte.

Deze systematische review en meta-analyse van meestal kleine studies met belangrijke methodologische tekortkomingen toont aan dat er geen klinisch relevant verschil bestaat in pijnintensiteit en ongewenste effecten tussen oxycodon en morfine met verlengde afgifte.

Deze degelijk uitgevoerde cohortstudie suggereert een gunstig effect van graanvezels (ontbijtgranen, brood, pasta, rijst) op totale mortaliteit en mortaliteit door colonkanker bij patiënten na de diagnose van niet-gemetastaseerd colorectaal carcinoom.

Silodosine voor LUTS bij mannen met benigne prostaathypertrofie?

Elshout J. , Tailly T.

Minerva 15 07 2018


Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat silodosine in vergelijking met placebo een vermindering geeft van klinische symptomen van benigne prostaathypertrofie maar niet van levenskwaliteit. Versus andere alfablokkers bleek er geen verschil te zijn in effectiviteit en ongewenste effecten. Zowel ten opzichte van placebo als ten opzichte van andere alfablokkers zag men met silodosine een toename in seksuele ongewenste effecten.

Deze observationele studie, bestaande uit een cross-sectioneel en een kwalitatief onderdeel, toont aan dat patiënten met hun huisarts willen spreken over het levenseinde, maar dat patiënten en huisartsen vaak verschillende thema’s aanduiden die van belang kunnen zijn om een gesprek over het levenseinde aan te vatten.

Positief effect van multidisciplinair medicatienazicht op stoppen van ongeschikte medicatie

Van Leeuwen E. , Christiaens T.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 6 pagina 75 - 78


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde cluster gerandomiseerde gecontroleerde studie blijkt dat multidisciplinair medicatienazicht een zinvolle interventie is om het voorschrijven van ongeschikte medicatie bij ouderen in een rusthuis te reduceren. Het effect is echter klein en of het ook resulteert in betere klinische uitkomsten of betere levenskwaliteit, is nog niet bewezen. Daarnaast is het moeilijk om de resultaten te extrapoleren naar de Belgische eerstelijnsgezondheidszorg

Keuzehulpen voor 'shared decision making'

Delvaux N. , Aertgeerts B.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 6 pagina 79 - 83


Uit deze goed uitgevoerde systematische review met meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies kunnen we besluiten dat keuzehulpen leiden tot beter geïnformeerde patiënten die een duidelijker zicht hebben op de eigen waarden en voorkeuren (hoog kwaliteit van bewijs). Ze toont ook aan dat keuzehulpen de patiënten kunnen helpen om een meer actieve rol bij de besluitvorming op te nemen en beter de werkelijke risico’s van verschillende beleidsopties in te schatten (matig kwaliteit van bewijs). Op basis van de resultaten van deze systematische review is het echter onmogelijk om een uitspraak te doen over welke soort keuzehulpen het meest effectief zijn of in welke setting ze het grootste resultaat opleveren.

EBM spiraalvormig implementeren?

Poelman T.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 6 pagina 73 - 74


De toevoeging van een langwerkend bèta-2-mimeticum aan een inhalatiecorticosteroïd is effectiever dan de toevoeging van een leukotrieenreceptorantagonist voor de behandeling van volwassenen met astma die onvoldoende onder controle is met alleen inhalatiecorticosteroïden (meestal aan een lage dosis).

Deze goed opgezette niet-gecontroleerde cohortstudie bevestigt de vroegere vaststellingen dat men na 5 tot 12 maanden orale anticoagulatie voor een idiopathische veneuze trombo-embolie, deze behandeling kan stopzetten bij vrouwen met een lage HERDOO2-score (0 of 1), behalve als er sprake is van specifieke aandoeningen (kanker, trombofilie, enzovoort). Het recidiefrisico wordt bij deze vrouwen met een lage HERDOO2-score volgens de actuele normen beschouwd als aanvaardbaar.

Subklinische hypothyreoïdie behandelen bij zwangere vrouwen

Kang T. , Henrard G.

Minerva 15 06 2018


Bij zwangere vrouwen met een subklinische hypothyreoïdie (verhoogde TSH-waarde en normale FT4-waarde bij systematische screening) lijkt toediening van thyroïdhormonen geen significant beter effect te hebben dan placebo op het verloop van de zwangerschap en op de psychomotorische en cognitieve ontwikkeling van het kind na 5 jaar, toch niet als de behandeling relatief laat in de zwangerschap gestart wordt zoals in de hier besproken studie.

Deze RCT toont aan dat bij volwassenen die al 6 tot 12 maanden behandeld werden met anticoagulantia voor gedocumenteerde symptomatische veneuze trombo-embolie of longembool, de anticoagulatietherapie gedurende 1 jaar kan verdergezet worden. Rivaroxaban 10 mg per dag lijkt werkzamer dan aspirine en doet het bloedingsrisico niet significant toenemen.

Deze systematische review met zeer heterogene studies en met inclusie van vooral diabetespatiënten, brengt geen bewijs aan voor de werkzaamheid van zelfmanagement bij chronisch zieke, sociaaleconomisch zwakkere patiënten.

Een kosteneffectiviteitsanalyse van een geneesmiddelenklasse of een geneesmiddel geldt voor een specifieke context. Het hier besproken Britse Health Technology Assessment-rapport over orale anticoagulantia (directe orale anticoagulantia versus een vitamine K-antagonist) toont goed aan hoe moeilijk het is om betrouwbare besluiten te formuleren voor de Belgische context. Bovendien zijn de resultaten gebaseerd op een netwerk meta-analyse zonder directe vergelijking van de directe orale anticoagulantia onderling, wat een beperking is.

Is afbouw van chronisch gebruik van protonpompinhibitoren mogelijk?

Sculier J.P.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 5 pagina 65 - 68


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit van de Cochrane Collaboration maar gebaseerd op studies met talrijke methodologische beperkingen, laat niet toe om bij alle patiënten met continue (>28 dagen) PPI-inname voor de behandeling van gastro-oesofageale reflux of dyspepsie, deze medicatie plots te stoppen of ‘on demand’ voor te schrijven. Deze aanpak leidt bij veel patiënten tot een tijdelijke verergering van de gastro-intestinale symptomen (dyspepsie en zure oprispingen bijvoorbeeld) en tot ontevredenheid met de behandeling.

Kan liraglutide de kans op type 2-diabetes verminderen bij patiënten met prediabetes?

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 5 pagina 60 - 64


Deze RCT onderzoekt de werkzaamheid van liraglutide voor de preventie van type 2-diabetes bij patiënten met prediabetes en obesitas of overgewicht en minstens 1 risicofactor. Een behandeling gedurende 3 jaar met liraglutide 3 mg in combinatie met meer fysieke activiteiten en een beperking van de calorie-inname, vermindert het risico van het ontstaan van type 2-diabetes. Het uitstel van de incidentie van type 2-diabetes kan toegeschreven worden aan het onmiddellijke effect van liraglutide op de nuchtere glykemie. Deze studie levert geen harde argumenten die een verband aantonen tussen gewichtsverlies en de primaire uitkomstmaat. Er zijn talrijke ongewenste effecten vastgesteld en het aantal borstkankers is verontrustend.

Uit deze recente RCT kunnen we besluiten dat het vroegtijdig inschakelen van palliatieve zorg onder de vorm van een maandelijkse consultatie met een palliatieve zorg-arts de levenskwaliteit en de stemming na 24 weken verbetert bij nieuw gediagnosticeerde kankerpatiënten. Uit een secundaire analyse lijkt de grootte van het effect af te hangen van het type kanker.

Hydraterende crèmes en eczeem

Lapeere H.

Minerva 15 05 2018


Deze systematische review toont aan dat het aanbrengen van hydraterende crèmes effectief is voor de behandeling van atopisch eczeem, zowel in monotherapie als in combinatie met actieve topische behandelingen.

Op basis van deze goed uitgevoerde systematische review lijkt ulipristal even werkzaam te zijn als levonorgestrel. Het is echter nog voorbarig om op basis van dit geringe bewijs uit slechts 2 non-inferioriteitsstudies te concluderen dat ulipristal werkzamer is dan levonorgestrel. Verder vergelijkend onderzoek naar de werkzaamheid en veiligheid van ulipristal is noodzakelijk.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review toont aan dat het effect van diëten met lage glycemische index op cardiovasculaire gebeurtenissen nog niet werd onderzocht in RCT’s. Interventioneel onderzoek van lage kwaliteit kon geen gunstig effect van een lage glycemische index op cardiovasculaire risicofactoren aantonen.

Deze cohortstudie toont dat het gebruik van een lage dosis corticosteroïden in het vroege stadium van reumatoïde artritis niet geassocieerd is met een toename van een samengestelde uitkomstmaat bestaande uit overlijden, cardiovasculaire gebeurtenissen, ernstige infecties en fracturen. Ook al werd er voor eventuele bias gecorrigeerd, moet dit resultaat nog bevestigd worden met een gerandomiseerde studie.

Deze update systematische review van goede methodologische kwaliteit suggereert dat manipulatie op korte termijn beter is dan mobilisatie bij patiënten met acute nekpijn. Het effect van manipulatie op lange termijn blijft echter onduidelijk, zowel bij patiënten met acute als bij patiënten met chronische nekpijn. Slechts 1 studie toonde aan dat Zweedse massage effectief is bij patiënten met chronische nekpijn. Over het effect van acupunctuur en andere passieve fysieke behandelingen bestaat nog steeds onvoldoende evidentie.

Kunstmatige zoetstoffen op lange termijn schadelijk voor hart en metabolisme?

Laekeman G.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 4 pagina 48 - 51


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review van zowel gerandomiseerde gecontroleerde studies als van cohortstudies toont aan dat het dagelijks gebruik van kunstmatige zoetstoffen niet leidt tot gewichtsverlies of het verminderen van de incidentie van metabool syndroom, type 2-diabetes, hypertensie en cardiovasculaire gebeurtenissen. Cohortstudies suggereren zelfs een negatieve invloed op metabole en cardiale effecten. De resultaten moeten echter kritisch geïnterpreteerd worden wegens de grote heterogeniteit in substanties en frequentie van gebruik.

Radiofrequente denervatie als behandeling voor chronische lagerugpijn

De redactie

Minerva 2018 Vol 17 nummer 4 pagina 52 - 55


Uit deze pragmatische correct uitgevoerde gerandomiseerde gecontroleerde studies kunnen we besluiten dat de combinatie van een behandeling met radiofrequente denervatie en actieve oefentherapie niet leidt tot een klinisch relevante verbetering van lagerugpijn in vergelijking met oefentherapie alleen. Een mogelijke selectiebias van patiënten en de afwezigheid van een gestandaardiseerde behandeltechniek bemoeilijken de extrapolatie van deze resultaten.

Deze methodologisch goed opgezette netwerk meta-analyse suggereert dat niet-aspirine NSAID’s (celecoxib of sulindac) in enige mate effectief zijn voor secundaire preventie bij patiënten die al curatief behandeld werden voor colorectale kanker. Deze resultaten moeten nog bevestigd worden in toekomstig onderzoek. Op basis van de huidige beschikbare kennis kan bij deze populatie een lage dosis aspirine verdergezet worden als het al werd voorgeschreven voor secundaire cardiovasculaire preventie.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij patiënten met niet-traumatische, niet-radiculaire acute lagerugpijn, de associatie van diazepam met naproxen na 1 week en na 3 maanden de functionele capaciteit en de pijn niet verbetert in vergelijking met de associatie van placebo met naproxen.

De hier besproken meta-analyse van 2017 includeert een groot aantal (zeer) kleine studies met heterogene resultaten. De publicatie toont het nut aan van tamsulosine voor de evacuatie van distale ureterstenen met een omvang van meer dan 5 mm. Het gunstige effect is echter niet aangetoond in de RCT’s van goede methodologische kwaliteit en in de RCT’s met precieze resultaten. Tamsulosine is in België niet geregistreerd voor deze indicatie.

Deze systematische review met meta-analyse heeft enkele wezenlijke methodologische beperkingen. Langdurige tromboprofylaxe met enoxaparine, apixaban, rivaroxaban of betrixaban na hospitalisatie voor een acute medische pathologie vermindert statistisch significant het risico van diepe veneuze trombose en veneuze trombo-embolie, maar heeft geen effect op het risico van longembool of op mortaliteit door veneuze trombo-embolie. Het gunstige effect moeten we afwegen tegen het statistisch significant verhoogde risico van majeure bloedingen.

In deze pragmatische RCT van goede methodologische kwaliteit over het mogelijke nut van glykemiezelfcontrole bij niet met insuline behandelde type 2-diabetespatiënten is er geen verschil in HbA1c en in gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven tussen de patiënten zonder zelfcontrole, de patiënten met zelfcontrole 1 maal per dag en de patiënten met zelfcontrole 1 maal per dag in combinatie met automatische feedback via het controletoestel.

De diagnostische accuraatheid van eenvoudige testen (HbA1c en nuchtere glykemie) voor de opsporing van prediabetes is matig. De populaties die met deze testen geïdentificeerd worden als prediabetespatiënten, variëren aanzienlijk naargelang de gebruikte criteria. Er bestaat dus een risico om spontaan interventies op te zetten bij vals-positieve patiënten en om niets te ondernemen bij vals-negatieve patiënten. De orale glucosetolerantietest is de gouden standaard, maar is minder eenvoudig af te nemen. Metformine en leefstijlinterventies hebben enig preventief effect op de ontwikkeling van diabetes, maar het klinische effect is waarschijnlijk overschat. Voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes in de voorgeschiedenis is het niet mogelijk om besluiten te formuleren. De optie om te screenen en vroegtijdig te behandelen riskeert dus weinig effectief te zijn voor de preventie van type 2-diabetes.

Deze diagnostische, prospectieve studie evalueert de accuraatheid van 3 klinische beslisregels (PECARN, CATCH et CHALICE) bij een cohort patiënten jonger dan 18 jaar die zich op een pediatrische spoeddienst aanbieden met een hoofdletsel. De studie toont aan dat de 3 beslisregels in hoge mate accuraat zijn voor de diagnose van een klinisch belangrijk hersenletsel. Hiervoor heeft PECARN een betere uitsluitende kracht dan de 2 andere beslisregels.

Deze RCT is methodologisch correct opgezet. Trimestriële intra-articulaire infiltraties met triamcinolon gedurende 2 jaar hebben versus injecties met een zoutoplossing niet alleen geen significant verzachtend effect op kniepijn, maar veroorzaken ook meer kraakbeenverlies.

Deze grootschalige case-control studie van goede methodologische kwaliteit stelt een verband vast tussen langdurig gebruik van maagzuursecretie-inhibitoren en het optreden van ijzerdeficiëntie. De klinische betekenis van dit verband is echter nog niet helemaal duidelijk.

Het injecteerbare 23-valent pneumokokkenvaccin vermindert het risico van pneumonie en acute exacerbatie bij patiënten met matig ernstige COPD (evidentie van matige kwaliteit). Een effect op de incidentie van pneumokokkenpneumonie (evidentie van lage kwaliteit) alsook op hospitalisatie en sterfte (evidentie van matige kwaliteit) kon niet aangetoond worden.

Deze grootschalige observationele studie met ruim 100 000 vrouwen die een hysterectomie wegens een goedaardige aandoening ondergingen, toont opnieuw aan dat vrouwen bij wie één of beide ovaria tijdens de ingreep bewaard blijven, significant minder kans hebben op een ziekenhuisopname wegens ischemische hartziekte en tevens minder risico hebben van kanker en van sterfte door ischemische hartziekte of kanker in vergelijking met vrouwen die een bilaterale ovariëctomie ondergingen.

Op basis van deze systematische review en meta-analyse van 6 RCT’s kunnen we besluiten dat het preventieve gebruik van een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) bij patiënten met symptomatisch niet-ischemisch hartfalen niet alleen leidt tot een daling van plotse hartdood maar ook tot een daling van cardiovasculaire en globale mortaliteit.

Deze multicenter open-label RCT toont aan dat NT-pro-BNP-geleide medicatie-aanpassingen niet effectiever zijn dan optimale standaardzorg op vlak van hospitalisatie wegens hartfalen en op vlak van cardiovasculaire mortaliteit tijdens de opvolging van patiënten met ernstig chronisch hartfalen.

Bèta-blokkers en myocardinfarct: opnieuw

Bogaert M. , Christiaens T.

Minerva 01 03 2018


Deze grootschalige observationele studie, waarvan de resultaten met behulp van twee valide methodes gecorrigeerd zijn, suggereert dat bij patiënten met een myocardinfarct zonder hartfalen of zonder linker ventrikel systolische dysfunctie het gebruik van een bèta-blokker gedurende 1 jaar niet gepaard gaat met een daling van de mortaliteit.

Intensieve taaltherapie bij mensen met langdurige afasie na een CVA

Vandenborre D.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 2 pagina 24 - 27


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie kunnen we besluiten dat drie weken intensieve spraak-en taaltherapie in de fase van langdurige (>6 maanden) afasie na het doormaken van een CVA leidt tot een klinisch relevante vooruitgang van de verbale functionele communicatie. Verder onderzoek is nodig naar de optimale duur van deze therapie. Evenmin is duidelijk in hoeverre het effect naar alle patiënten met afasie na een doorgemaakte CVA geëxtrapoleerd kan worden.

Na het niet vinden van ‘evidentie’ begint pas het echte klinische werk…

De Cort P. , Poelman T.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 2 pagina 22 - 23


Op basis van deze meta-analyse met slechts 3 studies, allemaal uitgevoerd in de tweede lijn, kunnen we besluiten dat een geïntegreerde zorgaanpak van patiënten met VKF leidt tot het verminderen van de globale mortaliteit en van het aantal hospitalisaties wegens een cardiovasculaire oorzaak. Welke componenten van deze aanpak het effect bepalen en of deze aanpak even succesvol is voor alle patiënten met VKF, moet verder onderzocht worden. Tevens is verder onderzoek naar de rol van de eerste lijn binnen deze context onontbeerlijk.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een observationele behandeling niet inferieur is aan een antibioticumbehandeling bij patiënten met primaire, acute, ongecompliceerde, linkszijdige diverticulitis.

Deze 2 RCT’s hebben een identiek protocol met dezelfde interventie voor 2 verschillende indicaties, namelijk tromboprofylaxe na artroscopie van de knie en tromboprofylaxe na minstens een week gipsimmobilisatie van een onderbeen. Bij deze populaties zonder voorgeschiedenis van veneuze trombo-embolie is er geen klinisch voordeel vastgesteld van heparine met laag moleculair gewicht versus geen anticoagulatie voor de preventie van veneuze trombo-embolie.

Aspirine 1 000 mg en paracetamol 1 000 mg zijn enigszins werkzaam voor pijnverlichting bij volwassenen met frequente periodieke spanningshoofdpijn, maar de bewijskracht is (zeer) gering voor aspirine. Voor paracetamol is de bewijskracht beter, maar het klinische voordeel is gering.

Lumbale spinale stenose: werkzaamheid van (eventueel herhaalde) epidurale infiltraties?

Chevalier P.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 1 pagina 12 - 16


Deze RCT van goede methodologische kwaliteit evalueert het effect van epidurale infiltraties met of zonder corticosteroïden bij 50-plussers met symptomatische lumbale centrale spinale stenose. Na 12 maanden heeft de toevoeging van corticosteroïden aan een lokaal anestheticum voor epidurale infiltraties geen effect. Verder is het niet nuttig om de infiltraties te herhalen (in dezelfde of een andere samenstelling) als er binnen de 6 weken na de initiële infiltratie geen respons was.

De bevindingen van de BRCA1- en BRCA2 Cohort Consortium-studie zijn momenteel de beste bron om het risico van borstkanker en ovariumkanker te evalueren bij vrouwen die draagster zijn van een BRCA1- of BRCA2-genmutatie, rekening houdend met de familiale voorgeschiedenis. De gegevens kunnen zeer nuttig zijn om deze vrouwen goed te informeren.

Nut van buprenorfine versus andere middelen bij de ontwenning van opioïden

Chevalier P.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 1 pagina 3 - 7


Deze systematische review is van goede methodologische kwaliteit en toont aan dat buprenorfine nuttig kan zijn bij de behandeling van opioïdenafhankelijkheid. Het effect van buprenorfine is waarschijnlijk hetzelfde als het effect van een geleidelijk afgebouwde dosis methadon (geen bewijs van verschil), maar groter dan het effect van clonidine.

Meer doen met minder?

Lemiengre M.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 1 pagina 2 - 2

Populatie attributieve fractie

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2018 Vol 17 nummer 1 pagina 17 - 20

Betahistine voor vertigo?

Dhooge I. , Acke F.

Minerva 15 12 2017


Uit deze systematische review en meta-analyse van sterk heterogene, methodologisch overwegend zwakke studies, kunnen we besluiten dat patiënten met vertigo een gunstig effect op de frequentie, duur en/of intensiteit van aanvallen van vertigo ervaren wanneer ze met betahistine versus placebo behandeld worden. Verder onderzoek is echter nodig om uit te zoeken bij welke patiënten we de meeste winst kunnen verwachten.

Uit een grote progressieve cohortstudie kunnen we besluiten dat het gebruik van GLP-1-analogen en DPP-4-inhibitoren bij patiënten met type 2-diabetes mellitus niet gepaard gaat met een toename van pancreatitis. Een andere grote retrospectieve cohortstudie suggereert dat GLP-1-analogen, maar niet DPP-4-inhitoren, geassocieerd zijn met galblaaslijden. Verder onderzoek is echter noodzakelijk om dit te bevestigen.

Deze dubbelblinde, placebogecontroleerde studie toont aan dat toevoeging van liraglutide aan een insulinebehandeling bij type 1-diabetespatiënten leidt tot een statistisch significante daling van HbA1c, gewicht en gebruik van prandiale insuline. De klinische relevantie van de daling in HbA1c moet verder onderzocht worden, alsook de hogere incidentie van hypoglykemie met 1,2 mg liraglutide en van hyperglykemie met 1,8 mg liraglutide.

Het gebruik van radiotherapie met of zonder anti-androgenen voor recidiverende prostaatkanker

Moris L. , Van den Broeck T. , Claessens F. , Joniau S.

Minerva 15 12 2017


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de combinatie van anti-androgenen (bicalutamide) en salvageradiotherapie de overleving van patiënten met zuiver biochemisch recidief (PSA tussen 0,2 en 4 ng/ml) na radicale prostatectomie doet toenemen.

Bloeddrukstreefwaarden voor hoogrisicopatiënten

De Cort P.

Minerva 15 12 2017


Deze secundaire analyse van de individuele patiëntgegevens van twee RCT’s toont aan dat bij hoogrisicopatiënten die met renine-angiotensinesysteem (RAS)-medicatie behandeld worden, een bloeddrukstreefwaarde tussen 120 mmHg en 140 mmHg systolisch en tussen 70 mmHg en 80 mmHg diastolisch gecorreleerd is met de laagste incidentie van cardiovasculaire eindpunten.

Bloedverdunners stoppen voor een niet-cardiale operatie?

De Cort P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 257 - 260


Deze systematische review en meta-analyse van hoofdzakelijk observationele studies laat niet toe om besluiten te trekken over het risico van bloeding of trombose wanneer antiaggregantia tijdens niet-cardiale heelkunde verder ingenomen worden. Verder onderzoek naar het risico van bloedingen bij bepaalde operaties met een groter bloedingsrisico en naar het risico van trombotische complicaties bij patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico is noodzakelijk.

Interactie tussen informele en formele zorg werkt

Claus B. , Vanhaute O.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 239 - 240

Gecombineerde leefstijlinterventies voor de behandeling van zwangerschapsdiabetes

Benhalima K.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 249 - 252


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat een gecombineerde leefstijlinterventie voor de behandeling van zwangerschapsdiabetes het risico van macrosomie vermindert. Verder onderzoek is nodig om de potentiële effecten op korte en op lange termijn bij moeder en kind te evalueren.

Welke behandelingen effectief voor molluscum contagiosum?

Morren M.A. , Poelman T.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 253 - 256


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration toont aan dat er een sterk tekort aan bewijs bestaat over het gebruik van vaak voorkomende behandelingen voor molluscum contagiosum bij kinderen en adolescenten zonder immuundeficiëntie. Er bestaat wel voldoende bewijs tegen het gebruik van imiquimod-crème wegens afwezigheid van effect en het voorkomen van ernstige lokale huidreacties. Goed opgezette studies met curettage en cryotherapie zijn dringend nodig.

Wat zijn pre-post- (voor-na-) studies?

Michiels B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 261 - 262

Clozapine voor therapieresistente schizofrenie: hoe sterk is de evidentie?

Catthoor K.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 245 - 248


Op basis van deze correct uitgevoerd systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat clozapine op korte termijn beter dan andere antipsychotica positieve symptomen kan onderdrukken bij therapieresistente patiënten met schizofrenie. Verder onderzoek met een correcte definiëring van therapieresistentie en voldoende aandacht voor ongewenste effecten is absoluut noodzakelijk.

Hoe patellatendinopathie behandelen?

de Caluwé J-R. , Vandeput D. , Poelman T.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 10 pagina 241 - 244


Uit deze systematische review en meta-analyse is het onmogelijk om conclusies te trekken. De methodologie is zeer zwak en de meta-analyse van de effectgroottes voor de verschillende interventies is misleidend. Naar analogie met de resultaten van een eerdere systematische review lijkt excentrische oefentherapie het beter te doen dan andere vormen van therapie. Verder onderzoek naar deze en naar andere behandelingen van patellatendinopathie is noodzakelijk.

Deze RCT over het nut van een nieuw recombinant subunit vaccin tegen zona bij 70-plussers toont aan dat het vaccin een gunstig effect heeft op de preventie van zona en post-herpetische neuralgie (waarvan de incidentie globaal uiterst gering is). We hebben nog steeds geen gegevens over het beschermende effect van het vaccin na 4 jaar en ook niet over het effect bij immuungedeprimeerde personen.

Deze systematische review van de Cochrane Collaboration toont aan dat bij patiënten met matige tot ernstige pijn door fibromyalgie, pregabaline versus placebo bij 10% tot een relevant verschil in pijnstilling leidt.

Calciuminname en cardiovasculair risico

Chevalier P.

Minerva 15 11 2017


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit groepeert de resultaten van RCT’s en observationele onderzoeken over de veiligheid van calciuminname (via de voeding en via supplementen). Bij de aanbevolen tolereerbare bovenste grens van 2 000 tot 2 500 mg per dag is er geen verband vastgesteld tussen calciuminname en een verhoogd risico van cardiovasculair lijden bij volwassenen met een over het algemeen goede gezondheid.

Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op studies van geringe tot matige methodologische kwaliteit, laat niet toe om aan te tonen dat insulinesecretagogen werkzaam zijn voor de preventie van type 2-diabetes bij personen met een verhoogd risico van type 2-diabetes.

Een follow-up gedurende 15 jaar van een RCT over het effect van een vroege invasieve behandeling versus een niet-invasieve behandeling bij patiënten met een acuut coronair syndroom zonder ST-segmentelevatie, toont aan dat een vroege invasieve behandeling een voordeel biedt door de incidentie van een samengestelde uitkomstmaat van sterfte of myocardinfarct uit te stellen.

Deze uitgebreide systematische review met meta-analyses is gebaseerd op heterogene studies van geringe methodologische kwaliteit. De resultaten suggereren een verband tussen slaapproblemen bij kinderen en jongeren en mediagebruik en/of mediatoegang rond bedtijd.

Diagnose en behandeling van astma bij volwassenen: levenslang?

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 9 pagina 218 - 221


Deze prospectieve cohortstudie toont aan dat bij een derde van de toevallig geselecteerde volwassenen die in een stedelijk of voorstedelijk gebied van Canada wonen, die in de voorbije 5 jaar de diagnose astma kregen en die geen astmamedicatie gebruikten of bij wie de medicatie afgebouwd kon worden, de diagnose niet bevestigd kan worden op basis van strikte diagnostische criteria.

Tijdschriften met een twijfelachtige reputatie: is alle open access informatie betrouwbaar?

Sculier J.P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 9 pagina 212 - 213

Hoe zorgdoelen bespreken en vastleggen bij ouderen met gevorderde dementie?

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 9 pagina 222 - 225


Deze RCT bij 80-plussers met gevorderde dementie die sinds ongeveer 2 jaar in een woon- en zorgcentrum verblijven en ondersteund worden door een familievertegenwoordiger, toont aan dat een interventie om de communicatie en besluitvorming te verbeteren een beperkt nut heeft. De interventie bestaat uit een video met informatie voor de familievertegenwoordiger en een gestructureerd overleg tussen het zorgteam en de familievertegenwoordiger. Het positieve effect beperkt zich tot een verbetering van de communicatie over de zorg bij het levenseinde en tot een vermindering van het aantal hospitalisaties.

Deze RCT is van goede methodologische kwaliteit en includeert een groot aantal patiënten met een zeer hoog cardiovasculair risico (met antecedenten van atherosclerotische gebeurtenissen en met risicofactoren) die behandeld worden met statines en andere cardiovasculaire geneesmiddelen (antiaggregantia, bèta-blokkers, ACE-inhibitoren of sartanen,…). Het toevoegen van evolocumab versus placebo aan deze behandelingen gedurende mediaan 26 maanden heeft een beperkt effect op cardiovasculaire morbiditeit, maar geen effect op globale of cardiovasculaire mortaliteit.

Dit systematisch literatuuroverzicht met meta-analyses is van goede methodologische kwaliteit en toont een goede performantie aan van 2 screeningsinstrumenten voor het opsporen van depressie bij personen met niet-ernstige dementie: de Cornell Scale for Depression in Dementia (CSDD) en de Hamilton Depression Rating Scale (HDRS)

Deze systematische review vond twee RCT’s die aantonen dat het meegeven van geschreven informatie aan de ouders van kinderen met een bovenste luchtweginfectie kan bijdragen aan een verminderd voorschrijven van antibiotica.

Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat ticagrelor niet superieur is aan clopidogrel voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden.

Uit deze systematische review van de Cochrane Collaboration kunnen we besluiten dat interventies om therapietrouw voor hypolipemiërende middelen te bevorderen tegenstrijdige resultaten opleveren op het vlak van therapietrouw en LDL-cholesterolverlaging.

Deze cohortstudie met zelfgerapporteerde gegevens van ruim 60 000 voornamelijk blanke volwassenen toont aan dat 1 of 2 sessies per week van fysieke activiteit tijdens de vrije tijd voldoende kan zijn om de globale, cardiovasculaire en kanker gerelateerde mortaliteit te doen dalen, los van het feit of men wel of niet aan de huidige richtlijnen over fysieke activiteit voldoet.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat langdurige sessies (minstens 3 maanden) van gesuperviseerde intense fysieke oefenprogramma’s de ADL-functies verbeteren en waarschijnlijk ook het valrisico verkleinen bij thuiswonende bejaarden met cognitieve achteruitgang.

Hoe klachten van burn-out bij artsen voorkomen en verminderen?

Michels N. , Vervaeck N.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 8 pagina 193 - 196


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat zowel individueel gerichte als organisatorische interventies op korte termijn klachten van burn-out verminderen.

CPAP: effectief voor secundaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen?

Poelman T.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 8 pagina 204 - 207


Deze methodologisch correct uitgevoerde multicenter gerandomiseerde gecontroleerde studie kon niet aantonen dat CPAP het aantal cardiovasculaire gebeurtenissen doet dalen bij patiënten met OSAS en een coronaire of cerebrovasculaire voorgeschiedenis.

Gehydrolyseerde zuigelingenmelk ter preventie van allergie en auto-immune ziekten

Van Winckel M. , Poelman T.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 8 pagina 189 - 192


Uit deze systematische review en meta-analyse blijkt dat het gebruik van een partieel of doorgedreven gehydrolyseerde zuigelingenvoeding geen bescherming biedt tegen allergische en auto-immune aandoeningen.

Gestandaardiseerde huidverzorgingsschema’s voor droge huid bij bejaarden

Laekeman G. , Claus B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 8 pagina 200 - 203


Deze open label studie met geblindeerde uitkomstevaluatie toont aan dat een gestandaardiseerd huidverzorgingsschema met hydraterende preparaten gedurende 8 weken de huid minder droog maakt in vergelijking met een gebruikelijke huidverzorging bij RVT-bewoners. De klinische relevantie van dit effect is echter minder duidelijk. Op basis van deze studie kunnen we evenmin een uitspraak doen over de voor- en nadelen van de gebruikte hydratatieproducten.

QRISK3, de tweede update van het Britse instrument voor de berekening van het primaire cardiovasculaire risico na tien jaar bij mensen tussen de 25 en de 84 jaar definieert nieuwe variabelen die onafhankelijk en positief correleren met cardiovasculaire ziekte (chronische nierinsufficiëntie graad 3,4 en 5, migraine, gebruik van corticosteroïden, SLE, gebruik van atypische antipsychotica, ernstige mentale ziekte, erectiele dysfunctie en systolische bloeddrukvariabiliteit) maar weinig extra bijdragen aan de bepaling van het globale cardiovasculaire risico.

Uit deze methodologisch goed uitgevoerde Nederlandse cohortstudie blijkt dat een triage met HPV-test, al dan niet gecombineerd met cytologie, bij HPV-negatieve vrouwen van 40 jaar of ouder toelaat om het screeningsinterval voor de opsporing van cervixkanker uit te breiden tot meer dan 5 jaar. Als de HPV-test positief wordt, mag het screeningsinterval niet langer zijn dan 5 jaar.

Deze analyse brengt argumenten aan voor LDL-cholesterol als cardiovasculaire risicofactor met een gelijkaardig effect voor de verschillende cholesterolverlagende behandelingen (statines, CETP-inhibitoren, fibraten, PCSK9-inhibitoren). Vanuit fysiopathologisch standpunt zijn deze bevindingen dus interessant. We moeten er wel op wijzen dat dit soort van meta-analyses geen rekening houdt met behandelingsmodaliteiten (onder andere dosis en duur) en met ongewenste effecten. Om deze therapeutische aanpak toe te passen in de praktijk zou het, op basis van de resultaten van de hier besproken meta-regressie-analyse, nuttig kunnen zijn om pragmatische studies op te zetten die de gebruikelijke zorg vergelijken met aangepaste behandelingen die een precieze LDL-cholesterolvermindering nastreven.

Deze systematische review met meta-analyses van de Cochrane Collaboration toont aan dat het effect van een triple therapie met een langwerkend bèta-2-mimeticum + een inhalatiecorticosteroïd + tiotropium versus alleen tiotropium zich beperkt tot een vermindering van het aantal hospitalisaties. Dat resultaat is echter gebaseerd op slechts 2 studies. Voor exacerbaties volstaan de gegevens niet om besluiten te formuleren. De triple therapie versus alleen tiotropium geeft geen verschil in ongewenste effecten. De duur van de meeste geïncludeerde studies is (zeer) kort. Deze systematische review brengt voor zorgverleners geen nuttige elementen aan bij de keuze tussen de verschillende inhalatiegeneesmiddelen als onderhoudsbehandeling voor patiënten met COPD, omdat andere vergelijkingen ontbreken (dubbele versus enkele bronchodilatatie, triple therapie versus langwerkende bèta-2-mimetica + inhalatiecorticosteroïden, triple therapie versus langwerkende anticholinergica + inhalatiecorticosteroïden). Op basis van deze review weten we ook niet duidelijk bij welke subgroep(en) van patiënten de behandeling effectief zou kunnen zijn.

De hier besproken RCT toont geen verschil aan tussen de nieuwe generatie bare metal of drug eluting stents voor de primaire samengestelde uitkomstmaat van globale sterfte en niet-fataal myocardinfarct bij patiënten met stabiel of instabiel coronairlijden die angioplastie moeten ondergaan. Drug eluting stents zouden mogelijk de nood aan revascularisatie na 6 jaar verminderen. Door de evolutie van chirurgische technieken, bare metal stents, drug eluting stents en optimale medische aanpak, groeperen de meta-analyses vaak oudere en nieuwere behandelingen. Daarom is het moeilijk om deze meta-analyses over het relatieve nut van de verschillende therapeutische opties (medisch, CABG, PTCA) bij patiënten met al dan niet symptomatisch coronairlijden, goed te interpreteren.

Deze nieuwe systematische review met meta-analyse bevestigt dat er geen bewijs is om aspirine toe te dienen in primaire cardiovasculaire preventie bij patiënten met type 2-diabetes.

Hoelang antibiotica toedienen bij kinderen van 6 tot 23 maanden met acute otitis media?

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 7 pagina 167 - 171


Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij kinderen van 2 tot 23 maanden met acute otitis media en die al gevaccineerd waren met het geconjugeerd pneumokokkenvaccin, een behandeling met amoxicilline + clavulaanzuur (een veel kleinere dosis clavulaanzuur dan de gebruikte dosis in België) van 5 dagen niet inferieur is aan een behandeling van 10 dagen behandeling op het vlak van therapiefalen en symptoomscore en dat er geen verschil is in ongewenste effecten en ontwikkeling van penicillineresistente kiemen.

Deze correct opgezette RCT evalueert de werkzaamheid van amitriptyline en topiramaat versus placebo voor de onderhoudsbehandeling van migraine bij kinderen en adolescenten. De studie is vroegtijdig beëindigd voor futiliteit. Amitriptyline of topiramaat hebben geen meerwaarde boven placebo op het vlak van een vermindering van het aantal dagen met hoofdpijn en van de beperkingen in het dagelijkse leven als gevolg van migraine. Amitriptyline en topiramaat verhogen wel het risico van (soms ernstige) ongewenste effecten.

Werkzaamheid van langdurige zuurstoftherapie bij patiënten met stabiel COPD en matige hypoxemie?

Van Meerhaeghe A.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 7 pagina 172 - 175


De resultaten van deze RCT tonen aan dat het niet zinvol is om systematisch een langdurige zuurstoftherapie in te stellen bij patiënten met stabiel COPD en met matige hypoxemie bij rust of tijdens de nacht en met inspanningsgebonden desaturatie. Een zuurstoftherapie heeft geen effect op de overlevingsduur en op de tijd tot een eerste hospitalisatie voor eender welke reden.

Welke follow-up na chirurgische behandeling van niet-gemetastaseerd colorectaal carcinoom?

Sculier J.P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 7 pagina 180 - 183


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration suggereert dat een meer intensieve follow-up geen invloed heeft op globale overleving na chirurgische behandeling van patiënten met niet-gemetastaseerde colorectale kanker. De resultaten van deze publicatie komen niet overeen met vroegere meta-analyses die wel een winst aantoonden op globale overleving. De hier besproken meta-analyse heeft, net zoals de vroegere meta-analyses, ernstige methodologische beperkingen: inclusie van oudere, gerandomiseerde studies die niet meer beantwoorden aan de huidige diagnostische en therapeutische context. Verder zorgt de grote variabiliteit van de vergeleken strategieën ervoor dat de resultaten niet samengevoegd kunnen worden en dat we dus geen antwoord kunnen formuleren op de klinische vragen.

Impact van gastrostomie op de kwaliteit van leven bij patiënten en hun mantelzorgers

Crismer A.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 7 pagina 176 - 179


Deze prospectieve, multicenter, mixed-methods cohortstudie toont aan dat de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij patiënten en mantelzorgers na gastrostomie niet verbetert, maar wel stabiliseert. De studie wijst op het belang van informatie en ondersteuning van patiënten en mantelzorgers en bevestigt dus de resultaten van vroegere studies en van de richtlijnen over dit onderwerp.

Beter zoeken naar gemaskeerde hypertensie?

De Cort P.

Minerva 14 07 2017


Deze observationele studie toont aan dat de prevalentie van gemaskeerde hypertensie kan oplopen tot 15% bij jongvolwassenen met een hoog normale conventionele bloeddruk.

Deze dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat de toevoeging van linagliptine aan een behandeling met metformine en empagliflozine bij onvoldoende gecontroleerde patiënten met type 2-diabetes op korte termijn leidt tot een statistisch significante daling van HbA1c. Of deze triple behandeling ook op lange termijn zal leiden tot klinisch relevante voordelen, moet verder onderzocht worden.

Deze multicenter dubbelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat het toevoegen van neuroleptica aan de behandeling van mild tot matig ernstig delier in de palliatieve zorg af te raden is. Het is essentieel dat de aanpak van delier begint met het zoeken naar en het behandelen van de onderliggende oorzaken.

Uit deze methodologisch correcte systematische review en meta-analyse kunnen we besluiten dat voor ureterstenen met een diameter van 5 tot 10 mm het gebruik van tamsulosine versus placebo gepaard gaat met een statistisch significante grotere kans op spontane evacuatie.

De resultaten van deze observationele studie suggereren dat een belangrijk percentage van mantelzorgers van ontslagen patiënten uit de dienst intensieve zorgen lijdt aan depressieve symptomen. Het persisterende karakter van deze symptomen hangt volgens deze studie meer af van bepaalde kenmerken van de mantelzorger en de zorgcontext dan van patiëntkarakteristieken.

Hoe het risico op pre-eclampsie bepalen?

Dehaene I. , Roelens K. , Poelman T.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 138 - 141


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat gemakkelijk te identificeren risicofactoren vóór 16 weken zwangerschapsduur gepaard gaan met een verhoogd risico op pre-eclampsie. Alleen voor het antifosfolipidensyndroom, chronische hypertensie, voorgeschiedenis van pre-eclampsie, diabetes mellitus, BMI >30 en geassisteerde voortplanting is met profylactisch gebruik van aspirine een klinisch relevante winst te voorspellen.

Voorkomt men acute luchtweginfecties met vitamine D-supplementen?

Laekeman G.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 154 - 157


Deze systematische review en meta-analyse op basis van individuele patiëntgegevens toont aan dat vitamine D-supplementen acute luchtweginfecties kunnen voorkomen. Patiënten met ernstige vitamine D-deficiëntie en patiënten die een dagelijkse of wekelijkse dosis krijgen zonder bolusdosis, blijken het grootste voordeel te hebben. Over de grootte van het effect in andere subgroepen kunnen we op basis van deze studie geen uitspraken doen.

Bepaling van een klinisch relevante drempel voor NNT

Michiels B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 158 - 159

Hoe gaan huisartsen om met arbeidsongeschiktheid bij patiënten met depressieve klachten?

Heyerick M. , Lemiengre M.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 150 - 153


Deze kwalitatieve studie toont aan dat huisartsen op een verschillende manier omgaan met het bepalen en hanteren van zowel arbeidsongeschiktheid als werkhervatting bij patiënten met depressieve klachten.

Helpt muziek luisteren bij slapeloosheid?

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 146 - 149


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat muziek luisteren de subjectieve slaapkwaliteit verbetert bij personen met uiteenlopende slaapproblemen. Het effect van de behandeling op objectieve parameters van slaapkwaliteit, op dagelijks functioneren en levenskwaliteit is niet duidelijk. Studies van hogere kwaliteit met een langere opvolging van slaapkwaliteit en dagelijks functioneren bij personen met een klinische diagnose van (primaire) slaapstoornis zijn noodzakelijk.

Logopedie en kinesitherapie bij volwassenen met chronische idiopathische hoest: zinvol?

Van Kerckhove E. , Poelman T.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 6 pagina 142 - 145


Deze kleinschalige gecontroleerde gerandomiseerde studie toont aan dat een logopedische en kinesitherapeutische behandeling volgens een gestandaardiseerd protocol na vier weken behandeling, maar niet na drie maanden follow-up, resulteert in een betere levenskwaliteit bij volwassen patiënten met een idiopatische chronische hoest.

De belangrijkste beperking van deze meta-analyse is de spreiding van de studies in de tijd. De resultaten tonen het met de tijd toenemende nut aan van antibiotica versus vroegtijdige appendectomie bij patiënten met acute, ongecompliceerde appendicitis. De antibioticumbehandeling leidt vooral tot minder complicaties, maar niet tot een kortere hospitalisatieduur. De incidentie van gecompliceerde appendicitis is niet hoger bij patiënten die een appendectomie ondergaan na therapiefalen met antibiotica dan bij patiënten die onmiddellijk een appendectomie ondergaan.

Deze meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit, maar includeert zeer weinig studies en een gering aantal kinderen. De methodologische beperkingen van de studies zijn soms aanzienlijk. De klinische vraag is echter wel belangrijk want de optimale strategie om een geneesmiddel af te bouwen, specifiek bij enuresis nocturna bij kinderen, is nog weinig onderzocht en het hoge hervalpercentage na een behandelingsstop kan het globale voordeel van de medicamenteuze behandeling in twijfel trekken. Specifieke aanbevelingen over het stopzetten van de behandeling ontbreken momenteel. Op basis van deze meta-analyse blijkt dat een geleidelijke afbouw van desmopressine, en meer specifiek met een progressieve dosisvermindering, het beste resultaat geeft om herval van enuresis nocturna te voorkomen. Dat is ook de strategie die we terugvinden in de samenvatting van de productkenmerken van het geneesmiddel.

Meniscusletsels: oefentherapie of artroscopie?

Rombouts J.J.

Minerva 15 06 2017


Deze studie van goede methodologische kwaliteit onderzoekt de werkzaamheid van fysieke training (2 tot 3 sessies per week gedurende 12 weken) versus artroscopische partiële meniscectomie bij patiënten van middelbare leeftijd met een meniscusletsel bevestigd met MRI. De resultaten tonen aan dat fysieke training van de pijnlijke knie na 2 jaar evenwaardig is aan artroscopie op basis van het verschil op de KOOS-vragenlijst (Knee injury and Osteoarthritis Outcome Score). Na 3 maanden is er wel meer spierkracht in de fysieke trainingsgroep. Fysieke training kan dus een valabele therapeutische optie zijn, temeer omdat er geen enkel bewijs is voor het nut van meniscectomie, behalve bij een zeer goed afgelijnde populatie. Bovendien gaat artroscopie gepaard met niet te verwaarlozen risico’s.

De auteurs van deze post-hoc analyse van de ARISTOTLE-studie over het nut van apixaban versus warfarine als trombofylactische behandeling bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie, proberen ons zonder veel hard bewijs te overtuigen van de voorkeur voor apixaban 5 mg tweemaal per dag versus warfarine (streefwaarde INR van 2,0 tot 3,0) bij patiënten met slechts 1 van de 3 dosisreductiecriteria (≥ 80 jaar, gewicht ≤60 kg of creatininemie ≥1,5 mg/dl), waarvan er minstens 2 dienen aanwezig te zijn om de dosis apixaban te verminderen naar 2,5 mg twee maal per dag.

Deze nested case-control studie waarvan de resultaten vaak moeilijk te interpreteren zijn als gevolg van de methodologische beperkingen eigen aan dit soort onderzoek, toont aan dat bij patiënten die bariatrische heelkunde ondergaan het fractuurrisico al vóór de ingreep hoger is dan bij niet-obese controles. In termen van incidentie blijft het fractuurrisico statistisch significant hoger wanneer een biliopancreatische diversie toegepast wordt, een ingreep die malabsorptie veroorzaakt. Voor de andere bariatrische ingrepen geven de resultaten geen uitsluitsel. Bariatrische heelkunde lijkt het fractuurpatroon te veranderen: het aantal fracturen in het distale gedeelte van de onderste ledematen vermindert en het aantal fracturen die eerder verband houden met osteoporose (heup, bekken, dijbeen, bovenste ledematen) neemt toe.

Deze RCT is methodologisch correct opgezet en toont aan dat een langer durende behandeling met antibiotica geen effect heeft op gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij patiënten met aanhoudende klachten (mediaan 2 tot 3 jaar) gerelateerd aan de ziekte van Lyme waarvoor ze initieel de aanbevolen behandeling met antibiotica hadden gekregen.

Deze studie evalueert het effect van een therapeutische step-up die vertrekt van de associatie van een langwerkend bèta-2-mimeticum met een inhalatiecorticosteroïd, wat niet overeenstemt met de richtlijnen van GOLD 2017 die voor de COPD-patiënten in groep D de associatie van een langwerkend bèta-2-mimeticum met een langwerkend anticholinergicum als eerste stap en, bij aanhoudende exacerbaties, de toevoeging van een inhalatiecorticosteroïd aan de associatie aanbeveelt. De studie is volledig uitgevoerd onder de hoede van de producent van de triple therapie. De resultaten zijn ook hier weer uitgedrukt in aantal exacerbaties. Het verschil in aantal patiënten met minstens 1 matige tot ernstige exacerbatie is in de publicatie statistisch niet getoetst. Hiervoor hebben we zelf de berekening gemaakt. De studie maakt ook niet duidelijk voor welke subgroep(en) van patiënten de triple therapie werkzaam zou zijn. De resultaten zouden artsen dus kunnen aanzetten om een triple therapie te starten bij alle COPD-patiënten die overeenkomen met deze studiepopulatie. Bijkomend onderzoek is echter nodig om te bepalen of het nuttig is om bij COPD-patiënten in groep D een inhalatiecorticosteroïd toe te voegen aan de associatie van een langwerkend bèta-2-mimeticum met een langwerkend anticholinergicum.

Een klinisch algoritme voor de diagnostiek van urineweginfecties bij jonge kinderen?

Jouret F.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 5 pagina 119 - 122


De DUTY-studie is een diagnostische, prospectieve multicenter cohortstudie bij 7 163 kinderen jonger dan 5 jaar die zich aanbieden in de eerste lijn met een acute verslechtering van hun gezondheidstoestand. Op basis van een nauwgezette en adequate analyse bevelen de auteurs aan om bij kinderen ouder dan 2 jaar een urinestaal via midstream te laten onderzoeken indien 3 van de 5 volgende symptomen of tekenen aanwezig zijn: voorgeschiedenis van urineweginfecties, slecht ruikende urine, pijn bij het plassen, klinische indruk van ernstige ziekte en afwezigheid van ernstige hoest. De sensitiviteit van deze aanpak bedraagt 51,7%. De dipstick heeft geen supplementaire diagnostische waarde en is economisch niet verantwoord. Voor kinderen jonger dan 2 jaar bij wie een urinestaal alleen mogelijk is via de luier, laten de gegevens van deze studie niet toe om een onderscheid te maken tussen de kosteneffectiviteit van het algoritme en het klinisch oordeel, met of zonder dipstick.

Melatonine voor de preventie van migraineaanvallen?

Joly L.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 5 pagina 115 - 118


Deze RCT van goede methodologische kwaliteit in een Braziliaanse context toont aan dat melatonine 3 mg na 3 maanden bij volwassenen significant het aantal migraineaanvallen vermindert in vergelijking met placebo. Melatonine werd ook vergeleken met amitriptyline 25 mg, maar deze dosis is lager dan de gebruikelijke dosis voor deze indicatie (30 tot 150 mg per dag) en over deze vergelijking kunnen we dus geen uitspraak doen. Melatonine heeft als voordeel dat het goed getolereerd wordt en geen gewichtstoename veroorzaakt, in tegenstelling tot de tricyclische antidepressiva. Dat zou de therapietrouw kunnen verbeteren en de vicieuze cirkel van gewichtstoename/migraine kunnen vermijden. De werkzaamheid van melatonine 3 mg moet nog onderzocht worden in een Europese context.

In deze systematische review met meta-analyses van studies met heterogene resultaten en over het algemeen van vrij korte duur, besluiten de auteurs dat bij patiënten met nierinsufficiëntie onder dialyse en bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie stadia 3 tot 5, intraveneuze ijzersuppletie een gunstiger effect heeft op de stijging van de hemoglobineconcentratie (gemiddelde concentratie en percentage patiënten met een stijging van minstens 1 g/dl) dan orale ijzersuppletie. De klinische relevantie van deze verschillen staat niet vast en bovendien is er geen verschil vastgesteld tussen de 2 toedieningsvormen voor mortaliteit, noodzaak aan een hogere dosis erythropoëtine of aan bloedtransfusies, en evenmin voor kwaliteit van leven.

Deze grote cohortstudie met ruim 100 000 personen die meer dan 30 jaar gevolgd werden, toont aan dat de consumptie van dierlijke eiwitten geassocieerd is met een hogere cardiovasculaire mortaliteit terwijl de inname van plantaardige eiwitten gepaard gaat met een lagere globale mortaliteit. Deze verbanden konden echter niet vastgesteld worden voor personen met een gezonde leefstijl. Ook de klinische relevantie van de resultaten lijkt eerder beperkt.

In deze open-label gerandomiseerde gecontroleerde studie bij volwassen patiënten met majeure depressie in de eerste lijn blijkt gedragsactivatie, aangeboden door hulpverleners zonder uitgebreide therapeutische training, even effectief en kosteneffectief te zijn als cognitieve gedragstherapie aangeboden door professionele psychotherapeuten.

Uit deze meta-analyse met individuele patiëntgegevens blijkt dat mindfulness-based cognitieve therapie een waardevolle behandeling is om herval te voorkomen bij mensen die hersteld zijn van een depressie maar een hoog risico hebben om te hervallen.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat een hoge mate van fysieke activiteit (60-75 minuten matige activiteit per dag) het verhoogde sterfterisico dat gepaard gaat met sedentair gedrag, kan neutraliseren. Op basis van deze studie is het dus aanbevolen om voldoende actief te zijn als lange periodes van zitten (op het werk of tijdens transport) niet vermeden kunnen worden.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review kunnen we besluiten dat bij volwassenen met een verkoudheid H1-antihistaminica een beperkt statistisch significant effect hebben op de algemene symptomen tijdens de eerste twee dagen maar niet op middellange of lange termijn. Alleen met sederende antihistaminica was er een beperkt statistisch significant effect op neusloop en niezen. De klinische relevantie van deze resultaten is echter niet duidelijk en extrapolatie naar de in België vaker gebruikte combinatiepreparaten is niet mogelijk. Er is geen evidentie over doeltreffendheid en veiligheid van deze geneesmiddelen bij kinderen.

Screening van abdominaal aorta-aneurysma bij asymptomatische volwassenen?

Debecker S. , De Cort P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 96 - 99


Uit deze studie kunnen we besluiten dat een eenmalige screening van abdominaal aorta-aneurysma (AAA) met abdominale echografie bij asymptomatische mannen boven de 65 jaar de AAA-specifieke mortaliteit vermindert, zowel op korte als op lange termijn. Dergelijke winst kon bij vrouwen niet aangetoond worden. Ook het effect van herhaalde screening is weinig onderbouwd en moet, net zoals de invloed van het risico van AAA op het resultaat van screening, verder onderzocht worden.

Implanteerbare defibrillatoren voor de preventie van plotse dood bij niet-ischemisch hartfalen

Vandenberk B. , Willems R.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 84 - 87


Op basis van deze methodologisch goed opgezette studie kunnen we besluiten dat het preventieve gebruik van een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) bij patiënten met symptomatisch niet-ischemisch hartfalen niet leidt tot een daling van de totale mortaliteit maar wel van plotse hartdood. De patiënten werden echter optimaal farmacologisch behandeld en kregen cardiale resynchronisatietherapie (CRT) indien nodig, wat het relatieve specifieke effect van de ICD misschien gemaskeerd heeft.

Fysieke oefeningen tijdens de zwangerschap beschermt tegen zwangerschapshypertensie

Ailliet L.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 100 - 103


Uit deze gerandomiseerde gecontroleerde studie van matige kwaliteit kunnen we besluiten dat oefenen/sporten tijdens een ongecompliceerde zwangerschap zonder risico op vroegtijdige bevalling kan bijdragen tot de preventie van zwangerschapshypertensie. Secundair is er tevens een lagere incidentie van excessieve gewichtstoename bij de moeder, alsook van zwangerschapsdiabetes en pre-eclampsie. De interventie bood daarnaast ook bescherming tegen macrosomie. De haalbaarheid van dergelijk intensief oefenprogramma kan echter wel in vraag gesteld worden.

Antibiotica voor otitis media met effusie bij kinderen

Dhooge I. , Sintobin I.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 88 - 91


Uit deze correct uitgevoerde systematische review kunnen we besluiten dat het gebruik van antibiotica bij kinderen met otitis media met effusie (OME) gepaard gaat met een grotere kans op complete resolutie. Dit gaat echter ten koste van een groter risico op ongewenste effecten zoals diarree, braken en huiduitslag. Daarnaast kan deze winst zich niet vertalen in een verbetering van gehoor, taal- en spraakontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. Ook de plaatsing van trommelvliesbuisjes lijkt met het gebruik van antibiotica niet af te nemen.

De waarde van de ‘Cochrane risk of bias tool’ in een systematische review

Michiels B. , Claus B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 104 - 106

Laag-FODMAP-dieet nuttig voor prikkelbaredarmsyndroom?

Mullie P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 92 - 95


Uit deze gerandomiseerde gecontroleerde studie met een gering aantal patiënten met prikkelbaredarmsyndroom (PDS) zonder constipatie kunnen we besluiten dat op korte termijn zowel een laag-FODMAP-dieet als algemene voedingsadviezen de klachten van het prikkelbaredarmsyndroom verminderen. Alleen voor individuele symptomen (secundaire uitkomstmaten in deze studie) kon men een statistisch significante daling met laag-FODMAP-dieet versus algemene voedingsadviezen vaststellen.

Pay-for-performance: beter niet aan beginnen?

De Maeseneer J. , Boeckxstaens P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 4 pagina 82 - 83


Deze netwerk meta-analyse bevestigt de vroegere resultaten. De actuele beschikbare literatuur wijst op de geringe onderbouwing van het nut van antidepressiva als behandeling van majeure depressie bij kinderen en adolescenten, alsook op een (zeer) slechte rapportering van het risico van zelfmoord en van zelfmoordgedachten bij de meeste antidepressiva, behalve voor venlafaxine waarbij men een duidelijke toename van het risico zag.

Deze meta-analyse van cohortstudies bevestigt dat een hogere BMI gerelateerd is aan een hoger risico van globale mortaliteit. Bij het beoordelen van het verband tussen de BMI en het risico van sterfte kunnen tabagisme en de opvolgingsduur verstorende factoren zijn. De opvolgingsduur is belangrijk omdat bij een korte opvolgingsduur aanvankelijk niet-gediagnosticeerde aandoeningen de resultaten zeer waarschijnlijk vertekenen.

Dit theoretisch model voor het risico van longkanker verbetert op matige wijze de selectie van personen die gescreend moeten worden voor de preventie van sterfte door longkanker. Het model is ontwikkeld in de Verenigde Staten en is nog niet gevalideerd bij Europese populaties.

Deze retrospectieve subanalyse over de impact van medicatienazicht heeft enkele methodologische beperkingen maar biedt een hoopvol perspectief voor een uitgebreide interventie van apothekers bij ouderen met polyfarmacie. Concreet gezien kan het medicatienazicht bij deze populatie een invloed hebben op harde uitkomstmaten zoals geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopnames. Methodologisch goed opgezette prospectieve studies moeten deze positieve resultaten nog bevestigen. Momenteel lijkt het zeer moeilijk om deze interventie te implementeren in België.

In deze systematische review kan men geen verband aantonen tussen een verhoogde LDL-cholesterol en cardiovasculaire of globale mortaliteit bij 60-plussers. Integendeel, verschillende epidemiologische studies wijzen op een omgekeerde relatie. Zoals de auteurs goed betogen blijkt de cholesterolhypothese te botsen met vele criteria van Bradford Hill. Nieuwe studies zijn nodig om de oorzaak van artherosclerose aan het licht te brengen en vooral moeten de aanbevelingen over cardiovasculair risicobeheer worden herzien, in het licht van alle gegevens die erop wijzen dat dat de rol van hypercholesterolemie en het nut van een cholesterolverlagende behandeling overroepen zijn. Het positieve effect van sommige cholesterolverlagers is mogelijk te wijten aan andere werkingsmechanismen.

Acute behandeling van migraine bij kinderen en adolescenten: welke geneesmiddelen?

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 3 pagina 57 - 60


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit onderzoekt het effect van geneesmiddelen voor de behandeling van migraineaanvallen bij kinderen jonger dan 12 jaar en bij adolescenten van 12 tot 17 jaar. De publicatie toont aan dat er geen bewijs is voor paracetamol (gebrek aan studies) en een gering bewijs voor ibuprofen. Er is matig bewijs voor de werkzaamheid van triptanen (meestal sumatriptan). De meeste studies met triptanen zijn gefinancierd door de farmaceutische firma’s. Het nut van triptanen beperkt zich tot een groter aantal patiënten dat 2 uur na de behandeling pijnvrij is.

Antibiotica voor de behandeling van chronische rhinosinusitis?

Sculier J.P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 3 pagina 61 - 64


De hier besproken systematische review van de Cochrane Collaboration is goed opgezet maar includeert zeer heterogene studies met geringe tot matige methodologische kwaliteit. De resultaten van deze review brengen geen bewijs aan voor de therapeutische werkzaamheid van antibiotica voor de behandeling van chronische rhinosinusitis met of zonder neuspoliepen.

Deprescribing: haalbaarheid en effect op gezondheid

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 3 pagina 65 - 68


Dit systematisch literatuuroverzicht groepeert de resultaten van studies met een (zeer) variabel niveau van bewijskracht en toont aan dat deprescribing bij ouderen geen invloed heeft op mortaliteit. De resultaten wijzen op het mogelijke nut van patiëntspecifieke interventies.

Deze systematische review brengt geen bewijs aan voor het nut van hoge doses (210 tot 225 gram per dag) versus lage doses volle graanproducten voor de preventie van cardiovasculaire morbiditeit en globale mortaliteit, maar de resultaten zijn voor discussie vatbaar. De dagelijkse aanbevolen dosis dient nog bevestigd te worden in verder onderzoek. Volkoren brood, volle granen, alle ontbijtgranen en zemelen zijn het meest effectief voor de vermindering van het cardiovasculaire risico en van het risico van vroegtijdige globale mortaliteit.

Deze RCT onder strakke controle van de producent van indacaterol/glycopyrronium heeft een onderzoeksduur van 52 weken en toont aan dat deze associatie klinisch weinig belangrijke voordelen aanbrengt versus salmeterol/fluticason bij patiënten met stabiele COPD (Groep B en D volgens GRADE 2015). Op ernstige exacerbaties en op mortaliteit heeft indacaterol/glycopyrronium geen effect. Op basis van de resultaten van deze RCT moet men minstens 20 patiënten (95% BI van 13 tot 44) gedurende 1 jaar behandelen met een LABA plus een LAMA om 1 exacerbatie (zowel milde, matige als ernstige) te vermijden. Met dezelfde combinatie moet men gedurende 1 jaar 18 patiënten (95% BI van 11,3 tot 47,5) behandelen om bij 1 patiënt de minimale klinisch relevante verbetering van 4 punten te bekomen op de St George`s Respiratory Questionnaire voor COPD.

Amiodaron voor de preventie van plotse dood?

Van Heuverswyn F.

Minerva 15 03 2017


Deze systematische review en meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat er zwakke tot matige evidentie bestaat dat amiodaron in vergelijking met placebo en andere antiaritmica het risico op plotse hartdood, cardiale mortaliteit en globale mortaliteit vermindert in het kader van primaire preventie. Op basis van de huidige evidentie is het niet duidelijk of amiodaron als secundaire preventie het risico op plotse hartdood of globale mortaliteit verlaagt dan wel verhoogt.

Uit deze grote prospectieve cohortstudie kunnen we besluiten dat het niet aanbevolen is om bij patiënten met een stabiele coronaire ischemische hartziekte te streven naar een systolische bloeddruk lager dan 120 mmHg en een diastolische bloeddruk lager dan 70 mmHg.

Ook deze meta-analyse toont aan dat 140/90 mmHg geldt als veilige streefwaarde voor de behandeling van hypertensie bij patiënten met diabetes mellitus.

Actieve opvolging, heelkunde of radiotherapie bij gelokaliseerd prostaatcarcinoom?

Moris L. , Van den Broeck T. , Claessens F. , Joniau S.

Minerva 15 03 2017


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie bij patiënten met gelokaliseerde prostaatkanker met laag tot intermediair risico toont na tien jaar aan dat er geen verschil bestaat tussen actieve opvolging, radicale prostatectomie en radiotherapie in prostaatkankerspecifieke en globale overleving. De negatieve impact op de urinaire-, seksuele- en darmfunctie was statistisch significant kleiner met actieve opvolging.

Deze gerandomiseerde placebogecontroleerde vervolgstudie toont een significant hogere ziektevrije overleving na het verlengen tot 10 jaar van een behandeling met de aromatase-inhibitor letrozol bij postmenopauzale vrouwen met een primaire hormoonreceptor-positieve borstkanker. Er werd echter geen verschil vastgesteld in overleving. Daarnaast zijn er wel meer botgerelateerde ongewenste effecten (osteoporose en fracturen) met letrozol. Het verlengen van de hormoonbehandeling met aromatase-inhibitoren kan dus voordelig zijn, doch op heden zijn er te weinig gegevens over de voor- en nadelen om dit als standaardbehandeling te beschouwen.

Hoe onderzoeken we een screeningsprogramma?

Michiels B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 2 pagina 52 - 53

Preventie door screening?

Michiels B.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 2 pagina 29 - 30

Ovariumkankerscreening?

Van Hal G.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 2 pagina 31 - 34


Deze grootschalige gerandomiseerde gecontroleerde studie kon voor geen enkel screeningsprogramma voor ovariumkanker een winst in kankerspecifieke mortaliteit aantonen. Alleen in het screeningsinterval van 7 tot 14 jaar of alleen na exclusie van prevalente ovariumkankers was er met een multimodale screening met bepaling van CA125 in serum ten opzichte van een controlegroep zonder screening een kleine winst aantoonbaar. Verder onderzoek op langere termijn is nodig om deze tendens te bevestigen.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde enkelblinde gerandomiseerde gecontroleerde studie kunnen we besluiten dat er geen reden is om een orale rehydratie-oplossing preventief te adviseren bij gezonde kinderen tussen 6 maanden en 5 jaar met een lichaamsgewicht van meer dan 8 kg die zich op een spoedgevallendienst presenteren met een acute gastro-enteritis zonder of met lichte tekens van dehydratie. Het promoten van voldoende vochtinname met verdund appelsap en drank naar keuze was niet inferieur aan een orale rehydratie-oplossing om intraveneuze rehydratie te voorkomen.

Uit deze methodologisch correct uitgevoerde, dubbelblinde, gerandomiseerde gecontroleerde studie met een groot aantal gemotiveerde rokers blijkt dat het gebruik van varenicline of bupropion niet leidt tot een groter risico van matige tot ernstige neuropsychiatrische symptomen in vergelijking met placebo of een nicotinepleister. Deze studie kon ook aantonen dat dit zowel geldt voor rokers met als voor rokers zonder gestabiliseerde psychiatrische stoornis. In beide groepen bleek bovendien dat de abstinentiegraad hoger was met varenicline dan met bupropion of nicotinepleister.

Uit deze methodologisch goed opgezette, gecontroleerde gerandomiseerde studie kunnen we besluiten dat een zelfregulatiestrategie gericht op snel gewichtsverlies op korte termijn effectiever is in de preventie van gewichtstoename en obesitas dan kleinere aanpassingen in leefstijl. De klinische relevantie van deze winst is echter onzeker en de werkzaamheid op lange termijn is onvoldoende aangetoond. Bovendien hebben we geen gegevens over het risico van eetstoornissen of andere psychische ongewenste effecten.

Doelgerichte behandelingsstrategie van reumatoïde artritis

Westhovens R.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 2 pagina 39 - 42


Deze open label gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat een doelgerichte behandeling bij patiënten met recente reumatoïde artritis na 10 jaar leidt tot een daling van ziekteactiviteit en het vermijden van functieverlies en radiologische gewrichtsschade. Dit resultaat is onafhankelijk van de initieel gestarte (combinatie-)therapie.

Snel aspirine toedienen na een mineur TIA of CVA?

Chevalier P.

Minerva 15 02 2017


Deze meta-analyse met individuele patiëntgegevens wijst op het belang van een (zeer) snelle toediening van aspirine na een TIA of een mineur CVA, voor de preventie van eender welk (maar vooral van ernstig) CVA, ischemisch CVA en myocardinfarct.

Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat bij patiënten met chronische lagerugpijn NSAID’s op statistisch vlak significant gunstiger zijn dan placebo voor pijn en in mindere mate voor functionele capaciteiten. De kwaliteit van de bewijskracht is echter gering en de klinische relevantie van de verschillen is niet aangetoond. Iedere behandeling met NSAID’s vraagt om een afweging tussen de voordelen en de risico’s van deze geneesmiddelen.

De resultaten van deze grootschalige cohortstudie wijzen op een verhoogd risico van veneuze (longembool) en arteriële vasculaire gebeurtenissen (CVA en myocardinfarct) bij vrouwen die orale hormonale combinatiepreparaten gebruiken. Vrouwen die deze anticonceptie verkiezen, worden best goed geïnformeerd. Bij de keuze van een combinatiepreparaat gaat de voorkeur naar de associatie van een lage dosis ethinylestradiol (20 μg) als oestrogeen met levonorgestrel als progestageen. De studie heeft vrij veel methodologische beperkingen en de resultaten moeten bevestigd worden in andere goed uitgevoerde studies.

Het lijkt correct om te bevestigen dat liraglutide het cardiovasculaire risico niet doet toenemen. Het is echter op dit ogenblik niet mogelijk om op een objectieve manier te besluiten dat liraglutide een voordeel biedt op het vlak van cardiovasculaire risico’s bij patiënten met type 2-diabetes en een hoog cardiovasculair risico. Het hypoglykemiërende effect en het effect op gewicht staan vast, maar bij het voorschrijven van deze molecule moet men ook rekening houden met het financiële aspect.

In dit onderzoek wordt voorgesteld om de predictiescores voor arteriële trombo-embolie (bijvoorbeeld CHADS2 en CHA2DS2-VASc) en voor bloedingen (bijvoorbeeld HAS-BLED) bij patiënten onder anticoagulatietherapie (warfarine en dabigatran) voor voorkamerfibrillatie, aan te vullen met observationele gegevens van patiënten in de dagelijkse praktijk. Hierdoor zou men een beter gevalideerde anticoagulatietherapie kunnen instellen die afgestemd is op de individuele patiënt. Dit onderzoek is beperkt door zijn observationeel karakter, maar bevestigt de beperkte predictieve waarde van de scorelijsten.

Deze systematische review met meta-analyses van de Cochrane Collaboration toont aan dat venotrope middelen een effect lijken te hebben, maar dan op uitkomstmaten die klinisch soms weinig relevant zijn zoals oedeem in de onderste ledematen (matig niveau van bewijskracht). Voor belangrijke uitkomstmaten zoals ulcusgenezing doen venotrope middelen het niet beter dan placebo. We moeten ook rekening houden met de ongewenste effecten van deze geneesmiddelenklasse. De meeste RCT’s in deze review dateren uit de vorige eeuw. De methodologische kwaliteit ervan is gering en het risico van bias is hoog in bijna alle RCT’s. De meta-analyse wijst op de talrijke methodologische beperkingen van de geïncludeerde RCT’s, maar geeft wel een idee over de effectgrootte van venotrope middelen versus placebo. Die informatie is nuttig bij het uitwerken van methodologisch goed opgezette RCT’s die het gunstige effect van venotrope middelen al dan niet zullen bevestigen.

Calciumantagonisten voor de behandeling van het fenomeen van Raynaud?

Chevalier P.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 1 pagina 22 - 25


Ondanks het feit dat primaire Raynaud frequent voorkomt, is deze systematische review van de Cochrane Collaboration gebaseerd op een gering aantal patiënten. Nifedipine vermindert in (zeer) beperkte mate het aantal aanvallen van primaire Raynaud.

Deze grote, goed opgezette SUMMIT-studie kan, in tegenstelling tot de vooropgestelde hypothese, geen effect op globale mortaliteit aantonen van fluticason, vilanterol of de combinatie van beide geneesmiddelen versus placebo, bij patiënten met matige COPD en met cardiovasculaire comorbiditeit of verhoogd cardiovasculair risico. Deze studie toont wel aan dat de onderzochte geneesmiddelen bij deze populatie geen schadelijke cardiovasculaire effecten hebben. Dat verhoogt de externe validiteit van het voorschrijven van fluticason, vilanterol of de combinatie van beide. De resultaten van de secundaire uitkomstmaten hebben alleen een verkennende waarde, maar stellen toch vragen bij het globale nut om langwerkende bèta-2-mimetica, inhalatiecorticosteroïden of de combinatie van beide voor te schrijven bij deze studiepopulatie.

Placebo: van ‘behagen’ naar ‘zorgen’?

Dagneaux I.

Minerva 2017 Vol 16 nummer 1 pagina 2 - 3


De hier besproken studie rapporteert de resultaten na 10 jaar van de STICH-studie bij patiënten met coronaire ischemie en een verminderde linkerventrikelejectiefractie. De resultaten tonen na 10 jaar een significant gunstig effect aan op globale mortaliteit voor coronary artery bypass grafting (CABG) in combinatie met een optimale medische behandeling versus een optimale medische behandeling in monotherapie. Bij de evaluatie na 56 maanden was er geen positief effect op globale mortaliteit aangetoond.

De HOPE-3-studie toont aan dat 10 mg rosuvastatine per dag tijdens een periode van ongeveer 5 jaar nuttig is voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen, maar geen verschil geeft in globale mortaliteit. De studiepopulatie bestond uit vooraf geselecteerde personen zonder voorgeschiedenis van cardiovasculaire gebeurtenissen, met een intermediair tot hoog cardiovasculair risico en met normale cholesterolwaarden.

Deze dubbelblind gerandomiseerde studie toont aan dat men bij patiënten met chronisch hartfalen en gedaalde ejectiefractie de renine-inhibitor aliskiren niet kan gebruiken als alternatief voor een ACE-inhibitor. Het toevoegen van aliskiren aan een behandeling met een ACE-inhibitor leidt tot meer ongewenste effecten zonder bijkomend voordeel.

In deze studie kon niet aangetoond worden dat de toediening van probiotica aan zwangere vrouwen vanaf 36 weken en nadien aan hun zuigelingen tot de leeftijd van 6 maanden een invloed heeft op het ontwikkelen van eczeem tot de leeftijd van twee jaar. Mogelijks heeft deze interventie wel een preventief effect op het ontwikkelen van sensitisatie voor voedingsstoffen en atopisch eczeem.

Op basis van deze systematische review en meta-analyse van methodologisch goede kwaliteit kunnen we besluiten dat nalmefeen geen effect heeft op vlak van mortaliteit, morbiditeit en levenskwaliteit bij de behandeling van alcoholafhankelijkheid. De kleine winst in alcoholverbruik is klinisch niet relevant. Deze studie kan de plaats van nalmefeen in de behandeling van alcoholafhankelijkheid dus niet onderbouwen. Psychosociale interventies blijven dus van primordiaal belang bij de aanpak van dit probleem.

Deze rigoureus uitgevoerde meta-analyse met individuele patiëntengegevens toont aan dat bèta-blokkers het risico op globale mortaliteit en hospitalisatie doen dalen bij sinusale patiënten met hartfalen en verminderde ejectiefractie ongeacht de leeftijd en het geslacht. Dit resultaat onderbouwt de aanbeveling om bèta-blokkers ook op te starten en langzaam op te titreren (start low and go slow) bij ouderen en vrouwen.

Op basis van deze analyse van vooraf bepaalde secundaire renale eindpunten van de EMPA-REG-studie kunnen we besluiten dat het gebruik van empagliflozine versus placebo bij type 2-diabetespatiënten met hoog cardiovasculair risico een gunstig effect heeft op de progressie van nefropathie. Of deze behandeling ook nefropathie kan voorkomen en of de gunstige resultaten geëxtrapoleerd kunnen worden naar alle type 2-diabetespatiënten moet verder onderzocht worden.

Ibuprofen als alternatief voor antibiotica bij urineweginfecties?

Heytens S. , Christiaens T.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 10 pagina 258 - 261


Deze studie toont aan dat ibuprofen het gebruik van antibiotica kan beperken bij volwassen vrouwen met milde tot matige symptomen van een ongecompliceerde urineweginfectie. Dit voordeel moet afgewogen worden tegen een hogere symptoomlast. Het verschil in gemiddelde duur van de symptomen is echter beperkt tot één dag. De veiligheid van deze aanpak moet nog verder onderzocht worden.

Wat is het ‘gewicht’ van een studie in een meta-analyse?

Michiels B.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 10 pagina 266 - 267

Nut van multivitaminen en -mineralen tijdens de zwangerschap?

Laekeman G.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 10 pagina 262 - 265


Deze systematische review en meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een preparaat met minstens drie micronutriënten (waaronder ook ijzer en foliumzuur) ten opzichte van supplementen met ijzer (en foliumzuur) alleen het risico op een te laag geboortegewicht, een te kleine geboortelengte en doodgeboorte verlaagt bij zwangere vrouwen in ontwikkelingslanden.

Bèta-blokkers na myocardinfarct?

Christiaens T. , Poelman T.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 10 pagina 246 - 249


Op basis van deze systematische review en meta-analyse blijken bèta-blokkers in het huidige tijdperk van reperfusietherapie en secundaire preventie met antiaggregantia en hypolipemiërende middelen niet nuttig te zijn tijdens de acute fase en de eerste weken na een myocardinfarct. Verder onderzoek is echter noodzakelijk naar het effect van een langdurige behandeling met bèta-blokkers.

Alhoewel het verhoogde cardiovasculaire risico van deze studiepopulatie zonder diabetes mellitus waarschijnlijk in beperkte mate wordt bepaald door hypertensie, zien we toch een daling van de samengestelde uitkomstmaat bestaande uit cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit en van de globale mortaliteit wanneer de streefwaarde voor systolische bloeddruk 120 mmHg in plaats van 140 mmHg bedraagt. Deze winst gaat echter gepaard met een toename van ongewenste effecten zoals acuut nierfalen, hypotensie, syncope en elektrolytstoornissen. Er is bijkomend onderzoek nodig om te bepalen voor welke patiëntengroepen de klinische kosten-batenbalans gunstig is.

Topische behandelingen voor psoriasis van de hoofdhuid

Lambert J.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 10 pagina 254 - 257


Deze goed uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat het gebruik van (zeer) sterk werkzame corticosteroïden effectiever en veiliger is dan vitamine D-analogen voor de topische behandeling van psoriasis van de hoofdhuid. Een combinatie van corticosteroïden en vitamine D-analogen heeft geen duidelijke klinisch relevante meerwaarde. Voor andere topische behandelingen bestaat er weinig evidentie. Goed opgezette studies op lange termijn zijn nodig om het effect op hervalpreventie en levenskwaliteit en de veiligheid van corticosteroïden met verschillende sterktes in combinatie met verschillende types vehikels te onderzoeken.

De richtlijn van EBMPracticeNet stelt zonder verder te preciseren voor om de patiënten met chronische rhinosinusitis te identificeren en diegenen te selecteren die door een KNO-arts behandeld moeten worden. Op basis van de resultaten van de hier besproken studie lijkt het belangrijk om patiënten met chronische rhinosinusitis te onderzoeken op de al dan niet aanwezigheid van neuspoliepen. Voor chronische rhinosinusitis met of zonder neuspoliepen worden als eerste stap intranasale corticosteroïden en neusspoelingen met 0,9% zoutoplossing aanbevolen (hoog niveau van aanbeveling). Als tweede stap worden leukotrieenreceptorantagonisten, orale corticosteroïden en macroliden vaak alleen voorgesteld na een precieze diagnose en/of na een KNO-advies. Omdat al deze behandelingen onderhevig zijn aan ongewenste effecten, dient de balans tussen de voordelen en de risico’s altijd besproken te worden met de patiënt.

Verschillende observationele onderzoeken hebben bij COPD-patiënten een verband aangetoond tussen inhalatiecorticosteroïden en een verhoogd relatief risico van pneumonie. De hier besproken observationele studie is methodologisch correct opgezet en de resultaten wijzen op een associatie tussen het stopzetten van inhalatiecorticosteroïden en de vermindering van het relatieve risico van pneumonie. Dit kan clinici aanzetten om meer dan ooit het voorschrijven van deze molecules bij COPD-patiënten te beperken en om te wachten tot er betrouwbaar bewijs beschikbaar komt over een mogelijke gunstige balans tussen de voordelen en de risico’s van inhalatiecorticosteroïden voor bepaalde subgroepen van COPD-patiënten.

Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration is van goede methodologische kwaliteit. De resultaten bevestigen de overtuiging van de auteurs dat NSAID’s superieur zijn als eerstekeuzebehandeling van acute nierkolieken bij volwassenen. Het voordeel van combinatiebehandelingen met spasmolytica is marginaal. Bij contra-indicaties voor NSAID’s verdienen alternatieve behandelingen de voorkeur (opioïden, spasmolytica en/of paracetamol). De optimale toedieningswijze van NSAID’s is nog niet duidelijk en moet verder onderzocht worden.

Op het ogenblik dat je als zorgverlener een beslissing moet voorleggen aan de patiënt, zijn de resultaten van een meta-analyse die studies (RCT’s) groepeert met heterogene populaties en met soms uiteenlopende bevindingen, uiteindelijk minder nuttig dan de resultaten van RCT’s. Immers, een specifieke patiënt sluit soms meer aan bij de populatie van een welbepaalde RCT, waardoor de kans groot is dat de besluiten ook toepasselijk zijn voor deze patiënt. De huidige meta-analyses over de nieuwe orale anticoagulantia zijn daarvan een goede illustratie.

De risico’s voorspellen bij galsteenlijden?

Chevalier P.

Minerva 15 11 2016


In deze analyse volgen de auteurs 3 Deense cohorten op gedurende mediaan 17,4 jaar. De incidentie van gecompliceerde gebeurtenissen bij patiënten met asymptomatisch galsteenlijden is relatief gering. Het risico lijkt hoger bij patiënten met meerdere galstenen of met galstenen groter dan 10 mm. Deze resultaten vragen om bevestiging in andere grote cohortonderzoeken.

Licht hoofdtrauma: kunnen symptomen en tekenen een ernstig intracranieel letsel voorspellen?

Peeters A. , Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 225 - 229


Deze systematische review toont aan dat de anamnestische gegevens en het klinisch onderzoek, en vooral de klinische beslisregels (scores) ‘Canadian CT Head Rule’ en ‘New Orleans Criteria’ een zeer hoge sensitiviteit hebben om volwassen patiënten na een licht hoofdtrauma te kunnen identificeren met een zeer gering risico van ernstig intracranieel letsel.

Is medicinaal cannabisgebruik een therapeutische optie?

Buret L.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 221 - 224


Deze systematische review met meta-analyse is zeer ruim qua opzet en correct op methodologisch vlak, maar includeert zeer veel studies van geringe tot zeer geringe kwaliteit. Daardoor is het niet mogelijk om de potentiële indicaties van medicinale cannabis of van cannabinoïden bij volwassenen af te bakenen. Er is nood aan studies van goede methodologische kwaliteit voor elke therapeutische indicatie die mogelijk interessant kan zijn voor sommige specialismen en voor de huisarts.

Het rode oog: diagnostiek en inschatting van de ernst

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 216 - 220


Deze systematische review van zeer geringe methodologische kwaliteit illustreert dat goede diagnostische studies voor de evaluatie van de ernst van de aandoening of van de diagnostische etiologie van conjunctivitis (bacteriële of andere oorzaak), zeldzaam zijn bij volwassenen met een rood oog. De elementen die deze systematische review aanbrengt, zijn niet betrouwbaarder dan de elementen die in de weinige, oorspronkelijke studies vermeld worden.

Is er een verband tussen behoud van gezondheid en ‘gevoel van coherentie’?

Vanwelde C. , De Jonghe M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 213 - 215

Klinische irrelevantie: meta-analyses versus RCT’s

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 240 - 242

Paracetamol als eerste keuze pijnstiller in vraag gesteld?

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 235 - 239


Deze systematische review met meta-analyses van goede methodologische kwaliteit laat niet toe aan zorgverleners om de plaats te bepalen van paracetamol versus placebo als behandeling van nekpijn en chronische lagerugpijn, omdat voor deze pathologieën geen studies geïncludeerd konden worden. Voor de behandeling van artrose van knie en heup (in de studies werden beide pathologieën gegroepeerd) lijkt het nut van paracetamol versus placebo op korte termijn (zeer) gering, en het effect versus andere behandelingen (niet-medicamenteuze, NSAID’s) komt in deze publicatie niet aan bod.

Fysieke training voor de behandeling van het chronisch vermoeidheidssyndroom?

Feron J-M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 9 pagina 230 - 234


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat bij patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom fysieke training superieur is aan gewone zorg op het vlak van vermoeidheid, functionele capaciteiten en perceptie van de verandering in globale gezondheidstoestand, en hetzelfde effect heeft als cognitieve gedragstherapie. Ernstige ongewenste effecten komen niet frequenter voor dan bij gewone zorg. Deze publicatie is methodologische goed opgezet, maar de methodologische kwaliteit van de meeste geïncludeerde studies is (zeer) gering. Op die manier is het niveau van bewijskracht van de besluiten gering en zouden goed opgezette studies deze besluiten evenzeer op de helling kunnen plaatsen.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat het toevoegen van DPP4-inhibitoren aan een behandeling met glykemiërende sulfamiden bij type 2-diabetespatiënten het risico op hypoglykemie met de helft verhoogt. Hiermee dient rekening gehouden te worden wanneer DPP4-inhibitoren worden toegevoegd aan een behandeling met metformine + hypoglykemiërend sulfamide (9) of aan een behandeling met hypoglykemiërende sulfamiden alleen wanneer metformine niet gebruikt kan worden.

Deze recente meta-analyse van goede methodologische kwaliteit versterkt de evidentie dat er voor het opstarten van een medicamenteuze behandeling van hypertensie bij patiënten met diabetes mellitus geen echte eerste keuze bestaat. Het medicament dat het best aansluit bij het co-morbiditeitsprofiel van deze patiënt bepaalt de uiteindelijke keuze.

Deze placebogecontroleerde RCT toont aan dat het toevoegen van liraglutide aan multipele dagelijkse insuline-injecties bij patiënten met onvoldoende gecontroleerde glykemiecontrole een statistisch significante verbetering geeft van HbA1c zonder verhoogd risico op hypoglykemie. Bovendien stelde men ook een daling van de insulinedosis en van het lichaamsgewicht vast. In hoeverre dit resultaat zich zal vertalen in een klinisch relevante winst op het vlak van harde uitkomstmaten en of deze combinatie ook op lange termijn veilig is, moet verder onderzocht worden.

Deze cluster gerandomiseerde studie in woonzorgcentra bij patiënten met dementie en probleemgedrag toont aan dat het gecombineerde gebruik van een farmacologische review en het aanbieden van een niet-farmacologische aanpak, zoals verbetering van sociale interactie én aanbieden van betekenisvolle activiteiten (BAM), niet alleen het gebruik van antipsychotica reduceert maar ook de mortaliteit doet dalen en het gedrag verbetert.

Gradueel of abrupt stoppen met roken?

Boudrez H.

Minerva 17 10 2016


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie bij rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken kon de non-inferioriteit van gradueel ten opzichte van abrupt stoppen niet aantonen.

Betahistine op lange termijn effectief als behandeling voor de ziekte van Ménière?

Dhooge I. , Weegerink N.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 8 pagina 195 - 198


Uit deze gerandomiseerde gecontroleerde studie bij patiënten met een definitieve diagnose van actieve ziekte van Ménière kunnen we besluiten dat het effect van een hoge of lage dosis betahistine na 9 maanden niet verschilt van placebo op vlak van aantal en ernst van zelfgerapporteerde aanvallen van vertigo, alsook op de vestibulaire en de audiologische functie en de levenskwaliteit.

Deze multicenter, dubbelblinde, placebogecontroleerde gerandomiseerde studie toont aan dat prucalopride aan een dosis van 1-2 mg per dag de stoelgangsfrequentie na 3 maanden statistisch significant verbetert bij een geselecteerde groep mannen met ernstige chronische obstipatie. De klinische relevantie en de duurzaamheid van dit effect is echter nog onduidelijk. Ook wat betreft de veiligheid is nog onderzoek op lange termijn noodzakelijk.

Wat als de apotheker medicatie zou gaan voorschrijven?

Claus B. , Haems M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 8 pagina 188 - 190

Vroegtijdige versus laattijdige start van palliatieve zorg bij kankerpatiënten?

Pype P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 8 pagina 199 - 202


Deze gerandomiseerde gecontroleerde studie toont aan dat het vroegtijdig integreren van palliatieve zorg in standaard oncologische zorg geen voordeel biedt ten opzichte van het laattijdig integreren wat betreft symptoomlast en het gebruik van ziekenhuisdiensten.

NNH op basis van een meta-analyse

Michiels B.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 8 pagina 210 - 211

Oxybutynine voor overmatig zweten?

Hoorens I. , Ongenae K.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 8 pagina 207 - 209


Deze gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde multicenterstudie kon met oxybutynine in een dosis van 7,5 mg per dag een statistisch significante subjectieve verbetering van primaire hyperhidrosis aantonen. De klinische relevantie van dit effect is echter nog onduidelijk. Als belangrijkste ongewenste effect werd een droge mond gerapporteerd, maar een evaluatie van tolerantie en veiligheid op lange termijn is noodzakelijk.

(On)verzadigde vetzuren en mortaliteit

Mullie P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 8 pagina 203 - 206


Deze meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies toont aan dat de vervanging van een deel van de verzadigde vetzuren door linolzuur het totale cholesterolgehalte doet dalen zonder effect op de coronaire mortaliteit.

In klinische studies over de medicamenteuze behandeling van kanker rapporteren patiënten de subjectieve toxiciteit beter dan de artsen-onderzoekers. In de praktijk zullen clinici meer in staat zijn om de ongewenste effecten aan te pakken en op die manier de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van de patiënt te verbeteren, wanneer patiënten zelf de ongewenste effecten kunnen in kaart brengen aan de hand van gevalideerde vragenlijsten zoals de EORTC QoL.

Dit systematisch literatuuroverzicht met meta-analyse van de Cochrane Collaboration is van goede methodologische kwaliteit en groepeert de actuele, best beschikbare evidentie. De resultaten tonen aan dat er weinig bewijskracht bestaat voor het toevoegen van langwerkende bèta-2-mimetica aan inhalatiecorticosteroïden bij kinderen met astma die onvoldoende onder controle is met inhalatiecorticosteroïden in monotherapie. Er is geen verschil in ongewenste effecten, behalve een groeivertraging bij kinderen die een hogere dosis inhalatiecorticosteroïden toegediend kregen. In de toekomst vraagt het mogelijk verhoogde risico van hospitalisatie bij de toevoeging van langwerkende bèta-2-mimetica specifieke aandacht.

Deze Deense cohortstudie toont aan dat in primaire cardiovasculaire preventie de risicobeoordeling op basis van de Amerikaanse richtlijnen (ACC/AHA) performanter is dan een trial-gebaseerde benadering (RCT’s in primaire preventie) of een hybride benadering (combinatie van resultaten van RCT’s en van de Amerikaanse richtlijnen) voor het voorspellen van cardiovasculaire gebeurtenissen die zich zullen voordoen over een opvolgingsperiode van 5 jaar.

Dit Fins observationeel onderzoek op basis van nationale registratiesystemen evalueert het risico van borstkanker bij vrouwen jonger dan 50 jaar die een levonorgestrel-bevattend spiraaltje voorgeschreven kregen voor de behandeling van menorragieën. Op dit ogenblik wordt dit type spiraaltje beschouwd als een van de beste behandelingen van deze gynaecologische aandoening. De resultaten tonen aan dat het gebruik van het levonorgestrel-bevattend spiraaltje gepaard gaat met een significante toename van het risico van zowel ductale (x1,2) als lobulaire (x1,33) borstkanker. De methodologie is gebaseerd op mega-databanken. Dat is niet ideaal, maar de resultaten kunnen wel een aanzet vormen voor nieuwe studies. Ondertussen lijkt het wenselijk om vrouwen die het levonorgestrel-bevattend spiraaltje voorgesteld krijgen als anticonceptiemiddel, te wijzen op het mogelijke risico van borstkanker.

Deze studie met methodologische beperkingen toont aan dat epidurale corticosteroïdinjecties in monotherapie of in combinatie met een conservatieve behandeling (pijnstilling en kinesitherapie) niet superieur zijn aan de conservatieve behandeling alleen voor patiënten met niet-acute cervicale pijn die uitstraalt tot in de arm. Ander onderzoek is nodig om beter de werkzaamheid en de plaats van epidurale corticosteroïdinjecties in te schatten bij volwassenen met cervicale radiculaire pijn. Bij iedere therapeutische optie moet men de balans opmaken tussen de voordelen en de risico’s.

Kan EBM nog enthousiasmeren?

Henrard G.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 7 pagina 159 - 160

Het placeboconcept. Deel 2. Werkingsmechanismen en neurologische beeldvorming

Dagneaux I.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 7 pagina 184 - 186


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat de nieuwe orale anticoagulantia (factor Xa-inhibitoren en direct werkende trombine-inhibitoren) bij de langetermijnbehandeling van longembool eenzelfde effect hebben op recidiverend longembool, recidiverende veneuze trombo-embolie, diepe veneuze trombose, globale mortaliteit en majeure bloedingen als de standaard anticoagulatietherapie. De grotere gebruiksvriendelijkheid van de nieuwe orale anticoagulantia (vaste dosis, geen biologische monitoring nodig) is een voordeel, maar het ontbreken van een antidotum en de hogere kostprijs zijn nadelen. Alleen gegevens uit de dagelijkse praktijk kunnen uitmaken of het gebruik van deze geneesmiddelen nuttig is, en dat op voorwaarde dat de kostprijs aanvaardbaar is.

Deze RCT over de onderbreking van een vitamine K-antagonist bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een geplande risicovolle interventie, toont aan dat voor de preventie van arteriële trombo-embolie het niet vervangen van de anticoagulatie door een heparine met laag moleculair gewicht niet inferieur is aan het wel vervangen. Het risico van majeure bloedingen vermindert significant bij het niet vervangen van de anticoagulatie. Patiënten en ingrepen met een hoog risico waren niet opgenomen in deze studie.

Deze studie met fundamentele methodologische beperkingen toont aan dat manuele therapie met desensitisatie van het centrale zenuwstelsel op korte en middellange termijn in vergelijking met chirurgie een gunstig effect heeft op pijn en functionele capaciteiten bij vrouwen met een matige tot ernstige vorm van carpaletunnelsyndroom. Op lange termijn is er geen verschil tussen beide interventies. Deze vorm van manuele therapie vraagt om meer aandacht, maar andere studies zijn noodzakelijk om de plaats van deze aanpak tegenover de standaardbehandeling (chirurgische interventie) te kunnen bepalen.

Medisch onverklaarde lichamelijke klachten: de machteloosheid van artsen in opleiding

Henrard G.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 7 pagina 175 - 179


Dit kwalitatief onderzoek van goede methodologische kwaliteit toont aan dat artsen in opleiding (equivalent aan het 3de en 4de master) die in de huisartspraktijk stage zullen lopen, te weinig opleiding hebben gekregen in het omgaan met medisch onverklaarde lichamelijke klachten. De toekomstige artsen stellen vooral interactieve leermethoden voor als opleiding. Ze vinden ook het rolmodel belangrijk in het leerproces en dat zou stagemeesters er moeten toe aanzetten attent te zijn voor de hulpeloosheid van sommige studenten in dergelijke klinische situaties waar onzekerheid een grote rol speelt, het dagelijkse lot van de huisarts.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een invasieve aanpak samen met een optimale medicamenteuze behandeling gunstiger is dan alleen een optimale medicamenteuze behandeling voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij een zeer geselecteerde populatie van klinisch stabiele 80-plussers met myocardinfarct zonder ST-segmentelevatie (NSTEMI) of met instabiele angor (veel minder frequent in deze studie).

Uit deze post-hoc analyse van een RCT blijkt dat bij patiënten met matig tot ernstige ziekte van Alzheimer het stopzetten van een behandeling met donepezil gedurende één jaar aanleiding kan geven tot een snellere opname in een verzorgingsinstelling. Dit effect verdwijnt echter in de daaropvolgende drie jaren. Hiermee wordt best rekening gehouden bij het stopzetten van een behandeling met donepezil. Toevoegen van of veranderen naar memantine heeft geen invloed op de opname in een verzorgingsinstelling.

Wat is het nut van een herhaalde PSA-bepaling na een vorige afwijkende PSA-waarde?

Van den Broeck T. , Joniau S. , Moris L. , Tosco L.

Minerva 15 07 2016


Op basis van deze observationele studie kunnen we besluiten dat een herhaling van de PSA-bepaling bij patiënten met een initieel gestegen PSA-waarde (>4 ng/ml) verantwoord is alvorens prostaatbiopsies te overwegen. Bijkomende studies met langere follow-up periode zijn echter nodig om dit besluit te bevestigen.

Net zoals in de huisartspraktijk zijn op een spoedafdeling anamnese, klinisch onderzoek en ECG op zichzelf niet voldoende diagnostisch accuraat om een acuut coronair syndroom aan te tonen of uit te sluiten. Het integreren van ECG-gegevens en initiële troponine-concentratie in een klinisch scoresysteem had wel een hogere aantonende en uitsluitende kracht maar is niet zomaar extrapoleerbaar naar de huisartspraktijk.

Deze cluster-gerandomiseerde RCT toont aan dat het gebruik van antibiotica bij acute respiratoire aandoeningen kan verminderen door de huisarts te verplichten om een verantwoording voor het voorschrijven van antibiotica in het EMD te noteren en door het voorschrijfgedrag van de huisarts voor antibiotica via e-mail te vergelijken met dat van zijn collega’s. Beslissingsondersteuning in verband met het voorschrijven van antibiotica via het EMD bleek in deze studie geen effect te hebben.

Deze kwalitatieve studie toont aan dat er een belangrijke kloof bestaat tussen wat ouders weten over en verwachten van een behandeling voor acute otitis media bij hun kinderen en wat de richtlijnen hiervoor aanbevelen. Deze studie onderstreept daarom het belang van het exploreren en bespreekbaar maken van ideeën, bezorgdheden en verwachtingen van ouders in verband met de behandeling van acute otitis media bij hun kinderen.

Levodropropizine, werkzaam tegen hoesten?

De Sutter A.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 6 pagina 140 - 142


Uit deze systematische review kunnen we niets besluiten over de effectiviteit en de veiligheid van levodropropizine. De beschikbare studies zijn klinisch zeer heterogeen, hebben een onduidelijke methodologische kwaliteit en tonen tegenstrijdige resultaten.

Extracorporale schokgolftherapie voor de behandeling van chronische fasciitis plantaris?

Vermeersch V. , Poelman T.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 6 pagina 143 - 146


Deze gerandomiseerde placebogecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat gefocusseerde hooggedoseerde extracorporale schokgolftherapie zonder lokaal anestheticum de pijn en het functioneren statistisch significant verbetert bij patiënten met langer bestaande therapieresistente fasciitis plantaris. De klinische relevantie van dit effect alsook de invloed van specifieke behandelingsmodaliteiten blijven onduidelijk.

Therapietrouw: mens en techniek

Laekeman G.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 6 pagina 134 - 135


Deze methodologisch correct opgezette RCT toont aan dat een vereenvoudigde vorm van cognitieve gedragstherapie met toepassen van slaaprestrictie in de eerste lijn na 6 maanden tot een statistisch significant grotere verbetering van slaapkwaliteit leidt dan alleen slaapadvies. De klinische relevantie van het effect, alsook de duurzaamheid en de generaliseerbaarheid is echter onduidelijk.

Aripiprazol toevoegen aan therapieresistente majeure depressie bij volwassenen ouder dan 60 jaar?

De Winter F.L. , Van Buggenhout R.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 6 pagina 147 - 150


Deze gerandomiseerde placebogecontroleerde studie bij patiënten ouder dan 60 jaar met therapieresistente matig ernstige majeure depressie na behandeling met een hoge dosis venlafaxine toont aan dat de toevoeging van een lage dosis aripiprazol op korte termijn de kans op remissie vergroot ten koste van een toename aan extrapyramidale ongewenste effecten zoals acathisie en parkinsonisme.

Bisfosfonaten als adjuvante behandeling voor borstkanker?

Kruse V. , Denys H. , Cocquyt V.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 6 pagina 151 - 154


Deze meta-analyse van RCT’s uit één gegevensbank toont aan dat bisfosfonaten als adjuvante behandeling van vroegtijdige borstkanker zonder metastasen bij postmenopauzale vrouwen botmetastasering en borstkankergerelateerde mortaliteit verlaagt. De balans tussen klinische meerwaarde en ongewenste effecten is nog niet duidelijk. Ook het optimale behandelingsschema moet verder onderzocht worden.

Herhaalde metingen, hoe analyseren?

Poelman T. , Michiels B.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 6 pagina 155 - 157


Deze studie heranalyseert post-hoc de gegevens van de APPRAISE-2-studie die het nut onderzocht van apixaban versus placebo na een acuut coronair syndroom. De resultaten bevestigen dat apixaban, zowel in associatie met alleen aspirine als in associatie met aspirine + clopidogrel, niet effectief is voor de preventie van majeure cardiovasculaire gebeurtenissen. Bij combinatie met één of twee antiaggregantia blijken de nieuwe orale anticoagulantia in dezelfde mate het bloedingsrisico te verhogen als de vitamine K-antagonisten.

De resultaten van deze RCT tonen aan dat het niet nuttig is om vitamine D toe te dienen om een 25-hydroxyvitamine D-serumwaarde van 30 ng/mL of meer te bereiken bij postmenopauzale vrouwen zonder osteoporose en jonger dan 75 jaar. Op een indirecte manier bevestigen deze resultaten dat een systematische (niet gerichte) screening van de serumspiegel niet zinvol is.

Deze systematische review met meta-analyse van observationele studies toont een mogelijk verband aan tussen een toename van de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit en industrieel geproduceerde transvetzuren. Tussen cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit en verzadigde vetzuren is er echter geen verband vastgesteld. Er is evenmin een verband aangetoond tussen de incidentie van type 2-diabetes en de consumptie van verzadigde vetzuren of transvetzuren.

De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat de associatie van aspirine met een ander antiaggregans (ticagrelor, clopidogrel of prasugrel) in vergelijking met aspirine alleen, nuttig kan zijn als langdurige behandeling na een myocardinfarct en voor deze indicatie in overweging genomen kan worden bij stabiele patiënten zonder verhoogd bloedingsrisico.

Deze studie met ernstige methodologische beperkingen brengt geen nieuwe elementen aan om de indicatie of het gangbaar voorschrijven van insuline glargine te versterken en helpt ons evenmin in de discussie om de apotheker beter te betrekken in deze zorgcontext. Voor de aanpak van chronische aandoeningen, zoals type 2-diabetes, blijft het zeer moeilijk om, naast punctuele interventies, zorgmodellen te vinden met een werkelijk klinisch voordeel op harde eindpunten voor de patiënt.

Kinesitherapie vroegtijdig starten bij volwassenen met acute lagerugpijn?

Feron J-M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 5 pagina 118 - 121


Deze pragmatische RCT is van goede methodologische kwaliteit en includeert volwassenen met acute lagerugpijn (<16 dagen) zonder uitstralingspijn onder de knie, zonder klinische tekenen van wortelcompressie en met een matige functionele capaciteit. Bij deze populatie is er 3 maanden na het begin van de pijn geen verbetering van de functionele capaciteit door vroegtijdig te starten met kinesitherapie versus de gebruikelijke zorg en educatie.

Inname van carotenoïden voor de preventie van leeftijdsgebonden maculadegeneratie?

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 5 pagina 122 - 125


Dit observationeel onderzoek op lange termijn toont aan dat carotenoïden via de voeding de verergering van leeftijdsgebonden maculadegeneratie kunnen afremmen zonder effect op de preventie van iedere vorm van leeftijdsgebonden maculadegeneratie. In vroegere RCT’s was dit nog nooit aangetoond.

Post acuut coronair syndroom: ezetimibe toevoegen aan simvastatine?

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 5 pagina 110 - 113


Deze grote RCT includeert patiënten met een recent acuut coronair syndroom (instabiele angor, myocardinfarct met of zonder ST-segmentelevatie), hoogrisicopatiënten van wie 70% een percutane coronaire interventie onderging tijdens de index hospitalisatie. De LDL-cholesterolwaarde bij inclusie bedroeg hoogstens 100 mg per dl voor de patiënten die reeds met een statine werden behandeld. De toevoeging van ezetimibe (10 mg per dag) aan simvastatine (40 mg per dag) toont een statistisch voordeel aan voor de samengestelde primaire uitkomstmaat. Voor de afzonderlijke componenten van de uitkomstmaat is het effect niet bewezen en de klinische relevantie van de resultaten is twijfelachtig.

Nut van bèta-2-mimetica voor de behandeling van hoest bij patiënten met acute bronchitis?

Van Meerhaeghe A.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 5 pagina 114 - 117


Deze systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration is van goede methodologische kwaliteit en toont aan dat er geen bewijs is voor de werkzaamheid van bèta-2-mimetica voor de behandeling van acute hoest bij kinderen met acute bronchitis en zonder onderliggend longlijden. Bij volwassenen met acute hoest is het nut van een routinematige toediening van bèta-2-mimetica niet duidelijk aangetoond en zou het zich beperken tot volwassenen met bewezen luchtwegobstructie. Dit eventuele voordeel van bèta-2-mimetica moeten we bovendien afwegen tegen hun (frequente) ongewenste effecten.

Deze retrospectieve, observationele studie heeft ernstige methodologische beperkingen. De resultaten wijzen op een gering risico van ipsilateraal CVA of sterfte door carotisocclusie bij patiënten met asymptomatische carotisstenose onder intensieve medische behandeling. Preventie van carotisocclusie is dus vermoedelijk geen valabele indicatie voor endarterectomie of stenting. Leeftijd, mannelijk geslacht en totale plaque-oppervlakte zijn evenwel goede voorspellende factoren voor deze gebeurtenissen.

Het placeboconcept. Deel 1. Wat betekent 'placebo'?

Dagneaux I.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 5 pagina 130 - 132


Deze goed opgezette dubbelblinde RCT besluit dat glucosamine + chondroïtine (respectievelijk 400 + 500 mg driemaal per dag) niet inferieur is aan celecoxib (200 mg per dag) bij patiënten met radiologisch bevestigde en ernstig pijnlijke gonartrose. Door de keuze van de comparator (celecoxib) en de keuze voor glucosamine en chondroïtine in combinatie- in plaats van in monotherapie kunnen we de resultaten van deze studie klinisch niet interpreteren.

Amitriptyline voor neuropathische pijn?

De Cort P.

Minerva 18 05 2016


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration vond slechts evidentie van lage kwaliteit dat amitriptyline beter is dan placebo voor de behandeling van neuropathische pijn. Ook is het niet duidelijk wat de plaats is van amitriptyline ten opzichte van andere actieve behandelingen voor deze indicatie.

Deze meta-analyse toont aan dat perifere thermometers globaal genomen onnauwkeurig zijn om de lichaamstemperatuur te meten. Ze kunnen wel beter koorts aantonen dan uitsluiten. Wanneer een juiste temperatuurmeting belangrijk is voor de diagnose en de keuze van een behandeling is een rectale of vesicale temperatuurmeting noodzakelijk. Als alternatief kunnen eventueel gekalibreerde oor- of orale thermometers gebruikt worden.

De pil en trombo-embolie?

Peremans L.

Minerva 18 05 2016


Deze twee nieuwe nested-case-control-studies gebaseerd op twee grote databanken in eerstelijnspraktijken in het VK bevestigen het drievoudig verhoogd risico op veneuze trombo-embolie bij pilgebruiksters tegenover niet-gebruiksters. Het risico ligt significant hoger bij gebruiksters van derdegeneratie-anticonceptiva (desogestrel, gestodeen) en drospirenon dan bij gebruiksters van tweedegeneratie-anticonceptiva (levonorgestrel, norethisteron en norgestimaat). Een pil met levonorgestrel blijft dus de eerste keuze bij het opstarten van orale anticonceptie.

Uit deze niet-geblindeerde opvolgstudie van een oorspronkelijke RCT kunnen we besluiten dat zowel leefstijlaanpassingen als een behandeling met metformine significant het ontstaan van type 2-diabetes mellitus over 15 jaar doet verminderen bij personen met een hoog risico op de ontwikkeling van type 2-diabetes mellitus. De resultaten van de opvolgstudie suggereren een meerwaarde van leefstijlinterventies op lange termijn om type 2-diabetes mellitus te voorkomen. Ook zag men bij vrouwen een statistisch significante afname van micro-vasculaire complicaties met leefstijlinterventies.

Meer gewichtsvermindering op lange termijn met een vetarm dieet?

Mullie P. , De Cort P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 4 pagina 94 - 97


Deze goed opgezette systematische review en meta-analyse van een groot aantal heterogene studies van meestal matige methodologische kwaliteit met onvolledige studieresultaten kan geen gewichtsvermindering na 1 jaar met vetarme diëten in vergelijking met andere voedingsinterventies aantonen. In vergelijking met vetarme diëten bleken koolhydraatarme diëten een klinisch weinig relevant gewichtsverlies op te leveren.

Deze RCT van goede methodologisch kwaliteit besluit dat er na mediaan 3 jaar opvolging met empagliflozine versus placebo een statistisch significante reductie optreedt van een samengesteld cardiovasculair eindpunt bestaande uit cardiovasculaire sterfte, niet-fataal myocardinfarct en niet-fataal CVA bij patiënten met type 2-diabetes en hoog cardiovasculair risico. Een vergelijking van empagliflozine met andere antidiabetica bij een minder geselecteerde groep patiënten met type 2-diabetes is echter nodig om de plaats van deze molecule te kunnen bepalen.

Nicotinamide (vitamine B3) als chemopreventie voor huidkanker?

Hoorens I. , Brochez L.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 4 pagina 102 - 104


Op basis van deze studie kunnen we besluiten dat tweemaal daags 500 mg nicotinamide veilig en werkzaam is voor de chemopreventie van huidkanker bij hoogrisicopatiënten. Verder onderzoek naar het effect en de veiligheid van deze molecule op lange termijn bij patiënten met een lager risico van huidkanker is dus noodzakelijk.

Spironolacton toevoegen bij therapieresistente hypertensie?

De Cort P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 4 pagina 90 - 93


Deze placebogecontroleerde crossover RCT van goede methodologische kwaliteit maar zonder harde eindpunten toont de voordelen aan op korte termijn (3 maanden) van spironolacton in geval van therapieresistente hypertensie. Er is dringend nood aan langetermijnstudies om de reductie van cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit met spironolacton voor deze indicatie te onderzoeken.

Voor- en nadelen van nested-case-control-onderzoek

Michiels B.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 4 pagina 105 - 106

Zijn de resultaten van de ROCKET-AF-studie nog betrouwbaar?

Lemiengre M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 4 pagina 84 - 85


Deze diagnostische studie met gegevens uit een bestaande cohortstudie toont aan dat de combinatie van drie anamnestische gegevens (problemen met het beheer van financiën, plannen en rekenen) kan helpen om de diagnose van dementie te stellen bij mannen die op basis van een gevalideerde screeningstest een hoge kans op dementie hebben. De resultaten kunnen niet geëxtrapoleerd worden naar de algemene bevolking. Ook een duidelijke definitie van ‘redeneren’ en ‘planning’ ontbreekt.

Deze prospectieve cohortstudie bij een meestal hoog opgeleide populatie toont aan dat bij een langdurige behandeling met vitamine K-antagonisten zelfmanagement van de anticoagulatie een interessante optie kan zijn. Op basis van een recent systematisch literatuuroverzicht blijkt deze optie ook kosteneffectief te zijn. Verder onderzoek is nodig naar de haalbaarheid (ook op het financiële vlak) van zelfmanagement voor iedere patiënt. In het kader van het toenemende gebruik van de nieuwe orale anticoagulantia die duurder zijn dan vitamine K-antagonisten, is dit een belangrijk onderwerp.

Heparines met laag moleculair gewicht blijken niet superieur te zijn aan vitamine K-antagonisten voor de behandeling van veneuze trombo-embolie bij patiënten met kanker, maar verminderen het aantal niet-majeure bloedingen. We kunnen de resultaten van deze studie echter niet extrapoleren naar patiënten met kankerbehandelingen die trombocytopenie veroorzaken, omdat er hiervoor geen specifieke gegevens beschikbaar zijn.

De resultaten van deze RCT tonen aan dat na een initiële anticoagulatiebehandeling van 6 maanden, een verdergezette behandeling van 18 maanden met een vitamine K-antagonist een gunstig effect heeft als secundaire preventie bij patiënten die een eerste episode van een spontaan longembool doormaakten. Het gunstige effect verdwijnt echter bij het stopzetten van de anticoagulatie.

Deze update van de systematische review van de Cochrane Collaboration over het nut van antibiotica bij kinderen met acute otitis media bevestigt de besluiten van vroegere besprekingen van Minerva over dit onderwerp. In vergelijking met placebo beperkt het voordeel van antibiotica zich tot een vermindering in duur van de oorpijn en dat ten koste van de ongewenste effecten. Bij een voorwaardelijk uitgestelde antibioticumbehandeling zijn antibiotica even effectief, maar treden er minder ongewenste effecten op dan bij een onmiddellijke antibioticumbehandeling. Mogelijk hebben kinderen jonger dan 2 jaar met een bilaterale acute otitis media en kinderen met een acute otitis media met otorree meer baat bij een antibioticumbehandeling.

Is langdurige reversibele anticonceptie een goede keuze?

Verougstraete A.

Minerva 15 04 2016


Dit cohortonderzoek van goede methodologische kwaliteit toont aan dat langdurige reversibele anticonceptie (spiraaltje, implantaat) een betere continuïteit van de anticonceptie verzekert dan de andere anticonceptiemiddelen bij goed geïnformeerde vrouwen van wie drie vierde reeds een ongewenste zwangerschap meemaakte. Ondanks de hoge initiële kost is deze langdurige reversibele anticonceptie een interessante keuze op het financiële vlak door de werkzaamheid en de grotere continuïteit in gebruik, zowel bij adolescente als bij volwassen vrouwen.

Deze relevante studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat na een eerste episode van spontane veneuze trombo-embolie, het toevoegen van een CT-scan van abdomen en pelvis aan een beperkte screening geen meerwaarde biedt ten opzichte van alleen een beperkte screening om niet-gediagnosticeerde kanker op te sporen en tot meer blootstelling aan bestraling leidt.

Actinische keratose: is fluorouracil werkzaam op lange termijn?

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 3 pagina 77 - 80


Deze publicatie van een RCT bij patiënten met minstens 2 keratinocytcarcinomen in de voorgeschiedenis toont aan dat het aanbrengen van fluorouracil crème 5% op gezicht en oren gedurende 4 weken in vergelijking met placebo na een follow-up van gemiddeld 2,6 jaar, een gunstig effect heeft op de evolutie van het aantal actinische keratosen en op de nood aan supplementaire behandelingen. Over de preventie van niet-melanome huidkanker (primaire uitkomstmaat) zijn er geen resultaten beschikbaar.

De RCT’s in deze systematische review met meta-analyse maken een rechtstreekse vergelijking tussen tiotropium en salmeterol als toevoeging aan de behandeling van astma die onvoldoende onder controle is met alleen inhalatiecorticosteroïden. De bewijskracht is beperkt door de korte duur van de studies (niet langer dan 6 maanden). Door de onvoldoende precisie van de resultaten weten we niet hoe beide molecules zich positioneren ten opzichte van elkaar op het vlak van exacerbaties en ernstige ongewenste effecten. Aangezien het gebruik van LABA’s (salmeterol) beter wetenschappelijk onderbouwd is, blijven ze eerste keuze als toevoeging bij de behandeling van astma die onvoldoende onder controle is met alleen inhalatiecorticosteroïden. Lopende studies zullen uitmaken of we deze aanbeveling kunnen bevestigen of moeten ontkrachten.

Multimorbiditeit: een uitdaging voor de huisarts en het gezondheidszorgsysteem

Belche J.L. , Crismer A.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 3 pagina 55 - 57


Deze clustergerandomiseerde studie bij patiënten met multimorbiditeit (diabetes en/of coronair lijden) én met symptomen van depressie, toont aan dat multidisciplinaire samenwerking gebaseerd op een korte psychologische interventie en geïntegreerd in de gebruikelijke zorg, de symptomen van depressie kan verminderen en de zelfzorgcapaciteit van patiënten met chronische aandoeningen kan verhogen. De effectgrootte is gering en kleiner dan aanvankelijk voorzien, maar de studie vond plaats bij een (sterk) maatschappelijk achtergestelde populatie. Het effect van deze interventie moet nog onderzocht worden in de Belgische zorgcontext.

Valgus kniebrace voor osteoartrose van de knie

Robays J.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 3 pagina 64 - 67


Deze systematische review met meta-analyse besluit dat valgus braces voor de behandeling van gonartrose mogelijk een klein tot matig effect hebben op pijn en functionaliteit. De studies waren echter van lage methodologische kwaliteit en het is maar zeer de vraag of het effect klinisch relevant is. Gezien het geringe positieve effect, zou de balans wel eens naar de andere kant kunnen omslaan, als we rekening houden met de mogelijke beperkte maar niet levensbedreigende ongewenste effecten. Als je GRADE hier toepast, zal het niveau van bewijskracht eerder laag tot zeer laag zijn.

SSRI’s werkzaam bij fibromyalgie?

De Cort P.

Minerva 15 03 2016


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration bevestigt dat SSRI’s geen gunstig effect hebben op de sleutelsymptomen van fibromyalgie en enkel overwogen kunnen worden om de depressieve symptomen bij deze patiënten te verlichten.

Probiotica ter preventie van allergie?

Van Winckel M.

Minerva 15 03 2016


Deze methodologisch correcte systematische review met meta-analyse van heterogene studies met meestal hoog risico van bias besluit dat probiotica mogelijks een effect hebben op de preventie van eczeem bij zuigelingen wanneer ze toegediend worden tijdens de zwangerschap en/of tijdens de lactatie en/of aan jonge zuigelingen. Door de zeer lage graad van evidentie is het niet aanbevolen om deze strategie op grote schaal te promoten.

Deze goed uitgevoerde systematische review en netwerk meta-analyse stelt het nut van de standaard triple therapie in vraag. In afwachting van nog meer regionaal uitgevoerde onderzoeken die rekening houden met lokale resistenties, is een korte quadriple (concomitante) therapie een goed alternatief voor de klassieke triple therapie.

Rekening houden met bloeddrukvariabiliteit?

De Cort P.

Minerva 15 03 2016


Deze cohortstudie suggereert dat de intrapersoonlijke bloeddrukvariabiliteit een bijkomende risicofactor is voor cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij mensen met hypertensie. Verder onderzoek is noodzakelijk om het klinisch nut van deze potentiële risicofactor te bepalen.

Een corticosteroïdinfiltratie twee weken vóór de start van oefentherapie doet het effect van oefentherapie op pijn en functioneren niet toenemen. Het nut van oefentherapie wordt door deze studie wel bevestigd.

Uit deze post-hoc analyse van een open-label gerandomiseerde studie blijkt dat er een verband bestaat tussen een troponineconcentratie 14ng/l gemeten met een hoog-sensitieve troponinetest en cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij type 2-diabetespatiënten met stabiele ischemische hartziekte. Op basis van deze studie kunnen we echter niets besluiten over het klinisch nut van deze hoog-sensitieve troponinetest buiten de context van acuut coronair syndroom.

Het verschil tussen regressie en correlatie

Poelman T.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 2 pagina 51 - 53

Het belang van verbale en non-verbale communicatieve aspecten tijdens de consultatie

Van Nuland M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 2 pagina 35 - 38


Deze observationele studie met risico op selectiebias van zowel artsen als patiënten suggereert dat zowel verbale als non-verbale gedragingen geassocieerd zijn met de tevredenheid van patiënten over de consultatie. Welke non-verbale of verbale aspecten van de arts-patiëntcommunicatie deze tevredenheid het meest beïnvloeden, blijft onduidelijk.

Oxycodon voor kankerpijn bij volwassenen

Devulder J.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 2 pagina 39 - 42


Deze review van de Cochrane Collaboration toont aan dat er evidentie van zeer lage kwaliteit bestaat die aantoont dat er geen verschil is in pijnvermindering en voorkomen van ongewenste effecten tussen oxycodon en andere sterk-werkende opioïden om kankerpijn bij volwassenen te bestrijden.

Zijn alle resultaten van systematische reviews toepasbaar in de eerste lijn?

Michiels B.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 2 pagina 29 - 30

Corticosteroïden voor de behandeling van kankerpijn

Pype P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 2 pagina 43 - 46


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit en gebaseerd op een beperkt aantal RCT’s met meestal een hoog risico op selectiebias besluit dat er weinig evidentie is om corticosteroïden gedurende een korte periode van slechts één week te gebruiken bij de behandeling van kankerpijn. De balans tussen deze winst in pijnverlichting en ongewenste effecten is tevens onduidelijk.

Deze correct uitgevoerde en uitgebreide kwalitatieve studie toont aan dat het frequent consulteren van de huisarts en het te veel voorschrijven van antibiotica bij kinderen met luchtweginfecties vaak te maken hebben met niet-medische factoren, zoals kwetsbaarheid, veiligheid, ervaring en sociaal wenselijk gedrag.

Type 2-diabetes: dapagliflozine versus andere molecules

Vanhaeverbeek M.

Minerva 15 02 2016


In tegenstelling tot de gunstige besluiten van de auteurs van de beide hier besproken meta-analyses over dapagliflozine, stellen we vast dat deze publicaties voor zorgverleners geen nieuwe, relevante informatie aanbrengen voor de aanpak van type 2-diabetes. Bovendien is er geen balans opgemaakt tussen de risico’s en de baten. We blijven ons dus afvragen of het relevant is om molecules zoals de gliflozinen voor te schrijven.

Deze prognostische studie toont aan dat de CHA2DS2-VASc-score dezelfde predictieve waarde heeft voor CVA/systemisch embool bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie als bij patiënten met voorkamerfibrillatie en hartkleplijden met uitzondering van reumatisch mitraalkleplijden en mechanische hartklep.

De resultaten van dit systematisch literatuuroverzicht bevestigen de besluiten van vroegere studies. De methodologische kwaliteit van dit onderzoek is goed, maar door de beperkte methodologische kwaliteit van de originele studies is het niveau van bewijskracht van de besluiten beperkt. Het is niet aangetoond dat de risico/batenverhouding van artroscopische chirurgie gunstig is voor de behandeling van volwassenen en ouderen met kniepijn met of zonder artrose. De chirurgische ingreep gaat immers gepaard met ongewenste effecten en de kostprijs is hoog.

Deze eerste RCT van goede methodologische kwaliteit en bij een voldoende aantal patiënten (1 167 65-plussers) toont aan dat een behandeling met nifedipine 30 mg of tamsulosine 0,4 mg niet nuttig is voor de evacuatie van een uretersteen kleiner dan 10 mm. Het bewijs van werkzaamheid dat vastgesteld is in een vroegere meta-analyse (met in het totaal 693 patiënten), wordt dus niet bevestigd.

Indien opioïden voorgeschreven worden aan patiënten met chronische niet-kankerpijn, wat men best vermijdt, is het beter om geen langwerkende opioïden voor te schrijven omwille van het risico van overdosering met fatale afloop, vooral bij de start van de behandeling.

Proximale humerusfractuur bij volwassenen: chirurgische of conservatieve behandeling?

Rombouts J.J.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 1 pagina 13 - 16


De resultaten van deze pragmatische studie tonen over 2 jaar opvolging geen klinisch relevant voordeel aan van een chirurgische interventie ten opzichte van een conservatieve behandeling van volwassenen met een gedisloceerde proximale humerusfractuur. Talrijke courante klinische omstandigheden zijn in deze studie wel uitgesloten. De resultaten bevestigen de nodige terughoudendheid bij de verdere onrechtmatige toename van de chirurgische interventies.

H1-antihistaminica voor chronische spontane urticaria?

Cohen R. , Fraipont B.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 1 pagina 17 - 20


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat H1-antihistaminica de symptomen van chronische spontane urticaria verbeteren in vergelijking met placebo, zonder superioriteit van één H1-antihistaminicum boven een ander. Een verbetering op het vlak van kwaliteit van leven is nog niet aangetoond. Door de methodologische beperkingen van de studies en het onvoldoende aantal studies van goede kwaliteit laat deze systematische review niet toe om met een hoog niveau van bewijskracht aanbevelingen te formuleren voor de praktijk.

Vernieuwende geneesmiddelen: innovatie of wensdroom?

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 1 pagina 2 - 3

Voorkamerfibrillatie: heeft edoxaban een meerwaarde boven warfarine?

Chevalier P.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 1 pagina 4 - 8


Deze RCT bij patiënten met voorkamerfibrillatie zonder hoog bloedingsrisico en met een CHADS2-score van minstens 2 punten toont aan dat edoxaban niet inferieur is aan warfarine op het vlak van werkzaamheid, maar waarschijnlijk wel inferieur bij patiënten met een normale nierfunctie. Edoxaban veroorzaakt minder majeure bloedingen dan warfarine, maar op het vlak van globale mortaliteit is er geen verschil.

Deze RCT toont aan dat edoxaban niet inferieur is aan warfarine na een initiële behandeling met heparine gedurende mediaan 7 dagen, voor de preventie van recidieven bij patiënten met veneuze trombo-embolie (recidief bij 20% van de patiënten).

Nut van orale of transdermale toediening van opioïden voor de behandeling van knie- of heupartrose?

Fraipont B. , De Jonghe M.

Minerva 2016 Vol 15 nummer 1 pagina 21 - 24


Deze systematische review met meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit en toont aan dat orale en transdermale opioïden (behalve tramadol dat niet opgenomen was in deze analyse) in vergelijking met placebo of geen behandeling geen klinisch relevant effect hebben op pijn en functionele capaciteiten bij patiënten met artrose van knie of heup. Het risico van ongewenste effecten en van opioïdenafhankelijkheid neemt echter toe.

Recente observationele studies en meta-analyses tonen meestal een bescheiden toename van de totale mortaliteit met digoxine. Hoe beter men corrigeert voor confounders, hoe kleiner het risico dat men in observationele studies kon vaststellen. In RCT’s kon men zelfs geen toename in mortaliteit aantonen. Op basis van de huidige evidentie kunnen we daarom het gebruik van digoxine in bepaalde gevallen niet ontraden.

Uit dit uitgebreid retrospectief observationeel onderzoek kunnen we besluiten dat het absolute mortaliteitsrisico van zowel typische als atypische antipsychotica bij ouderen met dementie groter is in vergelijking met geen behandeling of een behandeling met antidepressiva. Bovendien bleek het mortaliteitsrisico dosisafhankelijk te zijn voor atypische antipsychotica.

Op basis van deze cohortstudie zou men opnieuw kunnen stellen dat de streefwaarde voor systolische bloeddruk bij ouderen iets hoger mag zijn. Het is hoog tijd dat goed opgezette RCT’s bij ouderen met co-morbiditeit hierover duidelijkheid scheppen.

Uit deze enkelblinde RCT met belangrijke methodologische tekortkomingen kunnen we besluiten dat het inzetten van de apotheker als verstrekker van geïntensifieerde gestructureerde zorg bij COPD-patiënten leidt tot een correcter gebruik van inhalatiemedicatie, meer therapietrouw en mogelijk ook tot minder hospitalisatie omwille van exacerbaties.

Na de UKPDS- en de ACCORD-studie is dit de derde opvolgstudie die aantoont dat een intensieve daling van de glykemie bij type 2-diabetespatiënten geassocieerd is met een daling van het cardiovasculaire risico op lange termijn. Dit resultaat versterkt het pleidooi voor een intensieve aanpak van de HbA1c-spiegels mits het risico op hypoglykemie onder controle blijft.

Gepersonaliseerde zorgplanning voor volwassenen met chronische gezondheidsproblemen

Boeckxstaens P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 10 pagina 124 - 125


Deze systematische review van uitstekende methodologische kwaliteit toont op basis van een beperkt aantal heterogene studies aan dat gepersonaliseerde zorgplanning in vergelijking tot gewone zorg leidt tot een beperkte verbetering van enkele fysieke en psychische uitkomstmaten bij patiënten met een chronische aandoening, vooral met diabetes mellitus. Het effect op subjectieve gezondheidsstatus, zelfzorgmanagementcapaciteiten en andere geïndividualiseerde uitkomstmaten is onduidelijk. Door het beperkte aantal studies is het bovendien niet mogelijk om te bepalen welke interventies bij welke patiënten met multipele chronische aandoeningen het meest doeltreffend zijn.

Hoe rosacea behandelen?

Poelman T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 10 pagina 126 - 127


Deze correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat het effect van zowel topische als systemische middelen voor de behandeling van rosacea nog onvoldoende onderzocht is. Voor de topische behandelingen is het effect op de ernst van rosacea aangetoond.

De keuze en betekenis van primaire en secundaire uitkomstmaten in systematische reviews

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 10 pagina 128 - 128

Een HPV-zelftest als laagdrempelig alternatief voor een uitstrijkje?

Verhoeven V.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 10 pagina 122 - 123


Deze cohortstudie met belangrijke methodologische tekortkomingen toont aan dat een HPV-zelftest in combinatie met een intensief educatieprogramma de screeningsgraad in beperkte mate doet toenemen, vooral bij vrouwen die zich al regelmatig laten screenen.

Minerva stopt op papier…. maar is alert!

Remmen R.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 10 pagina 117 - 117

Is urotherapie aangewezen als eerstelijnstherapie voor kinderen met bedplassen?

Denys M.A.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 10 pagina 118 - 119


Deze open-label RCT besluit dat urotherapie als eerstelijnsbehandeling bij kinderen met bedplassen het aantal natte nachten niet reduceert en het effect van de plaswekkermethode niet beïnvloedt. Gezien de methodologische tekortkomingen van deze studie is er nood aan toekomstige goed opgezette studies om deze resultaten te bevestigen of te ontkrachten alvorens de huidige richtlijnen hieromtrent eventueel aan te passen.

Op basis van deze pragmatische open-label gerandomiseerde klinische studie kunnen we besluiten dat topisch pimecrolimus even veilig en werkzaam is als zwakke tot matig werkzame topische corticosteroïden bij zuigelingen, peuters en kleuters met milde tot matige atopische dermatitis.

Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit onderzoekt de performantie van de vele testen voor het opsporen van dementie. Van de 11 best onderzochte testen, is de MMSE de meest gebruikte. De diagnostische performantie van de MMSE is vergelijkbaar met deze van de Mini-Cog en de ACE-R, maar deze laatste 2 testen zijn gebruiksvriendelijker. De aantonende kracht van de 3 testen is goed, maar de uitsluitende kracht van de MMSE is minder goed en deze van de Mini-Cog en de ACE-R is goed.

Deze systematische review is methodologisch goed opgezet en includeert 13 studies waarvan er 12 gefinancierd werden door de producent van indacaterol, maar volgens de auteurs is het risico van bias gering. Bij patiënten met COPD is de verbetering in ESW en in kwaliteit van leven met indacaterol statistisch significant en klinisch relevant beter dan met placebo. Indacaterol heeft echter geen meerwaarde ten opzichte van andere langwerkende bèta-2-mimetica.

Dit ecologisch observationeel onderzoek suggereert dat colorectale kankerscreening met de iFOBT effectief kan zijn bij 50- tot 69-jarigen. Per definitie moeten we deze resultaten zeer voorzichtig interpreteren en kan het oorzakelijke verband niet bevestigd worden. We kunnen de resultaten ook niet zomaar extrapoleren naar de Belgische context.

Dit systematisch literatuuroverzicht includeert studies van geringe methodologische kwaliteit en kan geen klinische relevante voordelen aantonen van medicatiereconciliatie en medicatiebeoordeling voor de patiënt. We weten evenmin in welke zorgcontext deze interventies best opgezet worden. Om conclusies te kunnen trekken zijn er methodologisch goed opgezette RCT’s nodig met resultaten die extrapoleerbaar zijn naar ons gezondheidszorgsysteem.

Deze studie toont aan dat een negatief resultaat van een snelle en binaire D-dimeertest, dat na 1 maand nog eens bevestigd wordt, de optie om na 3 tot 7 maanden te stoppen met de anticoagulatietherapie kan ondersteunen bij vrouwen maar niet bij mannen met een spontane VTE. De drempel van ‘aanvaardbare’ recidiefincidentie is echter gebaseerd op consensus. Het lijkt ons meer aangewezen om, afhankelijk van het recidiefrisico en van het bloedingsrisico, in overleg met de patiënt te beslissen om de anticoagulatietherapie al dan niet verder te zetten.

Clindamycine en co-trimoxazol: even effectief voor ongecompliceerde huidinfecties?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 9 pagina 113 - 114


Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat clindamycine en co-trimoxazol op het vlak van werkzaamheid en veiligheid nuttig kunnen zijn voor de behandeling van ongecompliceerde huidinfecties bij een selecte groep kinderen en volwassenen. De prevalentie van MRSA was zeer hoog en er is niet vergeleken met andere antibiotica.

Procesevaluatie van complexe interventies

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 9 pagina 115 - 115

Placebo voor acute hoest bij kinderen?

Leconte S.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 9 pagina 107 - 108


Deze RCT toont aan dat bij jonge kinderen die sedert gemiddeld 7 dagen hoesten, de perceptie van de ouders over de frequentie en de ernst van de hoest bij hun kind lijkt te verbeteren bij een eenmalige toediening van een placebo ‘s avonds in vergelijking met geen behandeling, maar het ongemak door de hoest verbetert niet. De ouders oordelen ook dat hun eigen nachtrust en die van hun kinderen minder verstoord is door de hoest. Een onafhankelijke studie moet deze resultaten bevestigen.

Milde symptomatische urogenitale prolaps: het nut van bekkenbodemspiertraining

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 9 pagina 111 - 112


Deze RCT is van goede methodologische kwaliteit, maar de onderzoeksduur is te kort (40% van de vrouwen rondde het programma niet af). Bekkenbodemspiertraining gedurende 3 maanden geeft in vergelijking met een afwachtende houding een statistisch significante, maar klinisch niet relevante verbetering van de symptomen bij vrouwen van minstens 55 jaar oud met milde urogenitale prolaps in de eerste lijn.

MMSE: voldoende accuraat om de evolutie naar dementie te voorspellen?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 9 pagina 109 - 110


Dit systematisch literatuuroverzicht van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op een beperkt aantal studies, toont aan dat een eenmalige toepassing van alleen de MMSE niet volstaat om de evolutie naar dementie te voorspellen bij patiënten met milde cognitieve achteruitgang.

Antibiotica voor acute pyelonefritis bij kinderen

Jouret F.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 9 pagina 105 - 106


Deze meta-analyse is goed uitgevoerd maar includeert zeer heterogene studies met veel risico’s van bias en toont geen belangrijke verschillen aan in werkzaamheid en veiligheid tussen de antibiotica onderling, verschillende toedieningsvormen en doses en duur voor de behandeling van acute pyelonefritis bij kinderen. Orale antibiotica zijn gebruiksvriendelijker en goedkoper. In overeenstemming met de aanbevelingen voor goede praktijkvoering verdient een orale antibioticakuur van 7 tot 14 dagen de voorkeur voor de behandeling van ongecompliceerde, acute pyelonefritis bij kinderen ouder dan 1 maand. Extrapolatie van deze resultaten naar jongere kinderen of naar kinderen met ernstige vesico-ureterale reflux is niet mogelijk.

Deze zeer grote RCT bij gezonde relatief jonge bejaarden toont een effectiviteit aan van het 13-valent geconjugeerd pneumokokkenvaccin tegen pneumonie veroorzaakt door het vaccintype. Er is echter geen significant effect aangetoond voor alle pneumonieën of voor sterfte ten gevolge van een pneumonie.

Deze review van de Cochrane Collaboration toont aan dat een startbehandeling met een renine-angiotensine-systeem-inhibitor (RAS-I) minder sterk blijkt te zijn dan een startbehandeling met thiazide om hartfalen en fatale en niet-fatale beroerte te voorkomen bij hypertensiepatiënten. Laaggedoseerde thiaziden blijven dus eerste keuze voor de behandeling van ongecompliceerde hypertensie.

Uit deze studie blijkt dat een uitgebreide door de apotheker uitgevoerde interventie om therapietrouw bij patiënten met hypertensie te bevorderen (waaronder thuisbloeddrukmeting) leidt tot een toename in zelfgerapporteerde therapietrouw voor antihypertensiva. Deze toename was echter statistisch niet significant verschillend met een groep patiënten die de gewone zorg kreeg. Mogelijks is dit het gevolg van te weinig power. De daling in systolische bloeddruk was wel statistisch significant groter in de interventiegroep.

Momenteel zijn er nog te weinig studies met voldoende lange follow-up om de waarde van (adeno-)tonsillectomie, zowel bij kinderen als bij volwassenen, correct in te schatten.

Bij patiënten die de intentie hebben om binnen een periode van één tot drie maanden te stoppen met roken helpt varenicline in vergelijking met placebo het aantal gerookte sigaretten reduceren en doet de kans op volledige rookstop toenemen.

Is het nuttig om allergenen op te sporen bij patiënten met astma en/of allergische rhinitis?

Vankrunkelsven P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 8 pagina 94 - 95


Deze pragmatische studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij patiënten in de huisartspraktijk met reeds langer bestaand astma en/of allergische rhinitis een gestructureerde anamnese om allergische blootstelling op te sporen, aangevuld met huidtesten en gevolgd door een advies op maat voor het vermijden van allergenen, na 12 maanden geen verschil geeft in symptomen, levenskwaliteit en longfunctie. De studiepopulatie had bij de aanvang van de studie echter weinig symptomen en de levenskwaliteit was niet echt aangetast. Bovendien waren de patiënten al vrij goed op de hoogte van de allergenen waarvoor ze overgevoelig waren en hadden ze misschien al maatregelen getroffen om ze te vermijden, waardoor er nog weinig marge voor verbetering bestond.

Nut van hydraterende crème in de preventie van atopisch eczeem

Lapeere H.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 8 pagina 92 - 93


Op basis van deze studie kunnen we besluiten dat het dagelijks smeren van emolliens bij pasgeborenen een haalbare strategie is om atopisch eczeem te voorkomen. Deze studie suggereert ook dat het smeren van een emolliens atopisch eczeem op een veilige manier kan voorkomen. Grotere studies zijn echter nodig om deze resultaten te bevestigen.

EMA maakt klinisch onderzoek transparanter

Laekeman G. , De Nys K.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 8 pagina 91 - 91

Zijn antibiotica nuttig bij asymptomatische bacteriurie?

Heytens S. , Christiaens T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 8 pagina 96 - 97


Deze systematische review en meta-analyse van heterogene studies, voornamelijk uitgevoerd bij oudere patiënten, kon geen klinisch verschil aantonen tussen een antibiotische behandeling en placebo of geen behandeling van asymptomatische bacteriurie. Er was wel een betere bacteriële eradicatie ten koste van significant meer ongewenste effecten.

Waarom continue variabelen uitdrukken in z-scores?

Poelman T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 8 pagina 102 - 102

Vermindert een multicomponente interventie cognitieve achteruitgang bij ouderen?

Vermeulen B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 8 pagina 100 - 101


De auteurs besluiten dat de resultaten van deze grote, langetermijn-RCT suggereren dat een multicomponente interventie het cognitieve functioneren kan verbeteren of in stand houden bij ouderen uit de algemene populatie met een verhoogd risico op dementie.

Oefentherapie als behandeling van het patellofemoraal pijnsyndroom

Dingenen B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 8 pagina 98 - 99


Op basis van deze systematische review en meta-analyse van heterogene kleine studies van slechte tot matige methodologische kwaliteit kunnen we besluiten dat oefentherapie bij personen met het patellofemoraal pijnsyndroom zou kunnen resulteren in klinisch belangrijke verbeteringen in pijn en functionele mogelijkheden. De beste (combinatie van) oefenmodaliteiten blijft onduidelijk en is vermoedelijk ook sterk individueel afhankelijk.

Deze meta-analyse van 5 RCT’s die apixaban vergelijken met een vitamine K-antagonist bij patiënten met voorkamerfibrillatie, veneuze trombo-embolie of totale knieprothese, toont aan dat het risico van bloedingen en sterfte lager is bij de patiënten die apixaban nemen. De resultaten zijn echter zeer heterogeen en het is mogelijk dat sommige resultaten niet zijn vermeld.

Is er plaats voor antibiotica bij acute bronchitis?

Valentin S. , Leconte S.

Minerva 15 09 2015


De auteurs van deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit besluiten dat antibiotica een matig, maar beperkt klinisch relevant effect hebben op de evolutie van hoest (behalve bij kinderen van 3 jaar en jonger). De resultaten bevestigen dat antibiotica niet aangewezen zijn voor acute bronchitis en stellen de actuele Belgische aanbevelingen niet in vraag.

Tiotropium voor de behandeling van astma?

Chevalier P.

Minerva 15 09 2015


De resultaten van deze meta-analyse kunnen erop wijzen dat bij matig astma, de toevoeging van tiotropium aan een normale dosis inhalatiecorticosteroïden nuttiger zou kunnen zijn dan placebo. In dezelfde omstandigheden is de toevoeging niet superieur aan langwerkende bèta-2-mimetica. Bij ernstig astma zou de toevoeging van tiotropium aan de associatie van een langwerkend bèta-mimeticum + een inhalatiecorticosteroïd in vergelijking met placebo een klinisch relevant effect hebben op het vlak van het aantal patiënten met minstens 1 aanval. Door de onzekerheid over de betrouwbaarheid van de resultaten (duur van de studies te kort voor een chronische aandoening, helft van de studies niet gepubliceerd, belangenconflicten van de auteurs) geven we weinig krediet aan deze publicatie.

Deze meta-analyse onderzoekt de werkzaamheid en de veiligheid van de nieuwe orale anticoagulantia versus warfarine voor de preventie van recidiverende trombo-embolie bij patiënten met kanker. Ze includeert 6 non-inferioriteitsstudies en toont, zoals bij de algemene populatie, de non-inferioriteit aan van de nieuwe orale anticoagulantia. Over de vergelijking met LMWH, de referentiebehandeling bij patiënten met kanker, geeft deze meta-analyse geen informatie.

Rookstop met de elektronische sigaret?

Chevalier P.

Minerva 15 09 2015


De nicotine-e-sigaret lijkt effectiever dan de placebo-e-sigaret om te stoppen met roken op lange termijn, maar de kwaliteit van deze evidentie is laag volgens de GRADE-standaard (onder meer door het kleine aantal studies). Het effect van de nicotine-e-sigaret verschilde niet van het effect van de nicotinesubstitutiepleister, maar dat resultaat staat niet vast (slechts 1 studie, zeer breed betrouwbaarheidsinterval).

Screening naar chlamydia en gonorroe: hoe en bij wie?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 7 pagina 83 - 84


Deze update van vorige literatuuroverzichten van de USPSTF (U.S. Preventive Services Task Force) bevestigt de accuraatheid van de DNA-amplificatietest voor de opsporing van chlamydia- of gonokokkeninfecties. De doeltreffendheid van screening op gonokokken is nog niet onderzocht. De gegevens over de doeltreffendheid van chlamydiascreening bij asymptomatische vrouwen tussen 16 en 34 jaar zijn waarschijnlijk nog onvoldoende nauwkeurig en hebben misschien nog te weinig power, waardoor de resultaten op het vlak van preventie van PID niet eensluidend zijn.

Publiceren… en daarna?

Henrard G.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 7 pagina 78 - 78

Opsporen van geneesmiddelen met een hoog risico van vergissingen

Declaye C. , Larock A-S.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 7 pagina 81 - 82


In dit systematisch literatuuroverzicht met vrij veel methodologische beperkingen stelden de auteurs een lijst samen van 39 geneesmiddelen of geneesmiddelenklassen met een hoog risico van al dan niet fatale medicatiefouten. De klinische vraag is relevant en actueel, maar het onderzoek is niet onmiddellijk toepasbaar in de dagelijkse praktijk.

Komt overgevoeligheid voor aspirine vaak voor bij volwassenen met (ernstig) astma?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 7 pagina 87 - 88


Dit systematisch literatuuroverzicht poogt de prevalentie in te schatten van aspirine-overgevoeligheid en illustreert hoe moeilijk dat is. De diagnostische criteria van deze overgevoeligheid lopen immers uiteen, er bestaat geen in-vitrotest en ook geen gestandaardiseerde provocatietest.

Deze systematische review met veel methodologische beperkingen stelt het mogelijke nut voorop van CRP en fecaal calprotectine om inflammatoir darmlijden uit te sluiten bij patiënten met prikkelbaredarmsyndroom.

Redt screening van asymptomatische volwassenen mensenlevens?

Crismer A.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 7 pagina 79 - 80


Dit systematisch literatuuroverzicht met verschillende methodologische beperkingen toont aan dat screening met de actueel beschikbare methoden op ziekten die dikwijls fataal aflopen, leidt tot een daling van de specifieke mortaliteit. Zelden of nooit is er een effect op de globale mortaliteit vastgesteld. Dit nieuwe literatuuroverzicht bevestigt wat vroeger al is vastgesteld en brengt geen nieuwe elementen aan. De publicatie onderlijnt het belang om telkens de balans op te maken tussen voordelen en risico’s vooraleer een nieuwe screeningstest voor te stellen en om, in het voordeel van de patiënt, die test continu te evalueren.

Deze meta-analyse bevestigt de effectiviteit van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn. Ze voegt er de voorzichtige bedenking aan toe dat de voorkeur van de patiënt mogelijk een rol speelt in de mate van effectiviteit van psychotherapie. Deze hypothese moet nog verder onderzocht worden.

Dit kwalitatief onderzoek komt tot zeer herkenbare bevindingen, namelijk dat eerstelijnsclinici het eens zijn met de richtlijnen om bij acute bronchitis geen antibiotica voor te schrijven en dat eerstelijnsclinici de vraag van de patiënt als belangrijkste drempel ervaren om de richtlijn te volgen. Volgens sommige artsen neemt deze vraag wel af. Veel van de voorgestelde oplossingen zijn door anderen te realiseren (bv. triage, feedback, beslishulp), maar toch zijn het de clinici zelf die voorschrijven en dus integraal deel moeten uitmaken van een oplossing om antibiotica alleen voor te schrijven als het moet (zie www.gebruikantibioticacorrect.be).

Deze prospectieve, observationele studie toont aan dat uitbreiding van screeningsmammografie naar vrouwen ouder dan 70 jaar niet leidt tot een daling van het aantal vrouwen met vergevorderde borstkanker. Daarentegen is er vermoedelijk wel een belangrijke toename van overdiagnose.

Uit deze studie kunnen we besluiten dat strikte behandeling van hypertensie bij zwangere vrouwen met een gemiddelde bloeddruk van 140/92 mmHg niet leidt tot minder verlies van de foetus en evenmin tot minder postnatale complicaties bij de pasgeborenen. De huidige richtlijnen hierover blijven dus geldig.

Deze review van de Cochrane Collaboration met een beperkt aantal heterogene studies van zwakke tot matige methodologische kwaliteit toont aan dat hydrocolloïdverbanden niet beter zijn dan conventionele verbanden om diabetische voetulcera te genezen.

Rotator cuff scheur: chirurgisch herstel of kinesitherapie?

De Schutter F.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 70 - 71


Uit deze studie kunnen we besluiten dat onmiddellijk chirurgisch peesherstel geen klinisch relevant voordeel in pijn en functioneren oplevert in vergelijking met een uitgebreid kinesitherapeutisch programma bij volwassenen met een kleine tot matig grote rotator cuff scheur.

Waarde van symptomen en klinische tekens voor de diagnose van pneumonie bij kinderen

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 66 - 67


Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat geen enkel klinisch teken of symptoom apart in staat is pneumonie bij kinderen jonger dan 5 jaar aan te tonen of uit te sluiten. Er kan geen uitspraak gedaan worden over de gecombineerde diagnostische waarde van twee of meer klinische kenmerken, noch over de plaats van sneltesten.

De relatie tussen sedentaire tijd en morbiditeit, mortaliteit en hospitalisatie

De Cocker K. , DeSmet A. , Verloigne M.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 72 - 73


Uit deze systematische review met meta-analyses kunnen we besluiten dat er bij volwassenen een statistisch significante relatie bestaat tussen sedentaire tijd en globale mortaliteit, cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit, kankergerelateerde mortaliteit en incidentie van kanker en diabetes mellitus. Het verband was onafhankelijk van de fysieke activiteitsgraad.

Waarop letten bij de interpretatie van de resultaten uit diagnostische studies?

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 76 - 76

Systemische corticosteroïden bij exacerbaties van COPD?

Elinck K.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 74 - 75


Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat systemische corticosteroïden (peroraal of parenteraal toegediend) in vergelijking met placebo therapiefalen voorkomen bij acute exacerbaties van COPD. Versus placebo zag men geen effect op herval en mortaliteit, maar wel een toename in hyperglykemie. Er was geen verschil in effect tussen oraal en parenteraal toegediende corticosteroïden.

Is klinisch onderzoek nuttig voor de diagnose van rotator cuff lijden?

Poelman T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 68 - 69


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review en meta-analyse toont aan dat geen enkele klinische test rotator cuff lijden goed kan aantonen of uitsluiten. Een externe en interne rotatie lag test lijken wel nuttig te zijn om een rotator cuff scheur respectievelijk aan te tonen en uit te sluiten. Er kan geen uitspraak gedaan worden over de gecombineerde diagnostische waarde van 2 of meer klinische testen, noch over de plaats van deze klinische testen in het test-diagnose-behandelingstraject.

Het test-diagnose-behandelingstraject

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 6 pagina 65 - 65


De vaste associatie fluticasonfuoraat + vilanterol in een eenmalige dosis per dag vermindert in beperkte mate de kans op een ernstige exacerbatie na 52 weken in vergelijking met fluticason in monotherapie (risicoverschil van 3,1%). Volgens de huidige gegevens veroorzaakt fluticason wel meer ongewenste effecten dan de andere inhalatiecorticosteroïden. Vilanterol is een nieuwe molecule en het blijft aangewezen om meer onderbouwde en goed gekende langwerkende bèta-2-mimetica te gebruiken.

Deze studie toont aan dat Magnetic Resonance Direct Thrombus Imaging (MRDTI) een accurate methode is voor de diagnostiek van een acute ipsilaterale recidiverende DVT, een differentiaaldiagnose die niet mogelijk is met compressie-echografie. De haalbaarheid van deze diagnostische aanpak in België is nog niet geëvalueerd.

In deze studie van goede methodologische kwaliteit is radiofrequentieablatie effectiever dan antiaritmica als initiële behandeling van paroxismale voorkamerfibrillatie. Dat effect is echter bescheiden (meer dan de helft van de patiënten in de ablatiegroep had een recidief) en gaat gepaard met een verhoogd risico van potentieel ernstige ongewenste effecten.

Dit systematisch literatuuroverzicht met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit maar gebaseerd op heterogene studies, toont aan dat probiotica een statistisch significant gunstig effect hebben op klachten van buikpijn bij patiënten met het prikkelbaredarmsyndroom. Over het effect van probiotica bij chronische idiopathische constipatie kunnen we geen uitspraak doen. Andere studies zijn nodig om een eventueel effect aan te tonen van prebiotica en synbiotica.

Deze onderzoekers ontwikkelden een instrument om de complexiteit van consultaties in de huisartspraktijk in kaart te brengen. Ze beschrijven het aantal problemen en de diversiteit van de problemen die zich aanbieden in de huisartspraktijk. Het ontwikkelingsproces van dit instrument weerspiegelt duidelijk de complexiteit van de interacties binnen een consultatie. De betrouwbaarheid en vooral het nut van het instrument moeten nog in andere onderzoeken worden geëvalueerd.

Werkzaamheid en veiligheid van gliflozinen bij patiënten met type 2-diabetes

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 53 - 54


Deze meta-analyse van onvoldoende methodologische kwaliteit brengt geen enkele relevante nieuwe boodschap aan voor de behandeling van type 2-diabetes. Deze kritische bespreking laat toe om de relevantie van het voorschrijven van moleculen zoals gliflozinen, in vraag te stellen. De verhouding tussen de baten (niet aangetoond) en de risico’s (duidelijk op korte termijn en onzeker op lange termijn) is voor Minerva niet gunstig.

Effectief communiceren over risico’s en baten

Roberfroid D.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 52 - 52

Hoe omgaan met ontbrekende gegevens in RCT’s?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 63 - 63


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit, maar met een klinisch heterogene populatie, toont geen verschil aan op het vlak van mortaliteit (globaal, cardiovasculair, niet-cardiovasculair) tussen een langdurige (12 tot 24 maanden), duale anti-aggregerende behandeling (clopidogrel of prasugrel + aspirine) en eenzelfde kortdurende behandeling (≤6 maanden) of alleen aspirine.

Cholecystectomie versus afwachtende houding: klinische en economische evaluatie

Lerut J.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 59 - 60


Uit deze goed uitgevoerde meta-analyse van slechts 2 RCT’s met een beperkt aantal patiënten blijkt dat een conservatieve behandeling van asymptomatisch of symptomatisch galsteenlijden (galkolieken, ongecompliceerde cholecystitis) een therapeutisch aanvaarde en economisch gunstige optie kan zijn. Cholecystectomie is werkzamer, maar duurder. Vergeten we bij galsteenlijden ook niet het risico van majeure levensbedreigende complicaties zoals choledocholithiasis, acute of necrotiserende pancreatitis en angiolitis.

Mag de toedieningsduur van corticosteroïden korter bij exacerbaties van COPD?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 55 - 56


Dit systematisch literatuuroverzicht met meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit en toont geen verschil aan in werkzaamheid en ongewenste effecten tussen een korte kuur (3 tot 7 dagen) met systemische corticosteroïden en een langere kuur (10 tot 14 dagen) voor de behandeling van exacerbaties van ernstige tot zeer ernstige COPD.

Meer dan één jaar duale plaatjestherapie na drug eluting stents?

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 5 pagina 57 - 58


In deze goed opgezette RCT bij een sterk geselecteerde populatie is er een meerwaarde om, na het plaatsen van een coronaire stent, langer dan één jaar een duale plaatjestherapie (thiënopyridine + aspirine) verder te zetten versus alleen aspirine. De incidentie van stenttrombose en van cardio- en cerebrovasculaire gebeurtenissen daalt. Het bloedingsrisico neemt echter significant toe en er is geen effect vastgesteld op globale mortaliteit.

Een HbA1c waarde ≥5,9% (≥41 mmol/mol), gevolgd door een OGTT, identificeerde in deze observationele studie alle vrouwen met een miskende type 2-diabetes bij het begin van de zwangerschap. Bovendien ging een HbA1c ≥5,9% (≥41 mmol/mol) bij het begin van de zwangerschap gepaard met een statistisch significante verhoogde kans op slechte zwangerschapsresultaten (congenitale afwijkingen, pre-eclampsie, schouderdystocie, perinataal overlijden), zodat nauwere begeleiding van deze vrouwen wenselijk is.

Zowel de albumine/creatinine ratio als de ongecorrigeerde albuminurie hebben een vergelijkbare aantonende en uitsluitende kracht voor het opsporen van proteïnurie bij patiënten met diabetes. Het bepalen van ongecorrigeerde albuminurie verdient echter de voorkeur omdat deze test goedkoper is.

Hoewel de resultaten van een intensieve bloeddruk- en glykemiecontrole in verschillende studies verschillen, lijkt een snelle, doelgerichte en geïndividualiseerde multifactoriële aanpak van type 2-diabetes op langere termijn aanzienlijke voordelen op te leveren.

Dit systematisch literatuuroverzicht van de Cochrane Collaboration kan niet aantonen dat voedingssupplementen een rol spelen voor de preventie of de behandeling van decubitus ulcera.

Welk antibioticum kiezen voor de behandeling van een acute cystitis?

Heytens S. , Christiaens T.

Minerva 15 05 2015


Deze netwerk meta-analyse toont aan dat nitrofurantoïne niet minder effectief is dan ciprofloxacine voor de behandeling van ongecompliceerde cystitis bij vrouwen in de eerste lijn. De huidige BAPCOC-richtlijn blijft dus geldig.

Handvaten om evidentie te vertalen naar een specifieke klinische casus

Michiels B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 50 - 50

Intranasale corticosteroïden voor acute rhinosinusitis?

De Sutter A. , De Meyere M.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 44 - 45


Deze meta-analyse toont een statistisch significant maar klinisch zeer beperkt effect aan van intranasale corticosteroïden bij patiënten met acute rhinosinusitis. De populatie van deze meta-analyse is echter niet representatief voor de populatie die we zien als huisarts, waardoor we de resultaten niet mogen extrapoleren naar de eerstelijnszorg.

Heeft het uitgesteld antibioticumvoorschrift bij luchtweginfecties een plaats in de eerste lijn?

Matthys J. , De Meyere M.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 46 - 47


Uit deze pragmatische studie kunnen we besluiten dat zowel het niet voorschrijven van antibiotica als verschillende methodes van uitgesteld antibioticumvoorschrift bij acute luchtweginfecties statistisch niet significant leiden tot verschillen in ernst en duur van de symptomen, aantal ingenomen antibiotica en patiënttevredenheid. Ook een post-hoc vergelijking met een niet-gerandomiseerde groep patiënten die onmiddellijk antibiotica voorgeschreven kreeg toonde geen verschil aan in evolutie van de symptomen.

Deze retrospectieve cohortstudie in een andere zorgcontext dan de Belgische besluit dat het inschakelen van palliatieve thuiszorgequipes het aantal ziekenhuisopnames, spoedopnames en overlijdens in ziekenhuizen doet dalen.

Op weg naar de elektronische sigaret?

Laekeman G.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 42 - 43


Er is voorlopig nog onvoldoende bewijs dat nicotinehoudende e-sigaretten tot meer rookstop leiden dan placebo-e-sigaretten en nicotinepleisters.

Chronische pijn: opiaten voorschrijven?

De Cort P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 4 pagina 39 - 39


Uit deze open-label, multicenter RCT kunnen we besluiten dat er na 6 maanden geen klinisch relevant verschil is in ziektespecifieke en globale levenskwaliteit tussen laserbehandeling, sclerotherapie met schuim en heelkunde voor de behandeling van varices in de benen van volwassen patiënten.

Nut van magnesium bij nachtelijke beenkrampen

Cohen R.

Minerva 15 04 2015


In deze systematische review is er geen meerwaarde aangetoond van magnesium boven placebo voor de behandeling van nachtelijke beenkrampen. Door de methodologische beperkingen van de studies konden de auteurs geen meta-analyse uitvoeren. Voor zwangere vrouwen zou er eventueel een voordeel kunnen bestaan, maar dit moet eerst bevestigd worden in andere studies. De Duodecimrichtlijn uitgegeven door EBM Practice Net raadt een passieve strectching aan van de verkrampte spier, als profylaxie het vermijden van uitlokkende factoren. Bij ernstige gevallen beveelt de richtlijn aan om kininesulfaat, diazepam of meprobamaat te overwegen, wat door Minerva niet ondersteund wordt. De patiënten moeten steeds opgevolgd worden gedurende de eerste weken om de werkzaamheid en de ongewenste effecten van de behandeling te evalueren.

De hier besproken gerandomiseerde studie en meta-analyse bevestigen dat, zoals reeds aangenomen is bij gonartrose, artroscopisch debridement van de meniscus na 12 maanden geen klinisch voordeel biedt ten opzichte van een schijninterventie bij patiënten van middelbare leeftijd met een degeneratief meniscusletsel en zonder bewezen artrose of met een milde vorm van artrose.

Deze systematische review kon maar een gering aantal studies includeren (6 waarvan 3 RCT’s) met een klein aantal deelnemers (in het totaal 118 deelnemers in de 3 RCT’s), en met een variabele maar korte studieduur, verschillende soorten oefeningen met ongelijke frequentie en duur. Sommige resultaten zijn bemoedigend, maar de bewijskracht is gering en praktische besluiten formuleren is niet mogelijk.

Deze review toont net zoals andere studies via indirect bewijs aan dat het stopzetten van anticholinerge en psychotrope medicatie bij ouderen het risico van valpartijen vermindert en een gunstig effect heeft op de cognitieve capaciteiten. Tijdens het levenseinde medicatie verminderen of stopzetten is nog weinig onderzocht en een onderbouwde conclusie is moeilijk.

Behandeling van diepe veneuze trombose: dabigatran of warfarine?

Duyver C. , Verstraete B.

Minerva 15 04 2015


Deze RCT waarvan de resultaten gepoold werden met deze van een voorgaande studie, vergelijkt dabigatran met warfarine na een initiële anticoagulatie met heparine en warfarine. Het risico van recidiverende veneuze trombo-embolie is even groot in beide groepen en in de gepoolde analyse is er geen statistisch significant verschil voor het aantal majeure bloedingen. Head tot head vergelijkingen van de nieuwe orale anticoagulantia ontbreken tot op heden.

Een deel van de zorg voor chronisch zieken delegeren naar verpleegkundigen?

Henrard G.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 3 pagina 27 - 28


Bij de opvolging van sommige chronische aandoeningen in de ambulante zorg kan de introductie van een protocol dat gecoördineerd wordt door een verpleegkundige, leiden tot een lichte verbetering van sommige parameters (bloeddruk, cholesterol en HbA1c) in vergelijking met gewone zorg.

Mesalazine niet werkzaam voor de preventie van recidiverende diverticulitis

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 3 pagina 29 - 30


Deze 2 RCT’s met hetzelfde protocol en met een globaal goede methodologische kwaliteit (behalve voor de definitie van diverticulitis waarover geen consensus bestaat) tonen aan dat een langdurige (104 weken) behandeling met mesalazine aan verschillende doses (1,2 en 4,8 g per dag) niet effectief is voor de preventie van recidiverende diverticulitis.

Methylprednisolon voor patiënten met vergevorderde kanker?

Mathonet J.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 3 pagina 33 - 34


Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat 32 mg methylprednisolon per dag als adjuvans aan opioïden geen klinisch relevant effect heeft op pijn bij kankerpatiënten in de laatste levensfase. De resultaten zijn echter moeilijk extrapoleerbaar naar kankerpatiënten in de ambulante zorg. Op korte termijn kan deze aanpak wel een gunstig effect hebben op vermoeidheid en verlies van eetlust.

Het minimaal klinisch relevante verschil

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 3 pagina 37 - 37


Deze vrij goed opgezette pragmatische RCT toont aan dat een uitgebreid oefenprogramma met inbegrip van cognitieve gedragstherapie onder supervisie van een kinesitherapeut (20 sessies van een uur) niet superieur is aan een algemeen, eenvoudig kinesitherapeutisch advies voor de behandeling van chronische whiplash gerelateerde klachten.

Echografie of CT-scan voor de bevestiging van de diagnose van acute nierkoliek

Jouret F.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 3 pagina 31 - 32


Deze prospectieve, pragmatische studie in de tweede lijn bij patiënten met vermoeden van een acute nierkoliek, wijst op het nut van echografie versus CT-scan van het abdomen door een verminderde blootstelling aan straling, althans bij een acute crisis die behandeld wordt op een spoeddienst. Het relatieve belang van beide diagnostische methodes in post-acute omstandigheden moet nog onderzocht worden.

Deze studie toont aan dat bij de primovaccinatie van pasgeborenen de immuniteit progressief toeneemt na elke dosis, maar dat na een interval van 2 tot 3 jaar de werkzaamheid terug gaat afnemen. De adviezen van de Hoge Gezondheidsraad blijven gehandhaafd.

Op basis van deze RCT kunnen we besluiten dat er geen significant verschil is in klinische en biochemische uitkomstmaten tussen een ambulante antibioticakuur met amoxicilline van 5 dagen en een kuur van 10 dagen voor kinderen met een bacteriële pneumonie opgelopen buiten het ziekenhuis.

Varenicline combineren met nicotinesubstitutie?

Boudrez H.

Minerva 15 03 2015


Deze studie toont aan dat een combinatietherapie van varenicline en een nicotinepleister leidt tot een hogere abstinentiegraad dan een rookstopbehandeling met alleen varenicline. De tegenstrijdigheid van deze resultaten met de gegevens van andere studies vraagt evenwel om verder onderzoek.

Influenzavaccinatie bij zwangere vrouwen

Michiels B.

Minerva 15 03 2015


Deze RCT uitgevoerd bij Zuid-Afrikaanse zwangere vrouwen toont aan dat het vaccineren met een geïnactiveerd vaccin het risico van het doormaken van influenza halveert voor moeder en kind.

Influenzavaccinatie bij gezonde volwassenen

Michiels B.

Minerva 15 03 2015


Deze systematische review toont aan dat het geïnactiveerd influenzavaccin een beperkte klinische doeltreffendheid vertoont bij gezonde volwassenen. Een systematische vaccinatie van deze doelgroep is dus niet aanbevolen.

Aan welke criteria moet kwalitatief onderzoek voldoen?

Poelman T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 2 pagina 24 - 24


Deze systematische review met meta-analyse suggereert dat sommige medicijnen met name acamprosaat, naltrexon, topiramaat en nalmefeen in combinatie met psychotherapeutische interventies een herval in overmatig alcoholgebruik helpen voorkomen en een positieve invloed hebben op het drinkpatroon bij patiënten met alcoholafhankelijkheid die minstens drie dagen abstinent zijn. Slechts een klein aantal studies vond plaats in de eerste lijn. Er is geen evidentie om aan te nemen dat één of meerdere medicijnen superieur zijn.

Vitamine B12-deficiëntie door gebruik van protonpompinhibitoren en H2-antihistaminica?

Boussery K. , Mehuys E.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze nested case control studie met mogelijk residuele confounders toont aan dat een associatie tussen het gebruik van H2-antihistaminica en PPI’s enerzijds en het optreden van vitamine B12-tekort anderzijds waarschijnlijk is. We weten echter nog niet wat hiervan de medische consequenties zijn.

Van getal naar quote… Kwalitatief onderzoek: onbekend is onbemind

Poelman T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 2 pagina 13 - 13

Kan een smartphone-applicatie fysieke activiteit bij volwassenen bevorderen?

Plaete J. , Verloigne M. , De Cocker K.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 2 pagina 18 - 19


Uit deze open-label RCT kunnen we besluiten dat een interactieve smartphone-applicatie met pedometer bij volwassenen ouder dan 16 jaar het dagelijkse aantal stappen statistisch significant verhoogt. Door een tekort aan power is het nog onduidelijk of de interventie ook andere gezondheidsparameters zoals BMI, bloeddruk en levenskwaliteit verbetert.

Hoe helpen praktijkrichtlijnen de huisarts in zijn medisch handelen?

Anthierens S. , Poelman T.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 2 pagina 14 - 15


De resultaten van deze kwalitatieve studie tonen aan dat praktijkrichtlijnen moeten starten vanuit de eigen ervaringen van de arts en de specifieke omstandigheden van de eerstelijnspraktijk. Richtlijnen moeten ook activerende leermethoden bevatten die de dialoog en de reflectie bevorderen. Een gemakkelijke toegang tot korte richtlijnen en de mogelijkheid om feedback op eigen resultaten te krijgen, zijn bevorderende factoren.,

Welk type lichamelijke oefening kiezen voor knieartrose?

Van de Velde S.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 2 pagina 20 - 21


Op basis van deze meta-analyse van heterogene studies kunnen we bevestigen dat de verschillende types van oefentherapie in vergelijking met een controlegroep zonder oefeningen op een statistisch significante manier de pijn verlichten en het functioneren verbeteren. Op basis van de meta-regressie lijkt het erop dat men hierbij beter focust op één type van oefeningen, alhoewel de superioriteit van één specifiek oefenprogramma nog niet bewezen is.

Bij patiënten met chronische, niet-specifieke lagerugpijn die minstens tweederde van de voorgeschreven oefensessies volgden, zijn Pilatesoefeningen na 8 weken statistisch gezien effectiever dan stationair fietsen. Dat resultaat geldt niet meer na 6 maanden. De klinische relevantie van dit studieresultaat is niet duidelijk.

Beweging of geneesmiddelen?

Chevalier P.

Minerva 15 02 2015


Deze meta-epidemiologische studie is gebaseerd op een klein aantal studies. De resultaten suggereren dat fysieke training en medicamenteuze interventies een gelijklopend effect hebben op het vlak van mortaliteit bij rehabilitatie na een CVA, secundaire preventie na coronaire hartziekte en preventie van diabetes.

Dit overzicht van observationele onderzoeken waarvan de methodologische kwaliteit niet duidelijk is, toont aan dat ook roken mogelijk een risicofactor is voor veneuze trombo-embolie, een risico dat ongetwijfeld beïnvloed wordt door de BMI.

Dit systematisch literatuuroverzicht en meta-analyse van 17 cohortstudies toont na een nauwgezette analyse aan dat er een matig verband is tussen de perceptie van werkonzekerheid en de incidentie van coronaire gebeurtenissen. De associatie kan gedeeltelijk toegeschreven worden aan de socio-economische status en aan een minder gunstig cardiovasculair risicoprofiel in het geval van werkonzekerheid.

Deze studie toont aan dat een voor HbA1c gecorrigeerde inschatting van de GFR (meestal gebaseerd op de serumcreatinineconcentratie) wenselijk is bij patiënten met diabetes die een correcte inschatting van de GFR nodig hebben. De voorgestelde formule lijkt toepasbaar en klinisch nuttig, maar de resultaten moeten bevestigd worden in andere populaties.

Preventie van diabetes in een realistische omgeving

Veys C.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat leefstijlinterventies in een realistische context voor de preventie van type 2-diabetes het gewicht kunnen verminderen. Naarmate interventies meer corresponderen met de huidige, internationale richtlijnen voor de preventie van diabetes, neemt het bekomen gewichtsverlies toe.

Deze RCT bij de algemene bevolking in Denemarken toont geen gunstig effect aan van systematische screening op cardiovasculaire risicofactoren gevolgd door regelmatige, individuele leefstijladviezen, op de incidentie van ischemische hartziekte, CVA en globale mortaliteit na 10 jaar.

COPD: nut van de vaste associatie van indacaterol met glycopyrronium

Chevalier P.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 1 pagina 6 - 7


Deze RCT bij een geselecteerde groep COPD-patiënten is vanaf het begin tot het einde gecon-troleerd door de producent en toont aan dat de vaste associatie van indacaterol (langwerkend bèta-2-mimeticum) + glycopyrronium (langwerkend anticholinergicum) geen klinisch relevant voordeel heeft ten opzichte van alleen glycopyrronium en niet verschilt in effect met tiotropium als open-label actieve controle.

Ik wil gelezen worden!

Lemiengre M. , De Jonghe M.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 1 pagina 1 - 1

Benzodiazepinegebruik verminderen bij ouderen: welke interventies zijn meest werkzaam?

De Jonghe M. , Fraipont B.

Minerva 2015 Vol 14 nummer 1 pagina 2 - 3


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit omvat een zeer ruime onderzoeksvraag en laat niet toe om praktische besluiten te formuleren voor de clinicus. Onder de onderzochte interventies lijkt een multifactoriële aanpak met inbegrip van psychotherapie het meest werkzaam te zijn om het benzodiazepinegebruik bij ouderen te verminderen of stop te zetten.

Deze studie toont aan dat er een jaar na de mededeling van screeningsresultaten geen verschil is op het vlak van angst en kwaliteit van leven tussen vrouwen die een negatief testresultaat kregen en vrouwen die een vals-positief testresultaat kregen. Bij de vrouwen die een vals-positief testresultaat kregen was de angst in het begin tijdelijk hoger. De relatieve impact van de aankondiging van een vals-positief testresultaat op het vlak van angst moet nog verder onderzocht worden.

Deze Cochrane review toont aan dat intensieve gedragsmatige rookstopinterventies aangevuld met nicotinesubstitutie, rookstop op korte termijn bevorderen en resulteren in een afname van postoperatieve complicaties.

Deze systematische review met meta-analyses van zowel gepubliceerde als niet-gepubliceerde studies toont aan dat bij patiënten met matige tot ernstige majeure depressie agomelatine statistisch significant beter werkt dan placebo. De effectgrootte is echter klein en waarschijnlijk klinisch niet relevant. Bovendien blijkt uit gegevens over farmacovigilantie dat agomelatine gepaard gaat met belangrijke levertoxiciteit. De plaats van agomelatine voor de medicamenteuze behandeling van patiënten met depressie, is dus zeer onzeker.

Uit deze studie blijkt dat de apotheker vier ouderen met chronisch benzodiazepinegebruik een informatieboekje met afbouwschema per post moet opsturen opdat na zes maanden één oudere zijn gebruik van benzodiazepines zou stopzetten. Bij ruim 10% van de ouderen was het benzodiazepine wel vervangen door een antidepressivum.

Deze studie toont aan dat men één jaar na een heelkundige of conservatieve behandeling voor ischias, met controle-MRI geen onderscheid kan maken tussen patiënten met een gunstige versus een ongunstige klinische evolutie. Een controle-MRI voor persisterende of recidiverende symptomen van ischias na behandeling zal het verdere behandelingsplan dus niet beïnvloeden.

De resultaten van deze dubbelblinde, placebogecontroleerde RCT met Lactobacillus Reuteri suggereren een positief effect op de preventie van functionele gastro-intestinale klachten bij gezonde zuigelingen. Omwille van de methodologische tekortkomingen en de resultaten waarvan de klinische relevantie niet duidelijk is, kan men op basis van deze studie het routinematige gebruik van Lactobacillus Reuteri niet aanbevelen.

Deze systematische review van heterogene studies toont aan dat BIAsp 30 in vergelijking met IGlar op korte termijn resulteert in een statistisch significante maar klinisch weinig relevante verbetering van HbA1c bij patiënten met type 2-diabetes die onvoldoende onder controle zijn met orale antidiabetica. Deze studie zegt niets over de plaats van insuline-analogen ten opzichte van humane insulines.

Deze methodologisch correct uitgevoerde studie toont aan dat bij gezonde ouderen cognitieve training van redeneren en snelheid van informatieverwerking, maar niet van geheugen, de achteruitgang van de specifiek getrainde cognitieve vaardigheid na 10 jaar statistisch significant vermindert in vergelijking met gestructureerde opvolging alleen. Bij elke vorm van cognitieve training neemt de zelfgerapporteerde, maar niet de prestatiegebaseerde IADL over 10 jaar minder snel af in vergelijking met de controlegroep.

Antivirale therapie voor de preventie van postherpetische neuralgie

De Deken L.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 10 pagina 127 - 128


Deze methodologisch correct uitgevoerde meta-analyse kon geen statistisch significant effect aantonen van aciclovir versus placebo voor de preventie van postherpetische neuralgie na het doormaken van een herpes zoster infectie. Het effect van andere antivirale behandelingen is onvoldoende onderzocht.

Is het effect van prostaatkankerscreening afhankelijk van de PSA-waarde op de leeftijd van 60 jaar?

Van den Broeck T. , Laurent M. , Joniau S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 10 pagina 123 - 124


Deze retrospectieve cohortstudie bestaande uit twee historisch verschillende cohorten uit twee verschillende studies suggereert dat het effect van prostaatkankerscreening met PSA-bepaling afhankelijk is van de PSA-waarde op de leeftijd van 60 jaar. Omwille van de methodologische beperkingen is verder onderzoek nodig alvorens deze resultaten te implementeren. Verder is het hoopvol uitkijken naar gevalideerde moleculaire merkers die meer specifiek zijn voor hoog-risico prostaatkanker.

Wat is er zo speciaal aan pragmatische klinische studies?

Michiels B.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 10 pagina 129 - 129

Medicatie en zwangerschap: een wetenschappelijke en emotionele uitdaging

Lemiengre M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 10 pagina 118 - 118

Vermindert ginseng kankergerelateerde vermoeidheid?

Laekeman G.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 10 pagina 119 - 120


Uit deze methodologisch correct uitgevoerde RCT blijkt dat dagelijks gebruik van 2 000 mg Amerikaanse ginseng in vergelijking met placebo op korte termijn (na 4 en 8 weken) de vermoeidheid vermindert bij kankerpatiënten onder actieve antitumorale behandeling. De klinische relevantie van het verschil is echter beperkt en de opvolging van de studie was te kort.

Deze studie toont aan dat bij type 2-diabetes een interventie met educatie van zowel de patiënt als de huisarts na 42 maanden een consistente verbetering geeft van de HbA1c. Het effect van deze interventie op harde eindpunten zoals morbimortaliteit of kwaliteit van leven is niet onderzocht.

Deze RCT bij Chinese COPD-patiënten toont het belang aan van gedragsinterventies door een team van huisarts, assistent en verpleegkundige gedurende 2 jaar voor het slagen van rookstop zonder bijkomende medicamenteuze ondersteuning. Gedragsinterventies zouden effectiever kunnen zijn dan medicamenteuze ondersteuning, maar dat is niet onderzocht in deze studie.

Deze studie toont aan dat dabigatran bij patiënten met mechanische hartkleppen (met of zonder voorkamerfibrilleren) minder werkzaam is dan warfarine en daarentegen potentieel gevaarlijker is. Wanneer anticoagulatie vereist is bij patiënten met valvulaire voorkamerfibrillatie blijven de vitamine K-antagonisten de aanbevolen behandeling.

Uit deze studie blijkt dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een stabiele INR onder antistolling met acenocoumarol in de afgelopen 6 maanden, HAS-BLED performanter is dan CHADS2- en CHA2DS2-VASc om het risico van majeure bloedingen te voorspellen, maar dat de predictieve waarde bescheiden blijft.

Barrett-oesofagus: al of niet een PPI voorschrijven?

Van de Casteele M.

Minerva 15 11 2014


Deze meta-analyse van observationele studies toont aan dat maagzuursecretie-inhibitoren een preventief effect hebben op de verdere maligne ontaarding bij patiënten met Barret-oesofagus. In afwachting van de bevestiging van de resultaten in een RCT, worden deze geneesmiddelen bij patiënten met Barrett-oesofagus best alleen gebruikt voor goed onderbouwde indicaties (refluxklachten, ulcusgerelateerde problemen).

Gabapentine voor de behandeling van alcoholafhankelijkheid: resultaten nog te bevestigen

De Jonghe M. , Lamy D.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 9 pagina 112 - 113


Deze unicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde studie bij 150 ambulante, vrijwillige, recent gestopte alcoholafhankelijke patiënten, toont aan dat gabapentine, vooral de dosis van 1 800 mg, versus placebo een gunstig (mogelijk dosisgerelateerd) effect heeft op de behandeling van alcoholafhankelijkheid. Gezien de methodologische beperkingen van deze studie en omdat de medicamenteuze aanpak een beperkte rol heeft (niettegenstaande de gunstige resultaten van deze studie), kan gabapentine niet aanbevolen worden in de praktijk. Psychosociale begeleiding blijft de belangrijkste therapeutische optie.

Prehypertensie: risico van CVA?

De Jonghe M. , Fraipont B.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 9 pagina 114 - 115


Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont een significant verband aan tussen prehypertensie (zowel laag-normale als hoog-normale) en het risico van CVA, maar de resultaten zijn moeilijk extrapoleerbaar.

Acute cholecystitis: onmiddellijke of uitgestelde laparoscopische cholecystectomie?

Lerut J.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 9 pagina 110 - 111


Deze methodologisch correcte studie toont aan dat bij volwassenen met een acute, ongecompliceerde cholecystitis en zonder majeure co-morbiditeit (ASA I en II), een vroegtijdige laparoscopische interventie (binnen de 24 uur na hospitalisatie) medisch en economisch verantwoord is. Deze resultaten bevestigen wat al eerder was vastgesteld. De interventie uitstellen verhoogt het risico van complicaties en de kosten.

Duloxetine voor neuropathische pijn, chronische pijn of fibromyalgie?

Feron J-M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 9 pagina 106 - 107


Deze zeer ambitieuze systematische review met meta-analyse richt zich niet op één klinische entiteit maar op een molecule en toont aan dat duloxetine statistisch significant effectiever is dan placebo voor de behandeling op korte termijn (12 weken) van diabetische neuropathie en pijn door fibromyalgie. De dosis van 60 mg lijkt het meest geschikt. Duloxetine leidt frequent tot ongewenste effecten, maar deze zijn zelden ernstig.

Medische fouten: een kans om de praktijk te verbeteren, een uitdaging voor EBM

Henrard G.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 9 pagina 105 - 105

Ideaal gewicht, overgewicht en obesitas: de klinische impact van het metabool syndroom

De Jonghe M. , Fraipont B.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 9 pagina 108 - 109


Deze systematische review met meta-analyse heeft, naast de moeilijkheden met de definiëring en de diagnostische criteria van het metabool syndroom, een aantal methodologische beperkingen. Uit de resultaten blijkt dat obesitas op lange termijn een verhoogd risico inhoudt van totale mortaliteit en/of van cardiovasculaire gebeurtenissen in vergelijking met een normaal gewicht, zelfs als er geen sprake is van metabole problemen. Het concept ‘metabool syndroom’ is momenteel niet zozeer een klinisch concept dat nuttig is bij de aanpak van patiënten, maar eerder een uitdaging om fysiopathologische mechanismen op te sporen die farmaceutische firma’s op het spoor kunnen zetten van nieuwe molecules.

Rookstop leidt tot stemmingsverbetering

Boudrez H.

Minerva 15 10 2014


Deze systematische review toont aan dat rookstop in vergelijking met verder blijven roken geassocieerd is met een verbetering van depressie, angst, stress, psychische levenskwaliteit en met een positief gedrag. De associatie geldt zowel voor de algemene populatie als voor de populatie met medische en/of psychiatrische co-morbiditeit.

Momenteel bestaat er geen bewijs dat bepaalde risicogroepen klinisch gebaat zijn met amoxicilline voor de behandeling van een ongecompliceerde lage luchtweginfectie. Een eventuele winst zal zeker beperkt zijn en wordt teniet gedaan door een verhoogde kans op ongewenste effecten en de ontwikkeling van resistentie. De aanbeveling van de Belgische antibioticagids die geen antibiotica adviseert voor ongecompliceerde lage luchtweginfecties (niet pneumonie) blijft dus gelden.

Deze meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat psychologische behandelingen effectief zijn voor de behandeling van co-morbide depressie bij patiënten met dementie. Omwille van de belangrijke klinische heterogeniteit en omwille van de methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies moeten we deze resultaten evenwel met de nodige omzichtigheid interpreteren.

Deze goed uitgevoerde cohortstudie toont een duidelijk exponentieel verband aan tussen de inname van toegevoegde suiker (uitgezonderd fruit) en cardiovasculaire mortaliteit over een periode van 15 jaar. Dat verband is onafhankelijk van gekende factoren zoals leeftijd, geslacht, ras, opleiding, tabagisme, alcoholconsumptie, fysieke activiteit, medicatie voor hoge bloeddruk, familiale cardiovasculaire belasting, andere ongezonde eetgewoonten, BMI, systolische bloeddruk, totale cholesterolemie en totale calorie-inname.

Deze clustergerandomiseerde studie bij een geselecteerde groep patiënten die reeds meer dan 6 maanden benzodiazepines gebruiken, toont aan dat afbouwadvies met schriftelijke instructies even werkzaam is dan afbouwadvies met tweewekelijkse opvolgconsulten.

Acupunctuur en counseling voor de aanpak van depressie in de eerste lijn

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 101 - 102


Voor patiënten met aanhoudende matige tot ernstige depressieve klachten ondanks gebruikelijke zorg (waaronder antidepressiva) kan acupunctuur of counseling op korte termijn een bijkomende verbetering van de depressieve symptomen geven.

Interdisciplinaire eerstelijnszorg voor thuiswonende kwetsbare ouderen

Schoenmakers B.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 95 - 96


Deze methodologisch correct uitgevoerde, clustergerandomiseerde, gecontroleerde studie toont aan dat een complexe interventie met een interdisciplinair team onder leiding van een casemanager om de kwetsbaarheid en de beperkingen in functioneren van ouderen vroegtijdig op te sporen en te behandelen niet beter is dan de gebruikelijke zorg.

Welke vorm van psychotherapie voor ambulante patiënten met anorexia nervosa?

Vervaet M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 97 - 98


Deze methodologisch correct uitgevoerde studie toont aan dat er na één jaar geen verschil is in gewichtstoename bij volwassen vrouwelijke anorectische patiënten die gedurende tien maanden ambulant worden behandeld met een psychodynamische, een cognitief gedragstherapeutische of een geoptimaliseerde gebruikelijke behandeling. Patiënten in deze laatste groep kregen uiteindelijk wel evenveel psychotherapeutische hulp.

Voor wie zijn implanteerbare cardioverter-defibrillatoren voor primaire preventie van plotse hartdood nuttig?

Vandenberk B. , Willems R.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 99 - 100


Deze systematische review met meta-analyse bevestigt dat de implantatie van een ICD een statistisch significant beschermend effect heeft op zowel totale mortaliteit als op plotse hartdood bij patiënten met uiteenlopende indicaties voor een ICD, die niet altijd de huidige richtlijnen volgen. Het effect op totale mortaliteit lijkt niet afhankelijk te zijn van geslacht en leeftijd jonger versus ouder dan 65 jaar.

Continue variabelen analyseren met ANCOVA

Poelman T.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 103 - 103

Geïntegreerde multidisciplinaire zorg voor patiënten met de ziekte van Parkinson

Tsakitzidis G.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 93 - 94


Deze studie toont aan dat een multidisciplinaire aanpak van patiënten met de ziekte van Parkinson niet beter is dan gebruikelijke zorg (met Parkinsonverpleegkundige) op het vlak van dagelijks functioneren en kwaliteit van leven.

Suiker, van energiebron naar dodelijke drug

Michiels B.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 8 pagina 92 - 92


Deze systematische review brengt geen overtuigend bewijs aan dat rivastigmine nuttig is bij patiënten met vasculaire cognitieve achteruitgang (die kan evolueren naar dementie).

Een lage score op de Modified Alvarado Score (< 4) is onvoldoende sensitief om in de klinische praktijk appendicitis uit te sluiten bij volwassenen. In deze studie is het ‘niet-gestructureerde’ klinische oordeel meer sensitief dan de klinische predictiescore. We kunnen dus de klinische predictiescore niet voorstellen als instrument om volwassenen op te opsporen met een laag risico van appendicitis, waardoor bijkomend onderzoek onnodig zou zijn. Er zijn nieuwe studies vereist om de klinische diagnosestelling van appendicitis bij volwassenen te verbeteren en om op een veilige manier de diagnose te kunnen uitsluiten.

Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont het nut (betere werkzaamheid en tolerantie) aan van de toevoeging van een anticholinergicum (ipratropium) aan een kortwerkend bèta-2-mimeticum (salbutamol) bij kinderen van 18 maanden tot 18 jaar met een acute astma-aanval. Bij deze associatie werd ipratropium meestal toegediend in 3 doses van 250 µg of 2 doses van 500 µg via inhalatie over 30 tot 90 minuten.

Deze retrospectieve cohortstudie bij 60-plussers uit de V.S. bevestigt dat de associatie van antitrombotica het risico van bovenste en lage gastro-intestinale bloedingen en van transfusies en hospitalisaties als gevolg van de bloedingen, doet toenemen. Het risico van transfusie is vooral hoger bij de associatie van aspirine en een anticoagulans en bij behandeling met 3 antitrombotica.

Deze bundeling van de resultaten van 6 systematische reviews bevestigt de conclusies die we eerder formuleerden in Minerva: voor de preventie van veneuze trombo-embolie na majeure orthopedische chirurgie (totale heup- of knieprothese) hebben de nieuwe orale anticoagulantia slechts een marginaal klinisch voordeel ten opzichte van LMWH, terwijl het bloedingsrisico wel toeneemt.

Preventief antibiotica toedienen om infecties te vermijden bij brandwonden?

Crismer A.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 82 - 83


Deze systematische review van studies met merendeels een hoog risico van bias, brengt geen bewijs aan dat antibiotica nuttig zijn voor de preventie van infecties bij brandwonden en toont aan dat zilversulfadiazine het risico van infecties zelfs kan verhogen.

Ischias: de beste behandeling?

Feron J-M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 80 - 81


De resultaten van deze netwerk meta-analyse tonen aan dat discusheelkunde, epidurale injecties, niet-opioïde pijnstilling, intra-operatieve interventies, manipulatie en chemonucleolyse in vergelijking met andere behandelingen een gunstig effect hebben op globale verbetering bij de behandeling van ischias. Voor opioïde pijnstilling, bedrust, oefentherapie, percutane discectomie en tractie is er geen bewijs beschikbaar.

De integriteit van klinische praktijkrichtlijnen

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 79 - 79

Multidisciplinaire, geïntegreerde zorg voor de aanpak van COPD?

Van Meerhaeghe A.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 88 - 89


Deze meta-analyse toont aan dat een geïntegreerd (multidimensioneel en multidisciplinair) zorgprogramma kan leiden tot een klinisch relevante verbetering van de kwaliteit van leven bij patiënten met COPD, en het risico en de duur van hospitalisatie kan verminderen. Door de vele methodologische beperkingen is het niveau van bewijskracht niet hoog.

Intermediaire uitkomstmaten: beperkte betrouwbaarheid van de resultaten

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 90 - 90

Behandeling van bacteriële of allergische conjunctivitis

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 84 - 85


Deze review zonder meta-analyse bevat zeer veel methodologische beperkingen en voegt geen enkel nieuwe element toe aan de huidige aanbevelingen, noch voor infectieuze conjunctivitis, noch voor allergische conjunctivitis.

Pijn bij veneus ulcus: werkzaamheid van topische pijnstilling en verbanden?

Belche J.L.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 7 pagina 86 - 87


Deze systematische review met partiële meta-analyse besluit dat bij patiënten met een veneus beenulcus, lidocaïne-prilocaïne hydrofiele crème 5% een werkzame behandeling lijkt voor pijnstilling tijdens het debrideren en dat een schuimverband op basis van ibuprofen met vertraagde vrijstelling een oplossing kan bieden voor persisterende pijn. Over de werkzaamheid van deze behandelingen op het vlak van wondgenezing en tolerantie op lange termijn kan er geen uitspraak gedaan worden.

Wetenschappelijk onderzoek poogt om de werkelijkheid op een rationele maar ook transparante en voor discussie vatbare wijze voor te stellen. Het is uiteraard lastig wanneer wetenschappelijk onderzoek onze ‘irrationele’ hoop tegenspreekt. Deze verzameling gegevens uit verschillende studies levert geen argumenten op dat in landen met een hoog technologische en toegankelijke gezondheidszorg, het systematisch mammografisch screenen naar borstkanker tot een belangrijke gezondheidswinst leidt. Voor een omvangrijke groep vrouwen is er zelfs verlies aan levenskwaliteit. We kunnen de keuze uiteraard overlaten aan de betrokken vrouwen en hen hierover uitgebreid informeren.

Bij patiënten met een luchtweginfectie heeft het gebruik van ibuprofen of de combinatie van ibuprofen + paracetamol geen meerwaarde boven het gebruik van paracetamol in monotherapie. Deze patiënten zijn evenmin gebaat met gebruik van stoominhalatie, noch met schematisch in de plaats van symptomatisch gebruik van analgetica.

Deze systematische review toont aan dat bariatrische heelkunde doeltreffend is voor de behandeling van ernstige obesitas (BMI >40 of >35 met co-morbiditeit) zowel op het gebied van gewichtsreductie als op het gebied van remissie van co-morbiditeit. De licht verhoogde postoperatieve mortaliteit, het aantal postoperatieve verwikkelingen (inclusief psychische) en het aantal heringrepen nopen tot voorzichtigheid, goede voorbereiding en opvolging van de ingreep.

Deze observationele studie toont aan dat een gezonder dieet met vooral meer fruit, meer groeten en een beperkte alcoholinname de kans op het ontstaan van nieuw chronisch nierlijden of het verergeren van bestaand chronisch nierlijden bij patiënten met type 2-diabetes lijkt te verminderen. Daarnaast was er een verband tussen het meer ontstaan of verergeren van chronisch nierlijden en een te lage inname van proteïnen, maar er was geen verband met de hoeveelheid zoutinname.

Deze netwerk meta-analyse met zowel directe als indirecte vergelijkingen kon geen ernstige cardiovasculaire effecten aantonen, noch met nicotinesubstitutie, noch met bupropion, noch met varenicline. Nicotinesubstitutie gaf wel meer tachycardie. Deze bevindingen zijn van toepassing op zowel rokers met als op rokers zonder medische co-morbiditeit (cardiovasculaire ziekte, COPD, peri-operatieve patiënten).

Eerstelijnszorgmanagement voor depressie bij ouderen

Foulon V. , Laekeman G. , Liekens S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 67 - 68


Deze studie tracht aan te tonen dat ondersteuning van de huisarts met extra middelen om ouderen met majeure depressie in de huisartspraktijk volgens de richtlijnen op te volgen, de mortaliteit ten opzichte van gebruikelijke zorg verlaagt. Het is niet duidelijk of de steekproefgrootte groot genoeg was om op een correcte manier een verschil in mortaliteit aan te tonen. Het is evenmin duidelijk welk deel van de interventie het meeste impact had op het resultaat.

Relatief risico versus odds ratio

Michiels B.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 77 - 77

Neuropathische pijn behandelen met een hoog gedoseerde capsaïcine pleister?

Devulder J.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 73 - 74


Deze meta-analyse toont aan dat het aanbrengen van een hoog gedoseerde capsaïcine pleister (8%) op de pijnlijke huidzone bij patiënten met postherpetische en HIV-geassocieerde neuropathische pijn meer pijnstilling geeft dan een veel lager geconcentreerde capsaïcine pleister (0,04%) en gepaard gaat met een kleine toename in mineure ongewenste effecten (zoals huidirritatie). Of deze behandeling even doeltreffend is dan andere lokale en orale behandelingen moet evenwel verder onderzocht worden.

Serenoa repens voor benigne prostaathyperplasie

Laekeman G.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 69 - 70


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration besluit dat Serenoa repens niet werkzaam is voor de behandeling van lage urinewegsymptomen bij benigne prostaathyperplasie. Op basis van deze studie is het echter niet duidelijk of dit geldt voor alle extracten van Serenoa repens. Om hierover uitsluitsel te kunnen geven zijn degelijke klinische studies van lange duur nodig, waarin gestandaardiseerde extracten van Serenoa repens vergeleken worden met placebo of een actieve comparator.

Doeltreffendheid van kinkhoestvaccinatie bij adolescenten en volwassenen

Michiels B.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 71 - 72


Deze observationele case-control studie toont een matige doeltreffendheid aan van minstens 50% voor een boostervaccinatie met het acellulair kinkhoestvaccin tegen het doormaken van kinkhoest bij adolescenten en volwassenen. Er zijn geen argumenten om de huidige aanbevelingen te wijzigen, maar verder onderzoek blijft nodig.

Klinische score en snelle streptest: nuttig bij de aanpak van acute keelpijn?

De Meyere M. , Matthys J.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 75 - 76


Deze studie toont aan dat bij de aanpak van acute keelpijn, het gebruik van een klinische score de pijn meer reduceert en het voorschrijven van antibiotica vermindert. De klinische relevantie van deze winst is echter niet duidelijk. De snelle streptest biedt geen enkele klinische meerwaarde.

Heeft het huidige borstkankerscreeningsprogramma nog een toekomst?

Poelman T.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 6 pagina 66 - 66


Deze studie van goede methodologische kwaliteit ontwikkelt en valideert aan de hand van 2 cohorten een mathematisch model dat kan voorspellen in hoeverre een nodule ontdekt bij een eerste lage-dosis-CT-scan, kwaad- of goedaardig is. Het model moet nog gevalideerd worden in een RCT.

Deze prospectieve cohortstudie over 3 jaar toont aan dat het risico van zwangerschap bij vrouwen met overgewicht of obesitas die kozen voor oestro-progestagene anticonceptie (oraal, pleister of vaginale ring), niet verschilt met het risico van zwangerschap bij vrouwen met een BMI <25.

Deze studie met gegevens over 5 jaar na de interventie tonen voor de kwaliteit van leven in termen van refluxklachten een statistisch significant verschil en een klinisch beperkte doch waarneembare superioriteit aan van heelkunde versus antirefluxmedicatie. Dat in de 2 chirurgische armen een minderheid van de patiënten nog zuurremmers innam, ondersteunt mede de betere symptoomcontrole van de geopereerde patiënt.

Fruitconsumptie en risico van type 2-diabetes

Richard T.

Minerva 15 06 2014


Deze meta-analyse van observationele onderzoeken toont een zwakke associatie aan tussen een verhoogde consumptie van fruit en een afname van het risico van diabetes. De relatieve risico’s variëren naargelang de fruitsoort. Fruit vervangen door fruitsap heeft geen preventief effect, en verhoogt zelfs het risico van diabetes.

Deze netwerk meta-analyse van RCT’s groepeert alle ongewenste effecten van statines (stopzetting van de behandeling omwille van ongewenste effecten, myalgie, verhoogde transaminasen en creatine kinase) en toont aan dat simvastatine en pravastatine de best verdragen en de meest veilige statines zijn.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bij deze populatie ‘on demand’ inhalatie van een zoutoplossing gunstiger is dan inhalatie op vaste tijdstippen. Daarnaast is er in deze RCT geen verschil tussen inhalatie van een zoutoplossing en inhalatie van 20 mg/ml racemisch adrenaline (dosis in functie van het gewicht).

Dit observationeel onderzoek over 3 jaar bevestigt het hoger risico van pneumonie bij de associatie van een inhalatiecorticosteroïd aan een bèta-2-mimeticum voor de behandeling van COPD. Het risico lijkt hoger met fluticason dan met budesonide.

Deze meta-analyse toont aan dat de verschillende COX 2 selectieve NSAIDs en diclofenac het cardiovasculaire risico doen toenemen, dat alle NSAIDs (zowel niet-selectieve als COX 2 selectieve) het risico van hartfalen doen toenemen, en dat COX 2 selectieve NSAID’s en diclofenac minder aanleiding geven tot bovenste gastro-intestinale complicaties dan ibuprofen of naproxen.

Deze analyse over de werkzaamheid van de nieuwe antidepressiva (SSRI’s, duloxetine en bupropion) bij 60-plussers toont aan dat deze antidepressiva alleen werkzaam zijn bij patiënten met een depressie sinds meer dan 10 jaar en met een matige tot ernstige vorm van depressie (Hamilton score ≥21). Bij patiënten met depressie zonder deze kenmerken is de werkzaamheid versus placebo niet aangetoond.

De vaste associatie van budesonide met formoterol als onderhoudsbehandeling en behandeling van exacerbaties kan over een gemiddelde follow-up van 6 maanden het noodgebruik van orale corticosteroïden bij exacerbaties verminderen in vergelijking met de gebruikelijke zorg. De vaste associatie heeft echter geen effect op exacerbaties die een hospitalisatie vereisen, en het aantal patiënten dat de behandeling stopzet omwille van ongewenste effecten neemt toe.

Is aspirine effectief voor de preventie van trombo-embolie na totale heupprothese?

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 58 - 59


Deze RCT met geringe power toont aan dat na een totale heupprothese een preventieve verdergezette behandeling gedurende 28 dagen met aspirine aan een dosis van 81 mg per dag niet inferieur is aan heparine met laag moleculair gewicht bij patiënten die eerst gedurende 10 dagen een laag moleculair gewicht heparine toegediend kregen.

Preventie van recidiverende nierstenen

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 60 - 61


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit is gebaseerd op kleine studies van minder goede kwaliteit. Bij patiënten met minstens 1 episode van calciumstenen zijn een verhoogde vochtinname (om 2 tot 2,5 liter per dag te verliezen), in combinatie met een thiazide, citraat of allopurinol effectief voor de preventie van recidiverende nierstenen. De oorspronkelijke studies bevatten weinig gegevens over de ongewenste effecten van deze preventieve behandelingen.

De pijler van de patiënt in Evidence-Based Medicine

Cantelli F. , Henrard G.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 53 - 53

Secundaire preventie van veneuze trombo-embolie: welke antitrombotische behandeling?

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 56 - 57


Deze netwerk meta-analyse van goede methodologische kwaliteit bevestigt de resultaten van eerdere studies over het nut van vitamine K-antagonisten, de nieuwe orale anticoagulantia en aspirine in secundaire preventie na een veneuze trombo-embolie. De resultaten over de relatieve werkzaamheid en veiligheid zijn indicatief omdat er weinig directe vergelijkingen beschikbaar zijn en vragen om bevestiging in direct vergelijkend onderzoek.

Roken en de relatieve werkzaamheid van de nieuwe anti-aggregantia

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 54 - 55


Dit systematische literatuuroverzicht toont op basis van beperkte gegevens aan dat de werkzaamheid van clopidogrel voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen (sterfte, myocardinfarct, CVA) beperkter is bij niet-rokers dan bij rokers en dat het bloedingsrisico toeneemt bij rokers. Op het vlak van werkzaamheid lijkt dit ook te gelden voor prasugrel en ticagrelor.

Bias door selectiviteit bij de keuze en de rapportering van resultaten

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 64 - 64

Preventie van tandcariës bij kinderen jonger dan 5 jaar

Chevalier E. , Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 5 pagina 62 - 63


Deze update van een literatuuroverzicht gepubliceerd in 2004 bevestigt het nut van fluoride lokaal toegepast in de vorm van fluoridelak en via de voeding. Fluoridetandpasta komt niet aan bod in deze publicatie, terwijl de werkzaamheid ervan wel bewezen is. Voor xylitol, screening in de eerste lijn en educatieve interventies is er geen wetenschappelijke onderbouwing.

Deze meta-analyse van gecontroleerde studies toonde bij vrouwen met verhoogd risico van borstkanker aan dat selectieve oestrogeenreceptor-modulatoren (SERM’s) de incidentie van invasieve oestrogeenreceptorpositieve borstkankers statistisch significant doen dalen. De plaats van SERM’s als preventief middel voor borstkanker blijft echter op basis van deze meta-analyse onduidelijk omwille van het ongekende effect op (borstkanker-specifieke) mortaliteit en de onduidelijke balans tussen baten en ongewenste effecten (trombo-embolie en endometriumcarcinoom).

Uit deze epidemiologische retrospectieve studie met ongekende bias is het gunstige effect van het 7-valent geconjugeerd pneumokokkenvaccin op hospitalisatie voor pneumonie in alle leeftijdsgroepen niet eenduidig af te leiden. Het mogelijke gunstige effect van het 13-valent vaccin moet nog worden afgewacht.

Antipsychotica stoppen bij ouderen met dementie

Michiels B.

Minerva 15 05 2014


Deze systematische review toont nogmaals aan dat men het gebruik van neuroleptica voor gedragsstoornissen bij ouderen met dementie in de meeste gevallen zonder ernstige nadelen kan stopzetten. Sommige patiënten kunnen evenwel wel gebaat zijn bij een volgehouden behandeling. Dergelijk voordeel moet echter telkens tegenover de mogelijke nadelen afgewogen worden.

Hoge dosis N-acetylcysteïne bij stabiele COPD

Sturtewagen J.P.

Minerva 15 05 2014


Op basis van deze RCT met een specifieke patiëntenpopulatie en met ongebruikelijke primaire intermediaire uitkomstmaten blijft het onduidelijk of N-acetylcysteïne, aan welke dosis dan ook, een plaats heeft in de behandeling van COPD.

Calcium en mortaliteit bij vrouwen

Laekeman G.

Minerva 15 05 2014


Deze grote cohortstudie toont een verband aan tussen de inname van meer dan 1 400 mg calcium per dag tijdens de voeding en een toename in globale mortaliteit en overlijden door cardiovasculaire ziekte of door ischemische hartziekte. Deze correlatie was groter wanneer er daarnaast ook calciumsupplementen werden ingenomen.

Leefstijlinterventies en kosteneffectiviteit, de evidentie blijft ijl

Lemiengre M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 40 - 40


Op basis van deze studie en andere literatuurgegevens kunnen we besluiten dat telemonitoring van thuisbloeddrukmetingen leidt tot een statistisch significante verlaging van de systolische bloeddruk bij patiënten met ongecontroleerde hypertensie. De klinische relevantie en de duurzaamheid van deze winst, evenals de kosteneffectiviteit van deze methode moeten nog aangetoond worden.

Point of care inschatting van de prognose van musculoskeletale pijn bij ouderen

Verbakel J.Y.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 41 - 42


Ondanks de onmogelijkheid om deze resultaten te veralgemenen suggereert deze methodologisch correcte studie dat men met enkele eenvoudige vragen samen met de inschatting van de arts de prognose van musculoskeletale pijn bij oudere patiënten op een aanvaardbare manier kan beoordelen tijdens de duur van één raadpleging.

Aspirine plus clopidogrel in de acute fase van een TIA of een beperkt CVA?

Demeestere J. , Thijs V.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 49 - 50


Deze methodologisch correcte studie toont aan dat een gecombineerd gebruik van clopidogrel en aspirine gedurende 21 dagen, gevolgd door dagelijks clopidogrel 75 mg, opgestart binnen de 24 u na de aanvang van een TIA of een beperkt CVA, het risico van recidief CVA significant verlaagt in vergelijking met aspirine alleen, zonder het bloedingsrisico te verhogen. De resultaten kunnen omwille van verschillende redenen niet geëxtrapoleerd worden naar een Westerse populatie in een Westers gezondheidszorgsysteem.

Manuele therapie bij chronische lagerugpijn

Devroey D.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 45 - 46


Deze methodologisch correcte studie toont een beperkte klinische winst aan van manuele therapie versus sham manuele therapie bij patiënten met minstens 3 maanden durende lagerugpijn. Door de subjectieve rekrutering is de extrapoleerbaarheid van de resultaten echter beperkt. Ultrasone therapie was niet beter dan sham ultrasone therapie.

Oefenprogramma's voor artrose van de onderste ledematen

Van de Velde S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 43 - 44


Deze netwerk meta-analyse van heterogene studies besluit dat sommige vormen van oefentherapie effectief zijn voor pijnverlichting en functieverbetering bij patiënten met artrose in de onderste ledematen. Omdat er te weinig studies zijn die verschillende vormen van oefentherapie direct met elkaar vergelijken kunnen we nog steeds geen uitspraak doen over welke vorm van oefentherapie het meest effectief is op het vlak van pijnverlichting en functieverbetering bij knie-en heupartrose.

Hoe een gestandaardiseerd gemiddeld verschil (SMD) interpreteren?

Poelman T.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 4 pagina 51 - 51


Deze retrospectieve cohortstudie bevestigt het risico (verhoogde mortaliteit) van lagere bloeddrukwaarden bij 70-plussers met hypertensie en chronische nierinsufficiëntie. Bij chronische nierinsufficiëntie benaderen de streefwaarden het best de streefwaarden voor de algemene hypertensiepatiënt (140/90 mmHg).

Lage-dosis-CT-scan voor screening van longkanker

Chevalier P. , Van Meerhaeghe A.

Minerva 15 04 2014


De NLST-studie blijft de enige studie van goede methodologische kwaliteit die bij een hoogrisicopopulatie een gunstig effect aantoont van longkankerscreening met een lage-dosis-CT-scan versus thoraxradiografie. Dat gaat echter gepaard met talrijke vals-positieve resultaten, overdiagnose en niet in te schatten risico’s door herhaaldelijke bestraling. Bovendien vond de NLST-studie grotendeels plaats in academische centra.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het nuttig is om bij de D-dimeerbepaling voor het uitsluiten van longembool bij patiënten met een lage voorkans, leeftijdsafhankelijke afkapwaarden te hanteren (leeftijd x 10 µg/L).

Deze prospectieve studie volgt meer dan 3 000 Deense vrouwen op tussen 40 en 90 jaar zonder diagnose van of behandeling voor osteoporose. Het FRAX-model zonder BMD is niet performanter voor het voorspellen van het fractuurrisico dan andere, meer eenvoudige modellen of dan eenvoudigweg de leeftijd.

Uit deze vroegtijdig beëindigde RCT blijkt dat het niet nuttig is om memantine toe te voegen aan cholinesterase-inhibitoren voor de vermindering van agitatie en agressie en voor de verbetering van cognitieve capaciteiten bij personen met een matige tot ernstige vorm van Alzheimer en met een hoge aanvangsscore voor agitatie en agressie.

De ongewenste musculoskeletaire effecten van statines

La rédaction Minerva

Minerva 15 04 2014


Verschillende observationele onderzoeken stellen vast dat het risico van musculoskeletale pijn bij statinegebruik geen zeldzaam fenomeen is. Deze pijn kan een negatief effect hebben op de therapietrouw. Twee studies stellen verschillen vast tussen de statines onderling. De spiertoxiciteit lijkt evenredig te zijn aan de potentie van het statine om het LDL-cholesterol te doen dalen.

Deze meta-analyse brengt niet echt nieuwe elementen aan. Voor de behandeling van depressie bij kinderen en adolescenten is de werkzaamheid van antidepressiva, van psychotherapie of van de associatie van beiden, onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd. Bij het gebruik van antidepressiva lijkt het risico van zelfmoordgedachten toe te nemen.

Bronchiëctasieën: continu behandelen met azitromycine?

La rédaction Minerva

Minerva 15 04 2014


Deze RCT met een beperkt aantal patiënten toont aan dat de dagelijkse toediening van azithromycine in vergelijking met placebo nuttig kan zijn bij volwassenen met bronchiëctasieën (niet gerelateerd aan mucoviscidose) en recidiverende respiratoire infecties. Deze behandeling vermindert het aantal infecties, maar de klinische relevantie van de gunstige resultaten op de longfunctie is niet aangetoond en de microbiële resistentie neemt sterk toe.

Trombolyse binnen de 6 uur na het ontstaan van een acuut CVA

La rédaction Minerva

Minerva 15 04 2014


Deze studie toont aan dat een snelle start (binnen de 6 uur na het ontstaan van de symptomen van een CVA) van de intraveneuze trombolyse bij een gedeeltelijk zeer oude populatie (>80 jaar) potentieel nuttig kan zijn. Op het vlak van functionele uitkomsten is er een mogelijk gunstig voordeel, terwijl de resultaten voor de verschillende domeinen van kwaliteit van leven niet eenduidig zijn en er op 18 maanden na de trombolyse geen bewezen gunstig effect is op de overleving.

Patiëntgerichte besluitvorming: betere gezondheidsuitkomsten?

La rédaction Minerva

Minerva 15 04 2014


Dit observationeel onderzoek in de V.S. bevestigt het mogelijk gunstige effect van een patiëntgerichte besluitvorming op verschillende objectieve zorguitkomstmaten (geen harde klinische, maar intermediaire eindpunten). Dit proces bestaat uit het opsporen van contextuele waarschuwingssignalen (of ‘rode vlaggen’) die toelaten om verder een individueel zorgplan uit te werken voor de patiënt.

Effect van een antihypertensieve behandeling bij 65-plussers

De Cort P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 3 pagina 28 - 29


Ondanks de belangrijke beperkingen bevestigt deze meta-analyse dat vermindering van de bloeddruk door een antihypertensieve behandeling bij 65-plussers met hypertensie, een gunstig effect heeft op harde eindpunten: globale en cardiovasculaire mortaliteit, CVA en hartfalen. Deze daling van het risico is evenredig aan de grootte van de daling van de systolische bloeddruk en in mindere mate van de diastolische bloeddruk. Deze studie laat niet toe om een uitspraak te doen over ideale streefwaarden van bloeddrukbehandeling bij deze doelgroep.

Chronische rhinosinusitis met neuspoliepen: behandelen met lokale corticosteroïden?

Duyver C.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 3 pagina 30 - 31


De methodologie van deze meta-analyse is correct. De resultaten tonen aan dat lokale corticosteroïden werkzamer zijn dan placebo voor de behandeling van chronische rhinosinusitis met neuspoliepen. Lokale corticosteroïden verbeteren de symptomen (neusobstructie), verminderen de poliepgrootte en hebben een preventief effect op recidieven na een operatie. Op basis van deze meta-analyse kunnen we niet bepalen welke dosis het meest adequaat is en welke verstuivingsmethode het meest werkzaam is, omdat het aantal studies ontoereikend was voor deze evaluatie.

Nut van een algoritme bij kinderen met chronische hoest

Leconte S.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 3 pagina 32 - 33


Deze RCT is uitgevoerd bij een groep geselecteerde kinderen in een (zeer) specialistische context. Bij de vroegtijdige implementatie (binnen de 2 weken) van een klinisch algoritme bij kinderen met chronische hoest, kan het aantal kinderen met een verbeterde hoestscore sneller toenemen.

Open-hoekglaucoom: werkzaamheid en veiligheid van de verschillende behandelingen

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 3 pagina 34 - 35


Deze systematische review zonder meta-analyse toont aan dat verschillende therapeutische opties (oogdruppels, laser trabeculoplastie en chirurgische trabeculectomie (samen met een orale antimetaboliet)) nuttig kunnen zijn voor de reductie van een te hoge intra-oculaire druk die kan leiden tot beschadiging van de oogzenuw. Prostaglandine-analogen zijn het meest effectief voor de vermindering van de intra-oculaire druk, maar toch is er onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing om een specifieke behandeling aan te bevelen voor de preventie van gezichtsstoornissen.

Observatiebias: het belang van driedubbele blindering

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 3 pagina 38 - 38


Deze systematische review met meta-analyses heeft enkele methodologische beperkingen en toont aan dat ACE-I bij cardiovasculaire hoogrisicopatiënten zonder hartfalen leiden tot een daling in het risico van globale mortaliteit en van nieuwe episodes van hartfalen en diabetes. ACE-I en sartanen doen het risico van een samengestelde uitkomstmaat (cardiovasculaire mortaliteit, myocardinfarct en CVA) verminderen.

Screening naar borstkanker met mammografie

Michiels B.

Minerva 15 03 2014


Deze systematische review van de Cochrane Collaboration toont aan dat systematische screening van gezonde vrouwen tussen 39 en 74 jaar voor borstkanker meer nadelen dan voordelen oplevert. Een herziening van de screeningspolitiek dringt zich op.

De huidige evidentie is van onvoldoende kwaliteit om de doeltreffendheid aan te tonen van griepvaccinatie bij rusthuispersoneel ter preventie van influenza, hospitalisatie of sterfte door pneumonie bij rusthuisbewoners. Het is aangewezen om voldoende aandacht te schenken aan andere preventiemaatregelen.

Deze systematische review met sterk heterogene studies toonde op langere termijn geen meerwaarde aan van thuisbloeddrukmeting met of zonder bijkomende ondersteuning versus gebruikelijke zorg.

Deze Amerikaanse multicenter RCT bij zwaarlijvige of obese type 2-diabetici kon geen lange termijn effect van een intensieve leefstijlaanpassing op het vlak van cardiovasculaire gebeurtenissen aantonen.

Twee post-hoc analyses van de AFFIRM-studie die nagaan of digoxine bij patiënten met VKF de mortaliteit verhoogt, geven aanleiding tot uiteenlopende resultaten. De commentaar in de aanbevelingen dat de plaats van digoxine bij de behandeling van voorkamerfibrillatie beperkt is, blijft dus bestaan.

Deze systematische review en meta-analyse van zeer heterogene methodologisch zwakke en kleine studies kan geen versnelde wondgenezing aantonen van honing versus andere verbanden of producten voor de behandeling van acute en/of chronische wonden.

Verlaagt een multi-componente interventie het gebruik van fysieke fixatie in woonzorgcentra?

Paquay L. , Scheepmans K.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 2 pagina 23 - 24


Deze clustergerandomiseerde klinische studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het gebruik van fysieke fixatie in woonzorgcentra afneemt door de toepassing van een wetenschappelijk onderbouwde, multicomponente interventie.

Screening en vroegtijdige counseling bij partnergeweld?

Hillemans K.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 2 pagina 17 - 18


Deze studie van methodologisch goede kwaliteit toont aan dat een algemene screening van vrouwen naar partnergeweld en het aanbieden van counseling door de huisarts aan vrouwen die positief screenden voor partnergeweld, niet leidt tot een betere levenskwaliteit, betere veiligheidsplanning en veiligheidsgedrag en een betere psychische gezondheid vergeleken met gebruikelijke zorg.

Het effect van preventie: hoe denken onze patiënten daar zelf over?

Poelman T.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 2 pagina 14 - 14

Zorgen algemene preventieve gezondheidscheck-ups voor gezondheidswinst?

Baeten R.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze methodologisch correct uitgevoerde meta-analyse kon geen effect aantonen op algemene en specifieke mortaliteit van preventieve gezondheidscheck-up(s) bij een gezonde volwassen bevolking jonger dan 65 jaar. De geïncludeerde studies zijn oud en heterogeen wat de interpretatie van de resultaten bemoeilijkt.

Hoe een funnel plot interpreteren?

Poelman T.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 2 pagina 25 - 25

Wanneer zijn antibiotica gewenst bij een acute exacerbatie van COPD?

De Meyere M. , De Sutter A.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 2 pagina 19 - 20


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit besluit dat de momenteel gebruikte antibiotica (amoxicilline-clavulaanzuur, co-trimoxazol, doxycycline, penicilline) als behandeling van een acute exacerbatie van COPD in de eerste lijn, geen statistisch significant effect hebben op het klinische verloop van de opstoot.

Deze Europese RCT toont aan dat bij volwassenen met een FEV1 ≥60% en astma die niet onder controle is met alleen een onderhoudsbehandeling van beclometason + formoterol, de combinatie beclometason/formoterol als symptoombehandeling voor sommige eindpunten een lichte winst geeft op salbutamol. De effectgrootte lijkt beperkt te zijn. Bij matig tot ernstig astma leidt de associatie budesonide/formoterol tot een gelijkaardig resultaat.

Statines en nierinsufficiëntie

La rédaction Minerva

Minerva 15 02 2014


Deze meta-analyse toont aan dat statines een gunstig effect hebben bij patiënten met nierinsufficiëntie met of zonder bekende cardiovasculaire risicofactoren. Het gunstige effect is kleiner en minder duidelijk naarmate de nierinsufficiëntie bij patiënten ernstiger is.

Nut van digoxine bij systolisch hartfalen?

La rédaction Minerva

Minerva 15 02 2014


Deze heranalyse van een oude studie (DIG) bevestigt dat de toevoeging van digoxine aan een klassieke behandeling bij ambulante patiënten met chronisch hartfalen en verminderde ejectiefractie (≤45%), het risico van hospitalisatie binnen de 30 dagen na de start van de behandeling vermindert. Een effect op het vlak van vermindering van de mortaliteit binnen deze 30 dagen is niet aangetoond.

Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten met een laag bloedingsrisico en die een nieuw oraal anticoagulans gebruiken voor de erkende indicaties, het bloedingsrisico toeneemt in vergelijking met de standaardbehandeling, maar varieert naargelang de indicatie en het specifieke geneesmiddel.

Diverticulaire aandoening van het colon en mesalazine

La rédaction Minerva

Minerva 15 02 2014


De eerste RCT van goede methodologische kwaliteit, maar met (te) weinig power, toont aan dat mesalazine geen meerwaarde heeft boven placebo bij patiënten tussen 45 en 80 jaar met een ongecompliceerde diverticulaire aandoening. Ook antibiotica hebben geen bewezen nut bij deze indicatie.

Deze observationele studie kan geen meerwaarde aantonen van tiotropium boven ipratropium voor de preventie van nieuwe COPD-gerelateerde hospitalisaties na een eerste indexhospitalisatie voor COPD, maar laat niet toe om de resultaten te bekijken in functie van de ernst van de COPD.

Op basis van een samenvatting van de literatuur, ontwikkelden de auteurs van deze studie een risicocalculator die het mogelijk maakt om voor iedere patiënt individueel de potentiële cardiovasculaire voordelen van een lage dosis aspirine af te wegen tegen de bovenste gastro-intestinale complicaties, in functie van het cardiovasculaire risico, het gastro-intestinale risico en de eventuele toevoeging van een PPI. De calculator kan een nuttig instrument zijn tijdens de gezamenlijke besluitvorming.

Fysieke training voor ouderen met depressieve symptomen

La rédaction Minerva

Minerva 15 02 2014


Fysieke training (weerstandsvermogen en kracht) over 3 tot 4 maanden kan de ernst in depressie verminderen bij ouderen met symptomen van depressie die al dan niet antidepressiva gebruiken (gering niveau van bewijskracht).

Nieuwe GOLD-classificatie voor COPD

La rédaction Minerva

Minerva 15 02 2014


Op basis van klinische en spirometrische gegevens van COPD-patiënten bevestigt deze Noorse studie dat de nieuwe GOLD-classificatie op klinische basis (ABCD-groepen) geen bewezen nut heeft voor het voorspellen van de mortaliteit.

Rookstop: cardiovasculaire winst, zelfs bij gewichtstoename

La rédaction Minerva

Minerva 15 02 2014


Dit observationeel onderzoek in de V.S. toont aan dat gewichtstoename na het stoppen met roken de cardiovasculaire winst door rookstop niet significant afzwakt. Voor diabetici kunnen we geen besluiten formuleren omwille van een tekort aan power in deze studie.

Financiering van studies door de industrie: ook een vorm van bias?

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 1 pagina 1 - 1

Mediterraan dieet voor primaire cardiovasculaire preventie

Roberfroid D.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze gerandomiseerde, gecontroleerde studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat in primaire preventie bij personen met een hoog cardiovasculair risico, extra-vierge olijfolie (50 g per dag) of noten (30 g per dag) toegevoegd aan een mediterraan dieet, significant de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen kunnen verminderen. Dat geldt in het bijzonder voor de preventie van CVA.

Perifere neurostimulatie voor de preventie van migraine?

Henrard G.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 1 pagina 10 - 11


Transcutane supra-orbitale neurostimulatie kan een aantrekkelijke optie zijn voor de preventie van migraine, maar omwille van de methodologische beperkingen is deze studie alleen hypothesevormend en is verdere bevestiging noodzakelijk.

Evaluatie van een geneesmiddel: waarom is een voldoende aantal patiënten vereist?

Chevalier P.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 1 pagina 12 - 12

Antihypertensiva voor de preventie van diabetische nefropathie?

Vanhaeverbeek M.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 1 pagina 2 - 3


Deze meta-analyse heeft methodologische beperkingen die de interpretatie bemoeilijken. De resultaten tonen het nut aan van ACE-I voor de preventie van micro- en macro-albuminurie en voor een daling in globale mortaliteit bij patiënten met type 1- of type 2-diabetes zonder initieel nierlijden, al dan niet met hypertensie en met een initieel zeer variabel risico. De meta-analyse laat niet toe om de effectgrootte te bepalen in functie van het initiële risico. Voor de andere hypertensiva waaronder de sartanen zijn deze effecten niet aangetoond.

Wat is het (relatieve) nut van glycopyrronium voor de behandeling van COPD?

Chevalier P. , Van Meerhaeghe A.

Minerva 2014 Vol 13 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze RCT met een dubbelblinde vergelijking van glycopyrronium versus placebo toont een statistisch significante meerwaarde aan van glycopyrronium voor verschillende spirometrische criteria (waaronder de evolutie van de ESW, de primaire uitkomstmaat). Voor sommige klinische criteria (exacerbaties, dyspnoescore) zijn de resultaten ook gunstig, maar de resultaten op het vlak van kwaliteit van leven (SGRQ) zijn klinisch niet relevant en het zijn allemaal secundaire uitkomstmaten; deze resultaten vragen dus om bevestiging. De vergelijking met het actieve product tiotropium gebeurde open-label en het verschil dat de auteurs vaststelden tussen glycopyrronium en tiotropium voor de werkzaamheid en de veiligheid is dus eerder indicatief.

Dit literatuuroverzicht van matige methodologische kwaliteit over de niet-medicamenteuze aanpak van psychische en gedragsproblemen bij dementie in de thuiszorg door een zorgverlenend familielid, bevestigt de noodzaak van interventies met meerdere componenten, gericht op de noden van de zorgverleners.

Er bestaat momenteel slechts één RCT met slechts 153 patiënten die rechtstreeks aantoont dat het dragen van compressiekousen na zes maanden gepaard gaat met minder recidieven van veneuze beenulcera. Deze RCT onderbouwt de huidige aanbevelingen. Het is momenteel echter niet duidelijk hoelang, welke sterkte en welk type van compressie de voorkeur geniet om een recidief van veneuze ulcera te vermijden.

Hoe vaak een abdominaal aneurysma opvolgen?

Bruyninckx R.

Minerva 15 12 2013


Deze meta-analyse van 15 741 patiënten met een abdominaal aneurysma tussen 3 en 5,5 cm diameter toont aan dat de tijd tussen de echografische controles kan verlengd worden ten opzichte van de huidig gebruikte tijdsintervallen (8). De hoge statistische heterogeniteit tussen de 18 geïncludeerde studies vraagt om verder onderzoek naar opvolging van abdominale aneurysma’s in specifieke patiëntenpopulaties.

Uit deze post-hoc analyse van de REDUCE-studie kunnen we besluiten dat het gebruik van dutasteride bij asymptomatische mannen met benigne prostaathypertrofie de klinische progressie significant vermindert en dat de ongewenste effecten aanvaardbaar zijn. Deze resultaten vragen om bevestiging in nieuwe RCT's met progressie van symptomatische benigne prostaathypertrofie als primair eindpunt. Momenteel zijn er zeker niet voldoende argumenten om de huidige aanbeveling van een afwachtende aanpak te veranderen.

Deze studie biedt geen bewijs dat screenen naar diabetes en vroegtijdige behandeling bij personen met een hoog risico een gezondheidsvoordeel oplevert.

Deze studie toont aan dat, zelfs al hebben patiënten hun wensen aangaande hun levenseinde bekend gemaakt, men hiermee nauwelijks rekening houdt bij een dringende ziekenhuisopname. De reden hiervoor was voornamelijk het gebrek aan documenten. Voor huisartsen is een belangrijke rol weggelegd in het bewaken van de wensen van de patiënt. De huisarts kan deze rol waarmaken door actief de verwachtingen, de bezorgdheden en de inzichten over het levenseinde bij de patiënt te bevragen, vast te leggen in duidelijke liefst gestandaardiseerde documenten en in het geval van doorverwijzing of opname te zorgen dat deze documenten terecht komen bij de verantwoordelijke arts in het ziekenhuis. Ook de overheid kan een rol spelen door de bevolking te informeren over het bestaan en het belang van vroegtijdige zorgplanning.

Antidepressiva en het risico van QT-verlenging

Foulon V. , Laekeman G. , Vandael E.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 127 - 128


Deze observationele studie toont een significante dosisgebonden verlenging aan van het QTc-interval met citalopram, escitalopram, amitriptyline en methadon. Voor andere antidepressiva kon er geen significante correlatie worden aangetoond. De klinische relevantie van deze QT-verlenging is echter nog onduidelijk. Gemiddeld genomen overschreed geen enkele dosis de als abnormaal beschouwde grens van 450 ms in lengte van het QTc-interval.

Minder verkoudheden met Echinacea purpurea?

Laekeman G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 121 - 122


In deze methodologisch correcte, dubbelblinde, gerandomiseerde studie bleek een dagelijkse inname gedurende 4 maanden van een specifieke bereiding met hoog alcoholgehalte (moedertinctuur) van Echinacea purpurea veilig te zijn voor de preventie van verkoudheden bij gezonde volwassenen. De resultaten op het vlak van preventie zijn echter niet consistent. Men zag een significante daling van het aantal ziektedagen door verkoudheden en van het gebruik van symptomatische geneesmiddelen, maar niet van het aantal episodes van verkoudheid.

Denosumab tegen osteoporose

Michiels B.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 123 - 124


Deze systematische review van matige methodologische kwaliteit toont aan dat de evidentie over de klinische werkzaamheid en veiligheid van denosumab bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose beperkt is. Slechts één RCT kon ten opzichte van placebo een significante daling aantonen van het fractuurrisico, vooral van wervelfracturen. Verder kon met een meta-analyse een verhoogde incidentie van infecties (voornamelijk urinaire) en eczeem worden vastgesteld.

Zelf afgenomen vaginale wissers voor de diagnose van Chlamydia trachomatis met een DNA-amplificatietechniek zijn een geschikt alternatief voor een staal dat door de arts wordt afgenomen tijdens een gynaecologisch onderzoek. Dit geldt zowel voor de diagnose van Chlamydia bij symptomatische vrouwen als voor opportunistische screening bij vrouwen zonder klachten.

Hazard Ratio versus Relatief Risico

Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 129 - 129

Colchicine: nieuwe jeugd voor een oude tante?

Lemiengre M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 118 - 118

Lage dosis colchicine voor secundaire preventie van cardiovasculaire ziekte?

Christiaens T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 10 pagina 119 - 120


Deze open-label RCT bij een beperkte groep geselecteerde patiënten met angiografisch bevestigde coronaire hartziekte toont aan dat colchicine als aanvullende behandeling bij een statine, een plaatjesremmer en een antihypertensivum, het risico van cardiovasculaire gebeurtenissen verlaagt. De resultaten van deze studie zijn belangrijk en vragen om bevestiging in een RCT met meer patiënten en met een correcte evaluatie van harde eindpunten (inclusief globale mortaliteit) en ongewenste effecten op langere termijn.

Dit observationeel onderzoek includeert ongeveer 33 000 mannen met een episode van lage urineweginfecties. In vergelijking met een kortdurende behandeling, neemt bij een 7 dagen durende antibioticabehandeling het aantal recidieven niet af, noch binnen de 30 dagen, noch na 30 dagen. Het aantal recidieven na 30 dagen neemt echter toe en misschien ook het aantal Clostridium difficile-infecties. Deze resultaten vragen om bevestiging in een RCT.

Deze meta-analyse toont een mogelijk gunstig effect aan van probiotica voor de preventie van diarree door Clostridium difficile na toediening van antibiotica. De werkelijke klinische impact van deze behandelingsoptie is nog niet duidelijk. Er is nog onvoldoende bewijs om aan patiënten in de eerste lijn systematisch probiotica aan te bevelen bij inname van antibiotica.

In primaire cardiovasculaire preventie hebben statines een gunstig effect voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen. De effectgrootte is duidelijk geringer dan bij patiënten met antecedenten van een cardiovasculaire gebeurtenis. Dit observationeel onderzoek toont aan dat intense fysieke training zonder statinegebruik ook een gunstig effect heeft en dat het effect nog gunstiger wordt door intense fysieke oefeningen te combineren met statines bij patiënten met hypercholesterolemie (primaire en secundaire preventie) die aanvankelijk geen oefeningen deden.

Preventie en behandeling van een verkoudheid met vitamine C?

La rédaction Minerva

Minerva 15 11 2013


In deze systematische review vinden we onvoldoende bewijs om een regelmatig gebruik van vitamine C (1 g per dag) aan te bevelen voor de preventie van een verkoudheid, behalve eventueel tijdens een periode van intense fysieke inspanning. De inname van een therapeutische dosis tijdens een verkoudheid is evenmin voldoende bewezen noch aanbevolen.

Bij pooling van 2 studies met een aanvaardbare methodologische kwaliteit, blijkt dat een eenmalige applicatie van 0,5% ivermectine lotion statistisch significant effectiever is dan placebo voor de eradicatie van hoofdluis, maar de werkzaamheid is niet 100%. De studies vergelijken deze lotion niet met andere gebruikelijke bestrijdingsmiddelen. De plaats van ivermectine voor de behandeling van hoofdluis moet nog nader onderzocht worden.

De resultaten van deze subgroepanalyse van de RE-LY-studie die dabigatran vergelijkt met warfarine bij voorkamerfibrillatie, toont aan dat de associatie met aspirine en/of clopidogrel het risico van bloedingen verhoogt zowel in de dabigatrangroep als in de warfarinegroep. In absolute cijfers neemt het risico toe naarmate de dosis van dabigatran verhoogt. Deze toename van het bloedingsrisico is een element om in overweging te nemen bij de start van een anticoagulerende behandeling.

Deze pragmatische RCT van goede methodologische kwaliteit bij vrouwen van gemiddeld 42 jaar met menorragieën toont aan dat een levonorgestrel-bevattend spiraaltje effectiever is dan de gebruikelijke zorg om de negatieve invloed van hevige menstruele bloedingen op de kwaliteit van leven te verminderen.

Amitriptyline voor de behandeling van majeure depressie

La rédaction Minerva

Minerva 15 11 2013


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit includeert oude studies en studies van korte duur (zoals meestal het geval is bij studies over antidepressiva). Amitriptyline is in deze meta-analyse effectief voor de behandeling van depressie. De werkzaamheid van amitriptyline neemt toe naarmate de initiële depressie ernstiger is en vermindert als de placeborespons verhoogt.

Dit observationeel onderzoek toont aan dat een hogere systolische bloeddruk en een hoger drukverschil bij 85-plussers een betere weerstand bieden tegen fysieke en cognitieve achteruitgang; ouderen met al bestaande fysieke beperkingen behouden bij een hogere bloeddruk betere cognitieve capaciteiten.

De frequentie van bloedingen bij een anticoagulatietherapie ligt hoger in de praktijk dan in studies, en zeker bij 75-plussers. Vanaf de leeftijd van 51 jaar zou een startdosis in functie van de leeftijd kunnen leiden tot minder hoge INR-waarden.

Geneesmiddeleninformatie: de interne rapporten versus de publicatie van de studies

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 105 - 105

Aspirine voor de preventie van pre-eclampsie?

Dumontier E. , Leconte S.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 110 - 111


Deze studie heeft onvoldoende power en laat niet toe om de werkzaamheid van aspirine te bevestigen voor de preventie van pre-eclampsie bij vrouwen met risico van pre-eclampsie en met een abnormaal Doppleronderzoek van de arteria uterina.

Apixaban voor de behandeling van veneuze trombo-embolie

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 114 - 115


Uit deze RCT met belangrijke methodologische beperkingen en een sterke inmenging van de financierende farmaceutische firma, blijkt dat apixaban niet inferieur is aan LMGH gevolgd door warfarine voor de behandeling van veneuze trombo-embolie (proximale diepe veneuze trombose en/of longembool) en voor de preventie van een recidief binnen de behandelingsperiode van 6 maanden.

Valkuilen bij het bepalen van de NNT (Number Needed to Treat)

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 116 - 116


De resultaten van deze studie bij een zorgvuldig geselecteerde populatie met een acute jichtaanval suggereren dat onmiddellijk opstarten van allopurinol (samen met een profylactisch dosis colchicine en een oraal NSAID als behandeling) bij de eerste consultatie niet méér risico’s inhoudt op het vlak van pijnintensiteit en recidieven in de daaropvolgende maand, dan allopurinol starten 10 dagen na de aanval.

De waarde van een predictief model voor vroegtijdige diagnostiek van longkanker?

Van Meerhaeghe A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 9 pagina 112 - 113


Deze methodologisch correct opgezette observationele studie suggereert dat het mogelijk is om aan de hand van eenvoudige patiëntgegevens uit de huisartspraktijk, een model te ontwikkelen om het risico van longkanker te voorspellen.

Deze systematische review kan de talrijke methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies niet verdoezelen. De review toont aan dat de globale therapietrouw aan fysieke oefenprogramma’s in de thuissituatie voor de preventie van vallen bij 60-plussers, laag is. De therapietrouw aan de interventie varieert naargelang het soort voorgestelde oefeningen, maar er is geen relatie aangetoond tussen de therapietrouw aan de interventie en de preventie van vallen.

Statines hebben een effect op het cardiovasculaire risico. De relatieve risicoreductie van een meestal samengestelde uitkomstmaat situeert zich met een zekere spreiding (naargelang de studie) rond de 25%. Dat zal wellicht ook gelden voor vrouwen, maar vrouwen zijn in de meeste studies ondervertegenwoordigd en het absolute risico van cardiovasculaire gebeurtenissen is bij vrouwen ook lager. De arts zal dan ook in overleg met de patiënte de last van een behandeling afwegen tegen de verwachte gezondheidswinst.

Minder hartfalen met matig koffieverbruik

Laekeman G.

Minerva 15 10 2013


Een meta-analyse van prospectieve cohortstudies suggereert dat de incidentie van hartfalen daalt bij matig vier tassen per dag) koffiegebruik.

Uit deze nauwkeurig opgezette grote case-cross-over studie blijkt dat de niet-benzodiazepine slaapmedicatie of de zogenaamde z-drugs naar analogie met de klassieke benzodiazepines het risico op heupfracturen bij ouderen in een rusthuis verhogen.

HST is niet geïndiceerd voor primaire en secundaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen, noch om dementie en cognitief verlies te voorkomen bij postmenopauzale vrouwen. HST is wel effectief voor de preventie van postmenopauzale osteoporotische fracturen. Deze optie is echter alleen te verdedigen bij vrouwen met een belangrijk risico en bij wie andere behandelingen niet mogelijk zijn. Momenteel beschikken we over onvoldoende gegevens om het risico op lange termijn in te schatten voor het gebruik van HST bij peri- of postmenopauzale vrouwen jonger dan 50 jaar.

Deze systematische review van gepubliceerde en niet-gepubliceerde studies geeft aan dat oseltamivir de duur van de griepsymptomen met minder dan 1 dag doet afnemen. In de intention to treat-populatie (met vermoeden van griep) was er geen gunstig effect op het voorkomen van pneumonie en hospitalisaties en evenmin van bronchitis, sinusitis en otitis. Deze studie doet evenmin een uitspraak over het nut van het gebruik van oseltamivir bij risicopopulaties.

Propensity Score Matching

Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 8 pagina 103 - 103


Uit deze studie van goede methodologische kwaliteit kunnen we besluiten dat er geen bewijs bestaat voor gunstige langetermijnresultaten van corticosteroïdinfiltraties en/of kinesitherapie bij de behandeling van laterale epicondylitis.

Uit deze methodologisch goed uitgevoerde cross-sectionele diagnostische studie kunnen we besluiten dat de Marburg Heart Score een valide instrument is om in de huisartspraktijk coronaire hartziekte bij volwassen patiënten met aspecifieke pijn op de borst uit te sluiten.

Deze methodologisch correct uitgevoerde studie toont aan dat een multicomponente psychosociale interventie in vergelijking met gestructureerde opvolging alleen, bij patiënten met milde ziekte van Alzheimer en bij hun centrale mantelzorger, na 12 maanden niet leidt tot betere uitkomsten op het vlak van depressie, levenskwaliteit en cognitieve functies. Verder onderzoek naar effectieve psychosociale interventies, zowel voor patiënten als voor mantelzorgers, in een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer is nodig.

Magnesium tegen spierkrampen

Michiels B.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 8 pagina 97 - 98


In deze systematische review van goede methodologische kwaliteit kon men met een meta-analyse van een beperkt aantal studies geen werkzaamheid aantonen voor het profylactische gebruik van magnesiumzouten tegen idiopathische spierkrampen bij ouderen. Het bewijs voor een gunstig effect van magnesiumzouten is onvoldoende en tegenstrijdig bij zwangere vrouwen en afwezig bij sporters.

Uit dit observationeel onderzoek kunnen we besluiten dat bèta-blokkers geen gunstig effect hebben op de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen, noch bij patiënten met een acuut myocardinfarct in de voorgeschiedenis, noch bij patiënten met coronaire hartziekte zonder myocardinfarct in de voorgeschiedenis, noch bij patiënten met verhoogd risico van coronaire hartziekte. Ook uit gecontroleerd onderzoek is er nog geen bewijs dat bèta-blokkers voor deze indicaties nuttig zijn.

Ongecompliceerde diverticulitis: al dan niet antibiotica?

La rédaction Minerva

Minerva 15 09 2013


Deze systematische review zonder meta-analyse vond slechts 3 RCT’s die het nut onderzochten van antibiotica bij patiënten met ongecompliceerde diverticulitis. Er is geen verschil vastgesteld tussen de verschillende schema’s van antibioticatoediening (verschillend antibioticum, kortere of langere duur van de intraveneuze toediening). Ook tussen antibiotica en geen antibiotica konden de auteurs geen verschillen vaststellen. We wachten op de resultaten van lopend onderzoek vooraleer hierover besluiten te formuleren.

Depressie: duloxetine versus andere antidepressiva

La rédaction Minerva

Minerva 15 09 2013


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit bevestigt dat duloxetine op het vlak van werkzaamheid niet verschilt met de andere antidepressiva (zonder vergelijking met de TCA’s). Het bilan op het vlak van ongewenste effecten is evenwel niet gunstig. Daarom zijn er geen argumenten om duloxetine op te nemen als therapeutische keuze voor de behandeling van depressie.

Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit toont aan dat bekkenbodemspiertraining alleen nuttig is als ze intensief toegepast wordt in de late zwangerschap. In de huidige richtlijnen komt alleen de behandeling van een bestaande incontinentie aan bod.

De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat interventies die fysieke activiteiten stimuleren een matig effect hebben op het vlak van de vermindering van HbA1c, maar ze laten niet toe om het effect te bepalen op de metabole controle van diabetes op lange termijn. Zoals ook de auteurs besluiten, kan deze meta-analyse wel pistes aanwijzen voor verder onderzoek dat zich kan richten op bepaalde vormen van interventies.

Deze systematische review met meta-analyse van goede methodologische kwaliteit bevestigt wat we eerder besloten in Minerva: op dit ogenblik beschikken we niet over een wetenschappelijke onderbouwing dat cholinesterase-inhibitoren de evolutie naar dementie of naar een verdere cognitieve achteruitgang afremmen bij patiënten met milde cognitieve stoornissen.

Lokale NSAID’s: het nut van diclofenac bevestigd

La rédaction Minerva

Minerva 15 09 2013


Deze systematische review bevestigt het mogelijke nut van de lokale toepassing van diclofenac 4 maal per dag gedurende 8 tot 12 weken voor de behandeling van gonartrose en artrose van de hand. De werkzaamheid is dezelfde als deze van diclofenac in orale vorm, maar de lokale toepassing heeft een beter (gastro-intestinaal) veiligheidprofiel. Over de andere NSAID’s voor lokaal gebruik kunnen we geen uitspraak doen, omdat het niveau van deze gegevens niet volstond.

Net zoals de auteurs van deze meta-analyse kunnen we besluiten dat een langdurige behandeling met antidepressiva geen duidelijk voordeel biedt voor de preventie van recidieven van depressie bij ouderen. Op basis van de huidige literatuur kunnen we geen valide aanbevelingen formuleren.

Exacerbaties van COPD: altijd een antibioticum?

La rédaction Minerva

Minerva 15 09 2013


Deze RCT heeft een aantal methodologische beperkingen en brengt dus geen onderbouwing aan voor het systematisch voorschrijven van antibiotica voor iedere niet-ernstige exacerbatie van COPD in de ambulante praktijk. Op basis van consensus van experten en niet op basis van de literatuur is een antibioticumvoorschrift te overwegen bij zeer zieke patiënten, bij verslechtering van de klinische toestand ondanks een maximale toepassing van de vorige stappen beschreven in de richtlijn voor goed gebruik van antibiotica, of wanneer na 4 dagen geen verbetering optreedt, ondanks maximale bronchodilatatie en orale glucocorticoïden.

Deze meta-analyse vergelijkt de werkzaamheid van carvedilol met deze van andere β1-selectieve bèta-blokkers en toont op het vlak van mortaliteit een voordeel aan van carvedilol ten opzichte van metoprolol zonder vertraagde vrijstelling, wat we al wisten naar aanleiding van de COMET-studie. Behalve de winst van metoprololtartraat op het vlak van mortaliteit in één studie, die met haar relatieve gewicht de meta-analyse volledig domineert, kon men bij patiënten met hartfalen voor geen enkel eindpunt een meerwaarde aantonen van carvedilol versus de andere bèta-blokkers. Ook na een acuut myocardinfarct had carvedilol voor geen enkel eindpunt een meerwaarde. Deze meta-analyse brengt geen argumenten aan om de huidige richtlijnen te wijzigen.

Bij patiënten met ischias die volgens de gangbare normen dikwijls in aanmerking komen voor een heelkundige interventie, is een actieve, conservatieve behandeling effectief zowel op korte termijn (8 weken) als op lange termijn (1 jaar). We weten niet in welke mate de spontane, gunstige evolutie van de aandoening hierin een rol speelde. Het nut van een actieve, conservatieve behandeling moet nog duidelijker vergeleken worden met een heelkundige interventie.

De IMS III-, SYNTHESIS- en MR-RESCUE-studies tonen aan dat een endovasculaire behandeling niet superieur is aan de standaardbehandeling (trombolyse via intraveneuze toediening van alteplase). Toch zijn veel clinici overtuigd van de superioriteit van de intra-arteriële behandeling. Deze superioriteit is gebaseerd op surrogaat uitkomstmaten zoals een betere rekanalisatiegraad. In deze 3 studies zijn de nieuwe katheters voor trombectomie (de ‘stent retrievers’) nog niet geëvalueerd. De werkzaamheid van deze nieuwe katheters moet nog onderzocht worden in gerandomiseerde, gecontroleerde studies met een zo kort mogelijke duur tussen de symptomen en de interventie.

Persisterend astma: intermittent of dagelijks inhalatiecorticosteroïden?

Chevalier P. , Pierart F.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 7 pagina 80 - 81


Deze systematische review met een klein aantal studies van goede methodologische kwaliteit bij kinderen en volwassenen met mild persisterend astma, toont geen verschil aan tussen een intermittente behandeling met inhalatiecorticosteroïden (op het ogenblik van een exacerbatie) en een dagelijkse behandeling op het vlak van het aantal exacerbaties die een oraal corticosteroïd vereisen. Het is evenwel niet aangetoond dat beide behandelingen werkelijk equivalent zijn.

Naar een gepersonaliseerde zorg of rekening houden met gezondheidsdoelstellingen?

De Jonghe M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 7 pagina 79 - 79

Depressie resistent aan antidepressiva: cognitieve gedragstherapie toevoegen?

Crismer A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 7 pagina 86 - 87


Ondanks enkele beperkingen, toont deze studie van goede methodologische kwaliteit aan dat er argumenten zijn om cognitieve gedragstherapie (uitgevoerd in kwaliteitsvolle omstandigheden) aan te moedigen bij patiënten met een depressie die resistent is aan antidepressiva.

Welke vorm van kinesitherapie voor gonartrose?

Henrard G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 7 pagina 84 - 85


Deze systematische review toont aan dat onder verschillende kinesitherapeutische interventies in de ambulante praktijk aërobe oefeningen, versterkende oefeningen, training van de propriocepsis en ook ultrasonografie een beperkt positief effect hebben op de pijn door gonartrose bij volwassenen. Het niveau van bewijskracht is echter zwak en de resultaten zijn moeilijk te extrapoleren.

Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit toont aan hoe schaars de gegevens zijn over de werkzaamheid en de veiligheid van de thiënopyridines als cardiovasculaire preventie, specifiek bij patiënten met type-2 diabetes. We kunnen geen enkele conclusie trekken. Alleen een oudere studie toont aan dat ticlopidine effectiever is dan aspirine voor de secundaire preventie van CVA/TIA.

Testen om gerust te stellen

Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 66 - 66

Pre-expositie profylaxe bij personen met hoog risico van HIV-infectie

De Man J.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 67 - 68


Deze meta-analyse van methodologisch goed opgezette RCT’s besluit dat pre-expositie profylaxe (PrEP) een beschermend effect heeft bij personen met een hoog risico van blootstelling aan HIV. De meeste studies vonden wel plaats in Afrikaanse landen.

Plaatjesremmers in mono- of bitherapie na CVA?

Demeestere J. , Thijs V.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 69 - 70


Deze methodologisch correcte meta-analyse besluit dat gebruik van 2 versus 1 plaatjesremmer het risico van recidief cerebrale ischemie en de totale kans op vasculaire gebeurtenissen in de acute fase (<72 u) van ischemische beroerte of TIA verlaagt. Dat resultaat is echter gebaseerd op verschillende kleine subgroepen van klinisch zeer heterogene studies met vooral samengestelde uitkomstmaten. Op basis van deze studie blijft het voorlopig evenmin duidelijk of de winst opweegt tegen het gevaar van (majeure) bloedingen.

Rookreductie versus abrupte rookstop

Boudrez H.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 71 - 72


Deze methodologisch uiterst zorgvuldig uitgevoerde meta-analyse besluit op basis van 10 RCT’s dat er bij rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken na 6 maanden geen verschil in abstinentiegraad bestaat tussen rookreductie en abrupte rookstop.

Cross-over studies: wanneer toepassen?

Lemiengre M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 77 - 77

De plaats van sartanen bij chronisch hartfalen

De Keulenaer G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 75 - 76


Uit deze systematische review kunnen we besluiten dat sartanen in vergelijking met placebo en ACE-inhibitoren geen meerwaarde hebben op het vlak van totale mortaliteit en totaal aantal hospitalisaties bij patiënten met symptomatisch hartfalen en dit onafhankelijk van de linkerventrikelejectiefractie. Sartanen geven minder aanleiding tot medicatiestop omwille van ongewenste effecten. Met sartanen zien we wel een stijging van het aantal hospitalisaties omwille van andere oorzaken dan hartfalen, maar het is op basis van deze studie niet zeker of dit alleen geldt voor sartanen en niet voor ACE-inhibitoren. De combinatie van een sartaan en een ACE- inhibitor bij patiënten met een LVEF ≤40% heeft geen effect op de totale mortaliteit en het totaal aantal hospitalisaties, maar doet het aantal ongewenste effecten toenemen.

Welke factoren beïnvloeden de kwaliteit van het levenseinde?

Vermandere M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 6 pagina 73 - 74


Uit deze cohortstudie kunnen we besluiten dat de levenskwaliteit van terminale kankerpatiënten vooral zal verbeteren als deze patiënten thuis verzorgd kunnen worden, zonder invasieve therapieën, als er een goede zorgrelatie is met de behandelende arts, wanneer men tegemoet komt aan de spirituele nood van de patiënt en als patiënten ook thuis kunnen sterven.

Deze studie toont aan dat amoxicilline geen gunstig effect heeft op de duur en de ernst van symptomen van een ongecompliceerde lage luchtweginfectie (niet pneumonie) bij gezonde 60-plussers. Bovendien zien we een grotere kans op ongewenste effecten zoals nausea, huiduitslag of diarree. Dit resultaat ondersteunt de Belgische antibioticagids voor wat betreft acute lage luchtweginfecties bij volwassenen.

Gelokaliseerde prostaatkanker: lange termijn ongewenste effecten van prostatectomie en externe radiotherapie

Claessens F. , Haustermans K. , Laurent M. , Van Poppel H.

Minerva 28 06 2013


Deze observationele studie toont aan dat bij de behandeling van gelokaliseerde prostaatkanker de verschillen in ziektespecifieke functionele uitkomsten tussen radicale prostatectomie en externe radiotherapie progressief afnemen en op lange termijn verdwijnen. In de praktijk is het belangrijk de patiënt te informeren over de ongewenste effecten van prostatectomie en radiotherapie. De beschikbaarheid van nieuwere technieken kan een belangrijke rol spelen bij het multidisciplinaire, individuele advies waarbij men rekening houdt met de beperkte evidentie.

We kunnen besluiten dat het debat betreffende al dan niet zoutrestrictie in het geval van chronisch hartfalen, op basis van verschillende studies meer en meer de richting inslaat van een normale zoutconsumptie. Meer specifiek onderzoek bij patiënten met hartfalen is echter noodzakelijk.

Verkoudheden behandelen met zink

Laekeman G.

Minerva 28 06 2013


Deze meta-analyse van kleinschalige, zeer heterogene studies wijst op een mogelijk bescheiden effect van zinkacetaat om de duur van een verkoudheid bij volwassen patiënten te verkorten. Verder grootschalig onderzoek met deze subgroep is echter nodig om de grootte van het effect correct in te schatten.

Deze eerste prospectieve cohortstudie in de huisartspraktijk bevestigt dat de huisarts een longembolie veilig kan uitsluiten bij een Wells score ≤4 gecombineerd met een negatieve D-dimeer test.

Tussen verlicht despotisme en geïnformeerde toestemming

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 53 - 53

Acupunctuur voor chronische pijn?

Belche J.L.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 58 - 59


Deze systematische review met meta-analyse van individuele patiëntgegevens suggereert dat acupunctuur, bij evaluatie op zeer variabele tijdstippen (1 tot 24 maanden), een effectieve behandeling is van nek- en rugpijn, gonartrose of hoofdpijn in vergelijking met een controlebehandeling zonder acupunctuur en in mindere mate in vergelijking met sham-acupunctuur. De kenmerken van de geïncludeerde patiënten zijn niet vermeld en in vergelijking met een controlebehandeling zonder acupunctuur is het aantal patiënten met respons op acupunctuur (minstens 50% pijnvermindering) beperkt (20% meer). We moeten ook rekening houden met de individuele kost van deze interventie.

Non-inferioriteitsstudies: de keuze van de non-inferioriteitsmarges

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 64 - 64

Heeft dit kind appendicitis?

Henrard G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 60 - 61


Dit systematisch overzicht laat niet toe om een voldoende performante en gevalideerde klinische predictieregel vast te leggen voor de diagnose van acute appendicitis bij kinderen in de eerste lijn.

Corticosteroïden voor keelpijn?

Chevalier P. , Delobelle L. , Tuerlinckx D.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 62 - 63


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit groepeert de resultaten van een beperkt aantal studies met kleine populaties en toont aan dat corticosteroïden als toevoeging aan antibiotica sneller keelpijn kunnen verlichten bij kinderen ouder dan 3 jaar en bij volwassenen. De klinische relevantie van deze statistisch significante winst is echter twijfelachtig en de veiligheid is onvoldoende geëvalueerd.

Doeltreffendheid van het zonavaccin bij zestigplussers

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 56 - 57


Deze ‘zogezegde’ meta-analyse is bijna uitsluitend gebaseerd op de resultaten van één enkele studie. Ze bevestigt logischerwijze de resultaten van de auteurs van deze ene studie. Deze resultaten zijn voor de zorgverstrekkers weinig overtuigend en geven geen antwoord voor specifieke situaties waarbij preventie van zona juist wenselijk is.

Is aspirine nuttig voor de secundaire preventie van veneuze trombo-embolie?

Larock A-S. , Spinewine A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 5 pagina 54 - 55


De resultaten van de ASPIRE-studie tonen aan dat aspirine, na de initiële anticoagulatiebehandeling van 6 weken tot 24 maanden, niet effectief is voor de preventie van niet-uitgelokte veneuze trombo-embolie. Een pooling van de ASPIRE-studie met de WARFASA-studie leidt wel tot gunstige resultaten, maar beide studies zijn strikt genomen niet homogeen op het vlak van de onderzoekspopulaties, de studieduur en de studie-uitval.

Anticoagulatie: is het bloedingsrisico voorspelbaar?

La rédaction Minerva

Minerva 28 05 2013


Iedere orale anticoagulatiebehandeling (vitamine K-antagonist, factor Xa-inhibitor, trombine-inhibitor) houdt een bloedingsrisico in. Dat risico lijkt het hoogst tijdens de eerste 30 dagen van de behandeling. De huidige predictiescores om het bloedingsrisico in te schatten bij een anticoagulatiebehandeling, zijn weinig performant. Een groter risico van CVA of systemische embolie verhoogt bovendien het bloedingsrisico.

Deze update van een vroegere meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit en toont geen verschil aan op het vlak van werkzaamheid (de preventie van recidiverende veneuze trombo-embolie) of van veiligheid tussen 3 maanden (in zeldzame gevallen 6) behandeling met LMWH en vitamine K-antagonisten bij patiënten die eerder een veneuze trombo-embolie doormaakten. Vitamine K-antagonisten zijn goedkoper en blijven de eerstekeuzebehandeling voor deze indicatie.

Deze RCT toont aan dat apixaban (2 x 2,5 mg of 2 x 5 mg per dag) na de conventionele anticoagulatieperiode van 6 tot 12 maanden voor een trombo-embolische gebeurtenis, gepaard gaat met minder recidieven van trombo-embolie dan placebo. Eén vijfde van de onderzochte populatie waren patiënten met een verhoogd risico van recidief. Het bloedingsrisico bij deze langetermijnbehandeling is nog niet geëvalueerd in de dagelijkse praktijk en is nog niet vergeleken met het risico van de vitamine K-antagonisten.

Aspirineresistentie: speelt de maagsapresistente vorm een rol?

La rédaction Minerva

Minerva 28 05 2013


Deze studie toont aan dat sommige testen kunnen leiden tot het besluit dat er bij een aantal patiënten sprake is van aspirineresistentie wanneer ze de maagsapresistente vorm gebruiken, terwijl het hier alleen gaat om een vertraagde en verminderde absorptie in vergelijking met aspirine met onmiddellijke vrijstelling. De klinische consequentie van dit verschil is niet onderzocht.

Deze meta-analyse (van RCT’s) bevat directe en indirecte vergelijkingen van inhalatiemedicatie versus placebo en versus andere bronchodilatatoren voor de behandeling van COPD. De resultaten tonen aan dat alleen tiotropium in doseeraërosol (Respimat, niet terugbetaald in België) het risico van globale mortaliteit verhoogt, en dan vooral op het vlak van cardiovasculaire mortaliteit en bij patiënten met ernstige COPD. De helft van de studies in dit onderzoek excludeerde patiënten met specifieke cardiovasculaire co-morbiditeit.

De resultaten van deze studie bij Amerikaanse artsen ouder dan 50 jaar tonen aan dat multivitaminen geen enkel nut hebben als cardiovasculaire preventie en bevestigen hiermee de resultaten van de meeste studies over het cardiovasculaire preventieve effect van vitaminesupplementen en/of antioxidantia.

Zwangerschapsdiabetes: metformine versus insuline

La rédaction Minerva

Minerva 28 05 2013


Deze nieuwe kleine RCT heeft geen meerwaarde boven wat reeds vaststaat: bij vrouwen in de 20ste tot de 34ste week van de zwangerschap waarvan op basis van de challenge test en de glucosetolerantietest is vastgesteld dat ze onvoldoende glykemiecontrole bekomen met alleen dieet, is er tijdens de zwangerschap en de geboorte noch voor de moeder, noch voor het kind een klinisch significant verschil tussen metformine en insuline. Indien dieet alleen niet volstaat, blijft insuline de meest werkzame behandeling van zwangerschapsdiabetes.

Deze systematische review bevestigt dat systemisch toegediende oestrogenen (met of zonder progestagenen) de urine-incontinentie verergeren, met daarbij het risico van de gekende, ernstige ongewenste effecten. De resultaten tonen aan dat intravaginaal toegediende oestrogenen mogelijk wel nuttig zijn, maar waarschijnlijk minder effectief zijn dan bekkenbodemspieroefeningen.

Het verderzetten van dabigatran voor de preventie van recidiverende trombo-embolie na een initiële anticoagulatiebehandeling heeft een gunstiger effect dan placebo, evenwel ten koste van meer bloedingen. De non-inferioriteit op het vlak van werkzaamheid ten opzichte van warfarine moet nog bevestigd worden.

Deze studie toont aan dat een behandeling van 10 dagen met rivaroxaban bij 40-plussers die geïmmobiliseerd zijn omwille van een medische pathologie, niet inferieur is aan enoxaparine, maar gepaard gaat met een hoger risico van majeure of klinisch relevante bloedingen. De supplementaire behandeling van 25 dagen met rivaroxaban is vergeleken met placebo, waardoor we voor deze periode geen praktische conclusies kunnen formuleren.

De apotheker mindert medicatiefouten

Laekeman G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 43 - 44


Deze studie wijst op de rol van apothekers als begeleiders van een ingestelde therapie. Zij kunnen zich nuttig maken door preventief mogelijke complicaties door voorschrijven of door onvoldoende therapeutische monitoring door artsen, te signaleren via elektronische feedback en aan te vullen met mondeling overleg. Uit deze studie blijkt ook dat deze aanpak een extra kost met zich meebrengt.

Helpt cognitieve gedragstherapie voor tinnitus?

Ooms E.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 41 - 42


Op basis van deze studie in de tweede lijn kunnen we besluiten dat cognitieve gedragstherapie als onderdeel van een multidisciplinaire behandeling voor patiënten met tinnitus een meerwaarde kan zijn. Het is echter niet mogelijk om de relatieve effectiviteit en de klinische relevantie van de verschillende elementen van deze gespecialiseerde zorg ten opzichte van andere behandelingen in te schatten.

Multimorbiditeit: van ‘probleemgeoriënteerde’ naar ‘doelgeoriënteerde’ zorg

Boeckxstaens P. , De Maeseneer J. , De Sutter A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 40 - 40

Huisartsen trainen in shared decision-making vermindert het antibioticumgebruik

Adriaenssens N.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 47 - 48


Uit deze clustergerandomiseerde studie met negen opleidingspraktijken kunnen we besluiten dat een trainingsprogramma voor huisartsen over shared decision-making bestaande uit een online module en een interactieve workshop helpt om de keuze van patiënten voor antibiotica in de behandeling van acute luchtweginfecties op korte termijn te doen afnemen zonder negatieve invloed op het welzijn van de patiënt.

Type 2-diabetes: wat te kiezen als metformine faalt?

Benhalima K.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 45 - 46


Deze open-label RCT die exenatide vergelijkt met glimepiride bij type 2-diabetespatiënten met overgewicht en met een Hba1c van gemiddeld 7,5% onder maximale metfominedosis in monotherapie, besluit dat de GLP-1 analoog exenatide beter is in het behouden van een goede glykemiecontrole dan het hypoglykemiërend sulfamide glimepiride. Bovendien zag men met exenatide minder (niet-ernstige) hypoglykemieën en trad er in tegenstelling tot glimeperide gewichtsverlies op. Patiënten die exenatide namen stopten wel vaker de behandeling omwille van gastro-intestinale ongewenste effecten. Over het effect van exenatide op cardiovasculair risico kunnen we uit deze studie niets besluiten.

3x2 tabellen?

Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 51 - 51

Nut van metformine bij type 2-diabetes in vraag gesteld

Goderis G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 4 pagina 49 - 50


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit maar met sterk heterogene studies kan niet aantonen dat metformine in vergelijking met andere behandelingen de globale en cardiovasculaire mortaliteit bij patiënten met type 2-diabetes verlaagt.

Deze studie toont aan dat prostatectomie bij gelokaliseerde laag risico prostaatkanker die vooral door PSA screening werd gedetecteerd, niet leidt tot een daling van de totale of de prostaatkankerspecifieke mortaliteit. Een afwachtende houding bij een gelokaliseerd, laag risico prostaatcarcinoom is dus een aanvaardbare optie waarbij peri- en postoperatieve complicaties van prostatectomie vermeden kunnen worden.

Biedt borstvoeding bescherming tegen allergisch eczeem op kinderleeftijd?

Poelman T. , Van Winckel M.

Minerva 28 04 2013


Deze grote observationele studie toont aan dat borstvoeding niet beschermt tegen de ontwikkeling van allergisch eczeem op kinderleeftijd.

Deze retrospectieve observationele studie voegt niets toe aan onze kennis over de waarde van klinische predictiescores bij patiënten met acute keelpijn. De huidige aanbeveling blijft dus gehandhaafd: de klinische score van Centor heeft geen plaats in het beleid van acute keelpijn.

Viscosupplementatie bij knieartrose

Bellemans J.

Minerva 28 04 2013


Deze meta-analyse toont dat viscosupplementatie slechts een beperkt effect heeft op de pijn en de functionaliteit bij knieartrose en gepaard gaat met een verhoogd risico van ernstige ongewenste effecten.

Uit deze non-inferioriteits-RCT blijkt dat een profylactische orale behandeling met twee Lactobacilli-stammen, die niet als geneesmiddel geregistreerd zijn in België, minder werkzaam is dan de combinatie sulfamethoxazol-trimethoprim voor de preventie van recidiverende urineweginfecties bij postmenopauzale vrouwen. Het aantal gecompliceerde infecties en de resistentie tegen verschillende antibiotica lag duidelijk hoger in de antibioticagroep.

Wat is het (relatieve) nut van aclidinium bij de behandeling van COPD?

Chevalier P. , Van Meerhaeghe A.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 3 pagina 32 - 33


Voor de behandeling van COPD heeft aclidinium alleen een bewezen effect op spirometrische eindpunten, op korte termijn en alleen voor de hogere doses (2 x 400 μg per dag). Het nut van aclidinium voor de preventie van matige tot ernstige exacerbaties (die hospitalisatie vereisen) is niet aangetoond.

Dit systematisch literatuuroverzicht over de niet-medicamenteuze aanpak van de ziekte van Alzheimer en daaraan gerelateerde problemen laat niet toe om praktische conclusies te formuleren voor de clinicus.

Orale behandeling van type 2-diabetes op de helling?

Richard T. , Vanhaeverbeek M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 3 pagina 27 - 27


Deze systematische review toont aan dat de nieuwe orale anticoagulantia superieur zijn aan warfarine voor het eindpunt globale mortaliteit bij voorkamerfibrillatie, maar niet bij veneuze trombo-embolie. Bij de evaluatie van beide indicaties samen veroorzaken de nieuwe orale anticoagulantia minder fatale bloedingen (zijn ook opgenomen bij globale mortaliteit!). Voor majeure en gastro-intestinale bloedingen is er geen verschil tussen de nieuwe orale anticoagulantia en warfarine (de resultaten lopen wel sterk uiteen). Stopzetting van de behandeling omwille van ongewenste effecten komt meer voor met de nieuwe orale anticoagulantia dan met warfarine.

Adhesieve capsulitis van de schouder: infiltraties met hyaluronzuur?

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 3 pagina 30 - 31


Deze kleine studie toont aan dat het geen zin heeft om bij de behandeling van adhesieve capsulitis van de schouder intra-articulaire hyaluronzuurinfiltraties toe te voegen aan oefentherapie.

Preventie van tabaksverslaving bij kinderen en adolescenten: belonen loont?

Henrard G.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 3 pagina 36 - 37


Deze meta-analyse is van goede methodologische kwaliteit, maar het aantal geïncludeerde studies en de kwaliteit ervan is gering. De resultaten tonen aan dat beloningen onder de vorm van groepsbeloningen aan klassen geen effect hebben op de preventie van tabaksgebruik bij kinderen en adolescenten.

Risico’s van bias in niet-geblindeerde studies

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 3 pagina 38 - 38


Deze meta-analyse bevestigt dat het gebruik van inhalatiecorticosteroïden bij matige tot ernstige COPD het risico van pneumonie verhoogt. Inhalatiecorticosteroïden worden hier geassocieerd met een langwerkend bèta-2-mimeticum. Deze vaste associatie heeft geen voordeel ten opzichte van alleen een langwerkend bèta-2-mimeticum, behalve een kleine meerwaarde op het vlak van aantal exacerbaties voor patiënten met frequente exacerbaties.

In België is een tweejaarlijkse systematische screeningsmammografie aanbevolen bij vrouwen tussen 50 en 69 jaar. De hier besproken studie toont aan dat de nettowinst van screeningsmammografie hoogstens een beperkte invloed heeft op de mortaliteit door borstkanker en ongetwijfeld geen enkele invloed op borstkanker in een vergevorderd stadium. Dat alles ten koste van 30% overdiagnose en van kanker veroorzaakt door herhaaldelijke mammografie.

De resultaten van dit literatuuroverzicht tonen geen statistisch significante en klinisch relevante meerwaarde aan van indacaterol ten opzichte van tiotropium en andere LABA voor de primaire uitkomstmaat in de studies. De conclusies van de auteurs zijn geen correcte weergave van de studieresultaten.

Deze systematische review is van goede methodologische kwaliteit en bevestigt dat er geen bewijs is voor het klinische nut van de associatie LABA + tiotropium versus tiotropium alleen bij de behandeling van matige tot ernstige COPD. Er zijn onvoldoende gegevens om het nut te bepalen van de associatie LABA + tiotropium versus alleen een LABA.

Nicotinepleisters voor rookstop tijdens de zwangerschap?

La rédaction Minerva

Minerva 28 03 2013


Deze RCT includeert een groot aantal vrouwen, maar de therapietrouw is zeer laag. Op basis van deze studie is het niet mogelijk om te besluiten dat nicotinepleisters, samen met een gedragsinterventie, werkzaam en veilig zijn om vrouwen in de 12° tot 24° week van hun zwangerschap te laten stoppen met roken tot aan de bevalling. Rookstop is zeer belangrijk en gunstig bij zwangere vrouwen en gedragsondersteuning blijft de eerste keuze.

Het evidence-beest

De Cort P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 14 - 14

Kortdurende en langdurige psychotherapie versus psychoanalyse

Pieters G. , Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze quasi-gerandomiseerde studie met ernstige methodologische tekortkomingen laat niet toe om betrouwbare conclusies te trekken over het effect van verschillende vormen van kortdurende en langdurige psychotherapie ten opzichte van psychoanalyse bij personen met een depressieve stoornis of angststoornis.

Curcumine ter preventie van type 2 diabetes?

Van De Vijver E.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 19 - 20


Deze studie van goede methodologische kwaliteit besluit dat curcumine een veilig en doeltreffend middel kan zijn ter preventie van de ontwikkeling van type 2-diabetes bij pre-diabetespatiënten. Langere termijnstudies bij grotere en meer diverse populaties moeten de bekomen resultaten bevestigen alvorens we curcumine een plaats kunnen geven als preventief middel tegen type 2-diabetes.

Bias in geclusterde studies

Michiels B.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 25 - 25

Dexamethasonzalf voor aften

De Weirdt S. , Poelman T.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 23 - 24


Deze methodologisch goed opgezette studie besluit dat bij volwassen patiënten met terugkerende aften een kortdurende (5 dagen), topische behandeling met dexamethasonzalf werkzamer is dan placebo om de aften te verkleinen en meer pijnverlichting te bekomen. Deze lokale behandeling blijkt veilig te zijn op korte termijn.

DPP4-inhibitoren cardioprotectief?

Wens J.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 21 - 22


Uit deze meta-analyse van studies die het effect van een monotherapie met DPP4-inhibitoren versus andere orale antidiabetica op glykemiecontrole onderzochten kunnen we besluiten dat DPP4-inhibitoren op cardiovasculair vlak even veilig zijn als andere orale antidiabetica. Een beschermend effect van DPP4-inhibitoren voor cardiovasculaire gebeurtenissen kon met deze studie niet aangetoond worden.

Specifieke oefentherapie bij patiënten met een subacromiaal impingementsyndroom

De Schutter F.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 2 pagina 17 - 18


Deze studie toont aan dat een reeks van specifieke oefeningen met individueel aangepaste weerstand gedurende 3 maanden significant meer effect heeft dan bewegingsoefeningen zonder weerstand bij patiënten met een subacromiaal impingementsyndroom. De studie vond echter plaats bij een specifieke groep vanuit de tweede lijn verwezen patiënten, die vooraf geen respons vertoonden op een conservatieve behandeling van 3 maanden. Het is bovendien onduidelijk of het bekomen effect na het stoppen van de behandeling zal blijven bestaan.

Deze meta-analyse van matige methodologische kwaliteit kan niet aantonen dat het toevoegen van spironolacton, eplerenon of canrenoaat aan de standaardbehandeling van patiënten met chronisch hartfalen NYHA klasse I effectief is. Bij ernstig chronisch hartfalen (NYHA klasse II,III,IV) heeft het toevoegen van spironolacton, eplerenon of canrenoaat aan de standaardbehandeling een daling van de totale mortaliteit met 20% voor gevolg. Het opstarten van deze medicatie gebeurt bij nauwkeurig geselecteerde patiënten met bepaling van de nierfunctie en de kaliëmie tijdens het opstarten en het verder optitreren van de dosis.

Commerciële vermageringsprogramma’s

Koeck P.

Minerva 28 02 2013


Deze studie toont aan dat bepaalde commerciële vermageringsprogramma’s zoals Weight Watchers (gebaseerd op groepssessies en gericht op gedragsverandering inzake hypocalorisch evenwichtig dieet, lichaamsbeweging en motivatie) effectief zijn. Het blijft echter onduidelijk wat hun plaats is ten opzichte van een even intensief niet-commercieel programma vanuit de eerste lijn, een intensieve begeleiding door de huisarts of een intensieve begeleiding door een diëtist.

Behandeling van hypertensie bij hoogbejaarden

De Cort P.

Minerva 28 02 2013


Deze open label opvolgstudie van de HYVET-studie suggereert dat een daling van totale en cardiovasculaire sterfte na 2 jaar actieve behandeling met indapamide en perindopril versus placebo behouden blijft wanneer de behandeling open label met 1 jaar verlengd wordt.

Deze studie toont aan dat het laattijdig in plaats van vroegtijdig starten van psychostimulantia bij kinderen tussen 9 en 12 jaar gepaard gaat met een schoolse achteruitgang. Het studie-opzet maakt het echter onmogelijk te beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen medicamenteuze behandeling van ADHD en voorkomen van schoolse achteruitgang.

Deze meta-analyse bevestigt de adviezen van de huidige aanbeveling, namelijk dat het bij niet met insuline behandelde type 2-diabetespatiënten niet nuttig is om systematisch glykemiezelfcontrole aan te bieden. Op basis van de noden van de individuele patiënt kan glykemiezelfcontrole echter wel aangewezen zijn.

Idiopathische spierkrampen bij volwassenen: een reëel therapeutisch probleem

De Jonghe M.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze systematische review van matige methodologische kwaliteit en zonder de mogelijkheid voor meta-analyse, toont aan dat kininederivaten hoogstens een matig effect hebben op spierkrampen, bij bepaalde patiënten. Het is niet verantwoord om patiënten bloot te stellen aan de eventueel ernstige, zelfs fatale, ongewenste effecten van kinine.

C statistiek

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 1 pagina 12 - 12


Dit is een meta-analyse van goede methodologische kwaliteit, maar gebaseerd op zeer veel kleine studies waarvan de kwaliteit niet goed is omschreven. Ze toont aan dat bij chronische zieke patiënten met lichte tot matige depressieve stoornis fysieke training een geringe verbetering teweegbrengt (waarvan het klinische belang niet is vastgelegd).

Anticholinergica voor een acute astma-aanval bij kinderen ouder dan twee jaar?

Chevalier P. , Pierart F.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 1 pagina 6 - 7


Deze meta-analyse groepeert de resultaten van studies met (zeer) kleine patiëntaantallen en met een methodologische kwaliteit die moeilijk te beoordelen is. De resultaten bevestigen dat ipratropium (of een ander anticholinergicum) minder werkzaam is dan een kortwerkend bèta-2-mimeticum (zoals salbutamol) en minder effectief is dan de associatie van een kortwerkend bèta-2-mimeticum met ipratropium voor de behandeling van acute astma bij kinderen ouder dan twee jaar.

Chronische wonde: al of niet geïnfecteerd?

Leconte S.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 1 pagina 10 - 11


Deze review van studies met een hoge prevalentie van geïnfecteerde chronische wonden, toont aan dat de klassieke tekenen van een geïnfecteerde chronische wonde (purulent exsudaat, erytheem, warmte, slechte geur) niet toelaten om een infectie aan te tonen of uit te sluiten. Waarschijnlijk kan alleen een toename van de pijn een infectie doen vermoeden. Andere tekenen lijken niet relevanter te zijn om bij een chronische wonde een infectie te bevestigen of uit te sluiten. In deze review waarbij het onmogelijk was om de resultaten samen te voegen, is de bewijskracht voor een specifieke, weinig invasieve test eveneens zwak.

Sumatriptan oraal voor migraineaanvallen

Vanwelde C.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 1 pagina 2 - 3


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit en met talrijke studies bevestigt dat sumatriptan in vergelijking met placebo effectief is voor de behandeling van een migraineaanval bij volwassenen. De superioriteit ten opzichte van andere actieve medicamenteuze interventies (met inbegrip van andere triptanen) is niet duidelijk aangetoond. Rizatriptan oraal 10 mg (niet terugbetaald in België) blijkt nog effectiever te zijn dan de verschillende doseringen van sumatriptan oraal.

Evaluatie van een behandeling en betrouwbaarheid van de meetinstrumenten

Chevalier P.

Minerva 2013 Vol 12 nummer 1 pagina 1 - 1


Deze studie toont de variabiliteit aan van 25-hydroxyvitamine D-bepalingen naargelang de gebruikte test en zelfs bij gebruik van dezelfde test. Het is niet mogelijk om aanbevelingen te formuleren over vitamine D-screening. Er is immers geen referentietest beschikbaar, de normaalwaarden voor 25-hydroxyvitamine D zijn niet universeel aanvaard en er is geen bewijs dat de bepaling nuttig is als basis voor een behandeling. Alleen bij (zeer) oude vrouwen die in een zorgcentrum verblijven, hebben vitamine D-supplementen een gunstig effect voor de preventie van breuken en ook bij 65-plussers met een verhoogd risico van vallen, maar hier is de bewijskracht minder stevig.

Deze meta-analyse bevestigt dat voor de preventie van trombo-embolische gebeurtenissen bij majeure orthopedische ingrepen (heup- of knieprothese), rivaroxaban en apixaban geen duidelijke klinische meerwaarde hebben ten opzichte van LMWH. De meta-analyse stelt verder vast dat het risico van bloedingen toeneemt bij hogere doses van beide factor Xa-inhibitoren.

Rivaroxaban voor de behandeling van symptomatisch longembool?

La rédaction Minerva

Minerva 28 01 2013


In deze studie is rivaroxaban (eerst 2 x 15 mg per dag gedurende drie weken en nadien 1 x 20 mg per dag gedurende drie, zes of twaalf maanden) op het vlak van werkzaamheid en veiligheid niet inferieur aan enoxaparine gevolgd door een vitamine K-antagonist bij patiënten met een acuut symptomatisch longembool. Alle patiënten waren jonger dan 65 jaar en de meesten waren gehospitaliseerd.

Ongewenste effecten bij prostaatbiopsie

La rédaction Minerva

Minerva 28 01 2013


Deze studie illustreert, net zoals andere studies, de potentiële ongewenste effecten van prostaatbiopsie in het kader van prostaatkankerscreening. Dat kan een rol spelen bij het al of niet aanvaarden van een nieuwe biopsie. Deze ongewenste effecten komen frequent voor en ze hebben ook een kostenplaatje. Wanneer we met asymptomatische patiënten praten over de beslissing om te screenen op prostaatkanker door middel van een PSA-bepaling, bespreken we best ook de ongewenste effecten van biopsie.

Deze literatuuroverzichten, die bij de overzichten van RCT’s gebaseerd waren op individuele patiëntgegevens, tonen aan dat langdurig gebruik van aspirine (minstens drie jaar) in de primaire of secundaire cardiovasculaire preventie, nuttig kan zijn voor de preventie van sommige vormen van kanker en van gemetastaseerd adenocarcinoom. Deze vaststelling kan een motief zijn voor verder interventioneel onderzoek met deze uitkomstmaten.

Ischias: effectiviteit van verschillende invasieve en niet-invasieve behandelingsopties

Heytens S. , Poelman T.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 10 pagina 123 - 124


Deze netwerk meta-analyse van een groot aantal heterogene studies toont aan dat niet-opioïde pijnstilling, epidurale injecties met corticosteroïden, discusheelkunde en chemonucleolyse in vergelijking met andere behandelingen effectief zijn op het vlak van globale verbetering bij de behandeling van ischias. Alleen voor heelkunde, de meest onderzochte behandeling, blijven de resultaten statistisch significant na uitsluiting van observationele studies. Wanneer en in welke volgorde heelkunde en andere therapiëen aan bod moeten komen tijdens de behandeling van ischias, blijft echter onduidelijk. Er bestaan geen argumenten voor het gebruik van opioïden.

Deze non-inferioriteitsstudie besluit dat zelfhulp aan de hand van computergestuurde cognitieve gedragstherapie niet minder effectief is dan gebruikelijke zorg voor de behandeling van depressieve symptomen bij hulpzoekende adolescenten. Het klinische effect van deze veelbelovende therapie moet echter verder onderzocht worden in goed opgezette studies met een betrouwbare controlegroep.

Palliatieve sedatie, levensverkortend of niet?

Pype P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 10 pagina 119 - 120


Op basis van de geïncludeerde heterogene observationele studies in deze systematische review met methodologische tekortkomingen, kan men niet besluiten dat correct toegepaste palliatieve sedatie het leven verkort bij patiënten met kanker.

Synthese van de evidentie herbekeken

Michiels B.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 10 pagina 118 - 118

Spinale manipulatie, medicatie of oefeningen thuis voor acute en subacute nekpijn

Parlevliet T.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 10 pagina 127 - 128


Deze methodologisch correct uitgevoerde studie besluit dat bij patiënten met acute en subacute nekpijn als gevolg van verschillende oorzaken, een 12 weken durende behandeling met spinale manipulatie tot betere resultaten leidt dan medicatie, zowel op korte als op lange termijn. Het verschil is waarschijnlijk te klein om het als klinisch relevant te kunnen beschouwen en bovendien hadden patiënten evenveel pijnvermindering met geïnstrueerde thuisoefeningen.

Uit deze clustergerandomiseerde, gecontroleerde studie blijkt dat het systematisch schriftelijk bevragen en includeren van de familiale cardiovasculaire voorgeschiedenis in de cardiovasculaire risicoberekening, statistisch significant meer risicopersonen detecteert dan een klassieke cardiovasculaire risicoberekening op basis van dossiergegevens. Hierbij nam de angst van de deelnemers niet toe. Of een betere identificatie van hoogrisicopatiënten ook resulteert in een betere klinische uitkomst kunnen we uit deze studie niet afleiden.

Uit deze studie blijkt dat adjuvante monotherapie met letrozol superieur is aan tamoxifen bij postmenopauzale vrouwen met hormoongevoelige borstkanker. Een sequentiële therapie met tamoxifen en letrozol levert geen beter resultaat op dan letrozol in monotherapie.

Deze studies bevestigen de eerdere gegevens dat bariatrische heelkunde bij obese personen effectief is om cardiovasculaire verwikkelingen te voorkomen en diabetes te remediëren, maar dat deze interventie gepaard gaat met soms ernstige en/of vervelende ongewenste effecten. Medische opvolging met behandeling van deficiënties blijft dus noodzakelijk.

Niet-farmacologische preventie van influenza

Michiels B.

Minerva 28 11 2012


Deze studie toont aan dat het preventieve gebruik van mondmaskers samen met intensieve handhygiëne door niet-zieken, nuttig is tijdens een griepepidemie. In principe zou het dragen van mondmaskers beperkt kunnen blijven tot de zieke zelf en zou handhygiëne bij iedereen gepromoot kunnen worden. Een combinatie van beiden is zinvol bij zeer zwakke, vatbare personen en/of bij de circulatie van een erg ziekmakend virustype.

Deze systematische review vond twee heterogene studies die de werkzaamheid van progesteron voor de behandeling van het PMS niet kunnen bevestigen noch ontkennen. Bij ernstige symptomen zijn SSRI’s aanbevolen (niveau van aanbeveling A).

Uit deze cross-sectionele studie kunnen we besluiten dat het opsporen van bacteriurie weinig of geen nuttige informatie oplevert bij bewoners van een rusthuis die verschillende aspecifieke klachten vertonen.

Transcutane elektrische neurostimulatie (TENS) voor chronische pijnpatiënten?

Devulder J.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 9 pagina 112 - 113


Deze studie toont aan dat op lange termijn (één jaar) patiënten met chronische (langer dan zes maanden) niet-kankerpijn even tevreden zijn met TENS als met sham-TENS. Beide interventies hadden ook een gelijkaardig effect op pijnreductie en beperkingen door pijn. Uit deze studie kunnen we niet opmaken waaraan het belangrijke placebo-effect te wijten is.

Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit toont op basis van zeer heterogene studies aan dat soja-isoflavonen de frequentie en de intensiteit van warmte-opwellingen significant verminderen in vergelijking met placebo. Het effect van deze interventie is afhankelijk van de gebruikte dosis en de behandelingsduur. Verder onderzoek is nodig om de ongewenste effecten en de veiligheid op lange termijn te evalueren. Zolang de veiligheid niet is aangetoond, zijn soja-isoflavonen voorlopig af te raden bij vrouwen met verhoogd risico van borstkanker.

Wat is de plaats van actieve opvolging bij gelokaliseerde prostaatkanker?

Leunckens I.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 9 pagina 114 - 115


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit toont duidelijk aan dat er voor de behandeling van gelokaliseerde prostaatkanker zeer veel verwarring bestaat over de definitie van de termen actieve opvolging en watchful waiting. De bestaande literatuur laat niet toe om de factoren te identificeren die zouden toelaten een bepaalde keuze aan te bevelen. De enige goede aanpak is wellicht de patiënt goed te informeren over de voor- en de nadelen van de verschillende benaderingen.

Wat is de meest precieze formule om de GFR te schatten?

Van Pottelbergh G.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 9 pagina 108 - 109


Deze studie besluit dat geen enkele van de huidige op serumcreatinineconcentratie gebaseerde formules optimaal is om de GFR bij alle patiënten en in alle situaties te schatten. Globaal genomen lijkt de CKD-EPI-formule accurater dan de MDRD-formule maar er is nog te weinig evidentie om in de klinische praktijk de MDRD-formule door de CKD-EPI-formule te vervangen.

Urge-incontinentie: wat is het nut van urinaire spasmolytica?

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 9 pagina 106 - 107


Deze meta-analyse toont aan dat de verschillende urinaire spasmolytica geregistreerd voor de behandeling van urge-incontinentie, niet als gevolg van neurologisch lijden, dezelfde werkzaamheid hebben. De effectgrootte is echter gering (urinecontinentie bij 1 vrouw op 5), en de werkzaamheid en veiligheid op lange termijn zijn niet bekend.

Diagnostische waarde van influenza sneltesten

Michiels B.

Minerva 28 10 2012


Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat influenza sneltesten een goede aantonende kracht, maar een ontoereikende uitsluitende kracht bezitten om influenza te kunnen onderscheiden van griepachtige infecties. Hun plaats in de dagelijkse praktijk staat nog niet vast.

Er is op dit moment geen evidentie om bij de gemiddelde patiënt met rhinosinusitisklachten antibiotica voor te schrijven bovenop een symptomatische behandeling. Uitzondering hierop zijn ernstig zieke of immuungecomprommiteerde patiënten aangezien hun aandeel in de huidige klinische studies te beperkt was.

De nieuwe review van de Cochrane Collaboration over het effect van neuraminidaseremmers tegen influenza bij alle leeftijdsgroepen toont aan dat het verzamelen van de juiste en volledige evidentie problematisch kan zijn om tot bruikbare besluiten te komen. De eerder geformuleerde terughoudendheid in het gebruik van deze middelen blijft gehandhaafd. Vaccinatie en hygiënische maatregelen blijven de voornaamste preventiestrategie.

Niet of uitgesteld voorschrijven van antibiotica is effectief om het antibioticagebruik voor luchtweginfecties bij kinderen te optimaliseren. Samen met geschreven informatie (die ook de kinderen zelf aanspreekt) zou dit het consultatiegedrag kunnen verbeteren.

Werkzaamheid van influenzavaccinatie

Michiels B.

Minerva 28 10 2012


Uit dit literatuuroverzicht kunnen we besluiten dat influenzavaccinatie werkzaam is bij gezonde kinderen en volwassenen, maar dat bij deze doelgroep systematische vaccinatie niet aangewezen is. Herevaluaties van observationeel onderzoek bij ouderen hebben de geschatte doeltreffendheid van influenzavaccinatie tegen hospitalisatie en sterfte bijgesteld van >50% naar een veel kleinere waarde van <10%.

Eradicatie van Helicobacter pylori bij functionele dyspepsie

Ferrant L.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 8 pagina 99 - 100


Deze eerstelijnsstudie besluit dat een eradicatietherapie van Helicobacter pylori bij HP-positieve patiënten met functionele dyspepsie na twaalf maanden een significante verbetering van de symptomen geeft. Deze gegevens bevestigen vorige onderzoeken die vooral in de tweede en derde lijn werden uitgevoerd. Op basis van deze studie kunnen we echter niet aantonen dat er een verband bestaat tussen HP-infectie, endoscopische afwijkingen en dyspepsie.

Deze studie bij een geselecteerde groep patiënten met oppervlakkige tromboflebitis toont aan dat de behandeling van een echografisch bevestigde oppervlakkige tromboflebitis met een dagelijkse subcutane dosis dalteparine van 10 000 eenheden gedurende één tot twee weken, tot minder trombusuitbreiding leidt dan ibuprofen tijdens de korte behandelingsduur zelf. We kunnen geen uitspraak doen over een vermindering van het aantal VTE’s. Ook over veiligheid kunnen we uit deze studie niets besluiten wegens een tekort aan power.

Placebo effect: de patiënt in de hoofdrol

Laekeman G.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 8 pagina 92 - 92

Acute appendicitis: antibiotica of appendectomie?

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 8 pagina 93 - 94


Deze meta-analyse toont aan dat een behandeling met antibiotica (intraveneus in drie van de vier studies) toelaat om binnen het jaar een appendectomie te vermijden bij 63% van de volwassenen met ongecompliceerde, acute appendicitis, met een kleiner aantal complicaties naargelang de gebruikte uitkomstmaten in deze meta-analyse.

Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat psychosociale interventies een positief effect hebben op pijn bij volwassen kankerpatiënten. Er is geen statistisch significant verschil tussen de interventies onderling, mogelijk omwille van te weinig power.

Meerwaarde van gezinstherapie na hospitalisatie voor anorexia nervosa bij adolescenten?

Depestele L.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 8 pagina 97 - 98


Op basis van deze studie kunnen we besluiten dat gezinstherapie als onderdeel van de nazorg na een opname voor anorexia nervosa, een meerwaarde kan betekenen bij adolescenten. De studiepopulatie was echter te klein om een duidelijk statistisch significant verschil te kunnen aantonen. Men zag een klinische verbetering van het lichaamsgewicht en de menstruatiecyclus, maar de kans op heropname verminderde niet. We kunnen op basis van deze studie geen uitspraak doen over werlke processen werkzaam zijn bij gezinstherapie.

RCT met ‘enriched enrollment’ - Het risico van bias en beperkte veralgemeenbaarheid

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 8 pagina 103 - 103


De resultaten van deze studie bij volwassenen met frequente migraine-aanvallen tonen aan dat het toevoegen van gedragstherapie en een bèta-blokker aan een bestaande optimale behandeling een gunstig effect heeft in vergelijking met een bèta-blokker in monotherapie of met alleen gedragstherapie of met placebo.

Deze cohortstudie toont aan dat actuele gebruikers van orale anticonceptie in vergelijking met niet-gebruikers een drievoudig verhoogd risico van een veneuze trombo-embolie hebben met levonorgestrel en een zesvoudig verhoogd risico met desogestrel, gestodeen en drospirenon. Een pil met levonorgestrel als progestageen blijft dus de eerste keuze bij het opstarten van orale anticonceptie

De resultaten van deze studie brengen weinig overtuigende argumenten aan ten opzichte van de huidige beschikbare literatuur over de geneesmiddelen voor de behandeling van de ziekte van Alzheimer. Bij patiënten met een verslechtering in SMMSE-score en die voordien gunstig reageerden op donepezil, heeft het toevoegen van memantine aan donepezil geen beter effect dan donepezil in monotherapie.

Meer vezels, minder colonkanker

Laekeman G.

Minerva 28 09 2012


Deze studie toont aan dat de inname van vezels de kans op colonkanker vermindert. Enkel voor vezels onder de vorm van graanproducten was het effect statistisch significant. Deze studie onderbouwt het nut om patiënten aan te raden om dagelijks voldoende vezels in de voeding te voorzien: per extra dagelijkse portie van 10 g vezels (bij voorkeur graanvezels) vermindert de kans op colonkanker met ongeveer 10%.

De gFOBT is een wetenschappelijk onderbouwde screeningsmethode voor colorectale kanker met een hoog niveau van bewijskracht op het vlak van daling van de mortaliteit door colorectale kanker; de gFOBT heeft een hogere participatiegraad dan coloscopie die echter de aanbevolen screeningsmethode blijft bij verhoogd risico.

Fibromyalgie: werkzaamheid van niet-medicamenteuze behandelingen op de pijn?

Crismer A.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 7 pagina 82 - 83


Deze RCT van beperkte methodologische kwaliteit toont aan dat bij patiënten met chronische, diffuse pijn in het kader van fibromyalgie, het toevoegen van telefonische cognitieve gedragstherapie, conditietraining of beide interventies samen aan de gebruikelijke zorg, na 6 en 9 maanden een gunstig effect heeft op de subjectieve verbetering van de gezondheid, maar niet op andere criteria zoals Quality Adjusted Life Years (QALY).

Deze meta-analyse van drie RCT’s over elk een nieuw oraal anticoagulans voor de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie en verhoogd trombo-embolisch risico, kan niet om de methodologische beperkingen van de originele studies heen. De non-inferioriteit van de nieuwe orale anticoagulantia ten opzichte van warfarine is aangetoond. De superioriteit versus een goed geregelde behandeling met warfarine staat nog niet duidelijk vast en de vragen over de veiligheid van deze behandelingen blijven bestaan.

Systematische screening van huidkanker?

Belche J.L.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 7 pagina 80 - 81


Dit observationeel onderzoek waar een groot aantal artsen aan deelnam, toont het nut aan van massascreening van huidkanker (al of niet melanoom), met vooral een toename van de detectie van melanomen (lokaal stadium of met uitbreiding) en een daling van de mortaliteit ten gevolge van deze huidkanker. De vastgestelde winst kan ook te wijten zijn aan andere factoren dan alleen de screening, en het nut van herhaalde screening is nog niet duidelijk.

Chloortalidon, beste keuze maar niet beschikbaar

De Cort P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 7 pagina 79 - 79


Deze goed opgezette studie toont aan dat een doorgedreven training op praktijkniveau van huisartsen en medewerkers (ondersteund met folders, affiches en een referentiepersoon) nuttig is om een betere identificatie van IFG en een vlottere doorverwijzing voor deze problematiek naar gespecialiseerde centra te bekomen. Door de intensiteit van de interventie binnen een anders georganiseerde eerstelijnshulpverlening is extrapolatie naar de Belgische huisartspraktijk moeilijk.

‘Lead time bias’ en ‘length time bias’ - Bias bij kankerscreening

Lemiengre M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 7 pagina 90 - 90


Deze clustergerandomiseerde RCT besluit dat na vijf jaar een vroege, intensieve behandeling van patiënten tussen 40 en 69 jaar met type 2-diabetes mellitus ontdekt na screening, geassocieerd is met een kleine, niet-significante daling in de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen en sterfte. Uit deze studie kunnen we niets besluiten over het nut van screening van type 2-diabetes mellitus.

Alendronaat blijft (met zoledroninezuur) het best geëvalueerde geneesmiddel voor de preventie van vertebrale en niet-vertebrale osteoporotische fracturen, maar de preventie van al deze fracturen is alleen goed onderbouwd na een broosheidfractuur. De andere geneesmiddelen zijn niet geëvalueerd in de tweede lijn (bij geen of onvoldoende adequate respons of intolerantie voor orale bisfosfonaten).

Diabetespatiënten en zorgende apothekers

Laekeman G.

Minerva 28 08 2012


Deze studie met een beperkte methodologische kwaliteit besluit dat een interventie van de apotheker de glykemiecontrole positief kan beïnvloeden bij patiënten met type 2-diabetes. Het effect is echter gering en niet eenduidig. Langdurig onderzoek met voldoende oog voor het standpunt van de patiënt moet de duurzaamheid van dergelijke initiatieven aantonen.

Probiotica versus placebo bij acute gastro-enteritis

Van Winckel M.

Minerva 28 08 2012


Deze studie toont aan dat probiotica de duur van diarree bij kinderen tussen drie maanden en vijftien jaar met een halve tot één dag kunnen verkorten zonder bewezen effect op complicaties en met een mogelijke bias door ander medicatiegebruik.

Deze publicatie toont aan dat het voordeel van apixaban versus aspirine voor de preventie van CVA of systemische embolie hetzelfde is bij patiënten met voorkamerfibrillatie en verhoogd risico, onafgezien of ze al dan niet een CVA of TIA doormaakten. In de AVERROES-studie is apixaban niet vergeleken met een vitamine K-antagonist die zeer dikwijls aangewezen was, maar niet toegepast werd bij de patiënten van deze studie.

Deze narratieve review van vijf door de producent van insuline glargine gefinancierde RCT’s toont een statistisch voordeel aan van insuline glargine versus NPH insuline bij ouderen met onvoldoende gecontroleerde diabetes onder orale antidiabetica. De incidentie van nachtelijke en ernstige nachtelijke hypoglykemie is lager met insuline glargine, maar de klinische relevantie hiervan is beperkt. Een ouder systematisch overzicht met meer studies bevestigt het gunstiger effect op HbA1c en op (alle) ernstige hypoglykemieën niet. De kosten/batenverhouding van insuline glargine versus insuline NPH blijft een belemmering.

Werkzaamheid en doeltreffendheid van atypische antipsychotica bij volwassenen voor niet-geregistreerde indicaties

Azermai M. , Bourgeois J. , Petrovic M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 6 pagina 75 - 76


Deze studie besluit dat sommige atypische antipsychotica t.o.v. placebo een statistisch significante werkzaamheid vertonen voor dementiegerelateerde gedragsstoornissen (aripiprazol, olazapine en risperidon), gegeneraliseerde angststoornis (quetiapine) en OCD (risperidon). De klinische relevantie van deze werkzaamheid is echter onzeker en bovendien is er geen bewijs dat deze middelen doeltreffender zijn dan andere medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandelingen. De baten van atypische antipsychotica dienen bovendien steeds afgewogen te worden tegen de potentiële risico’s.

Risico van bias gerelateerd aan de geheimhouding van de toewijzing

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 6 pagina 77 - 77

Handeltje in slapeloosheid

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 6 pagina 66 - 66

Ranibizumab voor de behandeling van diabetisch macula-oedeem?

Chevalier P. , Kleinermans D.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 6 pagina 67 - 68


Deze twee RCT’s tonen aan dat maandelijkse intravitreale injecties met ranibizumab (soms in combinatie met laserfotocoagulatie) over een periode van twee jaar leiden tot een gemiddelde verbetering van de gezichtsscherpte versus shaminjecties (soms maar frequenter in combinatie met laserfotocoagulatie). Het verschil is op de rand van wat men als echt klinisch relevant aanneemt.

Deze systematische review is nogal teleurstellend gezien de belangrijke methodologische beperkingen, de beperkingen in de analyse van de resultaten (geen exacte cijfers) en de belangrijke heterogeniteit tussen de geïncludeerde studies. We kunnen uit deze review geen duidelijke en concrete boodschappen voor de praktijk distilleren. Dat is nog maar eens een illustratie dat systematische reviews of meta-analyses van te heterogene studies geen nuttige informatie bijbrengen, terwijl één van de geïncludeerde studies wel een praktisch nut kan hebben indien minstens de methodologische kwaliteit goed is.

Een uitgebreid geriatrisch assessment na spoedopname van ouderen?

De Weirdt S.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 6 pagina 69 - 70


Deze systematische review met meta-analyse over uitgebreid geriatrisch assessment (CGA) laat zien dat de kwetsbare oudere patiënt die opgenomen wordt via spoedopname meer kans heeft om in leven te blijven én terug thuis te gaan wonen als CGA wordt toegepast. Een subgroepanalyse lijkt erop te wijzen dat voornamelijk CGA op een Gespecialiseerde Geriatrische Afdeling (GGA) aanleiding geeft tot een positief resultaat in tegenstelling tot CGA verstrekt door Teams (IGCS) op algemene afdelingen.

Adjuvante radiotherapie blijft noodzakelijk na borstsparende heelkunde voor invasieve borstkanker

Cocquyt V. , De Maeseneer D.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 6 pagina 71 - 72


Op basis van de literatuurgegevens van de EBCTCG wordt post-operatieve radiotherapie na borstsparende heelkunde bij invasief borstcarcinoom sterk aanbevolen (GRADE A) (1,2). Ook bij oudere patiënten heeft post-operatieve radiotherapie zijn plaats (GRADE A). Deze adjuvante therapie levert bij patiënten met een laag risico van herval (vrije snijranden, pN0, geen vaatinvasie) de grootste winst op (GRADE B) (1). Bij patiënten ouder dan 70 jaar met hormoongevoelige invasieve borstkanker in stadium pT1N0 en met vrije snijranden kan men radiotherapie achterwege laten (GRADE B) (1). De resultaten van de hier besproken update voegen niets toe aan deze aanbeveling.

Deze retrospectieve studie toont aan dat het gebruik van SSRI’s of andere (recente) antidepressiva bij ouderen met meer ongewenste effecten geassocieerd zijn in vergelijking met klassieke TCA’s (met uitzondering van meer ongewenste effecten met trazodon).

Op basis van deze systematische review, met indirecte vergelijking van het preventieve effect van verschillende geneesmiddelen op fracturen bij post-menopauzale vrouwen, kunnen we omwille van methodologische beperkingen geen enkel valide besluit formuleren over de onderlinge effectgrootte van de verschillende geneesmiddelen.

Bivalent HPV-vaccin en preventie van cervixkanker

Semaille P.

Minerva 28 06 2012


Deze twee subgroepanalyses van de PATRICIA-studie bevestigen het nut van HPV-vaccinatie tot vier jaar na de vaccinatie op het vlak van preventie van CIN 2 en CIN 3, vooral bij vrouwen die voordien nog niet in contact kwamen met HPV- en vooral voor de letsels veroorzaakt door vaccinserotypes. De opvolging was te kort om de globale impact van een algemene vaccinatie op de incidentie van cervixkanker te kunnen evalueren; de kost/batenverhouding voor België is ook niet gekend.

Nieuwe antidepressiva: is er een voorkeur?

Chevalier P.

Minerva 28 06 2012


In tegenstelling tot een vroegere meta-analyse, kan deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit niet aantonen dat het ene tweedegeneratie antidepressivum een meerwaarde heeft ten opzichte van het andere op het vlak van werkzaamheid en veiligheid.

Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat een minimale interventie en in het bijzonder een stopbrief het gebruik van benzodiazepines kan reduceren in vergelijking met gebruikelijke zorg bij patiënten die chronisch benzodiazepines gebruiken.

Bias door de sequentie van toewijzing

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 64 - 64

Het voorzorgsprincipe en EBM

Dagneaux I. , De Jonghe M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 53 - 53

Het nut van 5-alfa-reductase-inhibitoren bij patiënten onder actieve opvolging voor prostaatkanker met een laag risico?

Claessens F. , Joniau S. , Laurent M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 60 - 61


Deze studie toont aan dat dutasteride na drie jaar gepaard gaat met een beperkte absolute risicoreductie wat betreft de progressie op prostaatbiopsieën. De studie is echter te klein, van te korte duur en heeft te weinig harde klinische eindpunten om te besluiten dat het klinische voordeel opweegt tegen de potentiële nadelen en ongewenste effecten.

Welke vorm van fysieke training is geschikt voor ouderen?

Chevalier P. , Paulus Y.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 62 - 63


Deze systematische review met meta-analyse includeert kleine studies met talrijke methodologische beperkingen en kan geen klinisch relevante meerwaarde aantonen van krachttraining versus conventionele weerstandtraining op het vlak van verandering in functionele capaciteiten bij niet-fragiele zestigplussers.

Anti-emetica voor braken uitgelokt door gastro-enteritis bij kinderen en adolescenten?

Claeys T. , Hoffman I. , Janssen N.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 58 - 59


Deze studie besluit dat orale toediening van ondansetron de nood aan intraveneuze rehydratie en hospitalisatie kan doen dalen bij kinderen die zich op de dienst spoedgevallen presenteren met een acute gastro-enteritis én milde tot matige dehydratie. De resultaten zijn echter niet extrapoleerbaar naar de huisartspraktijk.

Geen antibiotica bij ongecompliceerde diverticulitis?

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 54 - 55


De auteurs van deze studie konden niet aantonen dat bij gehospitaliseerde patiënten met ongecompliceerde diverticulitis, antibiotica een voordeel hebben op het vlak van complicaties op korte en middellange termijn en van recidieven binnen het jaar. Dit is de eerste RCT over de behandeling van diverticulitis met antibiotica. De studie had echter onvoldoende power.

Welke rookstopmethode is nuttig bij niet stopklare rokers?

De Cort P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 5 pagina 56 - 57


In deze korte interventiestudie van zes maanden bij niet-stopklare rokers resulteerde telefonische aansporing tot rookstop met gratis aanbieden van nicotinesubstitutie, niet tot duurzame rookstop ten opzichte van een controlegroep met alleen de telefonische begeleiding. De bereidheid tot rookstop nam gedurende de studieperiode wel toe in de groep die medicamenteuze ondersteuning (NTS) aangeboden kreeg.

Vitamine D3-supplementen bij ouderen die in een voorziening voor ouderenzorg verblijven (grotendeels vrouwen) lijken een gunstig effect te hebben op het vlak van mortaliteit, bovenop hun nut voor de preventie van fracturen.

Enkeldistorsie: paracetamol of diclofenac?

Belche J.L.

Minerva 28 05 2012


Deze studie bij volwassenen met externe laterale enkeldistorsie laat niet toe om te besluiten dat diclofenac klinisch relevant superieur is aan paracetamol, als toevoeging aan de RICE-adviezen. Paracetamol blijft de eerste keuze pijnstiller, zowel voor deze indicatie als voor alle acute spier-en peesletsels.

Deze grootschalige Deense observationele studie laat toe om te besluiten dat het risico van slokdarmkanker laag is bij Barrett-mucosa zonder laaggradige dysplasie. Onrechtstreeks kunnen we hieruit afleiden dat endoscopische opvolging alleen nuttig is bij Barrett-mucosa met laaggradige dysplasie. Wat de winst hierbij is en hoe frequent dit moet gebeuren, moet echter verder onderzocht worden.

Deze studies wijzen niet op een duidelijk klinisch voordeel van de nieuwe behandelingen na een acuut coronair syndroom. Ze vestigen de aandacht op het verhoogde risico van majeure bloedingen bij associatie van een nieuw oraal anticoagulans met aspirine, al of niet gecombineerd met een thiënopyridine (vaak clopidogrel).

Diagnostiek van zwangerschapsdiabetes

Chevalier P.

Minerva 28 05 2012


De eerste systematische review toont aan dat er geen studies zijn met een voldoende aantal patiënten en van goede methodologische kwaliteit, om op basis van harde eindpunten (bij de moeder en bij de foetus) te bepalen welke test de beste is voor de diagnostiek van zwangerschapsdiabetes. In de tweede review zijn de aantonende en de uitsluitende kracht van een challenge test zwak in vergelijking met een OGGT. Op basis van consensus raadt de Belgische aanbeveling een 50 g glucose challenge test aan tussen week 24 en 28. Bij een afwijkende challenge test zal vervolgens een orale glucosetolerantietest uitgevoerd worden.

Is een urineteststrookje voldoende accuraat voor de diagnose van albuminurie?

Leconte S.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 41 - 42


Deze studie van goede methodologische kwaliteit toont aan dat een negatief resultaat op een urineteststrookje voor proteïnurie toelaat om macro-albuminurie uit te sluiten, maar de ontkennende kracht (2,8) volstaat niet om de test toe te passen voor het opsporen van micro-albuminurie. De positieve voorspellende waarde van het urineteststrookje is daarentegen gering (47,2); een positief resultaat vraagt om bevestiging in het labo.

Wat verdedigen bij studenten en stagiaires?

De Jonghe M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 40 - 40

Koorts bij kinderen: paracetamol en/of ibuprofen?

Vanwelde C.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 49 - 50


Deze systematische review includeert slechts weinig studies en elke studie bevat slechts weinig kinderen. Daardoor is het onvoldoende aangetoond dat voor de behandeling van koorts bij kinderen, de associatie van paracetamol met ibuprofen (gelijktijdig of alternerend) effectiever is dan één van beide geneesmiddelen in monotherapie. Voor de evaluatie van de veiligheid van de associatie beschikken we over onvoldoende gegevens.

Opsporen van risicopatiënten voor longkanker in de eerste lijn

Poelman T.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 47 - 48


Deze studie besluit dat een diagnostisch algoritme bestaande uit symptomen en risicofactoren zou kunnen leiden tot de identificatie van een groep patiënten met verhoogd risico om binnen de twee jaar longkanker te krijgen. Deze winst gaat echter gepaard met een groot aantal vals-positieven. Of de implementatie van het algoritme ook zal leiden tot een daling van de (longkankerspecifieke) mortaliteit is niet uit deze studie af te leiden.

Heparines met laag moleculair gewicht bij patiënten met acute interne pathologie

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 45 - 46


Deze RCT toont aan dat enoxaparine toevoegen aan het dragen van elastische kousen met graduele compressie niet doeltreffender is dan alleen elastische kousen dragen om de globale mortaliteit te verminderen bij patiënten gehospitaliseerd voor een acute interne pathologie en met risico van DVT.

Het nut van statines als preventie bij patiënten met een laag cardiovasculair risico: een meta-analyse

De Weirdt S. , Lemiengre M.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 4 pagina 43 - 44


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten, grotendeels zonder bekende cardiovasculaire ziekte, een behandeling met statines wel het risico van coronaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen en de totale mortaliteit kan reduceren, maar niet de mortaliteit als gevolg van een myocardinfarct en een CVA. Het effect van statines is afhankelijk van het initiële cardiovasculaire risico. Een relevante daling van het relatieve risico vertaalt zich bij patiëntengroepen met een laag initieel risico, in een klein verschil in absoluut risico en dit maakt op zijn beurt de behandeling economisch minder verdedigbaar. Op basis hiervan zal men al of niet een behandeling met statines opstarten.

Dabigatran en verhoogd coronair risico

Chevalier P.

Minerva 28 04 2012


Deze meta-analyse kan niet méér harde besluiten formuleren dan deze die verschenen na de publicatie van de originele RE-LY-studie, omdat er onvoldoende bijkomende gepubliceerde gegevens beschikbaar zijn: dabigatran gaat waarschijnlijk gepaard met een verhoogd risico van myocardinfarct of van acuut coronair syndroom, een risico dat samen met de andere ongewenste effecten moet afgewogen worden tegen het mogelijke voordeel.

Pandemische A/H1N1 infecties bij zwangere vrouwen

Michiels B.

Minerva 28 04 2012


Deze literatuurstudie en cohortstudie tonen aan dat er een ongunstige uitkomst voor zwangere vrouwen en pasgeborenen bestaat tijdens een griepepidemie en dat griepvaccinatie van zwangere vrouwen een beschermend effect heeft op prematuriteit en dismaturiteit van baby’s geboren tijdens een influenza-epidemie.

Cytisine voor rookstop?

De Cort P.

Minerva 28 04 2012


Deze placebogecontroleerde RCT toont aan dat cytisine kan bijdragen tot rookstop. Het effect moet echter nog bewezen worden in langere termijn studies waarbij de patiënten naast medicatie ook psychologische ondersteuning krijgen. Nicotinevervangers blijven voorlopig de eerste keuze voor de medicamenteuze ondersteuning van rookstop.

Aansluitend bij de resultaten van vorige studies toont deze studie aan dat een snelle adenoïdectomie niet superieur is aan een afwachtend beleid voor de preventie van recidiverende bovenste luchtweginfecties bij kinderen.

Yoga of rekoefeningen voor chronische lagerugpijn?

Chevalier P.

Minerva 28 04 2012


Deze kleine studie toont aan dat na 26 weken follow-up, specifieke sessies met yoga- en stretchoefeningen nuttig kunnen zijn om de beperkingen in het dagelijkse leven door lagerugpijn te milderen. Ook het gebruik van geneesmiddelen zou kunnen verminderen.

Heeft aspirine nut in primaire preventie?

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 28 - 29


Deze meta-analyse van goede kwaliteit over primaire preventie (geen voorgeschiedenis van coronaire ischemische gebeurtenis of CVA) bevestigt dat aspirine over gemiddeld zes jaar een beperkt voordeel heeft voor de preventie van myocardinfarct, zonder verschil tussen mannen en vrouwen. Het voordeel geldt echter niet voor alle andere eindpunten, waaronder cardiovasculaire mortaliteit en mortaliteit door kanker. Het bloedingsrisico neemt daarentegen toe.

Opvolging van een anticoagulatietherapie

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 34 - 35


Dit systematisch literatuuroverzicht vat op een correcte manier de resultaten samen van reviews en recentere (al of niet gerandomiseerde) studies. Omwille van de tegenstrijdige resultaten, de afwezigheid van informatie over klinische gebeurtenissen en de klinische heterogeniteit tussen de studies, is er geen betrouwbaar besluit mogelijk. Het enige mogelijke besluit is dat de INR-streefwaarden bij volwassenen beter behouden blijven bij opvolging door een gespecialiseerde anticoagulatiedienst dan door de gebruikelijke zorg.

Multipliciteit van de gegevens en betrouwbaarheid van de resultaten van meta-analyses

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 38 - 38

Effect van screeningsmammografie op lange termijn (29 jaar)?

Garmyn B.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 30 - 31


De resultaten van deze RCT tonen aan dat een screeningsmammografie op lange termijn bij vrouwen tussen 40 en 75 jaar leidt tot een daling van de mortaliteit door borstkanker. Het is echter niet mogelijk om op basis van deze resultaten te bepalen welke groep vrouwen het meeste winst zal hebben met screening. Bovendien is de netto-winst van screeningsmammografie moeilijk te achterhalen, omdat ook andere elementen zoals behandeling en nabehandeling een rol spelen in de mortaliteitswinst.

Gedragsverandering bij de patiënt: rol van huisarts en apotheker

Chevalier P. , Laekeman G.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 27 - 27


Deze RCT toont geen meerwaarde aan na drie maanden en na één jaar voor de uitkomst zelfgerapporteerde pijn bij volwassenen met chronische mechanische rugpijn voor één van de drie voorgestelde therapeutische programma’s (gesuperviseerde oefeningen door een kinesitherapeut, chiropraxie of oefentherapie thuis).

Helpt de bepaling van BNP de huisarts bij de diagnostiek van chronisch hartfalen?

Koeck P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 3 pagina 36 - 37


Deze studie besluit dat BNP een belangrijke aanvullende diagnostische waarde heeft naast anamnese en klinisch onderzoek bij de diagnostiek van chronisch hartfalen in de huisartspraktijk. Uit deze studie kunnen we echter de uitsluitende kracht van BNP niet afleiden en evenmin komen we te weten waar de BNP-bepaling zich positioneert ten opzichte van RX-thorax en ECG binnen het diagnostisch arsenaal.

Isoflavonen en menopauze

Michiels B.

Minerva 28 03 2012


Deze RCT kon in vergelijking met placebo na twee jaar geen effect aantonen van 200 mg isoflavonen (soja-extract) per dag op de evolutie van de botdensiteit bij menopauzale vrouwen. Warmte-opwellingen en gastro-intestinale klachten kwamen meer voor in de isoflavonengroep.

Uit deze prospectieve studie blijkt dat de STOPP-criteria, in tegenstelling tot de Beers-criteria, geschikt zijn om geneesmiddelen met potentieel ongewenste effecten bij bejaarden op te sporen.

Inhalatiecorticosteroïden kunnen bij patiënten met COPD met een éénsecondewaarde lager dan 50% en met frequente exacerbaties, leiden tot een verbetering onder meer op het vlak van exacerbaties. Daartegenover staan in minder mate de risico’s van de ongewenste effecten, waaronder een toegenomen risico van fracturen.

Een nieuwe korte cognitieve test (Sweet 16)

Michiels B.

Minerva 28 03 2012


Deze studie toont aan dat Sweet 16 evenwaardig of zelfs beter is dan de MMSE voor het opsporen van de cognitieve achteruitgang bij ouderen, maar de uitsluitende kracht blijft nog te klein om klinisch een diagnostische meerwaarde te betekenen.

Bij een behandeling met warfarine voor de preventie van complicaties van VKF hebben scorelijsten voor de evaluatie van het bloedingsrisico een indicatieve waarde, maar ze moeten nog beter gevalideerd worden. De eerste stap blijft het bepalen van de CHADS2-score (of CHA2DS2VASc). Verder kan een score van het bloedingsrisico beter aangeven hoe strikt de monitoring van een anticoagulerende behandeling dient te gebeuren en of er een contra-indicatie is voor anticoagulatie, en dit in overleg met de patiënt.

Corticosteroïdinfiltraties effectief voor het trochanter major pijnsyndroom?

Poelman T.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 2 pagina 19 - 20


Deze open-label studie met subjectieve uitkomstmaten toont aan dat corticosteroïdinfiltraties in vergelijking met usual care, op korte termijn nuttig kunnen zijn voor de behandeling van trochanter major pijnsyndroom. Het verdwijnen van symptomen wordt echter vaag uitgedrukt en het effect op pijnreductie is klinisch niet relevant. Op lange termijn hebben corticosteroïdinfiltraties zelfs helemaal geen bewezen nut voor de behandeling van trochanter major pijnsyndroom.

Uit deze studie blijkt dat in vergelijking met de 24-uurs ambulante bloeddrukmeting, aantonende en uitsluitende kracht van conventionele en thuisbloeddrukmeting zwak zijn om de diagnose van hypertensie te stellen.

Open-label versus dubbelblinde studies: is er een verschil in de resultaten?

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 2 pagina 25 - 25

Geen apixaban voor patiënten met verminderde mobiliteit door een interne pathologie

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 2 pagina 23 - 24


Deze studie toont aan dat bij patiënten gehospitaliseerd voor een interne pathologie en met risico van veneuze trombo-embolie een lange behandeling (ongeveer 25 dagen) met apixaban (tweemaal 2,5 mg per dag peroraal) geen significante meerwaarde heeft boven enoxaparine (40 mg per dag subcutaan) gedurende ongeveer 7 dagen voor de preventie van veneuze trombo-embolische gebeurtenissen. Er treden echter meer majeure bloedingen op.

Acute conjunctivitis in de eerste lijn: geen antibioticum?

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 2 pagina 21 - 22


De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat een lokaal antibioticum in vergelijking met placebo geen nut heeft voor de behandeling van een acute, infectieuze conjunctivitis (minder dan vier weken) in de eerste lijn. Alleen bij purulente afscheiding en lichte roodheid van het oog is er een statistisch significant verschil, maar de klinische relevantie hiervan is twijfelachtig. Ook in vergelijking met geen behandeling zien we een geringe winst met antibiotica. Kunsttranen (placebo) hebben ongetwijfeld een effect.

Evidence-based voorschrijven en gebruiken van geneesmiddelen: patiëntgerichte interventies

Chevalier P. , De Cort P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 2 pagina 14 - 14

Prikkelbaredarmsyndroom: vezels, spasmolytica of antidepressiva?

Chevalier P. , Vanwelde C.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat spasmolytica of antidepressiva effectief zijn bij patiënten ouder dan 12 jaar met het prikkelbaredarmsyndroom en dat er geen bewijs is voor het effect van zwelmiddelen. Door het verschijnen van nieuwe studies is de meta-analyse aan herziening toe.

Deze studie toont aan dat pregabaline niet effectiever is dan placebo voor de behandeling van centrale neuropathische pijn die kan optreden na een CVA. Amitriptyline (maximum 150 mg per dag) blijft de eerstekeuzebehandeling.

Deze systematische review toont aan dat de resistentie tegen neuraminidaseremmers gemiddeld genomen meevalt, maar ons advies voor een terughoudend gebruik blijft gehandhaafd gezien de kleine winst en gezien de variatie in resistentie van regio tot regio en van virusstam tot virusstam.

Antibiotica bij bronchiolitis?

Chevalier P.

Minerva 28 02 2012


Op basis van deze Cochrane review is er geen betrouwbaar bewijs dat antibiotica nuttig zijn voor de behandeling van bronchiolitis.

Deze meta-analyse toont aan dat orale of topische corticosteroïden (in monotherapie of in associatie met een antibioticum) na één maand geen effect hebben op gehoorverlies en andere symptomen van OME.

Hoewel in deze RCT een gunstig effect is vastgesteld van oseltamivir op de incidentie van acute otitis media bij een kleine subgroep van kinderen (1 tot 3 jaar) met bewezen influenza, waarbij binnen de 12 uur (na de start van de symptomen) met de behandeling werd gestart, blijft het algemeen gebruik van neuraminidaseremmers tegenaangewezen omwille van diagnostische onzekerheid van influenza, potentiële resistentie-ontwikkeling en ernstige neveneffecten.

Minstens één antihypertensivum ’s avonds innemen?

Laekeman G.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 1 pagina 6 - 7


Deze studie bij patiënten met goed gecontroleeerde type 2-diabetes en hypertensie zonder cardiovasculaire voorgeschiedenis, toont aan dat inname van minstens één antihypertensivum ’s avonds het aantal ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen verlaagt. De studie laat echter niet toe om te bepalen welk antihypertensivum voor deze interventie in aanmerking komt.

Voorkomt verminderde zoutconsumptie cardiovasculaire ziekte?

De Cort P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 1 pagina 4 - 5


Ook deze studie kan een gunstig globaal effect van verminderde zoutconsumptie op cardiovasculaire eindpunten en totale sterfte niet uitsluiten. Het advies van zoutrestrictie voor mensen met hoge bloeddruk blijft van kracht.

Geen bèta-2-mimetica voor acute bronchitis

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 1 pagina 2 - 3


De resultaten van deze systematische review tonen geen voordeel aan van kortwerkende bèta-2-mimetica (meestal via orale weg en in zeldzame gevallen via inhalatie) voor de behandeling van acute bronchitis bij volwassenen en kinderen… maar kunnen ook het tegenovergestelde niet bewijzen.

Geloofwaardigheid en inflatie van de effectgrootte in meta-analyses

Chevalier P.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 1 pagina 12 - 12

Recidiverende urineweginfecties te voorkomen met veenbessensap?

Christiaens T. , Heytens S.

Minerva 2012 Vol 11 nummer 1 pagina 10 - 11


Deze studie toont aan dat een profylactische behandeling met TMP-SMX effectiever is dan veenbessensap als preventie van recidiverende UWI’s bij premenopauzale vrouwen met een voorgeschiedenis van recidiverende UWI’s.

De resultaten van deze studie tonen aan dat subcutane injectie van methylnaltrexon op korte termijn effectief is voor de behandeling van opioïd-geïnduceerde obstipatie bij patiënten met chronische, niet-maligne pijn. De studie vergelijkt methylnaltrexon niet met een optimale behandeling met laxativa (vooral dan als preventieve behandeling bij de start van opioïden).

Rookstop is wellicht de meest effectieve interventie om het cardiovasculaire risico te laten dalen. Varenicline heeft zijn werkzaamheid om rookstop te ondersteunen bewezen. Deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit toont aan dat men bij het voorschrijven van dit geneesmiddel, naast de gekende risico’s zoals nausea, slaapstoornissen en een toename van vooral psychiatrische aandoeningen, ook moet rekening houden met het risico van cardiovasculaire aandoeningen, al is de toename in absolute cijfers eerder klein.

De aantonende kracht van individuele symptomen bij een vermoeden van UWI is vrij zwak. De combinatie van symptomen met een positieve nitriettest is wel een goede aantoner voor een UWI. Noch de afwezigheid van individuele symptomen, noch de combinatie met een negatieve nitriet-en LE-test hebben voldoende uitsluitende kracht.

Dit overzicht van systematische reviews over de werkzaamheid en veiligheid van acupunctuur voor de behandeling van pijn toont aan dat de resultaten van de verschillende reviews contradictorisch zijn en dat de methodologische kwaliteit van de originele studies vaak zwak is. Bij gebrek aan cijfermateriaal is een conclusie uit deze studie onmogelijk.

De resultaten van deze studie tonen aan dat radicale prostatectomie op langere termijn (15 jaar) gunstiger is dan een afwachtend beleid voor de behandeling van prostaatkanker, zeker bij mannen jonger dan 65 jaar met matig tot goed gedifferentieerde kanker, waarvan de diagnose gebaseerd is op klinische symptomen en niet op screening door bepaling van het PSA.

Uit deze nieuwe analyse van de resultaten van de CATIE-studie blijkt dat de toediening van atypische antipsychotica gedurende minstens twee weken de cognitieve achteruitgang versnelt bij patiënten met de ziekte van Alzheimer en met psychose, agitatie of agressie... zonder globale klinische verbetering in vergelijking met placebo.

Is gekleurd sputum een reden om antibiotica voor te schrijven?

Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 121 - 122


Deze observationele studie toont aan dat het voorschrijven van antibiotica bij volwassen patiënten met acute hoest of vermoeden van lage luchtweginfectie en met gekleurd sputum en algemeen ziektegevoel, niet geassocieerd is met een snellere genezing.

Azithromycine voor de preventie van exacerbaties van COPD?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 119 - 120


De resultaten van deze studie tonen aan dat azithromycine 250 mg per dag gedurende twaalf maanden interessant kan zijn bij COPD-patiënten met frequente exacerbaties. De studiepopulatie is echter zeer geselecteerd. We kunnen de resultaten niet als dusdanig extrapoleren naar de Belgische context. De impact van een dergelijke langdurige antibioticumbehandeling op resistentie van kiemen en de klinische gevolgen hiervan zijn nog niet gekend.

De implementatie van preventie in de eerste lijn: drempels en mogelijkheden

De Cort P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 118 - 118

Spanningshoofdpijn: is een profylactische behandeling zinvol?

Vanwelde C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 123 - 124


Deze systematische review bevat geen cijfergegevens, is gebaseerd op opinies van experten en kan niet aantonen dat een preventieve medicamenteuze behandeling van chronische spanningshoofdpijn bij volwassenen zinvol is.

Unicenter versus multicenter studies: is er een verschil in therapeutisch effect?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 129 - 129


Deze systematische review bevestigt de werkzaamheid van verschillende geneesmiddelenklassen (dopamine-agonisten, COMT-inhibitoren en MAO-B-inhibitoren), gebruikt als toevoeging aan levodopa bij patiënten met de ziekte van Parkinson en motorische complicaties. Dopamine-agonisten zouden hierbij meer effect kunnen hebben, maar leiden ook tot meer ongewenste effecten (dyskinesie).

Voorkomt cognitieve gedragstherapie recidieven van cardiovasculaire aandoeningen?

Poelman T. , Rogiers R.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 10 pagina 125 - 126


We kunnen besluiten dat een groepsprogramma met cognitieve gedragstherapie na het doormaken van een coronaire gebeurtenis het risico van herval van cardiovasculaire aandoeningen of een acuut myocardinfarct klinisch relevant vermindert. Deze studie laat echter niet toe om het netto-effect van cognitieve gedragstherapie te bepalen.

Deze systematische review en meta-analyse toont aan dat gestructureerde oefentherapie het HbA1c kan doen dalen bij patiënten met type 2-diabetes. De aard van de geleverde inspanning (aërobe oefeningen, weerstandstraining of een combinatie) beïnvloedt het resultaat niet. Oefeningen gedurende minstens 150 minuten per week geven een aanzienlijk beter resultaat dan minder intensieve oefenprogramma’s. Het netto-effect van oefentherapie is afhankelijk van het feit of ook andere interventies uitgevoerd worden.

PPI’s zijn niet geïndiceerd als eerstelijnsbehandeling van zuigelingen met regurgiteren of huilen in aansluiting met de maaltijd. Er is onvoldoende evidentie om het symptomatisch gebruik van PPI’s bij kinderen en adolescenten met klachten van GOR te ondersteunen.

Er bestaat momenteel nog weinig bewijs over het cardiovasculaire risico van calciumsupplementen al of niet in associatie met vitamine D bij oudere vrouwen. Anderzijds houden de beschikbare studies geen rekening met het potentiële voordeel van calcium en vitamine D voor de preventie van fracturen, die op hun beurt kunnen leiden tot cardiovasculaire of andere mortaliteit. Calcium en vitamine D blijven aanbevolen bij personen met een bewezen tekort, bij hoogbejaarden, bij geïnstitutionaliseerde ouderen bij wie frequent een tekort optreedt, en ook bij patiënten die medicatie tegen osteoporose gebruiken (bv. bisfosfonaten).

Upfront exemestan gedurende vijf jaar is evenwaardig aan een sequentiële behandeling met 2-3 jaar tamoxifen gevolgd door exemestan als adjuvante behandeling voor postmenopauzale hormoongevoelige borstkanker. Verder onderzoek naar prognostische parameters en biomerkers is echter zeer belangrijk om patiëntengroepen te kunnen selecteren voor één van beide therapiekeuzes.

Er is nog steeds onvoldoende evidentie over het klinisch belang van doelgerichte gestructureerde groepseducatie voor de behandeling van type 2-diabetes. Ook het effect van peer support blijft onduidelijk.

Is drospirenon in een 24 dagen combinatiepil effectiever dan in een 21 dagen pil?

Peremans L.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 108 - 109


Ondanks de positieve interpretatie van de resultaten door de auteurs blijkt uit deze studie dat er onvoldoende evidentie is voor de superioriteit van een combinatiepil met drospirenon/EE-24d vergeleken met progestagenen met een korter halfleven en/of met een 21-dagen regime.

Nieuwe orale anticoagulantia bij VKF: het nut van rivaroxaban

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 106 - 107


In de ROCKET AF-studie is rivaroxaban bij patiënten met niet-valvulaire voorkamerfibrillatie en een verhoogd risico van CVA (CHADS2 minstens = 2) niet inferieur aan warfarine voor de preventie van CVA en systemische embolie. Het risico van bloedingen was niet verschillend tussen beide behandelingen.

Wat de patiënt kiest werkt beter...

Desplenter F. , Laekeman G.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 105 - 105

Post CVA: kinesitherapie na meer dan zes maanden?

Crismer A.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 110 - 111


Op basis van deze meta-analyse lijkt het nuttig om na een CVA de klassieke kinesitherapie langer dan zes maanden verder te zetten. Duidelijke conclusies voor de praktijk zijn echter niet mogelijk omwille van de talrijke methodologische beperkingen van de geïncludeerde studies en de heterogeniteit van de geïncludeerde onderzoekspopulatie (met ook soms zeer weinig patiënten per studie).

Hoe studie-armen correct met elkaar vergelijken?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 116 - 116


De combinatietherapie van het nieuwere aliskiren met amlodipine geeft, zoals men logisch kan verwachten, een snellere initiële bloeddrukverlaging dan beide producten afzonderlijk bij mensen met een ernstige hypertensie zonder co-morbiditeit. Of deze vroegtijdige winst in bloeddrukdaling ook zal resulteren in minder klinische eindpunten kan met deze studie niet aangetoond worden.

Perorale 5-aminosalicylaten voor de ziekte van Crohn

Van de Casteele M.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 9 pagina 112 - 113


Deze studie besluit dat de rol van orale 5-aminosalicylaten om remissie te bekomen bij een opstoot van de ziekte van Crohn of om remissie te behouden bij latente ziekte van Crohn onzeker blijft.

Deze RCT van goede methodologische kwaliteit toont aan dat intravitreale injecties met bevacizumab niet inferieur zijn aan ranibizumab voor de behandeling van neovasculaire maculadegeneratie, maar dat bevacizumab aanleiding geeft tot meer ernstige ongewenste effecten.

Bij patiënten met dementie en depressie is er geen bewijs dat een behandeling met antidepressiva effectief is.

De resultaten van deze meta-analyse tonen geen duidelijk voordeel aan van een langdurige profylactische antibioticumbehandeling voor de preventie van recidiverende urineweginfecties bij kinderen. Op basis van de individuele gegevens van de grootste studies is er geen enkel voordeel aangetoond zowel bij kinderen met als zonder VUR. In het geval van VUR graad V volstaan de gegevens niet om conclusies te trekken.

Cannabisgebruik is een risicofactor voor het ontwikkelen van tijdelijke psychotische symptomen. Continu cannabisgebruik kan het risico van psychose doen toenemen. Adolescenten moet men op de hoogte stellen van dit risico en het gebruik van cannabis kan men hierbij best ontraden.

Deze ARISTOTLE-studie toont op het vlak van werkzaamheid en veiligheid een voordeel aan van apixaban in vergelijking met warfarine bij patiënten met voorkamerfibrillatie maar met minder risico van CVA dan in de ROCKET-AF-studie (rivaroxaban). De vragen over de veiligheid in de dagelijkse praktijk, het voordeel in functie van de CHADS2- en de HAS-BLED-scores en de kosten/batenverhouding versus warfarine van de nieuwe orale anticoagulantia blijven bestaan.

Deze studie besluit dat transmucosaal fentanyl de doorbraakpijn beter onderdrukt dan oraal oxycodon instant bij een geselecteerde groep chronische pijnpatiënten met problematiek van voornamelijk het bewegingsapparaat, die vooraf goed reageerden op de te onderzoeken behandelingen. Het verschil in effect tussen beide preparaten is echter klinisch beperkt relevant.

Behandeling van chronische hoofdpijn met antidepressiva

Chevalier P. , Vanwelde C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 8 pagina 93 - 94


De resultaten van deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit berusten op kleine, zeer heterogene studies van (zeer) geringe methodologische kwaliteit. Als profylactische behandeling van migraine en spanningshoofdpijn zijn TCA’s werkzamer dan placebo en dan SSRI’s (zeer zwak niveau van bewijskracht). Voor de vergelijking met andere behandelingen en met niet-medicamenteuze behandelingen zijn er onvoldoende gegevens om conclusies te kunnen trekken.

Palliatief nut van zuurstoftherapie voor de behandeling van kortademigheid

Clement P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 8 pagina 99 - 100


Deze studie toont aan dat zuurstof vergeleken met kamerlucht, allebei toegediend met een concentrator en neusbril, geen meerwaarde biedt in de palliatieve behandeling van dyspnoe bij terminale patiënten met voldoende zuurstofsaturatie. Toediening van zowel zuurstof als kamerlucht gaat gepaard met een discrete verbetering van de dyspnoe en van de levenskwaliteit.

Drempelwaarden voor een klinisch relevant verschil

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 8 pagina 103 - 103

Het quadrivalent vaccin tegen humaan papillomavirus ook voor mannen?

Semaille P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 8 pagina 97 - 98


De resultaten van deze studie tonen aan dat het quadrivalent HPV-vaccin bij jongens en mannen tussen 16 en 26 jaar het risico van door deze HPV-types ontstane genitale wratten vermindert. De studie roept echter een belangrijk ethisch probleem op omdat er geen preventief informatief luik aan verbonden was. Zowel bij mannen als bij vrouwen mag een HPV-vaccinatie zeker niet onze aandacht voor het enorme belang van correcte baarmoederhalskankerscreening afzwakken.

Werkingsmechanisme van geneesmiddelen en klinisch nut

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 8 pagina 92 - 92

Levodopa voor het restless legs-syndroom?

De Jonghe M.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 8 pagina 95 - 96


De resultaten van deze studie tonen aan dat de associatie van levodopa met een dopadecarboxylase-inhibitor op korte termijn werkzaam is bij patiënten met het RLS, waarbij de slaap grondig verstoord is. De studie heeft echter teveel methodologische beperkingen, zodat het niet mogelijk is om een aanbeveling te formuleren. We moeten de veiligheid van een medicamenteuze behandeling afwegen tegen de symptomen die enerzijds erg hinderlijk kunnen zijn, maar anderzijds niet leiden tot ernstige verwikkelingen.

De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat memantine geen significant effect heeft bij de lichte vorm van de ziekte van Alzheimer. De meta-analyse bevestigt ook dat memantine geen klinisch relevant effect heeft bij de matige tot ernstige vorm (MMSE <20).

Een combinatie van aërobe training en weerstandstraining zorgt na zes tot negen maanden voor een geringe daling van HbA1c bij patiënten met type 2-diabetes. Wanneer de training zich focust op één aspect (aëroob of weerstand) is het effect op HbA1c niet meer significant versus een controlegroep zonder training.

De verschillende behandelingen die men mogelijk kan toevoegen aan de associatie van metformine en een hypoglykemiërend middel, verschillen onderling niet qua effect op HbA1c; men dient iedere behandelingsoptie per patiënt af te wegen en rekening te houden met de mogelijke ongewenste effecten.

Bij directe vergelijking van de OAD voor de behandeling van type 2-diabetes bevestigt deze systematische review het primordiale belang van metformine in monotherapie of in associatie op het vlak van werkzaamheid en veiligheid in vergelijking met andere orale antidiabetica.

Type 2-diabetes: olmesartan voor de preventie van microalbuminurie?

Chevalier P. , Verpooten G.A.

Minerva 28 09 2011


Globaal gezien kunnen we uit deze studie niet besluiten dat olmesartan systematisch een klinisch voordeel heeft voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen (door het optreden van microalbuminurie te vertragen).

Tranexaminezuur voor menorragieën?

Vandevelde C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 82 - 83


De resultaten van deze studie tonen aan dat tranexaminezuur (antifibrinolyticum) het bloedverlies vermindert bij vrouwen met menorragieën (objectief: ≥80 ml/cyclus). De studie heeft onvoldoende power om de twijfels over mogelijke ongewenste effecten uit te sluiten. Bij risico van trombo-embolie is het gebruik van tranexaminezuur niet aangeraden.

Is HbA1c betrouwbaar voor de diagnose van type 2-diabetes?

Mathieu C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 80 - 81


Uit deze studie kunnen we besluiten dat HbA1c ≥6,5% in vergelijking met nuchtere glykemie en een orale glucose tolerantietest, weinig gevoelig is om de diagnose van type 2-diabetes te stellen bij patiënten met een verhoogd risico van type 2-diabetes.

Waar zijn de data gebleven?

Lemiengre M.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 79 - 79

Zijn antidepressiva en benzodiazepines effectief voor de behandeling van mineure depressie?

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 84 - 85


Deze studie kan niet aantonen dat er een klinisch relevant voordeel bestaat voor antidepressiva ten opzichte van placebo voor de aanpak van patiënten met een mineure depressie, waarvan de klinische entiteit in deze publicatie slecht gedefinieerd is. Over het gebruik van benzodiazepines bij mineure depressie kunnen we vooralsnog geen uitspraak doen, gezien geen enkel onderzoek beschikbaar is.

Evaluatie van de veiligheid van geneesmiddelen: hoe gebeurt dat best?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 90 - 90

Therapeutische manoeuvres effectief voor benigne paroxismale positieduizeligheid?

Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 88 - 89


Deze systematische review van goede methodologische kwaliteit toont aan dat het Epley manoeuvre meer effect heeft dan een sham manoeuvre voor de behandeling van BPPD. We kunnen geen besluit formuleren over de plaats van het Epley manoeuvre ten opzichte van andere therapeutische manoeuvres en zelf uitgevoerde oefeningen.

Strikte bloeddrukcontrole tegen nefroangiosclerose?

Pochet J.M.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 7 pagina 86 - 87


De resultaten van deze AASK-studie tonen aan dat bij Afro-Amerikanen met nefroangiosclerose een strikte bloeddrukcontrole (<125/75 mmHg) geen renaal voordeel biedt. Streefwaarden <140/90 mmHg blijken even effectief te zijn, behalve eventueel voor de subgroep van patiënten met initiële urinaire proteïne/creatinine ratio >0,2 (wat overeenkomt met proteïnurie opspoorbaar via teststrookje). Deze resultaten vragen om bevestiging in studies met een adequaat studie-opzet en bij andere populaties.

De resultaten van deze studie bevestigen het nut van inhalatiecorticosteroïden voor de behandeling van mild persisterend astma bij kinderen en adolescenten. Voor de behandeling van een aanval echter is bij deze patiëntengroep de combinatie van inhalatiecorticosteroïden met salbutamol effectiever dan salbutamol alleen, zowel met als zonder een onderhoudsbehandeling met inhalatiecorticosteroïden.

Influenzavaccinatie bij acuut coronair lijden

Michiels B.

Minerva 28 08 2011


Deze open-label RCT van matige methodologische kwaliteit bevestigt eerder gepubliceerde resultaten dat influenzavaccinatie bij patiënten met coronair lijden effectief is in de secundaire preventie van ernstige cardiovasculaire gebeurtenissen.

De resultaten van deze meta-analyse van goede methodologische kwaliteit levert geen bewijs dat geneesmiddelen (bupropion, nicotinesubstitutie) nuttig kunnen zijn voor rookstop bij adolescenten.

Aldosteron blokkade belangrijk bij linkerhartfalen

Lemiengre M.

Minerva 28 08 2011


Deze meta-analyse van zeer goede kwaliteit toont aan dat toevoegen van spironolacton, eplerenon of canrenoaat aan de basisbehandeling van patiënten met ernstig chronisch hartfalen of met een linkerventrikeldisfunctie na een hartinfarct, een daling van de totale mortaliteit van 20% voor gevolg heeft. Het opstarten van deze medicatie gebeurt bij nauwkeurig geselecteerde patiënten waarbij de nierfunctie en de kaliëmie het opstarten en het verder optitreren van de dosis bepalen.

Deze beide meta-analyses includeren gehospitaliseerde kinderen met kroep. Uit de resultaten blijkt dat verschillende glucocorticoïden (met een variabele dosering en toedieningsvorm) en verneveling met epinefrine de symptomen sneller doen verdwijnen, maar beide publicaties bevatten voor de huisarts geen enkele nuttige en duidelijke praktijkaanwijzing.

Bij onvoldoende gecontroleerde diabetes een DPP-4-inhibitor toevoegen?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 73 - 74


De resultaten van deze nieuwe meta-analyse over de DPP-4-inhibitoren bevestigen dat ze geen meerwaarde hebben op het vlak van werkzaamheid en veiligheid ten opzichte van de andere orale antidiabetica. De farmacovigilantie meldt zeldzame maar ernstige ongewenste effecten (pancreatitis, pancreaskanker of andere vormen van kanker).

Oefentherapie onmiddellijk na een enkeldistorsie?

Roosen P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 69 - 70


Uit deze studie blijkt dat actieve oefentherapie tijdens de eerste week na een enkeldistorsie graad 1 en 2 de subjectieve enkelfunctionaliteit gedurende de eerste twee weken significant verbeterde ten opzichte van alleen een passieve standaardbehandeling, maar de klinische relevantie van deze winst blijft onzeker.

Tiotropium bij COPD: minder exacerbaties?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 67 - 68


Deze RCT met onaanvaarbare methodologische beperkingen toont aan dat bij COPD-patiënten met exacerbaties, tiotropium een statistisch significant voordeel heeft versus salmeterol maar met een twijfelachtige klinische relevantie.

Welke scheidsrechter zal medische fraude terugblazen?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 66 - 66

Indirecte vergelijkingen (vervolg)

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 77 - 77

Pre-expositie profylaxe voor de preventie van HIV bij mannen

Semaille P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 75 - 76


Ondanks enkele methodologische beperkingen tonen de resultaten van deze studie aan dat bij homoseksuele mannen met een hoog HIV-risico, een profylactische pre-expositiebehandeling in zekere mate effectief kan zijn, indien de betrokkenen daarnaast ook adviezen krijgen om het risico van infectie te verminderen en gestimuleerd worden om een condoom te gebruiken.

Effect van een behandeling met vitamine B op de progressie van diabetische nefropathie

Hellemans R. , Poelman T. , Verpooten G.A.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 6 pagina 71 - 72


Deze RCT toont aan dat een hoog gedoseerd vitamine B-preparaat in vergelijking met placebo leidt tot een sterkere daling van GFR en een toename van vasculaire gebeurtenissen bij patiënten met diabetische nefropathie.

Snelle aanpak van CVA

Chevalier P.

Minerva 28 06 2011


De resultaten van deze studie bevestigen het nut van trombolyse met alteplase binnen de 3 tot 4,5 uur na het optreden van een ischemisch CVA; het voordeel is groter indien het tijdsinterval minder dan 3 uur bedraagt.

De resultaten van dit observationeel onderzoek van zeer goede methodologische kwaliteit tonen aan dat, na correctie van de gegevens, het cardiovasculaire risico en/of de cardiovasculaire sterfte niet toeneemt met de combinatie van metformine en een hypoglykemiërend sulfamide in vergelijking met een andere diabetesbehandeling.

De resultaten van deze studie tonen aan dat bij vrouwen van 70 tot 90 jaar met antecedenten van valpartijen en met aanvankelijk minder spierkracht en minder goede beweeglijkheid en met 25-OH-vitamine D-aanvangswaarden <24 ng/ml, een dagelijkse dosis vitamine D2 van 1 000 I.E. samen met 1 gr calcium, de spierkracht en de beweeglijkheid gunstig kunnen beïnvloeden Deze resultaten bevestigen ook dat een systematische, dagelijkse toediening van vitamine D aan alle ouderen geen bewezen effect heeft.

Bronchiolitis en corticosteroïden

Chevalier P.

Minerva 28 06 2011


Er is nog steeds geen bewijs dat inhalatiecorticosteroïden of systemische glucocorticoïden werkzamer zijn dan placebo voor de behandeling van bronchiolitis. De associatie van dexamethason met epinefrine via nebulisatie zou effectief kunnen zijn, maar deze resultaten moeten nog bevestigd worden.

De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat het ‘Otago-oefenprogramma’ effectief is voor de preventie van valpartijen bij ouderen thuis en voor de reductie van de mortaliteit in de twaalf maanden na de initiatie van het programma.

Niveau’s van bewijskracht en van aanbeveling

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 64 - 64

Voorkamerfibrillatie: apixaban versus aspirine voor de preventie van trombo-embolieën

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 54 - 55


De resultaten van deze RCT met talrijke methodologische beperkingen tonen aan dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en met een variabel risico van CVA, apixaban mogelijk nuttig kan zijn in vergelijking met aspirine, maar apixaban is niet vergeleken met vitamine K-antagonisten.

Wanneer patiënt en arts tegenstrijdige verwachtingen hebben...

Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 53 - 53

Behandeling van pityriasis versicolor

Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 62 - 63


Deze systematische review van studies met slechte methodologische kwaliteit toont aan dat verschillende topische en orale behandelingen effectiever zijn dan placebo voor de behandeling van pityriasis versicolor. Er kan echter niets besloten worden over een eerstekeuzebehandeling noch over de duur van de ingestelde behandeling. Over het effect van een preventieve behandeling met een topisch of oraal middel kan uit de bestaande literatuur niets besloten worden.

Zalf smeren tegen hoesten?

Laekeman G.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 60 - 61


Inwrijven van kinderen van 2 tot 11 jaar met klachten van een verkoudheid sinds meerdere dagen met de combinatie van kamfer, menthol en eucalyptus vluchtige olie in vaseline (Vicks Vaporub®) leidt in vergelijking met witte vaseline, tot één betere nachtrust, zowel bij de kinderen als bij hun ouders. Het gaat hier over een statistisch aantoonbaar effect, waarvan de klinische relevantie echter twijfelachtig is. Omwille van de irritatie van de huid, de neus en de ogen, kunnen we ons ernstige vragen stellen over de risico-batenverhouding van dit preparaat.

Dutasteride voor de preventie van prostaatkanker?

Belche J.L.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 58 - 59


Bij mannen met een verhoogd risico van prostaatkanker vermindert een behandeling gedurende vier jaar met dutasteride de incidentie van door systematische biopsie gedetecteerde prostaatkanker. Dit gaat echter gepaard met een stijging van het aantal hooggradige prostaatkankers. Voor finasteride was reeds hetzelfde besluit getrokken.

Osteoporotische wervelcompressiefracturen: vertebroplastie of conservatieve behandeling?

de Geeter K.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 5 pagina 56 - 57


Deze open-label studie bij patiënten met een pijnlijke en duidelijk bewezen acute wervelcompressiefractuur toont aan dat vertebroplastie de pijn zowel na één maand als na één jaar meer verlicht dan alleen een conservatieve behandeling. Deze statistisch significante verbetering was echter klinisch minder relevant, waardoor de plaats van vertebroplastie ten opzichte van een conservatieve behandeling ook met deze studie onduidelijk blijft.

Deze studie onderzoekt het nut van apixaban na orthopedische chirurgie met totale heupprothese. Evenmin als voor rivaroxaban en dabigatran, kunnen we hier niet vaststellen dat apixaban superieur is aan enoxaparine voor de preventie van symptomatische VTE.

Deze secundaire analyses van de RE-LY-studie onderzochten het nut van dabigatran versus warfarine bij verschillende subgroepen van patiënten en ook op het economische vlak. De analyses bevestigen onze eerdere conclusie: de netto-winst is onduidelijk en de kostprijs is hoog.

Dabigatran is niet effectiever dan enoxaparine voor de preventie van trombo-embolische gebeurtenissen na een majeure chirurgische ingreep en heeft evenveel bloedingsrisico’s. Rivaroxaban is alleen effectiever dan enoxaparine indien men de asymptomatische diepe veneuze trombosen opneemt in de primaire uitkomstmaat en heeft mogelijk een groter bloedingsrisico.

Influenzavaccinatie bij gezonde volwassenen

Michiels B.

Minerva 28 05 2011


Deze Cochrane review bevestigt ons vorige besluit dat gezonde volwassenen tot 65 jaar niet systematisch tegen influenza moeten gevaccineerd worden. Er is alleen een beperkt effect op ziektesymptomen en werkverlet wanneer het vaccin overeenkomt met het circulerende virustype (absolute resicoreductie van 3%). Er is geen voordeel aangetoond op het vlak van hospitalisatie, complicaties of transmissie.

Huidabces en co-trimoxazol en MRSA buiten de zorginstellingen

Chevalier P. , Costers M.

Minerva 28 05 2011


De resultaten van deze nieuwe RCT brengen onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing aan voor het nut van antibiotica na incisie en drainage van een huidabces, zelfs als dit veroorzaakt is door CA-MRSA.

Diagnose van het lumbaal spinale-stenose-syndroom

Heytens S.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 4 pagina 49 - 50


Deze studie besluit dat bij oudere patiënten die zich aanmelden met pijn in de onderste ledematen (met of zonder lagerugpijn) afwezigheid van pijn bij zitten, verbetering van symptomen bij vooroverbuigen en een wijd gangpatroon kunnen bijdragen tot de diagnose van LSS-syndroom. Een predictieregel zoals voorgesteld in sommige studies kan nuttig zijn om het klinisch syndroom van lumbaal spinaal stenose uit te sluiten. De meerderheid van de patiënten waren echter gerekruteerd in een tweedelijnspopulatie. Extrapolatie kan daarom problematisch zijn.

Levonorgestrel-bevattend spiraaltje voor menorragieën

Vandevelde C.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 4 pagina 43 - 44


De resultaten van deze studie bevestigen het nut van een levonorgestrel-bevattend spiraaltje voor de behandeling van idiopathische menorragie in vergelijking met oraal medroxyprogestageen, maar dit vergelijkingsproduct behoort niet meer tot de actueel aanbevolen behandelingen.

De Amerikaanse studie van Hoberman et al. bij kinderen van 6 tot 23 maanden toont aan dat er een significant voordeel is van AC versus placebo voor de behandeling van acute otitis media gediagnosticeerd door een ervaren otoscopist. Men stelde een gunstige evolutie vast van het otoscopische beeld maar niet van de symptomen. De Finse studie van Tähtinen et al. bij kinderen van 6 tot 35 maanden toont een significant voordeel aan van AC voor de behandeling van acute otitis media, op basis van een strikte diagnose. De winst bestaat uit minder therapiefalen zowel symptomatisch als otoscopisch.

Verlaagt tweejaarlijkse screeningsmammografie de mortaliteit door borstkanker?

Garmyn B.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 4 pagina 41 - 42


Deze cohortstudie van goede methodologische kwaliteit met correctie voor belangrijke confounders toont aan dat het invoeren van een screeningsprogramma met tweejaarlijkse mammografie de mortaliteit door borstkanker doet dalen bij vrouwen tussen 50 en 69 jaar. Slechts een derde van het effect is toe te schrijven aan de screening zelf.

Farmaceutische industrie: er is informatie en informatie…

Chevalier P. , Semaille P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 4 pagina 40 - 40

Is de precisie van een diagnostische test afhankelijk van de prevalentie?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 4 pagina 51 - 51


De resultaten van deze meta-analyse op individuele patiëntgegevens tonen aan dat gedurende vijf jaar hoge doses foliumzuur toedienen (over het algemeen in combinatie met vitamine B6 en B12) geen effect heeft bij patiënten met (sterk) verhoogd cardiovasculair risico, zelfs indien er sprake is van verhoogde homocysteïne (en wanneer deze vermindert door de behandeling).

Bekkenbodemspieroefeningen eventueel gecombineerd met biofeedback blijven de eerste keuze voor de behandeling van stressincontinentie bij vrouwen. De balans evalueren tussen kostprijs en werkzaamheid is nog steeds moeilijk.

Antihypertensiva: invloed van therapietrouw op morbiditeit

De Cort P. , Laurys I.

Minerva 28 04 2011


Beperkte therapietrouw aan medicatie heeft een negatieve impact op het klinische resultaat van een behandeling. Bij de gekende determinanten ervan suggereert deze studie om daar ook leeftijd (ouderen) en geslacht (vrouwen) toe te voegen. Complexe strategieën tot verbetering van de therapietrouw zijn niet consistent succesvol.

Deze studie bevestigt het nut op langere termijn van carotisendarterectomie bij asymptomatische patiënten jonger dan 75 jaar en een stenose van 60%. De winst situeert zich op het vlak van ischemisch CVA voor zoverre hun risico van CVA (dat kan verminderd worden door medicamenteuze behandeling) groter is dan het operatieve risico en hun levensverwachting groter is dan tien jaar. Het voordeel van het systematisch opsporen van asymptomatische stenosen is nog niet duidelijk.

Uit deze studie kunnen we niet besluiten dat een persoonsgebonden zorgaanpak en ‘dementia care mapping’ een klinisch relevant effect hebben op agitatie en de kwaliteit van leven bij geïnstitutionaliseerde patiënten met gedragsstoornissen en dementie.

Rivaroxaban voor diepe veneuze trombo-embolie?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 3 pagina 36 - 37


De resultaten van deze studie tonen aan dat het nieuwe orale anticoagulans rivaroxaban niet inferieur is aan enoxaparine gevolgd door een vitamine K-antagonist voor de acute behandeling en de preventie van een symptomatische diepe veneuze trombose. De resultaten van de langetermijnstudie hebben echter weinig belang aangezien elke vergelijking met een actief product ontbreekt. Het nut van rivaroxaban in de praktijk (werkzaamheid/globale veiligheid/kostprijs) staat nog niet vast.

Werkzaamheid, doeltreffendheid, relatieve doeltreffendheid en doelmatigheid

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 3 pagina 38 - 38

Jichtartritis: volstaat een lage dosis colchicine ?

Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 3 pagina 32 - 33


Deze placebogecontroleerde studie toont aan dat een lage dosis colchicine even effectief is als een hoge dosis om de pijn van een acute jichtaanval binnen 24 uur met meer dan 50% te doen dalen bij personen met gekende jichtartritis. Een lage dosis colchicine gaat hierbij gepaard met minder ongewenste effecten. Over de plaats van colchicine binnen het therapeutische arsenaal van acute jichtartritis kunnen we uit deze studie echter niets besluiten.

Hoe EBM omzetten naar de praktijk?

De Jonghe M.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 3 pagina 27 - 27

Fosfomycine voor de behandeling van cystitis?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 3 pagina 28 - 29


De heterogeniteit van de studies in deze meta-analyse is te groot om algemene conclusies te kunnen trekken over de behandeling van cystitis. De resultaten wijzen op een mogelijk belang van fosfomycine in vergelijking met andere antibiotica of urinaire antiseptica bij niet-zwangere vrouwen, maar zonder een meerwaarde aan te tonen. Voor kinderen, zwangere vrouwen en ouderen volstaan de gegevens niet om conclusies te kunnen trekken.

Is de klinische diagnose van jichtartritis door de huisarts betrouwbaar?

Poelman T.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 3 pagina 30 - 31


Uit deze studie kunnen we besluiten dat de accuuraatheid van de klinische diagnose van jichtartritis door de huisarts toeneemt door het gebruik van een klinische predictieregel.

Tiotropium voor COPD

Chevalier P.

Minerva 28 03 2011


De resultaten van deze meta-analyse bevestigen dat tiotropium het aantal exacerbaties en hospitalisaties vermindert bij de behandeling van COPD (GOLD-stadium III, ESW< 50%). De werkzaamheid is echter beperkt en tiotropium is vrij duur (in België).

Handel en wandel van glucosamine en co.

Laekeman G. , Poelman T.

Minerva 28 03 2011


Ook deze netwerk meta-analyse kan geen klinisch relevant effect aantonen van glucosamine en/of chondroïtine voor de behandeling van knie-en heupartrose.

Door de onaanvaardbare methodologische beperkingen van deze meta-analyse, brengen de resultaten geen bijkomende wetenschappelijke onderbouwing aan voor rivaroxaban. Het bloedingsrisico van rivaroxaban moet nog beter geëvalueerd worden, rekening houdende met het feit dat er geen antidoot beschikbaar is.

Deze meta-analyse brengt geen argumenten aan om de huidige aanbeveling waarbij men aanraadt om bij kinderen met OMA indien nodig amoxicilline gedurende vijf tot zeven dagen toe te dienen, in vraag te stellen.

Clopidogrel: nog steeds onvoldoende CHARISMAtisch

Chevalier P.

Minerva 28 03 2011


De resultaten van deze CHARISMA-subgroepanalyse sluiten aan bij de eerdere bevindingen: er is geen enkel wetenschappelijk argument om bij patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico clopidogrel te associëren met aspirine (behalve bij patiënten met een acuut coronair syndroom zonder ST-elevatie). Het verhoogde bloedingsrisico daarentegen staat wel vast.

Effect van regelmatige thuisbloeddrukmeting op bloeddrukcontrole

De Cort P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 2 pagina 15 - 16


Deze studie in de huisartspraktijk toont aan dat opvolging van de bloeddrukbehandeling met thuisbloeddrukmeting versus conventionele bloeddrukmeting de 24-uurs diastolische bloeddruk na één jaar doet dalen bij mannen met ongecontroleerde hypertensie. Dat resultaat kan omwille van methodologische tekortkomingen echter ook aan het toeval te wijten zijn. Het is bovendien niet duidelijk hoeveel en welke aanpassingen door de huisarts zijn uitgevoerd.

Off-label voorschrijven?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 2 pagina 14 - 14

HPV-detectie doeltreffender dan conventionele cytologie voor cervixkankerscreening?

Baay M. , Verhoeven V.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 2 pagina 21 - 22


Deze studie besluit dat primaire HPV-screening méér invasieve kankerletsels voorkomt dan conventionele cytologie. Het gaat echter om kleine absolute aantallen en deze gezondheidswinst gaat ten koste van een verdrievoudiging van het aantal colposcopieën.

Bevacizumab als behandeling voor maculadegeneratie

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 2 pagina 23 - 24


De resultaten van deze kwalitatief goede RCT tonen een verbetering aan van het zicht en de gezichtsscherpte door intravitreale injecties met bevacizumab bij leeftijdsgebonden maculadegeneratie in vergelijking met de standaardbehandeling (zonder rekening te houden met ranibizumab dat op het ogenblik van deze studie niet geregistreerd was). Lopende studies zullen hopelijk beter de veiligheid en het voordeel van deze behandeling kunnen bepalen ten opzichte van het veel duurdere ranibizumab.

De resultaten van deze studie blijken een effect aan te tonen van vroegtijdige kinesitherapie (met inbegrip van manuele lymfedrainage) in vergelijking met een educatief programma alleen, als preventie van lymfoedeem gedurende één jaar na borstkankerchirurgie mét okselklieruitruiming. De resultaten van deze eerste studie over de werkzaamheid van een vroegtijdige behandeling waarbij men oefeningen combineert met lymfedrainage vragen om bevestiging.

Picosulfaat voor chronische obstipatie?

Chevalier P. , De Cort P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 2 pagina 17 - 18


De resultaten van deze vier weken durende RCT tonen een voordeel aan van natriumpicosulfaat voor de behandeling van chronische, functionele obstipatie bij een sterk geselecteerde, hoofdzakelijk vrouwelijke populatie. We beschikken niet over vergelijkingen met andere laxativa, in het bijzonder met deze die momenteel aanbevolen zijn.

Modified intention to treat analyse

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 2 pagina 25 - 25


De 24-uurs ambulante bloeddrukmonitoring wordt niet gebruikt in de eerste lijn (6), ondermeer omdat de klinische meerwaarde in deze setting niet relevant is en omdat er onduidelijkheid bestaat over de normaalwaarden.

Net zoals een orale toediening van midazolam, kan een intranasale toediening (nebulizer die momenteel niet beschikbaar is in België) bij kinderen interessanter zijn dan rectaal diazepam in het geval van een epileptische aanval die langer duurt dan vijf minuten (de werkzaamheid is even groot, maar de ouders zijn meer tevreden met een intranasale toediening). De evaluatie van de werkzaamheid en de veiligheid van midazolam via intranasale toediening volstaat echter nog niet.

Dit grondig literatuuronderzoek bevestigt dat duloxetine geen doorslaggevend nut heeft voor de behandeling van majeure depressie en dat venlafaxine bij sommige patiënten een tweede keuze kan zijn na SSRI’s en TCA. Deze vaststelling bevestigt de huidige aanbevelingen: indien een antidepressivum nodig is, kiezen we tussen een tricyclisch antidepressivum (amitriptyline is het best onderzocht) en een SSRI (sertraline is het meest doelmatige).

De resultaten van deze Deense studie waarbij men over gemiddeld dertien jaar een cohorte mannen opvolgt tussen 64 en 73 jaar, bevestigt wat reeds eerder was vastgesteld: systematische screening van abdominalal aneurysma door ultrasonografie vermindert in deze leeftijdsgroep wel de mortaliteit door abdominaal aneurysma, maar niet de totale mortaliteit. De plaats van een systematische of een meer gerichte screening (bv. in het geval van verhoogd cardiovasculair risico) moet nog onderzocht worden in het kader van ons nationaal en/of regionaal programma.

Dit systematisch literatuuroverzicht van geneesmiddelen bij kankergerelateerde vermoeidheid wijzigt enigszins de vroegere besluiten: methylfenidaat heeft een beperkt effect en ondanks zijn doeltreffendheid is erythropoëtine niet meer aanbevolen omwille van de mogelijke ongewenste effecten bij patiënten met gevorderde kanker.

HbA1c, diabetes en cardiovasculair risico bij volwassenen zonder diabetes

Van Crombrugge P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze studie toont aan dat HbA1c >5,5% beter dan nuchtere glykemie 110 tot 126 mg/dl het risico van coronaire hartziekte, CVA en globale mortaliteit kan voorspellen bij personen zonder type 2-diabetes bij inclusie. Deze studie zegt niets over de diagnostische waarde van HbA1c bij diabetes.

Prognostische waarde van het inspanningselectrocardiogram bij vermoeden van angor

Schröder E.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 6 - 7


De resultaten van deze cohortstudie tonen aan dat rust- en inspannings-ECG slechts een zeer kleine prognostische meerwaarde hebben boven een zorgvuldige anamnese bij patiënten met pijn op de borst die door hun huisarts worden doorverwezen naar een cardiologisch centrum.

Indacaterol, een nieuw langwerkend bèta-2-mimeticum voor de behandeling van COPD?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 10 - 11


De resultaten van deze door de producent beheerde RCT met zijn talrijke methodologische beperkingen, tonen aan dat het nieuwe langwerkende bèta-2-mimeticum indacaterol bij de behandeling van COPD over een periode van 52 weken een beter effect heeft op de ESW dan placebo.

BNP-geleide medicatie-aanpassingen bij patiënten met chronisch hartfalen

De Keulenaer G.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 2 - 3


Deze meta-analyse toont aan dat het gebruik van BNP of NT-pro-BNP-serumconcentraties in de ambulante zorg van patiënten met chronisch hartfalen leidt tot een optimalere medicamenteuze behandeling en een verlaging van de mortaliteit, voornamelijk bij patienten jonger dan 75 jaar. Het gaat echter om een beperkt aantal studies van onduidelijke methodologische kwaliteit. Bovendien waren de geïncludeerde studies klinisch te heterogeen om de plaats van BNP binnen de medicamenteuze behandeling van hartfalen af te lijnen.

Immortal time bias

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 12 - 12

Welke interventies kunnen het alcoholmisbruik beperken bij adolescenten?

Aertgeerts B.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze studie met methodologische beperkingen toont aan dat interventies gericht op een verminderd alcoholgebruik effectief zijn bij adolescenten. Korte interventies blijven de meest haalbare interventies om als huisarts alcoholproblematiek aan te pakken. Hierover gebeurt momenteel verder onderzoek.

Toepassen van innovatie?

Chevalier P.

Minerva 2011 Vol 10 nummer 1 pagina 1 - 1

Effect van fibraten op cardiovasculaire uitkomsten

Lemiengre M.

Minerva 28 01 2011


De meta-analyse van Jun M. et al. zal wellicht vier decennia onderzoek definitief afsluiten. De resultaten van deze meta-analyse tonen een significant effect aan van fibraten op een samengesteld cardiovasculair eindpunt en op coronaire aandoeningen. De auteurs hadden vooral oog voor het verzamelen van alle studieresultaten in één meta-anlyse. Hierdoor gebeurde er geen analyse met de resultaten van de kwalitatief goede studies wat hun argumentatie verzwakt. Het effect van statines in secundaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen is groter.

Informeren in plaats van voorschrijven?

Laekeman G.

Minerva 28 01 2011


Deze studie toont aan dat duidelijk instructief geschreven patiëntenmateriaal het aantal antibioticumvoorschriften kan halveren bij kinderen met vermoeden van een bovenste luchtweginfectie. Het gaat hierbij wel om een secundaire uitkomstmaat. Een significant effect op het aantal herconsultaties (primaire uitkomstmaat) kon niet aangetoond worden.

Deze meta-analyse toont aan dat bèta-blokkers bij patiënten met chronisch hartfalen statistisch significant zorgen voor een betere overleving, met een effectgrootte die mogelijk zou kunnen verband houden met de mate van vermindering van de hartfrequentie.

De resultaten van verschillende cohortstudies geven aan dat een afwachtende houding bij gelokaliseerde prostaatkanker (Gleason-score kleiner of gelijk aan 7 en stadia T1 of T2) een gerechtvaardigde optie kan zijn in vergelijking met een curatieve onmiddellijke behandeling.

Lokale NSAID’s voor acute pijn

Chevalier P.

Minerva 28 01 2011


De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat lokale NSAID’s in vergelijking met een spontane evolutie een voordeel bieden bij het verminderen van acute musculoskeletale pijn (verrekking, verstuiking, overbelasting). De kwaliteit van het bewijs is evenwel twijfelachtig.

Het effect van individuele educatie bij type 2-diabetes

Bastiaens H.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 10 pagina 118 - 119


Deze systematische review, gebaseerd op een klein aantal studies, kan niet bewijzen dat individuele educatie versus gewone zorg de HbA1c kan doen dalen bij patiënten met type 2-diabetes. Groepseducatie leidde wel op korte termijn (zes tot negen maanden) maar niet op langere termijn (twaalf tot achttien maanden) tot een grotere daling van de HbA1c in vergelijking met individuele educatie. Geen enkele studie liep over lange termijn.

Benzodiazepines voor de behandeling van alcoholontwenningsverschijnselen

Lamy D.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 10 pagina 114 - 115


De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat benzodiazepines bij de ontwenning van alcohol effectief zijn om het risico van convulsies te verminderen. In deze meta-analyse kunnen we geen bewijs vinden dat het ene geneesmiddel (of een combinatie van geneesmiddelen) beter is dan het andere.

Vijf verschillende beleidsopties voor de behandeling van urineweginfecties bij vrouwen

Christiaens T. , Heytens S.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 10 pagina 116 - 117


Deze studie toont aan dat bij vrouwen met vermoeden van een urineweginfectie, een uitgesteld antibioticumvoorschrift of het starten van antibiotica op geleide van een klinisch algoritme, een teststrookje of een kweekresultaat, in vergelijking met de onmiddellijke toediening van antibiotica, geen negatieve invloed heeft op de ernst en de duur van de klachten na vier dagen. Een uitgesteld antibioticumvoorschrift, al dan niet voorafgegaan door het gebruik van een teststrookje, doet het gebruik van antibiotica dalen.

Voortijdig beëindigen van studies

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 10 pagina 120 - 120

Ambulante diagnose van ernstige infecties bij kinderen

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 10 pagina 112 - 113


Deze systematische review toont aan dat sterke aantoners voor ernstige infecties bij kinderen zelden voorkomen in een eerstelijnssetting. Het pluis/niet-pluis gevoel van de arts en de ongerustheid van de ouders zijn belangrijke gegevens, zeker wanneer ze samen genomen worden met andere informatie zoals hoge koorts, cyanose, snelle ademhaling, slechte perifere circulatie en petechieën. De juiste actiedrempels moeten echter nog bepaald worden.

Tiotropium ook geschikt voor astma?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 10 pagina 110 - 111


Deze kortdurende studie met een klein aantal astmapatiënten toont aan dat het toevoegen van tiotropium aan een lage dosis inhalatiecorticosteroïden in het geval van slecht controleerbare astma effectiever is dan een dubbele dosis inhalatiecorticosteroïden en niet inferieur is aan het toevoegen van salmeterol. Omwille van de beperkingen van het onderzoek vragen deze resultaten om bevestiging.

In deze studie is toediening van montelukast aan kinderen met een astma-aanval waarvoor ze systemische corticosteroïden krijgen, niet effectiever dan placebo. Dat was reeds in een vroegere studie aangetoond.

Omega-3-vetzuren en cardiovasculair risico

Chevalier P.

Minerva 25 11 2010


Op basis van deze meta-analyse van heterogene studies is er geen betrouwbaar bewijs dat toediening van omega-3-vetzuren (met sterk variërende samenstelling) bij patiënten met cardiovasculaire aandoeningen of met diabetes, een voordeel heeft op het vlak van daling in mortaliteit of van preventie van restenose na PCI.

Combinatietherapie beter dan monotherapie bij rookstop?

Laekeman G. , Poelman T.

Minerva 25 11 2010


Deze studie met methodologische beperkingen toont aan dat een combinatietherapie van bupropion + nicotinezuigtabletten net als een combinatietherapie van nicotinepleisters + nicotinezuigtabletten leidt tot meer rookstop dan een monotherapie met bupropion of nicotinesubstitutie.

De resultaten van deze studie wijzen op een gunstig effect op de evolutie van retinopathie na vier jaar intensieve glykemiecontrole (streefwaarde HbA1c <6%) en intensieve hypolipidemiërende behandeling (toevoeging van fenofibraat aan simvastatine), maar niet na intensieve hypertensiebehandeling (streefwaarde systolische bloeddruk <120 mmHg). We dienen deze resultaten wel te kaderen in het (al dan niet) globale voordeel van de drie behandelingsopties.

De resultaten van de CONDOR-studie lijken te wijzen op een voordeel voor celecoxib ten opzichte van diclofenac + omeprazol om hoge of lage gastro-intestinale bloedingen te voorkomen. De winst is echter vooral gebaseerd op een intermediair eindpunt (daling in hemoglobine of hematocriet) en niet op klinische gebeurtenissen. We moeten de noodzaak van een langdurige behandeling met NSAID’s (al of niet selectieve) goed afwegen tegen de mogelijke risico’s.

Zuurstoftherapie voor de behandeling van clusterhoofdpijn

Belche J.L.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 98 - 99


De resultaten van deze crossoverstudie tonen aan dat een vroegtijdige zuurstoftoediening aan hoog debiet nuttig kan zijn bij een aanval van clusterhoofdpijn. Het voordeel van zuurstof is nog niet vergeleken met het effect van andere behandelingen (triptanen).

Zijn interventies voor gewichtscontrole bij kinderen effectief?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 100 - 101


Dit systematisch literatuuroverzicht van relatief heterogene, recente studies toont globaal gezien een winst aan van gedragsinterventies met matige (26 tot 75 uur) tot hoge (>75 uur) intensiteit op het vlak van vermindering van de BMI bij kinderen en adolescenten met overgewicht of obesitas. Deze interventies vereisen een interdisciplinaire samenwerking met de nodige training van de teamleden.

Nortriptyline en gabapentine voor neuropathische pijn

Hans G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 102 - 103


De resultaten van deze studie met methodologische beperkingen tonen een grotere werkzaamheid aan van een combinatie van nortriptyline en gabapentine in vergelijking met de monotherapie van beide geneesmiddelen voor de behandeling van diabetische polyneuropathie. Het verschil lijkt echter klinisch niet relevant te zijn. Voor de behandeling van postherpetische neuralgie kon geen verschil aangetoond worden.

Aan antidepressiva een atypisch antipsychoticum toevoegen bij majeure depressie?

Wyckaert S.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 104 - 105


Deze meta-analyse besluit dat het toevoegen van een atypisch antipsychoticum aan een antidepressivum tot significant meer respons en remissie leidt bij patiënten met een therapieresistente majeure depressie. De kwaliteit van de geïncludeerde studies is echter niet gecontroleerd. De talrijke methodologische beperkingen van deze meta-analyse samen met de beperkingen van de geïncludeerde studies en de toename van de ongewenste effecten vragen om verder onderzoek.

Subgroepanalyses (update)

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 108 - 108

Heeft het gebruik van antipsychotica een impact op de mortaliteit bij mensen met schizofrenie?

Cohen D. , Correll C. , De Hert M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 9 pagina 106 - 107


Deze studie besluit dat de mortaliteit bij schizofreniepatiënten hoog is en dat het gebruik van antipsychotica de mortaliteit op lange termijn doet dalen. De verschillende methodologische problemen van dit onderzoek maken het besluit van de auteurs echter weinig betrouwbaar. Een voorzichtig gebruik van antipsychotica bij schizofrene patiënten blijft uitermate belangrijk.

Neuraminidaseremmers bij gezonde volwassenen

Michiels B.

Minerva 26 10 2010


In het geval van griep bij gezonde volwassenen hebben neuraminidaseremmers (oseltamivir en zanamivir) een beperkt effect op de ernst en de duur van de symptomen (één dag winst) indien men start binnen de 48 uur na het verschijnen van de eerste symptomen. Er is onvoldoende bewijs dat ze complicaties voorkomen en voor oseltamivir zijn er ongewenste effecten mogelijk. Het is bijgevolg niet zinvol om tijdens een seizoensgriep op grote schaal neuraminidaseremmers te gebruiken (profylactisch en therapeutisch).

Pneumokokkenvaccinatie van rusthuisbewoners

Michiels B.

Minerva 26 10 2010


Deze RCT toont aan dat pneumokokkenvaccinatie van hoogbejaarde rusthuisbewoners (gemiddelde leeftijd 85 jaar) bovenop een jaarlijkse influenzavaccinatie het aantal pneumonieën en de sterfte door pneumokokkenpneumonie doet dalen. Of deze daling ook de levenskwaliteit verhoogt, is echter onduidelijk. Er is geen bewijs van effect bij jongere rusthuisbewoners en bij thuiswonende bejaarden.

Bij ouderen met verhoogd valrisico en multifocale brilglazen met grote correctiefactor kan de vervanging door unifocale correctieglazen nuttig zijn voor de preventie van valpartijen buitenhuis, indien de persoon frequent buiten komt.

Bèta-blokkers: gunstig bij COPD?

Chevalier P.

Minerva 26 10 2010


De resultaten van dit observationeel onderzoek tonen aan dat bèta-blokkers (in twee derde van de gevallen cardioselectieve) waarschijnlijk leiden tot een reductie van de mortaliteit en tot minder exacerbaties bij patiënten met een klinische diagnose van COPD (niet spirometrisch) en met gemiddeld weinig exacerbaties (minder dan één op twee patiënten had minstens één exacerbatie gedurende de follow-up van 7,2 jaar).

Niettegenstaande deze review van de Cochrane Collaboration een gunstig effect kan aantonen van pneumokokkenvaccinatie (met een 7- en 11-valent geconjugeerd vaccin) tegen invasieve pneumokokkeninfecties bij kinderen jonger dan twee jaar, zien we in België geen daling van het aantal pneumokokkeninfecties. De argumenten om een veralgemeende pneumokokkenvaccinatie bij kinderen jonger dan twee jaar aan te bevelen blijven zwak.

Meta-analyse op basis van individuele gegevens: voordelen en beperkingen

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 8 pagina 96 - 96

Cochrane reviewers bij de neus genomen

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 8 pagina 85 - 85

Monofilamenten voor de diagnose van perifere neuropathie?

Hans G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 8 pagina 92 - 93


Deze systematische review van drie heterogene studies, zonder mogelijkheid van meta-analyse, toont aan dat het monofilament 10-g onvoldoende accuraat is om bij patiënten met diabetes, diabetische neuropathie van de onderste ledematen op te sporen. De systematische review laat niet toe om iets te besluiten over andere testen, noch over andere vormen van neuropathie.

Acuut astma bij kinderen: kunnen ouders oraal prednisolon starten?

Chevalier P. , Laekeman G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 8 pagina 94 - 95


De resultaten van deze studie tonen aan dat een door de ouders gestarte behandeling met oraal prednisolon gedurende drie tot vijf dagen mogelijk een beperkt voordeel heeft bij kinderen tussen vijf en twaalf jaar met acuut astma die niet onder controle is met bèta-2-mimetica. Het mogelijke voordeel van deze behandeling moeten we afwegen tegen de risico’s van een te frequente toediening.

Zwangerschapsdiabetes: is behandeling zinvol?

Chevalier P. , Jandrain B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 8 pagina 90 - 91


Net zoals eerdere overzichten toont dit literatuuroverzicht aan dat er weinig evidentie is voor het effect op klinisch relevante eindpunten van een specifieke behandeling (dieet + insuline) bij vrouwen met zwangerschapsdiabetes, vastgesteld na screening met de challenge test en met de glucosetolerantietest.

Combinatie- of monotherapie voor de behandeling van hypertensie?

De Cort P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 8 pagina 86 - 87


Deze meta-analyse van niet-recente studies toont aan dat een combinatie van antihypertensiva (thiaziden, bèta-blokkers, calciumantagonisten en ACE-inhibitoren) meer bloeddrukverlaging geeft dan een dosisverdubbeling van één van deze middelen bij patiënten zonder cardiovasculaire co-morbiditeit, maar met blijvende hypertensie onder monotherapie. Omwille van methodologische beperkingen zijn de resultaten van deze meta-analyse echter minder betrouwbaar.

Deze studie bij oudere patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie en een verhoogd cardiovasculair risico toont een voordeel aan van de associatie van benazepril met amlodipine ten opzichte van benazepril met hydrochloorthiazide voor de preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen. Door de methodologische beperkingen en door een verschil in bereikte bloeddrukdaling tussen beide behandelingsgroepen is elke conclusie voor de praktijk onmogelijk.

CVA of TIA: aspirine en dipyridamol combineren?

Chevalier P.

Minerva 27 09 2010


De resultaten van deze RCT wijzen niet op een voordeel op het vlak van functionele mogelijkheden na CVA van een vroegtijdige toediening van dipyridamol + aspirine ten opzichte van alleen aspirine, gedurende zeven dagen waarna alle patiënten de combinatie verder krijgen. Vermits er geen studiegroep was met aspirine alleen na de zeven dagen (aan een dosis van meer dan 50 mg per dag), blijft het nog steeds moeilijk om een zeker voordeel aan te geven van de associatie versus alleen aspirine.

De resultaten van dit nieuwe literatuuronderzoek tonen aan dat een tritherapie met langwerkende bèta-2-mimetica, inhalatiecorticosteroïden en tiotropium voor sommige uitkomstmaten effectiever is dan alleen tiotropium. Voor het effect op het aantal exacerbaties in het algemeen volstaan de gegevens niet om besluiten te kunnen formuleren. De keuze in de richtlijnen om matige tot ernstige COPD initieel te behandelen met een monotherapie van inhalatiecorticosteroïden, langwerkende bèta-2-mimetica of van tiotropium wordt dus op basis van deze RCT niet in vraag gesteld.

Het positieve effect van orale corticosteroïden op de genezing van Bell-paralyse is voldoende aangetoond. Momenteel is het niet bewezen dat het toevoegen van antivirale middelen (aciclovir, valaclovir, famciclovir) aan een behandeling met corticosteroïden de genezing van Bell-paralyse bevordert in vergelijking met corticosteroïden alleen.

Abdominaal aorta-aneurysma: welke behandeling?

Chevalier P.

Minerva 27 09 2010


De resultaten van deze studies bevestigen dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor het onmiddellijk opereren van abdominale aorta-aneurysma's met een diameter kleiner dan 5 cm. Bij aneurysma groter of gelijk aan 5,5 cm zijn open chirurgie en endovasculaire gelijkwaardig. Stenting gaat gepaard met meer heringrepen. Uit één van de studies blijkt ook dat bij contra-indicaties voor open chirurgie, endovasculaire chirurgie geen winst opbrengt betreffende de totale mortaliteit in vergelijking met geen interventie.

COPD en mucolytica (vervolg)

Chevalier P.

Minerva 27 09 2010


Deze nieuwe meta-analyse met talrijke methodologische beperkingen brengt geen nieuwe elementen aan in vergelijking met de resultaten van recente RCT’s bij COPD: het mogelijke nut van (sommige) mucolytica is nog steeds niet aangetoond.

Oefeningen, lagerugpijn en werk

Chevalier P.

Minerva 27 09 2010


In vergelijking met gewone zorg kan een interventie waarbij ergonomische aspecten, gradueel opgebouwde activiteiten en cognitieve gedragselementen geïntegreerd worden, zorgen dat patiënten met chronische lagerugpijn sneller terug aan het werk kunnen en na twaalf maanden een betere functionele status hebben. Er is echter geen effect op de pijn.

Bias bij het weergeven van uitkomsten

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 84 - 84

Veranderen cardiovasculaire risicofactoren bij ouderen?

Boland B. , Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 73 - 73

Leven ouderen met overgewicht langer?

Poelman T.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 74 - 75


Dit cohortonderzoek toont aan dat vrouwelijke zeventigplussers met overgewicht (BMI tussen 25 en 29,9) een lager risico hebben van vroegtijdig overlijden dan hun leeftijdsgenoten met een normaal gewicht (BMI tussen 18 en 24,9). De resultaten zijn bevestigd door andere cohort-onderzoeken met meer personen. Het is momenteel nog onduidelijk welk beleid we bij ouderen met een verhoogde BMI moeten voeren.

Cervicale radiculopathie: halskraag, kinesitherapie of afwachtende houding?

Crismer A.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 80 - 81


Deze studie onderzoekt het effect van een halfharde halskraag én rust en van kinesitherapie bij recent ontstane cervicale radiculopathie. In vergelijking met een afwachtende houding zijn beide interventies statistisch significant effectiever tijdens de eerste zes weken, maar de klinische relevantie van de gevonden verschillen is twijfelachtig. Na zes maanden is er geen verschil meer tussen de interventies.

Fractuurpreventie: vitamine D met of zonder calcium?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 76 - 77

Voorkomt rosuvastatine een CVA bij mannen en vrouwen met een verhoogd CRP?

Lemiengre M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 82 - 83


Deze studie toont aan dat bij schijnbaar gezonde personen (40% metabool syndroom, 20% familiale antecedenten, 16% rokers en 50% met een Framinghamscore >10) zonder hyperlipidemie maar met een verhoogd hooggevoelig CRP, rosuvastatine de incidentie van CVA met de helft verlaagt. De omvang en de betrouwbaarheid van het voordeel kan men echter in vraag stellen.

Oefentherapie voor het patellofemorale pijnsyndroom

Duyver C.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 7 pagina 78 - 79


De resultaten van deze studie tonen aan dat oefentherapie voor sommige uitkomstmaten effectiever is dan de gebruikelijke zorg als behandeling van het patellofemorale pijnsyndroom bij jonge volwassenen gerekruteerd in de huisartspraktijk. Over de klinische relevantie van de verbetering kunnen we echter geen uitspraak doen.

Dabigatran voor veneuze trombo-embolie

Chevalier P.

Minerva 28 08 2010


De resultaten van deze studie tonen aan dat dabigatran niet inferieur is aan warfarine voor de preventie van recidieven van veneuze, symptomatische trombo-embolie na een initiële behandeling met heparine gedurende tien dagen. De reële winst voor de praktijk is nog niet aangetoond en er blijven nog onzekerheden over de veiligheid.

Deze meta-analyse vergelijkt het effect van intra-articulaire toediening van hyaluronzuur met corticosteroïden. De geïncludeerde studies zijn echter van onvoldoende methodologische kwaliteit, zodat de besluiten weinig betrouwbaar zijn. Momenteel kunnen we besluiten dat intra-articulaire injecties met hyaluronzuur of corticosteroïden geen voordeel bieden in de praktijk.

De resultaten van deze meta-analyse bevestigen dat er geen bewijs is dat een profylactische antibioticabehandeling effectief is voor de preventie van recidiverende urineweginfecties bij kinderen. Zelfs in het geval van vesico-ureterale reflux is er geen bewijs, maar het was niet mogelijk de resultaten te analyseren in functie van de verschillende graden (graden IV en V geven een hoger risico van recidief).

Migraine: aspirine met of zonder metoclopramide

Chevalier P.

Minerva 28 08 2010


Voor de behandeling van een migraine-aanval mogen we, naast het effect van andere behandelingen, het potentiële nut van aspirine (1 g plus metoclopramide in het geval van nausea en/of braken) niet uit het oog verliezen.

Individuele cognitieve gedragstherapie voor ouderen met depressie in de eerste lijn

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 70 - 71


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie bij ouderen met depressie in de eerste lijn effectiever is dan ‘gewoon praten’. Er is echter geen bewijs van een klinisch relevant effect in vergelijking met ‘usual care’. Het effect van cognitieve gedragstherapie op depressie werd bovendien gemeten met een voor ouderen minder geschikte schaal. De plaats van cognitieve gedragstherapie als behandeling van depressie bij ouderen blijft dus ook na deze studie onduidelijk.

Prikkelbaredarmsyndroom: psyllium of tarwezemelen?

De Jonghe M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 68 - 69


Deze studie in de huisartspraktijk is van middelmatige methodologische kwaliteit en heeft, rekening houdende met de chroniciteit van de aandoening, een beperkte onderzoeksduur. De resultaten tonen aan dat oplosbare vezels zoals psyllium mogelijk effectief zijn voor abdominale pijn bij patiënten met het PDS.

Belangrijke ongewenste effecten van cholinesterase-inhibitoren

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 72 - 72


Het toegenomen risico van ernstige ongewenste effecten met cholinesterase-inhibitoren, zoals syncope en bradycardie, noopt tot een zorgvuldige individuele afweging bij de start van deze medicatie en tot ernstige evaluatie om de zes maanden.

Opnieuw zijn er aanwijzingen dat bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose de kans op VKF of flutter toeneemt na een maand behandeling met alendronaat. Onze eerder geformuleerde aanbeveling om, in het geval van verhoogde kans op voorkamerfibrillatie, voorzichtig te zijn met bisfosfonaten en vooral met alendronaat, blijft gehandhaafd.

Co-trimoxazol voor de preventie van urineweginfecties bij voorbeschikte kinderen

Godefroid N.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 62 - 63


De resultaten van deze studie tonen aan dat een profylactische behandeling met trimethoprim/sulfametoxazol gedurende twaalf maanden, een (bescheiden) voordeel biedt voor de preventie van recidieven bij kinderen met een symptomatische urineweginfectie. Omwille van het tekort aan power kon geen effect aangetoond worden op de progressie van parenchymbeschadiging en evenmin een significant verschil in klinisch effect tussen de subgroepen van de studie.

Controverse over medische hulpmiddelen

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 61 - 61

Compressietherapie als behandeling van veneuze beenulcera

Poelman T.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 66 - 67


De methodologische kwaliteit van deze meta-analyse en van de geïncludeerde studies laat niet toe om relevante besluiten te trekken over een verschil in effectiviteit tussen compressietherapie met kousen of met verbanden. Andere studies hebben aangetoond dat voor een vlotte genezing van een veneus beenulcus een sterke compressietherapie in meerdere lagen aanbevolen is.

Nut van inhalatiecorticosteroïden bij RSV-infectie?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 6 pagina 64 - 65


In deze RCT werd het effect onderzocht van een hoge dosis beclametason gedurende drie maanden bij kinderen jonger dan dertien maanden die gehospitaliseerd waren omwille van een lage luchtweginfectie met het RSV-virus. De behandeling had geen preventief effect op latere episodes van wheezing.

Deze studie toont aan dat bij een klinisch vermoeden van een onderste luchtweginfectie zowel het bepalen van CRP als een verbeterde communicatie het aantal antibioticavoorschriften kan doen dalen zonder de veiligheid van de patiënt in gevaar te brengen. Beide interventies vragen een beperkte opleiding en hebben geen effect op de duur van de consultaties. Een veldonderzoek met meer artsen en meer patiënten zou dit gunstige resultaat kunnen bekrachtigen.

Huidabces bij kinderen: antibiotica toedienen na incisie en drainage?

Semaille P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 56 - 57


Omwille van de methodologische beperkingen kan deze studie niet echt aantonen dat antibiotica niet nodig zijn na incisie en drainage van een huidabces bij kinderen. De huidige aanbevelingen (7) blijven van toepassing: huidinfecties kan men ambulant chirurgisch draineren. Het nut van toevoeging van orale antibiotica is niet bewezen. Bij ernstige letsels, co-morbiditeit, leeftijd jonger dan zes maanden is doorverwijzing naar het ziekenhuis noodzakelijk.

Methodologische kwaliteit en bias in RCT’s

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 60 - 60

Protonpompinhibitoren voor zuigelingen die lastig zijn na de maaltijd?

Van Winckel M.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 52 - 53


Uit deze studie blijkt dat de placeborespons bij zuigelingen die lastig zijn tijdens of kort na de maaltijd even groot is als de respons op lansoprazoI. Het gebruik van lansoprazol in deze context kan ernstige ongewenste effecten uitlokken.

Dabigatran of warfarine bij voorkamerfibrillatie?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 58 - 59


De resultaten van deze RCT tonen aan dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en verhoogd risico van CVA maar zonder verhoogd bloedingsrisico, dabigatran aan een dosis van tweemaal 110 mg per dag een interessant alternatief kan zijn voor warfarine.De risico’s van dit geneesmiddel, vooral bij chronisch gebruik, moeten nog verder onderzocht worden en er is geen antidoot beschikbaar.

Continue medische navorming: de leesmodules van Minerva

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 49 - 49

Valpreventie bij thuiswonende ouderen

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 5 pagina 50 - 51


Deze meta-analyse van zeer goede methodologische kwaliteit bevestigt de werkzaamheid van verschillende interventies voor de preventie van vallen bij thuiswonende ouderen, zowel in het algemeen als voor sommige interventies bij welbepaalde doelpopulaties.

De resultaten van deze meta-analyse bevestigen dat inhalatiecorticosteroïden best gereserveerd worden voor COPD-patiënten met een éénsecondewaarde lager dan 50%. De winst op het vlak van preventie van exacerbaties lijkt beperkt. Rookstop blijft de belangrijkste stap.

Voor de preventie van recidiverende lagerugpijn, beschikken we niet over bewijs dat oefeningen opgestart tijdens de acute episode nuttig zijn en over beperkt bewijs van het nut van oefeningen na de acute episode.

ACE-inhibitoren of sartanen voor myocardischemie

Chevalier P.

Minerva 27 05 2010


Bij het voorschrijven van geneesmiddelen die werkzaam zijn op het renine-angiotensinesysteem voor cardiovasculaire preventie bij patiënten met myocardischemie, blijven ACE-inhibitoren de eerste keuze. De bijkomende winst door deze toe te voegen aan geneesmiddelen met meer onderbouwing voor deze indicatie (o.m. plaatjesanti-aggregantia, statines) moet nog beter geëvalueerd worden.

Een gewichtsverlies van minstens tien kilogram gedurende één jaar leidt tot een significante daling van het aantal apnoe-episodes bij diabetes type 2-patiënten met obesitas.

Type 2-diabetes en cardiovasculair risico (vervolg)

Chevalier P.

Minerva 27 05 2010


De resultaten van deze nieuwe analyse van de ADVANCE-studie bij patiënten met type 2-diabetes tonen aan dat het nuttig is niet alleen diabetes onder controle te houden, maar ook de andere cardiovasculaire risicofactoren te verminderen, in dit geval te hoge bloeddrukwaarden.

Net zoals in de vroegere publicaties, kunnen de resultaten van deze studie niet goed aantonen dat een verhoging van de dosis ICS bij een verslechtering van de PEF winst oplevert op het vlak van preventie van exacerbaties waarbij orale corticosteroïden nodig zijn.

COPD: cardiovasculair risico van ipratropium

Chevalier P.

Minerva 27 05 2010


De resultaten van deze prospectieve cohortstudie bevestigen dat recent, langdurig gebruik van ipratropium het risico van cardiovasculaire gebeurtenissen verhoogt. Bij de interpretatie van deze resultaten moeten we wel rekening houden met de beperkingen van observationeel onderzoek.

De resultaten van deze studie bevestigen dat bij patiënten zonder bewezen cardiovasculaire gebeurtenissen en met bewezen occlusief perifeer vaatlijden (EAI 0,95), een preventieve toediening van aspirine de cardiovasculaire gebeurtenissen niet vermindert, maar wel het risico van majeure bloedingen verhoogt.

Welke cardiovasculaire risicotabel gebruiken?

Chevalier P.

Minerva 27 05 2010


In deze kleine Nederlandse cohortstudie zijn de SCORE-en de UKPDS-tabel de meest precieze instrumenten, de eerste bij personen met normale glucosetolerantie en de tweede bij personen met intermediaire hyperglykemie. Een exacte evaluatie van het risico bij diabetici (buiten een recente positieve screening) blijft moeilijk.

Deze meta-analyse bevestigt het nut van vitamine D (700 tot 1 000 I.E. per dag) voor de preventie van vallen bij ouderen. Vitamine D met toevoeging van calcium kan ook fracturen voorkomen.

Het ‘oude’ verhaal dat de huisarts zijn patiënt met hypertensie geen laaggedoseerde thiaziden mag ontzeggen, blijft dus een evidentie van het hoogste niveau en is dus nog steeds bijzonder ‘modern’. Dit is trouwens ook de teneur van de herziene Belgische ‘Aanbeveling hypertensie’ (8).

Cardiovasculaire veiligheid van tiotropium

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 44 - 45


De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat tiotropium het risico van globale mortaliteit niet verhoogt en de incidentie van cardiovasculaire accidenten zou kunnen doen dalen bij patiënten met COPD. De meta-analyse is gebaseerd op individuele patiëntgegevens van RCT’s uitgevoerd door de producenten van tiotropium.

ACE-inhibitoren of sartanen voor de behandeling van hypertensie?

De Cort P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 42 - 43


Deze studie toont aan dat er tussen ACE-inhibitoren en sartanen geen verschil bestaat in controle van de bloeddruk bij patiënten met essentiële hypertensie. Hoesten komt meer voor met ACE-inhibitoren. Het verschil tussen ACE-inhibitoren en sartanen op het gebied van andere eindpunten, waaronder mortaliteit en cardiovasculaire morbiditeit, is niet duidelijk.

Met welk insulineschema starten bij type 2-diabetes? Een vervolg...

Van Crombrugge P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 38 - 39


Deze studie toont aan dat bij patiënten met suboptimaal gecontroleerde diabetes mellitus type 2, het toevoegen van insuline-analogen aan metformine en hypoglykemiërende sulfamiden een significante daling van HbA1c veroorzaakt. De daling van HbA1c hangt niet af van het gebruikte insulineschema. Een basaal insulineschema gaat gepaard met minder hypoglykemiëen en minder gewichtstoename.

Langwerkende calciumantagonisten voor chronisch coronair hartlijden

Chevalier P. , Schröder E.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 40 - 41


De resultaten van deze meta-analyse tonen aan dat bij stabiele angor langwerkende calciumantagonisten (meestal in co-behandeling) het risico van angor en CVA verminderen. De kortwerkende calciumantagonisten daarentegen verhogen dat risico. Deze vaststelling komt overeen met de huidige aanbevelingen om angor symptomatisch te behandelen met een bèta-blokker en/of een calciumantagonist. De aanpak van het globale cardiovasculaire risico blijft essentiëel.

Diagnose van hoofdluis: hoofdinspectie of natkammen?

Poelman T. , Reusens N.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 46 - 47


Deze studie toont aan dat de natkammethode veel gevoeliger is dan hoofdinspectie om levende hoofdluizen bij een persoon op te sporen. Om neten op te sporen is hoofdinspectie even gevoelig als natkammen.

Het effect van memantine al of niet in combinatie met cholinesterase-inhibitoren voor de behandeling van Alzheimerdementie, blijft klinisch weinig relevant. Het blijft bovendien onduidelijk of bepaalde subgroepen meer baat kunnen hebben bij deze medicatie.

Preventie van dementie: is ginkgo biloba effectief?

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 4 pagina 48 - 48


Een RCT bij meer dan 3 000 ouderen met normale cognitie of met milde cognitieve stoornissen kon na ruim zes jaar geen effect aantonen van 120 mg ginkgo biloba tweemaal daags op de preventie van dementie.

Deze studie toont aan dat bij Chinese personen met een gestoorde glucosetolerantietest het ontstaan van diabetes mellitus type 2, op basis van weinig objectieve criteria, kan uitgesteld worden door aanpassing van dieet en toename van beweging. Of er een gunstig effect is op harde eindpunten, staat nog steeds niet vast.

Diclofenac bij artrose van de hand

Chevalier P. , Laekeman G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 3 pagina 32 - 33


Deze RCT toont een tijdelijk effect aan (op week zes) van diclofenacgel versus gel zonder diclofenac voor de behandeling van pijn bij artrose van de hand. Ook stijfheid en functionaliteit verbeteren. Het voordeel na méér dan zes weken behandeling of bij recidieven moet nog aangetoond worden. Het lokale gebruik viermaal per dag aan de in deze studie voorgestelde dosis (met bijhorende kostprijs), zal misschien leiden tot enige reserve om deze behandeling voor te schrijven.

Deze methodologisch goed opgezette meta-analyse toont aan dat er geen bewijs is om bij milde tot matige astma bij volwassen het starten van een onderhoudsbehandeling met langwerkende bèta-2-mimetica + inhalatiecorticosteroïden te verkiezen boven inhalatiecorticosteroïden alleen. Er bestaan onvoldoende gegevens bij kinderen. De aanbeveling om te starten met een inhalatiecorticosteroïd als onderhoudsbehandeling blijft dus geldig.

Betekent het toepassen van richtlijnen ook winst voor de gezondheid?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 3 pagina 25 - 25

Neuraminidaseremmers voor de behandeling en preventie van influenza bij kinderen

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 3 pagina 26 - 27


Deze systematische review toont aan dat bij kinderen jonger dan twaalf jaar neuraminidaseremmers (oseltamivir en zanamivir) een positief effect hebben op de ziekteduur van influenza en op het verminderen van de transmissie van influenza binnen gezinnen, indien snel wordt gestart (binnen de 48 uur na het verschijnen van de eerste symptomen). Op basis van deze review kan geen uitspraak gedaan worden over het nut van antivirale middelen bij kinderen met co-morbiditeit.

Fysieke activiteit bij hartfalen: veilig en effectief?

Van Royen P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 3 pagina 34 - 35


Deze studie toont aan dat fysieke training bij patiënten van zestig jaar met hartfalen leidt tot een betere overleving en minder hospitalisaties (zwak bewijs) en tot een verbetering van de zelfgerapporteerde gezondheidstoestand (sterk bewijs). Dergelijk oefenprogramma moet geïndividualiseerd en gesuperviseerd verlopen.

Thuisrevalidatie na ziekenhuisopname?

Vanderstraeten G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 20 - 21


Deze studie toont aan dat ambulante ziekenhuisrevalidatie op het vlak van functionaliteit niet significant verschilt van thuisrevalidatie bij oudere patiënten na ziekenhuisopname voor neurologische of locomotorische aandoeningen. Er zijn wel significant minder herhospitalisaties bij thuisrevalidatie, maar over de waarde van deze uitkomstmaat kan men vragen stellen.

Streefbloeddruk voor hypertensiebehandeling

De Cort P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 22 - 22


Een conventionele bloeddruk van140/90 mmHg is een perfecte streefbloeddruk voor patiënten met hypertensie zonder diabetes en/of nierfalen. Dit sluit aan bij de herziene aanbeveling voor goede medische praktijk ‘hypertensie’ van Domus Medica (6).

Screening van abdominaal aneurysma

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 22 - 22


Een eenmalige screening bij mannen van 65 tot 74 jaar door echografie met gestructureerde follow-up leidt tot een daling van de ziektespecifieke mortaliteit door geruptureerde aneurysma’s tien jaar na inclusie. Het effect op de daling van de totale mortaliteit blijft onzeker. De plaats van een dergelijke screening moet afgewogen worden binnen het kader van een federale of communautaire programmatie.

Patellofemoraal pijnsyndroom: voetorthesen of kinesitherapie?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 18 - 19


Deze studie toont op korte termijn (zes weken) een gunstig effect aan van aanpasbare geprefabriceerde voetorthesen versus kinesitherapie of inlegsteunzolen voor de behandeling van het patellofemorale pijnsyndroom bij volwassenen. Na 12 en 52 weken verdwijnt echter de meerwaarde van voetorthesen. We zien een gunstige evolutie met alle behandelingen, maar we kunnen de resultaten niet vergelijken met de spontane evolutie (zonder behandeling).

Gepersonaliseerde farmacotherapie en evidentie

Michiels B.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 13 - 13

Orale anticonceptiva voor functionele ovariumcysten?

Belche J.L.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 14 - 15


Dit systematisch literatuuroverzicht van RCT’s over het nut van anticonceptiva voor de behandeling van functionele ovariumcysten bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd, toont aan dat er weinig studies beschikbaar zijn en dat hun methodologische kwaliteit ondermaats is. Er is dus geen bewijs over het nut van deze behandeling voor een aandoening die in de meeste gevallen spontaan geneest.

Kan mindfulness-based cognitieve therapie herval van depressie voorkomen?

Pieters G.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze studie besluit dat MBCT een haalbaar alternatief is voor de voortzetting van de antidepressieve behandeling als preventie van herval bij patiënten met recidiverende depressies. Omdat er behalve voor enkele secundaire uitkomstmaten geen significante verschillen tussen beide behandelingen aangetoond zijn, hangt de keuze van behandeling af van de voorkeur van de patiënt en van het regionale zorgaanbod.

Nut van LABA voor persisterend astma bij kinderen en adolescenten

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 24 - 24


Behalve voor sommige respiratoire parameters is het niet bewezen dat het toevoegen van LABA aan inhalatiecorticosteroïden effectiever is dan placebo of een verdubbeling van de dosis inhalatiecorticosteroïden bij kinderen van 4 tot 19 jaar met astma, niet onder controle met inhalatiecorticosteroïden alleen.

COPD: inhalatiecorticosteroïden en pneumonie

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 24 - 24


Voor behandeling van COPD verhoogt het chronische gebruik van inhalatiecorticosteroïden hoogst waarschijnlijk het risico van pneumonie. Het staat nog niet vast of budesonide hierop een uitzondering is.

CT-scan voor screening van colorectale kanker

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 2 pagina 23 - 23


Dit systematisch literatuuroverzicht besluit dat de CT-scan even accuraat is als coloscopie voor het opsporen van colorectale kanker en van poliepen groter of gelijk aan 10 mm, maar minder voor het opsporen van kleinere poliepen. Omwille van de heterogene en methodologisch zwakke studies, worden de huidige Belgische aanbevelingen niet in vraag gesteld.

De resultaten van deze studie tonen aan dat voor screening van colorectale kanker, aspirine en NSAID’s geen invloed hebben op de accuraatheid van een immunochemische test voor de opsporing van specifiek humaan hemoglobine in de stoelgang. Het nut van de test voor screening op bevolkingsniveau moet nog nader onderzocht worden.

Prikkelbaredarmsyndroom: antidepressiva of psychotherapie?

Bouüaert C.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 6 - 7


In deze meta-analyse vinden we enkele argumenten in het voordeel van tricyclische antidepressiva en SSRI’s voor de behandeling van het prikkelbaredarmsyndroom. Dit bevestigt de huidige aanbevelingen dat deze antidepressiva in aanmerking komen als tweedekeuzebehandeling. Voor imipramine bestaat het meeste bewijs. Voor psychotherapie is het niveau van bewijskracht veel geringer en de klinische relevantie van het vastgestelde voordeel staat ter discussie, omdat we over onvoldoende studies van goede kwaliteit beschikken.

Heeft carbocisteïne invloed op het aantal exacerbaties van COPD?

Buffels J.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze studie toont aan dat langdurige toediening van carbocisteïne in vergelijking met placebo het aantal exacerbaties van COPD in beperkte mate doet dalen bij Chinese patiënten. Er werd geen significant beterschap gezien van de levenskwaliteit en de longfunctie. Extrapolatie van de studieresultaten naar de Belgische context is minder evident. Er zijn momenteel geen argumenten om het systematische gebruik van mucolytica bij COPD aan te bevelen.

ADVANCE-studie bij patiënten met diabetes en voorkamerfibrillatie

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 10 - 10


Het voordeel van een striktere versus een minder strikte antihypertensieve behandeling bij diabetici was reeds bekend. Deze post-hoc analyse toont aan dat het voordeel in absolute cijfers waarschijnlijk nog groter is wanneer diabetes samengaat met voorkamerfibrillatie, wat het risico van cardiovasculaire gebeurtenissen verhoogt.

Risico/batenverhouding van geneesmiddelen: blijvende evaluatie noodzakelijk

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 1 - 1

Acute appendicitis: antibiotica een alternatief voor appendectomie?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 2 - 3


De auteurs van deze studie stellen bij patiënten ouder dan 18 jaar het evenwaardige effect van een antibioticumtherapie (initieel intraveneus in het ziekenhuis, nadien oraal gedurende tien dagen) versus appendectomie in een zeer positief daglicht, met minder complicaties voor de antibioticumtherapie. De intention to treat analyse, die nauwkeuriger is omdat ze meer aansluit bij de dagelijkse praktijk, toont echter aan dat antibiotica vooral over een termijn van één jaar minder gunstig waren. In vroegere studies (van geringe methodologische kwaliteit) is met antibiotica geen duidelijk voordeel aangetoond tegenover de mogelijke risico’s. Appendectomie blijft dus de eerstekeuzebehandeling bij acute appendicitis.

Accurate bepaling van de enkelarmindex met een stethoscoop?

D’Hollander K.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze studie toont aan dat meting van de EAI met een stethoscoop om perifeer arterieel vaatlijden uit te sluiten een interessant alternatief kan zijn voor de meting met een dopplerapparaat. Deze interessante resultaten moeten echter nog bevestigd worden in een grotere studie van betere kwaliteit en in de huisartspraktijk. Om de EAI te meten blijft een dopplerapparaat de referentie.

Perifeer vaatlijden en aspirine

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 10 - 10


We beschikken niet over harde bewijzen dat aspirine (met of zonder dipyridamol) nuttig is voor cardiovasculaire preventie bij patiënten met perifeer vaatlijden (behalve eventueel op het vlak van CVA).

Intention to treat analyse

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 12 - 12

Stabiele angor: medicamenteuze behandeling of interventie?

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 11 - 11


Deze netwerkmeta-analyse onderzocht de nieuwste technieken voor het plaatsen van een stent (klassieke ‘bare metal stents’ en ‘drug eluting stents) bij angioplastie. Conform aan de resultaten van vroegere meta-analyses leveren deze nieuwe technieken op het vlak van mortaliteit en preventie van myocardinfarct geen voordeel op in vergelijking met medicamenteuze behandeling bij niet-acute coronaire ischemie.

Stabiele angor: dezelfde aanpak in het geval van diabetes

Chevalier P.

Minerva 2010 Vol 9 nummer 1 pagina 11 - 11


De resultaten van deze RCT bij diabetici met stabiele angor bevestigen dat er momenteel geen bewijs is van het nut van een interventionele therapeutische aanpak versus een medicamenteuze aanpak bij stabiele angor, ongeacht het al of niet bestaan van diabetes. Voor de patiëntengroep bij wie overbrugging aangewezen is, moet de hier vastgestelde winst nog bevestigd worden.

Deze gerandomiseerde studie toont geen verschil aan op middellange termijn tussen perifeer arteriële revascularisatie en loopoefeningen onder supervisie voor de aanpak van claudicatio intermittens, niettegenstaande het vroegtijdige voordeel van revascularisatie, dat reeds aangetoond is in een vroegere systematische review.

Migraine: dexamethason voor de preventie van recidieven?

Vanwelde C.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 144 - 145


Deze meta-analyse met een beperkt aantal studies toont aan dat parenteraal toegediend dexamethason als toevoeging aan de klassieke aanvalsbehandeling bij volwassenen een matig preventief effect heeft op recidieven van ernstige migraine binnen de 24 tot 72 uur, in vergelijking met placebo. Deze resultaten veranderen de huidige aanbevelingen voor de aanvalsbehandeling van ernstige migraine niet.

Vrouwen met verhoogd risico van borstkanker screenen met mammografie én echografie?

Bleyen L. , Poelman T.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 146 - 147


Deze studie besluit dat een gecombineerd onderzoek van mammo- en echografie bij vrouwen met een verhoogd risico van borstkanker een hogere detectiegraad heeft dan mammografie alleen. Dit voordeel gaat gepaard met een toegenomen percentage van vals-positieven. De resultaten zijn bovendien niet geldig voor screening in de algemene populatie.

Hypertensie: apothekers steken een tandje bij

De Cort P. , De Jonghe M. , Laekeman G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 137 - 137

Psychotherapie voor depressie in de eerste lijn?

Pieters G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 138 - 139


Deze meta-analyse toont de beperkte effectiviteit aan van psychotherapie voor de behandeling van depressie in de eerste lijn, waarbij de patiënt verwezen is door de huisarts en de psychotherapie wordt uitgevoerd door een niet-arts. De effectiviteit van deze vorm van behandeling in functie van de ernst van depressie moet nog verder onderzocht worden.

Budesonide en formoterol voor astma-exacerbaties?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 140 - 141


Deze meta-analyse brengt een zeer beperkt bewijs aan dat de vaste associatie formoterol + budesonide nuttig kan zijn voor de behandeling van exacerbaties bij volwassenen of kinderen met matig tot ernstig astma, niet onder controle met een onderhoudsbehandeling. Een andere meta-analyse wijst echter op het ontbreken van een bewezen meerwaarde voor deze vaste associatie als onderhoudsbehandeling en behandeling van exacerbaties in vergelijking met een conventionele behandeling.

Effect van telefonische counseling op rookstop?

Boudrez H.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 148 - 149


De auteurs van deze studie tonen aan dat medicatie om te stoppen met roken, gecombineerd met telefonische counseling, niet uitgevoerd door de huisarts, rookstop bevordert bij rokers die niet spontaan om rookstop vragen. Er is geen meerwaarde van counseling met farmacotherapie ten opzichte van farmacotherapie alleen.

Preventieve inhalatie met fluticason bij jonge kinderen

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 152 - 152


Deze studie toont een voordeel aan van inhalatie van fluticason na het doormaken van een virale luchtweginfectie bij kinderen tussen één en zes jaar. Omwille van de ongekende potentiële risico’s op middellange termijn, is deze preventieve behandeling niet aanbevolen.

Inhalatiecorticosteroïden bij jonge kinderen

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 152 - 152


De resultaten van deze meta-analyse bevestigen het nut van inhalatiecorticosteroïden voor symptoomcontrole bij kinderen jonger dan vijf jaar met episodes van recurrente wheezing met of zonder de diagnose van astma. Naar analogie met deze resultaten is het belangrijk regelmatig de noodzaak van deze behandeling te evalueren, die geen invloed heeft op het natuurlijke verloop van de aandoening.

Wat is de waarde van de elleboogextensietest om een fractuur uit te sluiten?

Poelman T.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 10 pagina 150 - 151


Uit deze studie blijkt dat de elleboogextensietest op een adequate manier een elleboogfractuur kan uitsluiten bij volwassenen en kinderen die zich op spoedgevallen aanmelden met een elleboogtrauma. De test moet echter op een rationele manier gebruikt worden gezien de onzekerheid over de klinische relevantie van de vals-negatieven. De resultaten vragen bovendien bevestiging in de huisartsenpraktijk.

Antipsychotica voor acute en chronische pijn bij volwassenen

Hans G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 126 - 127


Dit systematisch literatuuroverzicht besluit dat antipsychotica gebruikt kunnen worden als adjuvante behandeling voor pijn. Alleen de klassieke antipsychotica zijn opgenomen en de publicatie heeft belangrijke methodologische beperkingen als gevolg van de geïncludeerde studies. Gezien de mogelijke ongewenste effecten van antipsychotica (zowel klassieke als atypische) wordt hun gebruik niet aanbevolen behalve bij herhaaldelijk therapeutisch falen van andere analgetica.

Sertraline: betere keuze bij majeure depressie?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 130 - 131


Deze meta-analyse besluit dat sertraline waarschijnlijk beter is dan andere antidepressiva op het vlak van werkzaamheid en aanvaardbaarheid voor de behandeling van majeure depressie. Deze tendens volstaat echter niet om de keuzes van de huidige aanbevelingen in vraag te stellen.

Een stapsgewijs zorgmodel voor preventie van angst en depressie op oudere leeftijd

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 132 - 133


Deze studie besluit dat het aanbieden van een stapsgewijs interventiemodel in de eerste lijn ter preventie van depressie en angststoornissen effectief is bij ouderen met symptomen van angst of depressiviteit nog onder de diagnostische drempel. Ze laat echter niet toe om te beoordelen of bepaalde onderdelen van deze complexe interventie meer effectief zijn, of de effecten op lange termijn standhouden en of de interventie kosteneffectief is.

Tien jaar Minerva

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 121 - 123

Ingedikte voeding voor zuigelingen met gastro-oesofagale reflux?

Van Winckel M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 124 - 125


Deze meta-analyse kan alleen besluiten dat indikken van de voeding resulteert in een beperkte vermindering van het aantal regurgitaties bij zuigelingen met gastro-oesofagale reflux. Het is niet duidelijk hoeveel kinderen in deze studie refluxziekte hadden. Ingedikte voeding had wel geen invloed op andere refluxsymptomen.

Nieuwe antidepressiva: een betere keuze?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 128 - 129


Deze netwerk meta-analyse beperkt zich tot een vergelijking van de nieuwe antidepressieve geneesmiddelen als behandeling van majeure depressie bij volwassenen gedurende de eerste acht weken. De auteurs komen tot een selectieve keuze voor sertraline aan de hand van een nauwkeurige statistische methodologie, maar negeren essentiële klinische afwegingen en includeren geen enkele vergelijking met de oudere antidepressiva. Deze publicatie brengt dus geen argumenten aan om de huidige aanbevelingen te wijzigen.

Netwerk meta-analyses: directe en indirecte vergelijkingen

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 136 - 136

Metformine toevoegen aan insuline: effectief op lange termijn?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 123 - 123


In deze RCT heeft het toevoegen van metformine aan insuline bij type 2-diabetes geen effect op het primaire samengestelde eindpunt (micro- en macrovasculaire uitkomsten). De associatie heeft eventueel wel een effect op het vlak van macrovasculaire preventie (secundaire uitkomstmaat), maar dat moet nog bevestigd worden.

Clopidogrel en aspirine bij voorkamerfibrillatie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 9 pagina 134 - 135


Deze studie toont aan dat bij patiënten met voorkamerfibrillatie en verhoogd risico van CVA, waarvoor vitamine K-antagonisten gecontra-indiceerd zijn, de associatie van clopidogrel en aspirine winst oplevert ten opzichte van alleen aspirine voor de preventie van majeure vasculaire accidenten (vooral CVA). De winst overtreft lichtjes het verhoogde bloedingsrisico, maar dit moet nog in de praktijk bevestigd worden.

Gewichtsverlies als behandeling van urine-incontinentie bij overgewicht en obesitas

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 118 - 118


Deze RCT toont aan dat bij overgewicht en obesitas, gewichtsverlies door een intensief begeleidingsprogramma bestaande uit dieet, verhoogde fysieke activiteit en leefstijlveranderingen, ook een gunstig effect heeft op urine-incontinentie.

Pneumokokkenvaccinatie bij volwassenen is niet doeltreffend

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 119 - 119


Op basis van deze goed uitgevoerde meta-analyse bestaat er geen evidentie over de doeltreffendheid van pneumokokkenvaccinatie bij volwassenen in het algemeen of bij bepaalde risicogroepen in het bijzonder. Nochtans wordt het pneumokokkenvaccin momenteel aanbevolen voor bepaalde risicogroepen.

Candesartan en retinopathie bij type 1-diabetes

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 118 - 118


Bij patiënten met type 1-diabetes, een normale bloeddruk en zonder albuminurie is het preventieve effect van candesartan niet echt goed aangetoond, noch op het vlak van de preventie, noch op het vlak van de progressie van diabetische retinopathie.

Prostaatkanker: to screen or not to screen?

Spinnewijn B. , Van den Bruel A.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 112 - 113


Ondanks het feit dat deze studie aantoont dat prostaatkankerscreening leidt tot een significante daling van prostaatkankerspecifieke mortaliteit bij mannen van 55 jaar tot 69 jaar oud, is systematische screening niet aan te bevelen. Het gaat hier immers om intermediaire resultaten en er zijn nog onvoldoende gegevens om de juiste winst in termen van QALY’s en de economische kost in te schatten. Het al dan niet screenen voor prostaatkanker is dan ook een individuele keuze van de patiënt, na informed consent over de voor- en nadelen.

Buflomedil voor cardiovasculaire preventie bij vaatlijden?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 116 - 117


Deze studie waarbij buflomedil gedurende twee tot vier jaar toegediend wordt aan patiënten met symptomatisch perifeer vaatlijden (met claudicatio intermittens), toont een winst aan voor de primaire samengestelde uitkomstmaat. Een gedetailleerde analyse wijst echter op de afwezigheid van een werkelijke klinische winst op het vlak van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen. Bij overdosering is het geneesmiddel mogelijk toxisch.

Chondroïtine en gonartrose

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 119 - 119


Wanneer we rekening houden met alle literatuur, beschikken we nog steeds niet over betrouwbaar bewijs dat chondroïtine werkzaam is bij gonartrose, onder meer op de evolutie van de gewrichtsruimte en vooral op het vlak van een klinisch relevante effectgrootte.

Maculadegeneratie bij de vrouw: zijn antioxidantia effectief?

Chevalier P. , Laekeman G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 108 - 109


Deze studie toont aan dat bij een groep vrouwen met hoog cardiovasculair risico de regelmatige inname van een supplement met foliumzuur, pyridoxine en cyanocobalamine de incidentie van leeftijdsgebonden maculadegeneratie vermindert.

Acute bronchiolitis: vernevelen met hypertone zoutoplossing?

Godding V.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 106 - 107


Deze studie toont aan dat verneveling met hypertone zoutoplossing eventueel nuttig kan zijn voor het verminderen van de hospitalisatieduur bij zuigelingen met acute bronchiolitis.

Effect van candesartan op diabetische retinopathie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 110 - 111


Deze studie toont aan dat candesartan 32 mg per dag in vergelijking met placebo niet leidt tot minder progressie van retinopathie bij type 2-diabetes.

Lumbale steun bij subacute lagerugpijn

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 120 - 120


Het dragen van een elastische rugband bij subacute lagerugpijn levert statistisch gezien wel winst op, maar de klinische relevantie is eerder bescheiden.

Longrevalidatie en COPD

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 120 - 120


De resultaten van deze Cochrane meta-analyse zijn veelbelovend, maar onvoldoende betrouwbaar om het effect te evalueren van longrevalidatie bij COPD op het vlak van preventie van excerbaties, hospitalisatie of mortaliteit. De patiëntenaantallen in de studies zijn immers te klein. Gezien de hoge prevalentie van deze aandoening is het wenselijk om voor deze klinische vraag grote studies op te zetten van goede methodologische kwaliteit.

Kan handhygiëne de verspreiding van infecties tegengaan?

Govaerts F.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 114 - 115


Uit deze studie blijkt dat educatie en gebruik van gewone zeep doeltreffende manieren zijn om de verspreiding van infecties van het maagdarmstelsel en in mindere mate van respiratoire infecties tegen te gaan.

Krachtige of nutteloze placebo’s? Believers of non-believers?

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 8 pagina 101 - 101

Influenzavaccinatie bij zwangere vrouwen

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 96 - 97


Deze studie toont aan dat een geïnactiveerd influenzavaccin, toegediend in het derde trimester van de zwangerschap, effectief is voor de preventie van influenza bij pasgeborenen tot de leeftijd van zes maanden. Omwille van extrapolatieproblemen (studie in een regio met subtropisch klimaat waar influenza het ganse jaar door voorkomt) is het belangrijk dat deze resultaten worden bevestigd in onderzoek in een gematigde klimaatzone met seizoensgebonden influenza.

Deze studie toont aan dat bij patiënten met een laag tot middelmatig risico, die chronisch worden behandeld met warfarine, het trombo-embolische risico gering is, wanneer warfarine, zonder vervanging met heparine, kortdurend (≤ vijf dagen) wordt gestopt voor een mineure ambulante chirurgische ingreep.

Behandeling van acute jichtartritis met prednisolon?

Poelman T.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 100 - 101


Deze studie kan geen significante verschillen in effectiviteit en ongewenste effecten aantonen tussen oraal prednisolon en oraal naproxen voor de behandeling van jichtartritis. De onderzoekers besluiten dat beide behandelingen klinisch equivalent zijn, maar omwille van belangrijke methodologische tekortkomingen moeten we deze conclusie in twijfel trekken.

Uitgesteld gebruik van antibiotica

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 89 - 89

Artroscopische chirurgie voor gonartrose?

Rombouts J.J.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 90 - 91


Deze studie toont aan dat artroscopische chirurgie voor gonartrose zonder majeur meniscusletsel geen winst oplevert voor de patiënt in vergelijking met een medicamenteuze behandeling en oefeningen.

Stabiele angor: medicamenteuze behandeling of angioplastie?

Schröder E.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 92 - 93


Deze meta-analyse vergelijkt het effect van een invasieve aanpak (angioplastie) met medicamenteuze behandeling bij stabiele angor en veronderstelt dat er een winst is met angioplastiek. Deze veronderstelling vraagt om bevestiging in RCT’s, die momenteel ook lopende zijn.

Antidepressiva voor de symptomen van fibromyalgie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 103 - 103


Bij een grondige evaluatie bevestigen de resultaten van deze nieuwe meta-analyse wat Minerva vroeger reeds concludeerde: alleen amitriptyline kan op korte termijn een matig effect hebben op fibromyalgie.

Equivalentiestudies tegenover inferioriteits- en superioriteitsstudies

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 104 - 104

De waarde van CRP bij kinderen met koorts?

De Sutter A.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 94 - 95


Uit deze studie blijkt dat CRP in beperkte mate ernstige infecties kan aantonen of uitsluiten. De test moet steeds geïnterpreteerd worden binnen de context van de andere klinische bevindingen en is niet accuraat genoeg om een ernstige infectie uit te sluiten.

Ziekte van Alzheimer: antipsychotica en mortaliteitsrisico

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 102 - 102


Deze RCT met een langere follow-up toont aan dat ouderen met dementie meer kans hebben om vroeger te sterven wanneer ze antipsychotica toegediend krijgen.

COPD: welke inhalatietherapie?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 103 - 103


De resultaten van deze netwerkmeta-analyse bevestigen dat de verschillende inhalatietherapieën en de associaties ervan onderling niet verschillen op het vlak van preventie van exacerbaties, behalve eventueel bij een ESW 40%.

Laparoscopische antirefluxchirurgie voor chronische refluxziekte

Van de Casteele M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 7 pagina 102 - 102


Deze klinische studie benadrukt het belang van de wens van patiënten met ernstige refluxklachten om zich te laten opereren. Net zoals in een eerdere Minervabespreking, zien we ook hier dat het succes van laparoscopische antirefluxchirurgie toeneemt met de ernst van de refluxklachten.

Metformine bij zwangerschapsdiabetes?

Poelman T. , Van Pottelbergh I.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 80 - 81


Deze studie bij vrouwen met zwangerschapsdiabetes toont aan dat metformine, alleen of in combinatie met insuline, niet méér perinatale complicaties veroorzaakt dan insuline. De langetermijneffecten op het kind zijn echter nog niet gekend. Voedings- en bewegingsadvies met eventueel toevoegen van insuline, blijft daarom de eerstekeuzebehandeling van zwangerschapsdiabetes.

Controle van type 2-diabetes: wat is er nieuw voor de praktijk?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 73 - 73

Glykemiezelfcontrole bij nieuw gediagnosticeerde type 2-diabetes?

Bastiaens H. , Sunaert P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 78 - 79


Uit dit onderzoek blijkt dat het systematisch aanbieden van zelfcontrole aan alle nieuw gediagnosticeerde type 2-diabetespatiënten niet leidt tot een snellere en betere glykemiecontrole.

Deze observationele studie toont aan dat het gunstige cardiovasculaire effect van een intensieve bloeddrukcontrole versus een conventionele controle verdwenen is 8,6 jaar na het stopzetten van de RCT. Rekening houdende met de resultaten van de Steno-2-studie kunnen we besluiten dat alleen een volgehouden, goede bloeddrukcontrole cardiovasculaire winst zal opleveren op langere termijn.

Cardiovasculair voordeel van intensieve glykemiecontrole?

Chevalier P. , Jandrain B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 82 - 83


Op het vlak van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen toont deze RCT geen voordeel aan van een intensieve behandeling met als doel een lagere streefwaarde van HbA1c te bekomen bij patiënten met type 2-diabetes en met (sterk) verhoogd cardiovasculair risico. De aanpak van andere cardiovasculaire risicofactoren blijft de belangrijkste doelstelling, eerder dan het bereiken van een HbA1c lager dan 7%.

Non-inferioriteitsstudies: het nut, de beperkingen en de valkuilen

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 88 - 88

Het effect na tien jaar van een intensieve glykemiecontrole bij type 2-diabetes

Wens J.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 74 - 75


Tien jaar na het stopzetten van de UKPDS-studie, die het belang onderzocht van een intensieve behandeling van type 2-diabetes (streefwaarde van nuchtere glykemie <110 mg/dl) versus een conventionele behandeling, toont deze observationele studie een blijvend gunstig effect aan op het aantal microvasculaire gebeurtenissen en een gunstig effect op lange termijn (tien jaar na het beëindigen van de RCT) op de incidentie van myocardinfarct en totale mortaliteit.

Intensieve controle van type 2-diabetes en cardiovasculaire preventie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 84 - 85


Deze meta-analyse groepeert de belangrijkste RCT’s en analyseert de meerwaarde van intensieve glykemiecontrole versus referentiebehandeling bij type 2-diabetes. Voor sommige cardiovasculaire uitkomstmaten is er een voordeel, maar niet voor globale mortaliteit. Voor de praktijk levert deze meta-analyse geen nieuwe duidelijke informatie op (welk type antidiabeticum, welke streefwaarden in functie van de patiëntkenmerken). De meta-analyse roept dezelfde vragen op als de geïncludeerde studies (intensieve behandeling verhoogt het risico bij personen met reeds lang bestaande diabetes en dus met een groter cardiovasculair risico).

Profylactische antibioticumbehandeling bij kinderen met vesico-ureterale reflux?

Godefroid N.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 6 pagina 86 - 87


Net zoals andere studies toont deze kleine studie aan dat het niet zinvol is continue antibiotische profylaxe te starten bij kinderen van 1 dag tot 30 maanden oud met VUR graad II tot IV en één episode van pyelonefritis. Het risico van nierschade is kleiner dan aanvankelijk gedacht. Meer onderzoek is echter noodzakelijk om conclusies te kunnen trekken, vooral in het geval van VUR graad III of meer.

Deze studie toont aan dat bij patiënten met een hg-CRP >2, een normaal lipidenprofiel en zonder hypertensie of diabetes, een behandeling met rosuvastatine (20 mg per dag) een 1,2% daling geeft van het absolute risico van een eerste incident (niet-fataal myocardinfarct, niet-fataal CVA, hospitalisatie voor onstabiele angor, arteriële revascularisatieprocedure of overlijden ten gevolge van een cardiovasculaire aandoening). Het gaat hier om een eerste studie die dit onderzoekt. De absolute risico’s in de bestudeerde populatie zijn zeer klein en de ongewenste effecten van de interventie op lange termijn zijn onvoldoende bekend.

Ademtherapie bij astma

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 64 - 65


Deze studie toont aan dat ademtherapie mogelijk een voordeel heeft bij licht tot matig, slecht gecontroleerd astma. Dit was reeds eerder aangetoond. Het bewijs blijft echter zwak en de klinische relevantie staat niet vast. De basisbehandeling van astma blijft een anti-inflammatoire en bronchodilataterende behandeling in functie van de symptoomcontrole en het stadium van de aandoening.

Het effect van een slaapinterventie bij baby’s met slaapproblemen

Van Hoecke E.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 68 - 69


Deze studie besluit dat gedragsinterventies voor slaapproblemen bij kinderen van zes maanden efficiënt zijn op korte en op lange termijn, en ook positieve effecten hebben op depressieve gevoelens bij de moeder.

Generieken in de praktijk - Tussen utopie en prozaïsme

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 57 - 57

Omega-3-vetzuren en chronisch hartfalen (GISSI-HF-studie)

Brohet C.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 58 - 59


Deze studie toont aan dat bij patiënten met symptomatisch hartfalen, het gebruik van 1 g omega-3-vetzuren slechts een matig effect heeft op de primaire uitkomstmaten (enerzijds mortaliteit en anderzijds mortaliteit of hospitalisatie door cardiovasculaire oorzaak). Deze resultaten sluiten aan bij de resultaten van een meta-analyse over zowel primaire als secundaire cardiovasculaire preventie.

Clopidogrel of de combinatie aspirine + dipyridamol na cerebrovasculair accident?

Bogaert M. , Kaufman L.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 60 - 61


Deze studie kan niet aantonen dat de combinatie van 25 mg aspirine + 200 mg dipyridamol met vertraagde vrijstelling tweemaal per dag niet minder werkzaam is dan 75 mg clopidogrel eenmaal per dag voor de preventie van recidieven van CVA. Er wordt niet vergeleken met aspirine alleen, waarvan het voordeel goed is gedocumenteerd. In de secundaire cardiovasculaire preventie na een CVA of TIA zijn, naast de toediening van aspirine, ook leefstijladviezen, zoals dieet en rookstop, en de behandeling van andere risicofactoren belangrijk.

ß-blokkers in de primaire preventie van hartfalen bij patiënten met hypertensie

De Cort P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 70 - 70


Deze meta-analyse toont geen meerwaarde aan van ß-blokkers voor hartfalen ten opzichte van andere bloeddrukverlagende geneesmiddelen. In de praktijk is het echter zo dat ß-blokkers voor de behandeling van hypertensie als eerste keuze beter voorzichtig gebruikt worden bij ouderen.

Orale antidiabetica en cardiovasculaire accidenten

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 72 - 72


Dit onderzoek bevestigt het bewezen voordeel van metformine en het mogelijke risico van rosiglitazon wat betreft cardiovasculaire accidenten. Behalve voor metformine voldoen de gegevens in de RCT’s echter niet voor een degelijke evaluatie.

Oefeningen als preventie van valpartijen bij ouderen

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 72 - 72


Minstens twee maal per week gedurende 25 weken oefeningen doen met inbegrip van evenwichtsoefeningen, vermindert het valrisico bij ouderen.

Vitamine D-analogen voor chronisch nierlijden

Verpooten G.A.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 66 - 67


Deze meta-analyse onderlijnt dat bij chronische nierinsufficiëntie het systematische gebruik van vitamine D-sterolen en nieuwe analogen geen winst oplevert op het vlak van mortaliteit en gepaard gaat met een toegenomen risico van hypercalcemie.

Is er nog een plaats voor rosiglitazon?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 71 - 71


Een consensus van internationale diabetesverenigingen beveelt aan om niet langer rosiglitazon voor te schrijven omwille van de risico’s en de beschikbare alternatieven. Dit bevestigt de conclusies van vroegere Minervabesprekingen en andere recent gepubliceerde gegevens.

Acne: benzoylperoxide, clindamycine of beide?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 70 - 70


Deze studie toont aan dat de associatie van clindamycine 1,2% met benzoylperoxide 2,5% een gunstig effect heeft bij de behandeling van acné. In andere studies is het nut van de associatie van een antibioticum met benzoylperoxide niet aangetoond.

Dipyridamol en aspirine na CVA of TIA

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 5 pagina 71 - 71


In deze nieuwe meta-analyse met individuele patiëntgegevens is bij post CVA-patiënten niet in alle vastgelegde subgroepen aangetoond dat de associatie van dipyridamol met aspirine superieur is aan aspirine alleen. De meta-analyse verandert niets aan onze vroegere terughoudendheid tegenover een duidelijke meerwaarde van de associatie bij alle patiënten na een mineur CVA of TIA.

Fysieke activiteit vertraagt de cognitieve achteruitgang?

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 52 - 53


Deze studie toont aan dat fysieke activiteit bij ouderen met milde cognitieve stoornissen een gering en klinisch niet relevant effect heeft op de cognitieve achteruitgang. Fysieke activiteit biedt tal van andere voordelen voor deze leeftijdsgroep.

Antiseptische mondspoelingen voor de behandeling van halitose

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 46 - 47


Deze systematische review over het effect van antiseptische mondspoelingen voor de behandeling van halitose kon slechts kleine, klinisch niet-homogene studies opnemen en laat niet toe een betrouwbare conclusie te formuleren.

De klinische equivalentie van generieken

Bogaert M. , Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 41 - 41

Laparoscopische antirefluxchirurgie of esomeprazol voor chronische refluxziekte?

Van de Casteele M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 44 - 45


Deze studie besluit dat laparoscopische antirefluxchirurgie en esomeprazol even goed de symptomen controleren van ongecompliceerde en niet-uitbehandelde chronische gastro-oesofageale reflux. In de praktijk blijft anti-refluxchirurgie een tweedelijnsbehandeling. Individueel moet afgewogen worden of inname van PPI, in geval van problemen, moet verlaten worden voor een anti-refluxoperatie.

Helicobacter pylori-eradicatie: sequentiële of standaardtherapie?

Ferrant L.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 42 - 43


Deze studie besluit dat bij patiënten die H. pylori-positief zijn en nog geen eradicatiebehandeling kregen, een sequentiële eradicatietherapie effectiever is dan een standaardtherapie. Voorlopig zijn er onvoldoende argumenten om in België bij deze patiëntengroep systematisch een sequentiële therapie te verkiezen boven de standaardtherapie.

Inhalatiecorticosteroïden bij astma: dosis?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 55 - 55


Deze meta-analyse stelt opnieuw vraagtekens bij het werkelijke voordeel van hoge doses inhalatiecorticosteroïden voor de behandeling van astma, zowel bij volwassenen als bij kinderen, behalve in het geval van orale corticotherapie. Minerva wees reeds eerder op het nut van een dosisverlaging van inhalatiecorticosteroïden.

De apotheker helpt patiënten met hartfalen

Laekeman G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 54 - 54


Deze studie toont de meerwaarde aan van de apotheker in de zorg voor patiënten met hartfalen op het vlak van morbiditeit, maar niet op het vlak van mortaliteit. De haalbaarheid van dergelijke farmaceutische zorg in België moet nog verder onderzocht worden.

Anticoagulantia: duur van de behandeling

De Jonghe M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 54 - 54


Vrouwen met een spontane VTE en met één risicofactor of zonder risicofactoren kunnen na zes maanden orale anticoagulatietherapie op een veilige manier de behandeling stopzetten. Dit geldt niet voor mannen.

Aspirine en diabetes: niet in primaire preventie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 55 - 55


Deze nieuwe studie in Japan bevestigt dat het nut van aspirine voor primaire preventie bij type 2-diabetici zonder perifeer vaatlijden niet aangetoond is, maar dat de morbiditeit verhoogt.

Bevordert een mediterraan voedingspatroon de gezondheid?

Poelman T.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 48 - 49


Deze studie toont aan dat een voedingspatroon gebaseerd op het mediterrane dieet, een belangrijk voordeel kan hebben op het vlak van de primaire preventie van globale en cardiovasculaire mortaliteit en van de preventie van kanker, ziekte van Alzheimer en Parkinson. Naast het aansporen tot meer beweging zouden voedingsadviezen een prominente rol moeten spelen in de primaire preventie van chronische aandoeningen.

Gedragscounseling en seksueel overdraagbare infecties (SOI)

Semaille P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 50 - 51


Deze kwalitatieve review van studies evalueert het effect van gedragscounseling op de vermindering van de incidentie van SOI. We kunnen de resultaten niet zomaar extrapoleren naar onze Belgische klinische context.

Samengestelde eindpunten: hoe klinisch interpreteren?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 4 pagina 56 - 56

Behandeling van menstruele migraine

Chevalier P. , Crismer A.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 28 - 29


Deze systematische review vindt weinig studies over behandeling van of preventie van aanvallen van menstruele hoofdpijn. Alleen voor triptanen zijn meta-analyses mogelijk. De conclusies komen overeen met de aanbevelingen van de meest recente richtlijnen. Ook deze laatste zijn gebaseerd op hetzelfde beperkte aantal studies (één per geneesmiddel) met meestal weinig patiënten.

Medicamenteuze tromboprofylaxe na ambulante artroscopie van de knie?

D’Hollander K.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 32 - 33


Deze studie toont aan dat na ambulante artroscopie van de knie, een profylactische behandeling met LMWH gedurende zeven dagen de incidentie van veneuze trombo-embolie doet dalen, in vergelijking met het dragen van elastische kousen. Gezien de twijfelachtige klinische relevantie van de samengestelde primaire uitkomstmaat blijft het onduidelijk of de voordelen van routinematige profylaxe opwegen tegen de nadelen (meer bloedingen), zeker bij een laagrisicopopulatie.

Verlaging van proteïnurie met sartanen, alleen of in combinatie

Persu A.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 26 - 27


Deze meta-analyse bevestigt dat sartanen en ACE-inhibitoren eenzelfde proteïnurieverlagende effect hebben bij patiënten met nefropathie in het stadium van micro-albuminurie of proteïnurie. Bij intolerantie voor ACE-inhibitoren zijn sartanen dus een waardevol alternatief om proteïnurie door nefropathie te behandelen. De combinatie van een ACE-inhibitor met een sartaan geeft (bewezen op korte termijn en waarschijnlijk op middellange termijn) een bijkomende reductie van proteïnurie. Gezien het ontbreken van actuele gegevens moet deze behandeling beperkt blijven tot experten in het domein en onder strenge controle gebeuren.

Aspirine bruis voor de behandeling van een acute migraine-aanval?

Vanwelde C.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 30 - 31


In deze meta-analyse van individuele patiëntgegevens zijn aspirine bruis 1 g en sumatriptan oraal 50 mg even effectief en beide effectiever dan placebo. De talrijke methodologische beperkingen van deze publicatie zorgen er echter voor dat de conclusies niet betrouwbaar zijn. Deze meta-analyse verandert dus niets aan de huidige richtlijnen in verband met de aanpak van een migraine-aanval.

Individuele ervaring en wetenschappelijk experiment

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 25 - 25

Antipsychotica bij dementie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 39 - 39


Het effect van antipsychotica bij ouderen met dementie is in het beste geval gering. In deze retrospectieve studie is aangetoond dat er, op korte termijn, bij alle antipsychotica een risico bestaat van CVA of van andere ernstige ongewenste effecten (heupfractuur, extrapiramidale effecten) en van overlijden.

Geneesmiddelen bij kankergerelateerde vermoeidheid

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 39 - 39


In deze systematische review is er een beperkt bewijs van werkzaamheid voor methylfenidaat, erythropoëtine en darbepoëtine (voor beide laatste in het geval van anemie). Op dit ogenblijk is het echter niet mogelijk om een besluit te formuleren over de risico-winstverhouding. We beschikken niet over vergelijkingen met een niet-medicamenteuze aanpak.

Oefeningen bij kankergerelateerde vermoeidheid

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 40 - 40


Deze systematische review toont aan dat oefeningen effectief zijn bij volwassenen voor het verminderen van de vermoeidheid tijdens en na een kankerbehandeling.

Glucosamine en/of chondroïtine, en gewrichtsruimte

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 40 - 40


De GAIT-studie toont aan dat er geen klinisch significant effect is van glucosamine, chondroïtine of de associatie van beiden op de evolutie van de gewrichtsruimte van de knie in het geval van knie-artrose.

Ultrasnelle aanpak van TIA of mineur CVA

Peeters A.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 36 - 37


De EXPRESS-studie toont het belang aan om na een TIA of een CVA bij niet-gehospitaliseerde patiënten, snel een medicamenteuze behandeling op te starten (aspirine na uitsluiting van een hemorragisch CVA, statine, antihypertensiva en anticoagulatie wanneer nodig). Deze studie bevestigt de huidige aanbevelingen.

Anti-androgene behandeling van gelokaliseerde prostaatkanker

Belche J.L.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 34 - 35


Uit deze observationele studie bij mannen van minstens 66 jaar met gelokaliseerde prostaatkanker blijkt dat de totale en orgaanspecifieke mortaliteit van een anti-androgene behandeling vergelijkbaar is met deze van een conservatieve behandeling. Er zijn geen nieuwe argumenten om een wijziging van de bestaande aanbevelingen te verantwoorden. Een actieve opvolging is te verkiezen

Fibromyalgie en antidepressiva

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 38 - 38


Deze systematische review leert ons niets nieuws over het effect van antidepressiva op de symptomen van fibromyalgie, behalve dat amitriptyline op korte termijn een matig effect heeft.

Fibromyalgie en pregabaline

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 3 pagina 38 - 38


Pregabaline aan een dosis van 450 of 600 mg per dag heeft een beperkt gunstig effect op sommige symptomen van fibromyalgie, maar ten koste van ongewenste effecten die vaak aanleiding geven tot het stopzetten van de behandeling.

Tiotropium en verloop van de éénsecondewaarde bij COPD

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 14 - 15


Deze studie onderzoekt gedurende vier jaar de effectiviteit van tiotropium versus placebo bij patiënten met matige tot zeer ernstige COPD. Er is geen statistisch significante winst in het verloop van de ESW noch in het aantal patiënten met minstens één exacerbatie. De winst in levenskwaliteit bereikt de drempel van klinische relevantie niet.

Insulinebehandeling onmiddellijk starten na diagnose van type 2-diabetes

Wens J.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 16 - 17


Deze studie bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde type 2-diabetes toont aan dat glykemiecontrole vlugger bereikt wordt met een insulinebehandeling (zowel met subcutane insulinepomp als met meerdere inspuitingen per dag) dan met orale antidiabetica. Significant meer patiënten die onmiddellijk met insuline behandeld worden, vertonen na één jaar een optimale glykemiecontrole zonder medicatie. Omwille van de intensiteit van de behandeling en het beperkte tijdsinterval, zowel van de behandeling (maximaal 24 dagen) als van de opvolging (1 jaar), kunnen we momenteel geen conclusies trekken voor de praktijk.

Zilverkaars tijdens de menopauze?

Laekeman G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 23 - 23


Uit deze studie blijkt dat het gebruik van zilverkaars gedurende twaalf maanden tijdens de menopauze geen invloed heeft op vaginale cytologie, endometriumdikte, noch op de vrouwelijke hormonale spiegel en de menstruele cyclus. Er was geen effect op vaginale droogte. Daar staat tegenover dat zilverkaarsextract een ernstige auto-immuunhepatitis als ongewenst effect kan hebben.

EBM, de klacht van de patiënt of technisch onderzoek

Chevalier P. , De Jonghe M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 13 - 13


Uit de bestaande evidentie over het risico van VKF met bisfonaten kunnen we geen eenduidige conclusies trekken. Het lijkt verstandig om bij een verhoogde kans op VKF zoals bij coronair lijden, hyperthyreose en electrolietenstoornissen, voorzichtig te zijn met bisfosfonaten.

Veiligheid van langwerkende ß2-mimetica bij COPD

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 23 - 23


De vrees voor een hoger risico van overlijden door LABA bij COPD, ontstaan naar aanleiding van een vroegere meta-analyse van Salpeter et al., wordt in deze nieuwe publicatie voor de tweede maal in twijfel getrokken.

Relevantie van wetenschappelijke gegevens voor de klinische praktijk

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 24 - 24


Om de klinische relevantie van studieresultaten voor de dagelijkse praktijk te kunnen beoordelen, moeten we verschillende elementen in rekening nemen: de doelstelling van de studie, de uitkomstmaten, de effectgrootte, de precisie van het effect, de vergelijkende interventie, de representativiteit van de studiepopulatie en de haalbaarheid van een behandeling.

Elektrocardiografie om linkerventrikelhypertrofie uit te sluiten?

De Cort P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 18 - 19


Deze systematische review toont aan dat geen enkele ECG-index gebruikt kan worden om linkerventrikelhypertrofie bij patiënten met primaire hypertensie met voldoende zekerheid aan te tonen of uit te sluiten.

Gedragstherapie voor urge-incontinentie

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 20 - 21


Deze open label studie vindt plaats bij vrouwen van gemiddeld 56 tot 58 jaar met een gemengde incontinentie (vooral urge-incontinentie) en vertoont zeer veel methodologische tekortkomingen. De combinatie van gedragstherapie (bekkenbodemspieroefeningen + blaastraining en adviezen over mictie en vochtinname) en medicamenteuze behandeling (tolterodine) volstaat niet om na het stoppen van de medicamenteuze behandeling, de oorspronkelijke bekomen winst te behouden.

Influenzavaccinatie bij kinderen

Michiels B.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 2 pagina 22 - 22


De huidige richtlijnen over influenzavaccinatie bij jonge kinderen blijven onveranderd. Nieuwe studies die de verschillende vaccins onderling vergelijken met harde klinische eindpunten zoals verwikkelingen, hospitalisatie, mortaliteit en preventie van transmissie zijn noodzakelijk.

Effect van rosuvastatine bij patiënten met chronisch hartfalen

Lemiengre M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze studie toont aan dat bij patiënten met matig tot ernstig chronisch hartfalen, het toevoegen van 10 mg rosuvastatine aan een standaardbehandeling geen effect heeft op de overleving van de patiënten en ook niet op de duur tot hun eerstvolgende hospitalisatie.

Computergestuurde ondersteuning bij medische beslissingen

De Jonghe M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 2 - 3


Deze studie toont aan dat een automatisch elektronisch alertsysteem een significant betere ondersteuning biedt aan de arts dan een zelf te activeren systeem, zowel voor screening door berekening van het cardiovasculaire risico, als voor behandeling van dyslipidemie. Er is echter nood aan studies die het effect van dergelijke ondersteuning meten op klinische eindpunten.

De dokter heeft me grondig onderzocht…

Chevalier P. , Laperche J.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 1 - 1

Duloxetine: minder pijn bij fibromyalgie?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 6 - 7


Deze studie toont aan dat duloxetine een statistisch significant effect heeft op het verlichten van de pijn gerelateerd aan fibromyalgie. Het staat niet vast dat dit gunstige effect ten opzichte van placebo ook klinisch relevant is. Het effect lijkt trouwens af te nemen gedurende de behandeling (evaluatie beperkt tot zes maanden).

Verminderen statines het cardiovasculaire risico bij vrouwen met hypercholesterolemie?

Lemiengre M.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 11 - 11


Deze studie toont aan dat we weinig harde gegevens hebben over de behandeling met statines bij vrouwen zowel in primaire als in secundaire preventie.

QRISK2: evaluatie van het cardiovasculaire risico

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 11 - 11


De QRISK2-score bepaalt beter het cardiovasculaire risico dan de Framingham-score. Ook risicofactoren zoals etnische afkomst en socio-economische achterstelling, die meestal niet geïncludeerd worden, spelen dus een belangrijke rol om het cardiovasculaire risico in te schatten.

Number Needed to Treat

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 12 - 12

Aspirine voor alle patiënten met diabetes?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze placebogecontroleerde, gerandomiseerde studie met onvoldoende power levert geen bewijs voor het nut van aspirine en/of anti-oxidantia voor de primaire preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen of van overlijden bij diabetici met asymptomatisch vaatlijden van de onderste ledematen. Hiermee sluit deze studie aan bij de conlusies van eerdere studies en meta-analyses over primaire preventie bij patiënten met type 2-diabetes.

Een korset dragen: effectief bij lagerugpijn?

Chevalier P.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 10 - 10


Deze systematische review bevestigt dat het niet mogelijk is om aanbevelingen te geven over het dragen van een korset voor de preventie of de behandeling van acute, subacute of chronische lagerugpijn. Er is immers een tekort aan onderzoek van goede kwaliteit.

Minder urineweginfecties met veenbessen?

Laekeman G.

Minerva 2009 Vol 8 nummer 1 pagina 10 - 10


Bij vrouwen met recidiverende urineweginfecties vermindert het gebruik van veenbespreparaten mogelijk het aantal urineweginfecties. Veenbespreparaten hebben in België geen statuut van geneesmiddel en zijn alleen als voedingssupplement geregistreerd.

Tibolon voor oudere menopauzale vrouwen?

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 146 - 147


Deze RCT toont aan dat tibolon een gunstig effect heeft op de preventie van vertebrale en niet-vertebrale fracturen bij menopauzale vrouwen ouder dan zestig jaar met osteoporose. Door een ongunstig neveneffectenprofiel en een verhoogde kans op CVA is tibolon niet aangewezen voor de preventie van fracturen.

Deze studie toont de non-inferioriteit aan van een orale anticoagulerende behandeling met rivaroxaban versus enoxaparine ter preventie van trombo-embolie na electieve totale knieprothese. De auteurs schuiven ook een superioriteit van rivaroxaban naar voor. Deze is echter gebaseerd op een modified intention to treat analyse en dus niet op de volledige studiepopulatie. Meer betrouwbaar onderzoek zal het voordeel op het gebied van de preventie van symptomatische DVT’s nog moeten bevestigen.

Betere valpreventie door toepassing op ruime schaal van interventies met bewezen effect?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 155 - 155


Deze grote, niet-gerandomiseerde studie includeert tien maal meer personen dan alle RCT’s bij thuiswonende ouderen samen. In de thuiszorg, ambulante revalidatie, rusthuizen of seniorencentra is een multidisciplinaire interventie effectief voor valpreventie bij zeventig-plussers.

‘Seeding trials’: zaaien om winst te oogsten?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 145 - 145

Meta-analyses: hetzelfde onderwerp, uiteenlopende resultaten…

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 156 - 156

Neuroleptica bij patiënten met dementie: verderzetten of stoppen?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 155 - 155


Deze studie bevestigt dat het mogelijk is om bij ouderen met dementie het chronische gebruik van neuroleptica stop te zetten. Voor de meeste ouderen heeft dit geen negatief effect op gedrag, cognitie of psychologische toestand.

Neemt het risico van CVA toe met COXIBS of met alle NSAID’s?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 154 - 154


Deze cohortstudie onderzoekt het verband tussen het optreden van een CVA en het gebruik van verschillende NSAID’s of geen gebruik van NSAID’s. Het risico van CVA loskoppelen van alle cardiovasculaire gebeurtenissen brengt alleen maar meer verwarring bij voor de practicus.

Wondverbanden voor acute en chronische wonden

Beele H. , Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 150 - 151


Door de afwezigheid van studies van goede kwaliteit voor de behandeling van acute en chronische wonden, toont deze systematische review slechts een zwak niveau van bewijskracht aan voor het effect van de nieuwe wondverbanden in vergelijking met de conventionele verbanden.

Bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico en intolerantie voor ACE-inhibitoren toont deze TRANSCEND-studie geen statistisch significant voordeel aan van telmisartan, noch voor de primaire noch voor de secundaire samengestelde uitkomstmaat. De secundaire uitkomstmaat is dezelfde als de primaire uitkomstmaat van de HOPE-studie met ramipril. Wanneer we bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico, als preventie van cardiovasculaire verwikkelingen, een geneesmiddel voorschrijven dat inwerkt op het renine-angiotensine systeem, blijven ACE-inhibitoren de eerste keuze. Of het toevoegen van deze geneesmiddelen aan plaatjesremmers, statines, die voor deze indicatie meer onderbouwd zijn, bijkomende winst oplevert, moet nog op een correcte manier onderzocht worden.

Telmisartan na CVA?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 10 pagina 154 - 154


Na de ONTARGET-studie die aantoonde dat er geen inferioriteit was van telmisartan ten opzichte van ramipril, zonder vergelijking met placebo, tonen de TRANSCEND- en ook de PRoFESS-studie aan dat telmisartan geen statistisch significant voordeel biedt ten opzichte van placebo op het vlak van cardiovasculaire preventie.

Medicamenteuze behandeling van dementie

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 130 - 131


Uit deze systematische review en meta-analyse blijkt dat donepezil, galantamine, rivastigmine en memantine geen globaal klinisch relevant effect hebben op cognitie en een beperkt effect hebben op globaal functioneren bij sommige patiënten met verschillende vormen van dementie. Het effect op gedrag en levenskwaliteit is te heterogeen om klinisch relevante uitspraken te kunnen doen. De eerder geformuleerde aanbeveling van Minerva, namelijk dat er voor het systematisch voorschrijven van cholinesterase-inhibitoren en memantine geen evidentie bestaat, blijft gehandhaafd.

Gestructureerde groepseducatie bij recent vastgestelde type 2-diabetes

Goderis G.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 136 - 137


Deze studie kan niet aantonen dat bij patiënten met recent vastgestelde type 2-diabetes een gestructureerd groepseducatieprogramma effectiever is dan verbeterde gewone zorg op het vlak van daling in HbA1c. Een (geringe) verbetering van andere uitkomstmaten is voor deze studie niet meer dan hypothesevormend. Literatuuroverzichten toonden echter aan dat goed omkaderde educatieprogramma’s een gunstig effect hebben.

Zorg bij het levenseinde: is er ook hier nood aan ‘evidentie’?

Chevalier P. , Soenen K. , Sturtewagen J.P. , Vanhalewyn M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 129 - 129

Dimeticon versus malathion voor de behandeling van hoofdluis?

Lapeere H. , Vander Stichele R.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 142 - 143


Deze kleinschalige studie toont een meerwaarde aan van dimeticon 4% lotion in vergelijking met malathion 0,5% waterige oplossing voor de behandeling van hoofdluizen bij patiënten van alle leeftijden. Omwille van belangrijke methodologische tekortkomingen (klein aantal patiënten, selectie van patiënten, regiogebonden resistentie van hoofdluizen) vragen de resultaten van deze studie om bevestiging, onder andere wat betreft hun extrapoleerbaarheid.

Functionele buikpijn bij kinderen behandelen met hypnosetherapie?

Van Winckel M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 140 - 141


Deze kleinschalige studie bij kinderen en adolescenten met langdurige functionele buikpijnklachten toont aan dat hypnosetherapie een beloftevolle therapeutische optie is. Omdat de interventie werd uitgevoerd in één derdelijnscentrum door één enkele therapeut zijn de resultaten niet extrapoleerbaar naar de eerstelijnsgezondheidszorg. Verdere studies die deze interventie vergelijken met andere interventies en zeker met cognitieve gedragstherapie zijn nodig om de plaats van hypnosetherapie bij de behandeling van functionele buikpijn bij kinderen te bepalen.

EBM-begrippen: Evaluatie van de kwaliteit van studies

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 144 - 144

Palliatieve zorg bij het levenseinde: zijn er bewijzen?

Chevalier P. , Sturtewagen J.P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 132 - 135


Deze systematische review toont aan dat er sterk bewijs is voor de effectiviteit van verschillende behandelingen voor kankerpijn, voor de behandeling van dyspnoe in geval van COPD (medicamenteus of door longrevalidatie) en voor psychosociale hulp in geval van depressie door kanker. Voor advance care planning, zorgcontinuïteit en werkbelasting met registratie van de tevredenheid van de zorgverleners, is de effectiviteit van de interventies matig onderbouwd. Zowel voor de artsen, de patiënten als voor de omgeving zou men ook een kleiner niveau van bewijskracht en een kleinere (maar statistisch significante) effectgrootte van sommige behandelingen of interventies in aanmerking moeten nemen, zelfs wanneer er sterker bewijs is voor medicamenteuze behandelingen (dikwijls door het groter aantal - gesponsorde - studies met deze geneesmiddelen). Het ene mag het andere niet uitsluiten.

Kunnen de resultaten van een spirometrie helpen bij rookstop?

Vandevoorde J.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 9 pagina 138 - 139


Deze studie toont aan dat binnen een gestructureerde interventie, het communiceren van de geschatte longleeftijd aan patiënten rookstop kan bevorderen. Uitvoeren van een kwalitatief gestandaardiseerde spirometrie en informatie geven over de longleeftijd met de invloed van roken hierop, samen met schriftelijk herhalen van deze informatie en rookstopadvies na vier weken, zorgt ervoor dat na één jaar meer dan tweemaal zoveel patiënten rookstop volhouden in vergelijking met patiënten die dezelfde interventie krijgen, maar zonder de communicatie over hun longleeftijd. Deze interventie moet nog vergeleken worden met andere rookstopinterventies.

Sartanen of ACE-inhibitoren voor patiënten met een hoog vasculair risico?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 116 - 117


De ONTARGET-studie toont aan dat bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico telmisartan niet inferieur is aan ramipril op het vlak van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen. Voor deze indicatie is de effectiviteit (evenredig met het initiële risico) bewezen van ramipril versus placebo en indirect van telmisartan versus placebo. Voor de associatie van beide geneesmiddelen is er geen enkele winst aangetoond in vergelijking met ramipril maar treden er wel meer ongewenste effecten op.

Verband tussen ernst van depressie en werkzaamheid van nieuwere antidepressiva?

De Meyere M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 118 - 119


Deze goed uitgevoerde meta-analyse met zowel gepubliceerde als niet-gepubliceerde studies toont aan dat bij majeure depressie de drempel voor klinische effectiviteit van antidepressiva versus placebo alleen bereikt wordt voor de ernstige vormen van majeure depressie. De conclusie is afhankelijk van de gekozen drempel voor klinische effectiviteit. Hier is deze bepaald door de aanbeveling uitgewerkt door NICE en in overeenstemming met de Belgische aanbeveling voor goede medische praktijkvoering.

Editoriaal: De krab en de taart

Chevalier P. , Specenier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 113 - 113

Behandeling van hypertensie bij patiënten ouder dan tachtig jaar

De Cort P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 114 - 115


De HYVET-studie bij 80-plussers met niet-gecompliceerde hypertensie toont aan dat indapamide met vertraagde vrijstelling en eventuele toevoeging (bij onvoldoende effect) van perindopril, de totale mortaliteit en de incidentie van hartfalen reduceert. Deze studie includeert echter ouderen die relatief gezond zijn en etnisch verschillen van West-Europeanen. Toch kan deze behandelingsstrategie met een thiazide of een aanverwant diureticum, conform de huidige richtlijnen(6), met enige voorzichtigheid uitgebreid worden naar West-Europese 80-plussers.

Prednisolon of prednisolon samen met aciclovir voor de behandeling van Bell-paralyse?

Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 126 - 127


Deze gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie toont aan dat het herstel van Bell-paralyse significant verbetert met 25 mg prednisolon bid gedurende tien dagen en toegediend binnen de 72 uur na aanvang van de symptomen. Aciclovir in monotherapie of als adjuvans aan prednisolon geeft geen enkele winst op het herstel.

Vervolg op... Het nut van gliptinen: meer vragen dan zekerheden

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 128 - 128


De plaats van gliptinen in de aanpak van diabetes kan nog steeds niet bepaald worden omwille van het tekort aan overtuigende bewijzen, in het bijzonder op het vlak van veiligheid.

Vervolg op... Glucosamine: evenmin effectief voor heupartrose

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 128 - 128


Orale toediening van glucosamine heeft geen effect op de symptomen, noch op de radiologische evolutie van heupartrose.

Wat is het langetermijneffect van een behandeling van ADHD?

Declercq T. , Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 122 - 123


Uit de literatuur blijkt dat geneesmiddelen een belangrijke hoeksteen vormen in de behandeling van kinderen met vooral ernstigere vormen van ADHD. Deze studie besluit dat de winst van een intensieve medicamenteuze aanpak ten opzichte van andere behandelingsstrategieën, bekomen na 14 maanden, verdwijnt na 36 maanden opvolging. Door het ontbreken van een placebogroep en omwille van andere methodologische tekortkomingen kunnen we echter geen definitieve besluiten trekken over het langetermijneffect van een medicamenteuze behandeling. Het voordeel van een intensieve medicamenteuze behandeling is bewezen op korte termijn. De winst en de veiligheid van een dergelijke therapie op middellange en lange termijn moeten nog worden aangetoond.

Naftidrofuryl voor claudicatio intermittens

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 124 - 125


Deze systematische review wijst op het belang om een perifere arteriële vaatziekte goed te diagnosticeren. Verder toont deze publicatie aan dat naftidrofuryl bij patiënten met claudicatio intermittens een gunstig effect heeft op de pijnvrije wandelafstand op een rollend tapijt. Er werd niet gezocht naar winst bij 70-plussers (dikwijls uitgesloten in deze studies), noch naar enig voordeel op het gebied van cardiovasculaire gebeurtenissen en levenskwaliteit. De aanpak van cardiovasculaire risicofactoren blijft essentieel. Specifiek voor de behandeling van perifere arteriële vaatziekte is de aanmoediging van fysieke activiteiten en rookstop zeer belangrijk.

Cardiovasculair risico van celecoxib

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 8 pagina 120 - 121


Deze meta-analyse, gebaseerd op individuele patiëntgegevens, toont een toename aan van het risico van een cardiovasculaire gebeurtenis bij patiënten die over een lange termijn celecoxib nemen (minstens drie jaar). Dit risico is duidelijk hoger voor personen met een initieel hoog cardiovasculair risico (zoals diabetes, cardiovasculaire voorgeschiedenis, ouder dan 75 jaar en een andere risicofactor). De meta-analyse levert geen informatie over de cardiovasculaire veiligheid van celecoxib aan een dosis van minder dan 400 mg per dag. Deze resultaten zijn een bevestiging van vorige vaststellingen. De arts zal dus zorgvuldig het potentiële voordeel van een behandeling met celecoxib moeten afwegen tegenover de risico’s voor de patiënt.

Veroorzaakt cannabisgebruik psychose en depressie?

Avonts D.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 100 - 101


De auteurs van deze meta-analyse besluiten dat het gebruik van cannabis, onafhankelijk van het voorbijgaand intoxicerende effect, het risico van psychotische symptomen in het latere leven verhoogt. Verder observationeel onderzoek is echter nodig om een oorzakelijk verband tussen cannabisgebruik en psychotische stoornissen aan te tonen. De bewering dat cannabis ook latere affectieve stoornissen uitlokt, kan door deze studie niet onderbouwd worden.

Urine-incontinentie bij vrouwen: niet-chirurgische behandelingen

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 102 - 103


Deze systematische review toont het belang aan van bekkenbodemspieroefeningen + blaastraining bij het herstel en het behoud van urinecontinentie bij vrouwen. Ook enkele geneesmiddelen kunnen bijdragen tot het verminderen van het aantal episodes met incontinentie, maar voor elk middel moet de klinische winst nog afgewogen worden tegen de eventuele ongewenste effecten. De studies leveren weinig gegevens om algemene aanbevelingen te formuleren, vooral wat betreft de combinatie van behandelingen. De keuze moet in samenspraak met de patiënte gemaakt worden.

Orale antibiotica en nasale corticosteroïden voor acute rhinosinusitis?

De Sutter A.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 98 - 99


Uit deze studie in de huisartspraktijk blijkt dat bij patiënten met klachten van acute rhinosinusitis, amoxicilline, intranasaal budesonide of de combinatie van beide niet effectiever zijn dan placebo. De bestaande richtlijnen blijven dus geldig: in dit stadium wordt enkel een symptomatische behandeling aanbevolen met paracetamol, decongestieve neusspray en inhalatie van warme vochtige dampen, zonder gebruik van antibiotica.

Korset als behandeling van recidiverende lagerugpijn

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 111 - 111


In de schaarste van studies van goede kwaliteit over het nut van een korset bij recidiverende lagerugpijn toont dit onderzoek bij thuisverzorgers gunstige resultaten aan. Deze moeten echter meer gepreciseerd en bevestigd worden in studies met een passende methodologie en met een voldoende aantal deelnemers.

Editoriaal: Wat doen we met onze stalen?

De Jonghe M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 97 - 97

Effect van Rotarix bij Europese zuigelingen

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 110 - 110


De toediening van een vaccin tegen het rotavirus (Rotarix) samen met de bestaande vaccins op twee en vier maanden bij gezonde Europese zuigelingen toont een hoge werkzaamheid en goede veiligheid tijdens de eerste twee levensjaren. Prematuren (geboortegewicht < 2 kg) en immuungecompromiteerde zuigelingen werden echter niet geïncludeerd.

Rimonabant: risico’s bevestigd

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 111 - 111


De effectiviteit van rimonabant voor gewichtsverlies is beperkt en dit literatuuronderzoek bevestigt de vrees over de veiligheid, vooral de neuropsychiatrische veiligheid.

Wel of geen LOCF ? Wanneer gegevens ontbreken…

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 112 - 112


Het aandeel van ontbrekende gegevens in een studie evalueren is belangrijk om de resultaten te interpreteren. Vooral elke asymmetrie tussen de behandelingsarmen moet aansporen tot voorzichtigheid. Om het effect van deze ontbrekende gegevens te corrigeren kan men statistische technieken gebruiken die beter uitgewerkt zijn dan LOCF. Deze technieken situeren zich op het niveau van sensitiviteitsanalyses.

Aspirine voor de ziekte van Alzheimer (AD-2000-studie)

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 110 - 110


Hoewel aspirine veelvuldig wordt gebruikt bij dementie, is een lage dosis aspirine (75 mg) gedurende drie jaar niet doeltreffend bij de ziekte van Alzheimer en neemt het risico van ernstige bloedingen significant toe.

Effect op lange termijn van een medicamenteuze behandeling van obesitas en overgewicht

Donders J. , Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 104 - 105


Deze meta-analyse toont aan dat sibutramine, orlistat of rimonabant kunnen bijdragen tot gewichtsverlies bij obese patiënten met een gemiddelde BMI van 35 bij wie een dieet niet volstaat. Het gewichtsverlies is echter gering, niet blijvend en moet worden afgewogen tegen de ongewenste effecten zoals bloeddrukstijging met sibutramine en psychiatrische problemen met rimonabant. Het effect op diabetes is onvoldoende onderzocht en het effect op harde eindpunten zoals cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit is onbekend.

Invloed van een multifactoriële interventie op mortaliteit bij type 2-diabetes

Wens J.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 106 - 107


Deze studie bevestigt het belang van een globale aanpak van type 2-diabetes waarbij alle risicofactoren strikt worden aangepakt bij patiënten met type 2-diabetes en verhoogd cardiovasculair risico (blijvende microalbuminurie). Het beschermende effect van een dergelijke multifactoriële aanpak op het gebied van cardiovasculaire preventie (na 7,8 jaar) zet zich verder na 13,3 jaar met daarbovenop een daling van de mortaliteit.

Intensiteit van glykemiecontrole en cardio- (micro- en macro-)vasculair risico

Chevalier P. , Wens J.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 7 pagina 108 - 109


Deze studie toont het nut aan van een intensieve behandeling van type 2-diabetes met een gliclazide met vertraagde vrijstelling, gecombineerd met andere antidiabetica, gericht op een streef HbA1c = 6,5%, in de preventie van nefropathie. Er is geen bewijs van winst op het vlak van macrovasculaire gebeurtenissen. Een andere studie met gelijkaardig protocol werd vroegtijdig stopgezet omwille van het toegenomen risico van overlijden met een intensieve behandeling. Voor patiënten met type 2-diabetes blijven de aanbevelingen dus ongewijzigd: rookstop, aangepaste voeding en fysieke inspanningen, controle van de bloeddruk, plaatjesremmers en statines indien geïndiceerd, en glykemiecontrole gericht op HbA1c< 7%.

Individuele educatie voor patiënten met lagerugpijn

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 86 - 87


Deze systematische review toont aan dat educatieve programma’s voor patiënten met lagerugpijn amper een meerwaarde hebben: een relevant voordeel is alleen aangetoond voor intensieve interventies (in duur) buiten het kader van de huisartsgeneeskunde en voor acute en subacute lagerugpijn. De methodologie laat niet toe om betrouwbare besluiten te formuleren voor de praktijk, waardoor de huidige richtlijnen niet in twijfel getrokken kunnen worden.

Diclofenac en/of spinale manipulaties voor acute lagerugpijn

Van Wambeke P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 88 - 89


Deze studie toont aan dat, in vergelijking met placebo, patiënten met acute lagerugpijn niet sneller herstellen door het toevoegen van diclofenac en/of spinale manipulaties aan de aanbevolen eerstelijnsbehandeling (advies, geruststelling over de gunstige prognose, paracetamol).

Antidepressiva voor niet-specifieke lagerugpijn?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 84 - 85


In tegenstelling tot eerdere meta-analyses toont deze meta-analyse geen voordeel aan van een behandeling met antidepressiva bij volwassenen met (in hoofdzaak) chronische niet-specifieke (zonder vastgestelde oorzaak) lagerugpijn. De potentiële ongewenste effecten van antidepressiva zijn niet goed onderzocht en alleen in studies met een klein aantal patiënten. We kunnen geen conclusies formuleren voor patiënten met chronische lagerugpijn én majeure depressie.

Editoriaal: Voorkomen of creëren van ziekte?

Chevalier P. , Debauche M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 81 - 81

Welke geneesmiddelen kiezen voor de preventie van osteoporotische fracturen?

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 82 - 83


Deze systematische review met pooling van slechts enkele resultaten, heeft belangrijke methodologische tekortkomingen. Als preventie van fracturen bij vrouwen met osteoporose en hoog fractuurrisico, is alleen een behandeling met alendronaat en risedronaat (in associatie met calcium en vitamine D) versus placebo goed onderbouwd met een gunstige baten-risicobalans. De verschillende geneesmiddelen zijn onvoldoende onderling vergeleken. Voor specifieke risicogroepen zoals patiënten met osteoporose door corticosteroïden of mannen met osteoporose is de evidentie beperkt.

Donepezil als behandeling van agitatie bij Alzheimerdementie?

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 96 - 96


Deze studie kan geen effect aantonen van een behandeling met donepezil voor agitatie bij Alzheimerdementie. Onze eerder geformuleerde boodschap blijft geldig: er is onvoldoende evidentie voor het systematisch voorschrijven van cholinesterase-inhibitoren bij patiënten met Alzheimerdementie.

Preventie van nieuwe fracturen met zoledroninezuurinfusies na een heupfractuur

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 96 - 96


Deze RCT toont een gunstig effect aan van een jaarlijks zoledroninezuur infuus bij ouderen na operatie voor een heupfractuur. Nauwkeurige opvolging van de behandelde patiënten is onontbeerlijk, gezien het risico van voorkamerfibrillatie. Bijkomend vergelijkend onderzoek met de orale bisfosfonaten is nodig.

Apothekers doen mee aan de zorg voor diabetespatiënten

Laekeman G.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 94 - 95


Volgens deze systematische review met meta-analyse, leiden farmaceutische adviezen door de apotheker tijdens de begeleiding van patiënten met type 2-diabetes tot een significante daling van HbA1c. Deze daling blijft echter ver verwijderd van een correcte glykemiecontrole. Een effect op harde eindpunten (zoals micro- en macrovasculaire gebeurtenissen) kon niet onderzocht worden.

Complexe interventies voor het behoud van autonomie bij thuiswonende ouderen

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 90 - 91


Deze meta-analyse toont het nut aan van interdisciplinaire programma’s die erop gericht zijn de fysieke capaciteiten van thuiswonende ouderen te vergroten, om rekening te houden met hun sociale problemen en hun autonomie te behouden. Het is evenwel niet mogelijk om specifieke aanbevelingen te doen, gezien de interventies naargelang de intensiteit (aantal bezoeken, duur van de interventie) of de betrokken professionele disciplines niet verschillen in effectiviteit.

HPV-opsporing implementeren in screeningsprogramma’s voor cervixkanker?

Baay M. , Verhoeven V.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 6 pagina 92 - 93


Deze studie bij vrouwen ouder dan dertig jaar besluit dat door de implementatie van HPV-detectie in een screeningsprogramma voor cervixkanker het screeningsinterval (reeds vijf jaar in Nederland) verlengd kan worden wanneer de cytologie normaal en de HPV-test negatief zijn. Het gaat hier echter om preliminaire resultaten. In België is het screeningsinterval vastgelegd op drie jaar en wordt enkel een HPV-test uitgevoerd in geval van ASCUS (atypical squamous cells of undetermined significance)-letsels. Zolang er geen studies zijn die het belang van systematische HPV-screening hebben aangetoond, blijft de Belgische aanbeveling geldig.

Doeltreffendheid en veiligheid van orale antidiabetica bij type 2-diabetes

Goderis G.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 70 - 71


Deze studie toont aan dat de oudere OAD (metformine en tweede generatie hypoglykemiërende sulfamiden) even of zelfs meer effectief zijn op het vlak van glykemiecontrole en van andere intermediaire uitkomsten dan de nieuwere en duurdere OAD (thiazolidinediones, gliniden en acarbose). Metformine is het enige OAD met een bewezen voordeel op macrovasculair gebied.

Met welk insulineschema starten bij type 2-diabetes?

Van Crombrugge P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 72 - 73


Deze studie toont aan dat het toevoegen van insulineanalogen aan metformine en hypoglykemiërende sulfamiden bij onvoldoende diabetesregeling een significante daling van HbA1c veroorzaakt. Slechts een minderheid van de patiënten bereikt echter na één jaar de streefwaarde voor HbA1c (= 6,5%). Bifasische of postprandiale insulineanalogen doen het HbA1c statistisch significant meer dalen dan basale insulineanalogen, maar veroorzaken ook meer hypoglykemieën en gewichtstoename; de klinische relevantie van deze resultaten blijft dus ter discussie. Deze studie verandert niets aan de huidige richtlijnen die bij onvoldoende glykemiecontrole met orale antidiabetica NPH-insuline vóór het slapengaan aanbevelen.

Neusspray met zolmitriptan voor de behandeling van clusterhoofdpijn?

Vanwelde C.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 68 - 69


Deze studie toont aan dat patiënten met aanvallen van clusterhoofdpijn significant meer pijnreductie bekomen met intranasaal toegediend zolmitriptan dan met placebo. De geselecteerde studiepopulatie laat niet toe om conclusies te trekken over de toe te dienen dosis (5 of 10 mg). Sumatriptan (subcutaan of intranasaal) blijft voor deze indicatie het best onderzocht en heeft een bewezen effectiviteit.

Editoriaal: Vertrouwen en financiën

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 65 - 65

Overgewicht als onafhankelijke risicofactor voor coronair hartlijden

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 66 - 67


Deze meta-analyse van historische cohorten bij een blanke populatie toont aan dat, rekening houdend met leeftijd, geslacht, roken en fysieke activiteit en na correctie voor bloeddruk en cholesterol, overgewicht en obesitas het relatieve risico van coronair hartlijden significant verhogen. De belangrijkste tekortkoming van deze meta-analyse is het niet in rekening brengen van nuchtere glykemiewaarden en dieetfactoren.

Sertraline: niet werkzaam voor menopauzale warmteopwellingen

De Meyere M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 80 - 80


Momenteel is er onvoldoende bewijs dat SSRI’s effectief zijn voor de behandeling van warmteopwellingen tijdens de menopauze.

Lokaal of oraal ibuprofen: de keuze van de patiënt?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 80 - 80


Het in rekening brengen van overtuigingen, bezorgdheden en verwachtingen van patiënten over hun behandeling is essentieel bij de beslissing om een behandeling al dan niet te starten. Denken we hierbij aan de perceptie van de patiënt over de effectiviteit van deze behandeling. De tolerantie van patiënten en/of hun aanvaarding/banalisering van ongewenste effecten bij een behandeling die zij als voordelig aanzien, moet ons ertoe aanzetten om ongewenste effecten nauwgezetter te bewaken.

Pijnlijke otitis media acuta: nut van een lokaal anestheticum?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 78 - 79


Deze studie blijkt aan te tonen dat indruppeling van oordruppels op basis van lidocaïne 2%, toegevoegd aan een orale analgetische behandeling, effectief is als pijnstilling bij kinderen van drie tot twaalf jaar met oorpijn als gevolg van een OMA zonder trommelvliesperforatie. Een gunstige respons is ook met de placebobehandeling (fysiologisch water) van deze studie frequent vastgesteld. De behandeling lijkt weinig haalbaar voor de huisartspraktijk. Een adequate orale analgetische behandeling blijft de basis voor de aanpak van OMA.

Voorkomt een antitrombotische behandeling CVA bij patiënten met niet-valvulaire VKF?

De Cort P. , Willems R.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 74 - 75


Deze meta-analyse bevestigt dat bij patiënten met niet-valvulaire VKF orale anticoagulantia werkzamer zijn dan anti-aggregantia voor de preventie van CVA. Bij de keuze van een antitrombotische behandeling moeten we echter rekening houden met het absolute risico van CVA, het bloedingsrisico en de kwaliteit van de INR-monitoring. Er verandert dus niets aan de huidige richtlijnen.

Warfarine of aspirine voor voorkamerfibrillatie bij ouderen?

De Cort P. , Verhamme P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 5 pagina 76 - 77


De BAFTA-studie toont aan dat warfarine met een streef-INR van 2,5 (tussen 2 en 3) effectiever is dan 75 mg aspirine, ook bij personen van minstens 75 jaar met VKF zonder contra-indicaties voor orale antistolling.

Minder antibiotica, minder resistentie?

Belche J.L. , Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 52 - 53


Deze studie toont aan dat minder antibiotica voorschrijven op niveau van een huisartspraktijk leidt tot een vermindering van het aantal resistente E. coli en andere urinaire coliformen bij de betrokken populatie. Het nut van een daling in aantal antibioticavoorschriften voor elke indicatie op niveau van een grote populatie (land) kan dus eveneens vastgesteld worden op zéér lokaal niveau. Gezien de ongunstige gevolgen van de opkomst van resistente kiemen in de eerstelijnsgezondheidszorg, is dit een belangrijke vaststelling die huisartsen nog meer kan aanmoedigen om antibiotica bedachtzaam voor te schrijven.

'Treatment review' door de apotheker met feedback aan de huisarts

Christiaens T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 54 - 55


Deze interessante, gerandomiseerde studie geeft positieve argumenten voor beide implementatiestrategieën van ‘treatment review’ (geschreven feedback of in persoonlijk overleg opmaken van een behandelingsplan). Het is vooral een aanzet om ‘treatment review’ in overweging te nemen bij ambulante ouderen met polyfarmacie en om te zoeken naar de mogelijkheden van een dergelijke interventie in de Belgische context.

Langdurig exclusieve borstvoeding en risico van astma en allergie

Van Winckel M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 50 - 51


Deze studie toont aan dat het promoten van langdurig exclusieve borstvoeding de incidentie van astma en allergie op de leeftijd van 6,5 jaar niet vermindert.

NSAID’s voor lagerugpijn?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 56 - 57


Deze systematische review met meta-analyse toont aan dat NSAID’s effectiever zijn dan placebo bij patiënten met acute of chronische lagerugpijn zonder ischias. De effectgrootte is echter beperkt, NSAID’s zijn niet effectiever dan andere pijnstillers en slechts weinig onderzoek vergelijkt NSAID’s met niet-medicamenteuze behandelingen bij lage rugpijn. We moeten het risico van ongewenste effecten met NSAID’s afwegen tegen dit beperkte voordeel.

Lokaal of oraal ibuprofen voor pijnlijke knieartrose?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 62 - 63


Deze studie met talrijke methodologische tekortkomingen, toont aan dat er voor een geselecteerde patiëntengroep met kniepijn en zonder risico van complicaties met NSAID’s, geen verschil is in effectiviteit tussen een orale en een lokale behandeling met NSAID’s. In deze studie is er ook voor beide behandelingen na één jaar geen voordeel op de gemiddelde WOMAC-score (pijn, ankylose, functionaliteit en globale evaluatie) ten opzichte van de beginwaarde.

EBM-begrippen: een meta-analyse kritisch lezen…

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 64 - 64

Chirurgische versus niet-chirurgische behandeling van degeneratieve spondylolisthese

de Geeter K.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 58 - 59


De intention to treat analyse van deze RCT toont geen verschil tussen chirurgische behandeling en niet-chirurgische behandeling van patiënten met lumbale degeneratieve spondylolisthese. De resultaten van de gelijktijdig uitgevoerde en gepubliceerde observationele studie tonen een voordeel voor operatieve behandeling maar vragen om bevestiging. Op dit ogenblik kunnen we geen aanbevelingen formuleren met voldoende niveau van bewijskracht.

Ischias: heelkunde versus verlengde conservatieve behandeling

de Geeter K.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 4 pagina 60 - 61


Deze studie besluit dat er bij personen met ischias na één jaar geen verschil bestaat in pijn en functionaliteit tussen chirurgie en conservatieve behandeling. Patiënten met ischias zonder motorische uitval die niet kunnen omgaan met beenpijn, en de periode van pijn willen inkorten of het natuurlijke verloop naar herstel te traag vinden, kunnen kiezen voor chirurgie. Patiënten bij wie de pijn draaglijk is, kunnen afzien van chirurgie zonder de kans op volledig herstel na twaalf maanden te hypothekeren. Gezien beide strategieën na één jaar dezelfde uitkomst hebben blijft heelkunde een optie voor goed geïnformeerde patiënten.

Cognitieve gedragstherapie voor medisch onverklaarde klachten?

Van Mechelen W.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 38 - 39


Deze studie toont aan dat cognitieve gedragstherapie de ernst van medisch onverklaarde klachten tijdelijk kan verbeteren. De klinische relevantie van de resultaten is echter niet duidelijk en bovendien zijn de resultaten niet extrapoleerbaar naar de Belgische huisartspraktijk. Nederlands onderzoek bij patiënten met medisch onverklaarde klachten kon wel een effect aantonen van cognitieve gedragstherapie door de eigen huisarts.

De invloed van antidiabetica op diabetici met hartfalen

Chevalier P. , Jandrain B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 40 - 41


Deze systematische review, die slechts zeer gedeeltelijke meta-analyses van hoofdzakelijk observationele studies mogelijk maakt, toont aan dat voor diabetespatiënten met hartfalen metformine het enige antidiabeticum is zonder nadelig effect. Op basis van de huidige literatuurgegevens kunnen we onvoldoende bepalen wat bij deze patiënten de beste aanpak is om glykemiecontrole te bekomen. We weten wel dat rosiglitazon het risico van hospitalisatie omwille van hartfalen verhoogt, maar geen invloed heeft op de globale mortaliteit.

Aspirineresistentie en toegenomen cardiovasculair risico?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 36 - 37


Deze studie met veel methodologische beperkingen, toont aan dat bij personen met een cardiovasculaire aandoening en aspirineresistentie (op basis van laboratoriumtesten) het risico van een nieuw cardiovasculair accident toeneemt in vergelijking met personen die op basis van dezelfde testen gevoelig zijn voor aspirine. Er bestaat geen referentietest voor aspirineresistentie en de ‘expert opinions’ lopen uiteen. De afwezigheid van consensus over het bestaan van een biologische resistentie voor aspirine bij de onderzochte personen, het gebrek aan evaluatie van alle risicofactoren samen bij personen met resistentie, en het ontbreken van een gekende effectieve behandeling, laten niet toe om conclusies te trekken voor de praktijk.

Editoriaal: Prijsbewust voorschrijven?

Bogaert M. , Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 33 - 33

Aspirine toevoegen aan orale anticoagulantia: voordelen en risico’s

Hermans C.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 34 - 35


Deze meta-analyse toont aan dat het toevoegen van aspirine aan een anticoagulerende behandeling bij patiënten met voorkamerfibrillatie, ischemische hartziekte of hoog cardiovasculair risico, geen antitrombotisch voordeel oplevert, maar wel het risico van bloedingen verhoogt. Deze combinatie van orale anticoagulatie met vitamine K-antagonisten (orale anticoagulantia) en een kleine dosis aspirine (< of = 100 mg per dag) wordt alleen aanbevolen bij patiënten met een mechanische hartklep.

Mortaliteit 7 tot 10 jaar na bariatrische chirurgie

Michiels B.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 48 - 48


Bij ernstige obesitas (BMI > 40 of > 35 met co-morbiditeit) blijkt bariatrische chirurgie de mortaliteit gunstig te beïnvloeden. Het is dus een valabele therapie bij falen van een conventionele aanpak. Als preventie van het verhoogde suïciderisico is een psychologische screening bij de indicatiestelling en een psychologische begeleiding na de ingreep aangewezen.

Rosiglitazon: bevestiging van het cardiovasculaire risico

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 48 - 48


Het vroegere besluit van Minerva wordt bevestigd: artsen dienen zeer voorzichtig te zijn bij het voorschrijven van rosiglitazon. Er is nog geen meerwaarde aangetoond van rosiglitazon ten opzichte van andere orale antidiabetica en het geneesmiddel heeft een hoger risico van myocardinfarct en hartinsufficiëntie. Metformine waarvan het cardiovasculaire voordeel vaststaat, blijft de eerstekeuzebehandeling voor type 2-diabetes.

Valpreventie: multifactoriële evaluatie en doelgerichte interventie

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 46 - 47


Deze meta-analyse toont aan dat een interventie met multifactoriële screening van het valrisico en een geïndividualiseerde correctie van deze factoren geen winst oplevert bij thuiswonende ouderen. Zij wijst op de methodologische beperkingen, de heterogeniteit en de weinig waardevolle uitkomstmaten van de originele studies. Het is mogelijk dat meer complete interventies wel effect hebben, maar dit moet nog bevestigd worden. De huidige praktijkrichtlijnen zullen waarschijnlijk aangevuld moeten worden om meer duidelijkheid te brengen in hun aanbevelingen over multifactoriële interventies.

Statines en diabetes: (n)iets nieuws?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 3 pagina 42 - 43


Deze meta-analyse bevestigt het nut van een statine ter preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met diabetes. De potentiële winst is des te groter naarmate het risico groter wordt. Bij diabetespatiënten zonder voorgeschiedenis van cardiovasculaire gebeurtenissen, blijft het belangrijk de cardiovasculaire risicofactoren te bepalen, ook om de potentiële winst van een statine te evalueren.

Deze meta-analyse toont aan dat bij obesitaspatiënten met knieartrose, gewichtsreductie hun functionele klachten significant zal doen dalen. De gepoolde pijnreductie is echter klinisch niet relevant en er is geen algemene verbetering van de klachten (de Lesquesne index). Verder onderzoek naar de (langetermijn) effecten van gewichtsreductie bij obese patiënten met knieartrose is noodzakelijk.

Deze studie toont aan dat de dagelijkse onderhuidse toediening van twee doses exenatide bij patiënten met ongecontroleerde type 2-diabetes onder behandeling met glitazon, al dan niet gecombineerd met metformine, effectiever is dan placebo op gebied van verlaging van HbA1c en lichaamsgewicht. We beschikken niet over gegevens wat betreft morbimortaliteit. Gegevens over de ongewenste effecten zijn voor het grootste deel beperkt tot de korte termijn. Zoals een recente meta-analyse over geneesmiddelen die inwerken op het incretinesysteem besluit, moet de plaats van exenatide in de medicamenteuze strategie nog bepaald worden. Wanneer orale antidiabetica falen in geval van type 2-diabetes, is insuline (op dezelfde manier toegediend als exenatide) een meer bewezen en aanbevolen behandeling.

Veneuze chirurgie als adjuvante behandeling voor veneuze beenulcera

Poelman T.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 24 - 25


Deze studie toont aan dat oppervlakkige veneuze heelkunde samen met compressietherapie geen invloed heeft op de heling van een bestaand ulcus. Heelkunde verlaagt wel significant de recidiefkans na drie jaar. Deze studie laat echter niet toe om te bepalen welke patiënten meer baat zullen hebben bij een dergelijke heelkundige ingreep.

COPD: LABA plus inhalatiecorticosteroïden of tiotropium?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 20 - 21


Deze studie toont aan dat er geen verschil bestaat tussen de combinatie van langwerkende ß2-mimetica (salmeterol) + inhalatiecorticosteroïden (fluticason) versus tiotropium bij patiënten met ernstige tot zéér ernstige COPD. De richtlijnen gebaseerd op de meest recente literatuur, bevelen artsen aan om bij symptomatische patiënten met stabiele COPD met een éénsecondewaarde < 60% van de voorspelde waarde (ernstige en zéér ernstige stadia) één van de volgende monotherapieën voor te schrijven: inhalatie van langwerkende ß2-mimetica, langwerkende anticholinergica of inhalatiecorticosteroïden.

Editoriaal: Preventie in een ruimer kader

Chevalier P. , Laperche J.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 17 - 17

De rol van inhalatiemedicatie bij de behandeling van stabiele COPD

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 18 - 19


Dit systematisch literatuuroverzicht bevestigt de beschikbare bewijzen waarop de huidige praktijkrichtlijnen gebaseerd zijn. Daarin wordt het gebruik van inhalatiecorticosteroïden, langwerkende ß2-mimetica of tiotropium in bepaalde stadia van stabiele COPD aanbevolen. Dit literatuuroverzicht toont echter ook aan dat de bewezen winst zich beperkt tot symptomatische patiënten (dyspnoe, frequente exacerbaties) met een FEV1 van minstens < 60% (meestal < 50%). De literatuur toont geen verschil aan in winst tussen tiotropium, langwerkende ß2-mimetica of inhalatiecorticosteroïden die voor deze indicatie afzonderlijk gebruikt kunnen worden. De meerwaarde van het combineren van de geneesmiddelen ten opzichte van de monotherapie is gering of onbestaande.

COPD: longrevalidatie en zuurstoftherapie

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 32 - 32


Alleen bij COPD-patiënten met ernstige respiratoire insufficiëntie heeft zuurstoftherapie van minstens 15 uur per dag zijn nut bewezen. Longrevalidatie verbetert de respiratoire gezondheidsstatus en vermindert dyspnoe zonder verlenging van de loopafstand en zonder winst op gebied van COPD-complicaties.

Onmiddellijk of conventioneel starten met de pil?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 32 - 32


Alhoewel deze studie bevestigt dat de QS-methode versus het conventioneel (op de eerste dag van de regels) starten van een oraal anticonceptivum niet leidt tot méér ongewenste effecten, kan ze geen belangrijk verschil aantonen in het verderzetten van de contraceptieve behandeling en toont ze geen verschil in optreden van zwangerschap. Het feit dat een groot aantal patiënten na zes maanden stopt met de contraceptie en het feit dat de power van deze studie te klein is, zorgt ervoor dat de conclusies weinig informatief zijn.

Inhalatiecorticosteroïden ter preventie van inspanningsbronchoconstrictie?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 30 - 31


Deze meta-analyse levert geen soliede bewijzen voor de winst versus placebo van de toediening van inhalatiecorticosteroïden ter preventie van inspanningsgebonden bronchoconstrictie, noch in chronisch gebruik en zeker niet als éénmalige toediening vóór de inspanning, zowel bij volwassenen als bij kinderen. De behandelingen die nuttig gebleken zijn vóór inspanning zijn kortwerkende en langwerkende ß2-mimetica (noch frequent noch chronisch te gebruiken) of in mindere mate de inhibitoren van de mediatorenvrijzetting (sodiumcromoglicaat) of de leukotrieenreceptorantagonisten (montelukast in dit geval).

Kan rivastigmine de ziekte van Alzheimer voorkomen?

Vermeire E.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 26 - 27


Deze studie toont aan dat bij personen met MCI rivastigmine in vergelijking met placebo de evolutie naar dementie niet kan afremmen. Er werden na vier jaar evenmin significante verschillen gezien in cognitief functioneren, gedrag en dagelijks functioneren. De relatie tussen MCI en dementie is bovendien slecht gekend. Momenteel is er voor geen enkele cholinesterase-inhibitor enig effect op de progressie van MCI naar dementie aangetoond.

Wel of geen vitaminen ter bescherming van hart- en bloedvaten bij vrouwen?

Laekeman G.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 2 pagina 28 - 29


Deze studie toont aan dat bèta-caroteen, vitamine C en vitamine E, alleen of in combinatie, versus placebo geen betere bescherming geven tegen cardiovasculaire aandoeningen, bij vrouwen na een cardiovasculair accident of met tenminste 3 cardiovasculaire risicofactoren.

Aspirine of aspirine én anticoagulans bij perifeer arterieel vaatlijden?

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 6 - 7


Deze open, gerandomiseerde studie toont geen significant voordeel aan van de combinatie van aspirine met een anticoagulans versus enkel aspirine op het gebied van preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden (vooral van de onderste ledematen of de carotiden). Integendeel, deze combinatie verhoogt significant het bloedingsrisico. Monotherapie met aspirine blijft dus de eerstekeuzebehandeling.

De duur van een anticoagulerende behandeling bepalen met D-dimeren

De Jonghe M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 8 - 9


Deze studie toont aan dat patiënten met een idiopatische trombo-embolische veneuze ziekte-episode en met een abnormaal D-dimeergehalte één maand na het stoppen van een anticoagulerende orale behandeling van minstens drie maanden, een significant verhoogd risico van recidief hebben. Dat verhoogde risico daalt door de behandeling met anticoagulantia te hervatten. De optimale behandelingsduur in geval van normale D-dimeren wordt evenwel niet bepaald door deze studie.

Statines en perifere arteriële vaatziekte

Lemiengre M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 4 - 5


Deze heranalyse van een oude studie toont aan dat bij patiënten met een initieel hoog cardiovasculair risico, met of zonder perifere arteriële vaatziekte, het toevoegen van 40 mg simvastatine aan de behandeling een daling voor een breed gedefinieerd eindpunt van ongeveer 24% voor gevolg heeft. Aanwezigheid van perifere arteriële vaatziekte klasseert de patiënt in de groep met verhoogd cardiovasculair risico.

Editoriaal: Periodieke gezondheidsevaluatie

Lemiengre M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 1 - 1


Deze meta-analyse includeert enkel studies van de firma die pioglitazon produceert. Bij type 2-diabetici heeft pioglitazon een voordeel in de preventie van overlijden, myocardinfarct en CVA versus elk vergelijkingsproduct (waaronder rosiglitazon of andere combinaties met orale antidiabetica die het risico kunnen vergroten) of versus placebo. Het risico van hartinsufficiëntie neemt toe. Extrapolatie van de resultaten is niet mogelijk: de patiëntengroep is slecht omschreven en personen met een “te hoog risico” werden geëxcludeerd. Deze meta-analyse kan dus onvoldoende bewijzen aanbrengen die de veiligheid van pioglitazon garanderen, waarvan de werkzaamheid bovendien minder groot is dan deze van andere orale antidiabetica (tweede generatie sulfonylurea, metformine). Als toevoeging aan metformine blijkt pioglitazon minder werkzaam te zijn dan sulfonylurea.

Associatie van clopidogrel en aspirine: niets nieuws

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 16 - 16


Deze meta-analyse van twee studies met sterk verschillende populaties, brengt niets nieuws: toevoegen van clopidogrel aan aspirine is enkel voordelig bij patiënten met een acuut coronair syndroom zonder ST-elevatie en verhoogt daarentegen in alle gevallen het risico van ernstige bloedingen.

Heupprotectoren: nog steeds geen bewijs voor preventie van fracturen

Chevalier P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 16 - 16


Zoals bij de eerder uitgevoerde RCT’s, geeft deze nieuwe RCT ons, ondanks de goede therapietrouw, geen enkel bewijs dat heupprotectoren nuttig zijn bij de preventie van heupfracturen.

Meglitinide analogen voor type 2-diabetes mellitus

Van Crombrugge P.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 14 - 15


Deze systematische review vindt geen studies over het effect van meglitiniden op harde eindpunten zoals morbiditeit en mortaliteit. Ten opzichte van metformine geven ze méér hypoglykemieën en méér gewichtsstijging. Ze zijn bovendien veel duurder. Deze gegevens worden bevestigd in een recente meta-analyse. Metformine blijft de eerste keuze bij type 2-diabetes. De plaats van meglitiniden dient nog te worden onderbouwd.

Kan ultrakorte screening accuraat depressie ontdekken in de eerste lijn?

De Meyere M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 10 - 11


Deze meta-analyse komt tot het besluit dat het voor screening naar depressie in de eerste lijn niet zinvol is slechts één vraag te stellen. Drie screeningsvragen kunnen acht van de tien patiënten met depressie detecteren. Deze vragen zouden dus een goed screeningsinstrument kunnen vormen voor de huisarts, maar een diagnostische bevestiging door verdere bevraging blijft noodzakelijk. Uit ander onderzoek blijkt dat het gebruik van uitgebreide scorelijsten in de eerste lijn weinig meerwaarde biedt.

Gastro-oesofagale refluxziekte: continue of ‘on demand’ behandeling met PPI’s?

Van de Casteele M.

Minerva 2008 Vol 7 nummer 1 pagina 12 - 13


De methodologische kwaliteit van dit systematische literatuuroverzicht is gering en de heterogeniteit op klinisch vlak is groot (populaties, meetinstrumenten, gebruikte dosis van PPI’s). Het is niet mogelijk om een meta-analyse met pooling van alle gegevens uit te voeren. Ook al zijn sommige studieresultaten statistisch significant, het bewijs ervan kan niet als definitief aanzien worden. We blijven dus, net zoals de consensusvergadering van het RIZIV, op het niveau van expertconsensus: in geval van oesofagitis graad 0, A of B of zonder voorafgaande gastroscopie, kan een behandeling ‘on demand’ verdergezet worden; in geval van oesofagitis graad C D door GORD, is behandeling ‘on demand’ niet aangewezen.

Verband tussen antihypertensiva en diabetes?

De Cort P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 154 - 155


Deze netwerk meta-analyse toont geen statistisch significant verschil in het risico van ontwikkelen van diabetes bij de behandeling van hypertensie tussen ACE-I, de calciumantagonisten, bètablokkers en placebo. Enkel bij gebruik van diuretica is er een geringe toename van het risico. Gericht wetenschappelijk onderzoek naar het ontstaan van diabetes mellitus type 2 bij een antihypertensieve behandeling, in casu diuretica, en de eventuele klinische implicaties hiervan, is nodig. In afwachting hiervan blijven de Belgische richtlijnen en de besluiten van de consensusconferentie van kracht: laaggedoseerde thiazidediuretica zijn eerste keuze bij ongecompliceerde essentiële hypertensie. Bij type 2-diabetes zonder nierlijden zijn laaggedoseerde thiazidediuretica naast de ACE-I (en bij intolerantie hiervan de sartanen) eerste keuze.

Voorkomt sojavoeding voedingsallergie bij jonge kinderen?

Baeck N. , Hoffman I. , Poelman T. , Ysenbaert T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 156 - 157


Uit deze meta-analyse blijkt dat geadapteerde sojavoeding niet beter is dan geadapteerde koemelk in de preventie van allergie op kinderleeftijd bij zuigelingen met een hoog risico van allergie (eerstegraadsverwant met allergie). Bij deze kinderen blijft langdurige borstvoeding tot één jaar na de geboorte de eerste keuze om allergie op latere leeftijd te vermijden.

Editoriaal: Geneesmiddelenreclame op televisie: weldra ook in gans Europa?

De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 151 - 151

De plaats van coronaire angioplastie bij stabiele angor

Schröder E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 152 - 153


Deze grote gerandomiseerde studie toont aan dat, in geval van stabiele angor, het systematisch onmiddellijk uitvoeren van coronaire angioplastie bovenop een optimale medicamenteuze aanpak, gecombineerd met dieet- en leefstijladviezen, niet in staat is om de prognose te verbeteren (overlijden en/of hartinfarct) over een periode van vijf jaar. Dit bevestigt de conclusies van een eerder gepubliceerde meta-analyse over hetzelfde onderwerp.

Zijn corticosteroïdinfiltraties effectief bij carpaletunnelsyndroom?

Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 158 - 159


Deze systematische review toont aan dat bij patiënten met (ernstig) carpaletunnelsyndroom een infiltratie met corticosteroïden na één maand meer subjectieve verbetering van de klachten geeft dan placebo. Na meer dan één maand was er geen verschil meer merkbaar. Het effect van corticosteroïdinfiltraties vergeleken met andere conservatieve behandelingen moet verder onderzocht worden.

Hartmassage zonder mond-op-mondbeademing

Monsieurs K.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 164 - 165


Deze observationele studie onderbouwt de stelling dat reanimeren door omstanders zonder beademen gelijkwaardig kan zijn aan reanimeren mét beademen. Er zijn echter methodologische beperkingen (mogelijke selectiebias). De huidige Europese richtlijnen voor reanimatie raden aan om 30 hartmassages af te wisselen met twee beademingen. Indien men niet kan of wil beademen, dient men in ieder geval hartmassage uit te voeren.

Meta-analyses: de evaluatie van methodologische kwaliteit

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 166 - 166

Antidepressiva bij kinderen en jongeren

Pieters G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 160 - 161


Deze studie toont aan dat bij kinderen en adolescenten SSRI’s beperkt werkzaam zijn bij majeure depressie en bij obsessief compulsief syndroom. Bij andere angststoornissen is er een zeer goede respons met SSRI’s. Anderzijds bevestigt deze studie dat er in deze doelgroep een verhoogd risico is van suïcidaliteit door SSRI’s bij deze indicaties. Kinder- en adolescentenpsychiaters dienen daarom patiënten en hun ouders hierover goed te informeren, de indicatie scherp te stellen en de patiënten heel nauwkeurig op te volgen.

Preventie van decubitus

De Cort P. , Paquay L.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 10 pagina 162 - 163


Deze systematische review toont aan dat er een gebrek is aan RCT’s met een goede wetenschappelijke kwaliteit over de preventie van decubitus. Vooralsnog is het niet mogelijk om een evidence-based beleid voor decubituspreventie te formuleren. De beschikbare richtlijnen zijn gebaseerd op consensus en zwakke klinische studies.

ACE-inhibitoren bij patiënten met coronair lijden zonder hartfalen

De Cort P. , Van Mechelen W.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 138 - 139


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten met ischemisch hartlijden maar zonder hartfalen of linker ventrikel systolische disfunctie, het toevoegen van een ACE-inhibitor de mortaliteit en de kans op cardiovasculaire accidenten vermindert. Dit gunstige resultaat is echter vooral gebaseerd op de HOPE-studie, waarin patiënten met een sterk verhoogd cardiovasculair risico (zoals diabetes mellitus) waren opgenomen. De populaties van de verschillende studies in deze meta-analyse zijn klinisch heterogeen, zodat het niet mogelijk is om besluiten te trekken voor een individuele patiënt. Er is nood aan meta-analyses met individuele patiëntgegevens om het effect voor beter omlijnde populaties te kunnen bepalen. De resultaten van deze meta-analyse veranderen de huidige richtlijnen over de behandeling van hypertensieve patiënten met een coronair lijden zonder hartfalen niet. De basisbehandeling bestaat uit aspirine, een statine en nitraten. Na een diuretucum en een bètablokker kan, indien nodig, een ACE-inhibitor toegevoegd worden.

Combinatie ACE-inhibitor en diureticum voor alle diabetici?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 140 - 141


Deze studie toont aan dat een combinatie van antihypertensiva effectief is voor preventie van macrovasculaire eindpunten bij patiënten met type 2-diabetes, die tevens andere cardiovasculaire risicofactoren hebben en van wie de meerderheid een bloeddruk heeft boven de aanbevolen streefwaarden voor type 2-diabetici (130/85 mm Hg). Deze studie bevestigt daarmee eerdere studies die het belang aantoonden van bloeddrukcontrole bij diabetici en tevens de plaats van (eraan verwante) thiazidediuretica in de behandeling van hypertensie bij diabetici. Het behandelen van het geheel aan cardiovasculaire risicofactoren van de patiënt met diabetes blijft fundamenteel.

Editoriaal: Socio-economische achterstelling: een risicofactor om rekening mee te houden

Chevalier P. , Roland M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 135 - 135

Hoe diepe veneuze trombose uitsluiten in de eerste lijn?

Lemiengre M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 136 - 137


Deze studie toont aan dat de regel van Wells, al of niet in combinatie met een D-dimeertest, en toegepast door huisartsen in een eerstelijnssetting, onvoldoende nauwkeurig is om patiënten met een zeer lage voorkans op DVT (<3%) te identificeren. In verschillende studies met patiënten die zich aanboden op de spoedopname was dit wel mogelijk. Bij patiënten met een lage voorkans op DVT bepaalt men de D-dimeren met een hoog sensitieve test. Indien deze test negatief is, kan men een DVT uitsluiten. Bij patiënten met een gemiddelde of hoge voorkans op DVT is compressie-echografie van de onderste ledematen de volgende diagnostische stap.

Verhoogt orale anticonceptie het risico van premenopauzale borstkanker?

Peremans L.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 142 - 143


Deze meta-analyse van case-control studies en ook een recent case-control onderzoek suggereren dat gebruik van orale contraceptiva, vooral op jonge leeftijd (vóór de eerste zwangerschap), gerelateerd is aan een verhoogd risico van premenopauzale borstkanker. Uitgebreid cohortonderzoek bij jonge pilgebruiksters met registratie van het aantal premenopauzale borstkankers is dringend nodig. Orale anticonceptie blijft een veilige contraceptieve methode, maar voldoende tijd nemen voor een goede counseling en grondig bespreken van de voor- en nadelen van pilgebruik zijn steeds nodig. In de praktijk is een zorgvuldige opvolging van deze jonge vrouwen op gebied van opsporing van borstkanker aangewezen. Over de modaliteiten hiervan is er echter nog geen consensus.

Bij mild astma: enkel puffen bij piepen met inhalatiecorticosteroïd en salbutamol?

Laekeman G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 148 - 149


Deze studie toont aan dat een vaste combinatie beclometasondipropionaat (250 µg) + salbutamol (100 µg) volgens noodzaak een gunstiger effect heeft op de ochtendpiekstroom dan salbutamol alleen bij volwassen patiënten met mild persisterend astma en zonder onderhoudsbehandeling. Deze studie heeft belangrijke beperkingen, maar er zijn onvoldoende andere studies. De huidige richtlijnen blijven daarom van toepassing: een goede onderhoudsbehandeling die ook wordt opgevolgd, is nodig voor een een optimale controle van astma.

Heterogeniteit in systematische reviews en meta-analyses

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 150 - 150

Is noodanticonceptie effectiever wanneer ze op voorhand wordt afgeleverd?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 144 - 145


Deze meta-analyse toont aan dat voor de preventie van ongewenste zwangerschap, op voorhand afleveren van noodanticonceptie niet effectiever is dan op de gebruikelijke wijze afleveren. Het tekort aan power van de studies en de onzekerheid over de betrouwbaarheid van de geregistreerde gegevens kunnen de resultaten vertekend hebben. Het is belangrijk om vrouwen in de geslachtsrijpe leeftijd systematisch te informeren over de mogelijkheid van postcoïtale contraceptie. In de Belgische apotheek is noodanticonceptie zonder voorschrift beschikbaar. Het wordt alleen (volledig) terugbetaald voor vrouwen =20 jaar mits aflevering van een voorschrift.

Calciumsupplementen ter preventie van fracturen

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 9 pagina 146 - 147


Deze meta-analyse toont het belang van calcium =1200 mg/dag voor personen ouder dan 50 jaar (het merendeel vrouwen) in de preventie van osteoporotische fracturen. De plaats van toediening van calcium versus een toegenomen hoeveelheid calcium in de voeding en specifiek in primaire (afwezigheid van fractuur) of secundaire preventie, wordt door deze meta-analyse niet onderbouwd. De associatie met vitamine D (800 IE/dag) biedt geen merkbaar bijkomend voordeel, maar blijft desondanks aanbevolen voor geïnstitutionaliseerde personen. Een programma ter preventie van fracturen bij ouderen moet tevens bestaan uit valpreventie.

Zoledroninezuur bij postmenopauzale osteoporose

Michiels B.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 122 - 123


Deze studie toont aan dat een jaarlijks infuus met 5 mg zoledrinezuur gedurende drie opeenvolgende jaren bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose een reductie geeft van het fractuurrisico, vooral van wervelfracturen. De ongewenste effecten en met name voorkamerfibrillatie, sporen aan tot grote voorzichtigheid. Het is niet duidelijk welke specifieke groepen baat zouden hebben bij een behandeling met zoledroninezuur. Evenmin is bekend of het gebruik van zoledroninezuur kosteneffectief en praktisch uitvoerbaar is, rekening houdende met een toename van het aantal ziekenhuisdagen. De huidige aanpak van osteoporose bij menopauzale vrouwen blijft gehandhaafd.

Bloeddrukverhogende manoeuvres ter preventie van recidiverende vasovagale syncopes

Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 124 - 125


Deze studie toont aan dat bloeddrukverhogende manoeuvres recidiverende syncopes met prodromale symptomen kunnen voorkomen. Een placebo-effect kan echter niet uitgesloten worden. Het is een eenvoudige en kosteloze interventie die bovendien vrij is van ongewenste effecten. Het lijkt daarom de moeite om deze aanpak aan te bevelen bij patiënten met recidiverende syncopes én prodromale symptomen.

Editoriaal: Registratie van geneesmiddelen: een verhaal zonder einde…

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 119 - 119

Effect van alendronaat op botdensiteit: 10 jaar later

Michiels B. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 120 - 121


Deze studie kan niet duidelijk aantonen dat inname van alendronaat langer dan vijf jaar een verdere reductie geeft van het risico van fracturen bij postmenopauzale vrouwen met osteoporose. Langer dan vijf jaar behandelen geeft geen toename, maar enkel een tragere afname van de botdensiteit. Er is dringend nood aan studies die helpen bepalen welke personen baat hebben bij een continue of discontinue behandeling met alendronaat.

De cardiovasculaire risico’s van rosiglitazon

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 126 - 127


Deze meta-analyse toont aan dat bij type-2 diabetici rosiglitazon het risico van myocardinfarct en mogelijk van cardiovasculair overlijden verhoogt in vergelijking met placebo of met een ander oraal antidiabeticum. Rosiglitazon heeft geen klinische meerwaarde tegenover andere orale antidiabetica. Op basis van deze bevindingen is het raadzaam om voorzichtig te zijn met het voorschrijven van rosiglitazon. Metformine heeft een bewezen cardiovasculair voordeel en blijft daarom eerste keuze.

Preventie van recidiverend ulcus: COXIB of COXIB + PPI?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 132 - 133


Deze studie toont aan dat bij patiënten met een hoog risico van bloedend ulcus minder recidieven optreden met een combinatie van celecoxib en een hoge dosis esomeprazol (2 x 20 mg/dag) dan met enkel celecoxib. Een vergelijking met de combinatie van een niet-selectief NSAID met een hoge dosis PPI ontbreekt, waardoor het niet mogelijk is om een uitspraak te doen over de keuze tussen een COXIB of een niet-selectief NSAID in de combinatie met een PPI. Er is dringend nood aan een studie die deze behandelingen vergelijkt.

Publicatiebias opsporen en corrigeren

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 134 - 134

Het langetermijneffect van zoutrestrictie op cardiovasculair risico

De Cort P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 128 - 129


Deze observationele studie toont aan dat zoutrestrictie na tien à vijftien jaar de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit reduceert bij personen met een hoog normale bloeddruk. Een bloeddrukverlagend effect is aangetoond op korte termijn en dit lijkt nu ook te gelden voor een gunstig cardiovasculair effect op langere termijn. De aanbeveling van Domus Medica onderschrijft dit. Er bestaat voorlopig ook geen aanwijzing dat zoutrestrictie in de voeding op langere termijn schadelijk zou zijn. Bij mensen met hypertensie blijft zoutrestrictie aan te bevelen.

Chondroïtine voor gonartrose of coxartrose

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 8 pagina 130 - 131


Deze goed opgezette meta-analyse toont aan dat er geen bewijs is dat chondroïtine (oraal of intramusculair) de pijn reduceert bij patiënten met artrose van de knie of de heup. De klinische heterogeniteit van de geïncludeerde studies is groot en maakt het niet mogelijk om een andere dan een hypothetische conclusie te trekken voor alle studies tezamen. Het gepoolde effect van alle RCT’s van goede methodologische kwaliteit (concealment of allocation, intention to treat analyse) toont geen significant gunstig resultaat ten voordele van chondroïtine.

Met CPAP minder slaperig bij milde vorm van slaapapnoesyndroom?

Pevernagie D. , Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 108 - 109


Deze studie bij patiënten met mild tot matig slaapapnoesyndroom besluit dat CPAP versus placebo het subjectieve gevoel van slaperigheid overdag vermindert. De geïncludeerde studies zijn echter van korte duur en het vastgestelde effect is klinisch weinig relevant. Er is nog weinig bekend over de gezondheidsrisico’s bij milde en matige vormen van OSAS. Daarnaast is CPAP een ingrijpende behandeling. Routinematig voorschrijven van CPAP is daarom bij deze patiënten momenteel niet aangewezen. Dit geldt echter niet voor patiënten met ernstige vormen van OSAS.

Varenicline en cytisine bij rookstop

De Sutter A.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 110 - 111


Deze meta-analyse toont aan dat varenicline de kans op blijvende rookstop na één jaar verdrievoudigt ten opzichte van placebo. Varenicline is in vergelijkende studies effectiever dan bupropion. Er zijn geen vergelijkende studies met nicotinevervangers. Het belangrijkste ongewenste effect is nausea. Er zijn slechts vier studies opgenomen in de meta-analyse (alle gesponsord door de producent), de ervaring met dit product is van korte duur en de kostprijs is hoog. In afwachting van meer gegevens over veiligheid blijft waakzaamheid geboden. Deze meta-analyse kan geen uitspraak doen over cytisine (slechts één studie).

Combinatie van tiotropium en fluticason-salmeterol: geen meerwaarde bij COPD

Sturtewagen J.P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 106 - 107


Deze studie kan bij patiënten met matig of ernstig COPD die allen tiotropium krijgen, geen meerwaarde aantonen van een behandeling met een tweede langwerkende bronchodilatator en een inhalatiecorticosteroïd op het aantal exacerbaties, ook al zijn er voordelen zijn voor secundaire eindpunten. Er is een hoge studieuitval, vooral in de groepen die geen inhalatiecorticosteroïd krijgen. De bestaande richtlijnen voor COPD blijven gelden: volgens de behoefte van de patiënt een anticholinergicum ofwel een β2-mimeticum gebruiken vanaf stadium II en inhalatiecorticosteroïden vanaf stadium III, indien er ook frequente exacerbaties optreden en deze behandeling slechts verderzetten bij gunstige klinische respons(7).

Editoriaal: Minerva in een nieuw kleedje

De redactie

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 103 - 103


Deze meta-analyse toont aan dat bij volwassenen bij wie matig astma onvoldoende onder controle is met inhalatiecorticosteroïden, toevoegen van langwerkende β2-mimetica effectiever is dan toevoegen van leukotrieenreceptorantagonisten. De strategie die in verschillende richtlijnen wordt aanbevolen, stemt overeen met deze vaststelling. Als toevoeging aan een behandeling met inhalatiecorticosteroïden, zijn langwerkende ß2-mimetica eerste keuze. Leukotrieenreceptorantagonisten zijn tweede keuze, naast theofylline of een verdubbeling van de dosis inhalatiecorticosteroïden. Er zijn geen studies die deze drie behandelingen vergelijken.

HPV-vaccin en cervixlesies

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 118 - 118

Screening van abdominale aorta aneurysmata

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 118 - 118

Aspirine in cardiovasculaire preventie: welke dosis?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 116 - 117


Deze systematische review toont aan dat het niet zinvol is om een dagelijkse dosis aspirine hoger dan 75 tot 100 mg voor te schrijven ter preventie van cardiovasculaire incidenten en sterfte bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico. De review bevestigt de conclusies van eerdere meta-analyses en systematische reviews: een hogere dosis is niet effectiever en verhoogt het risico van ernstige bloedingen. Deze review gaat over secundaire preventie. In geval van primaire cardiovasculaire preventie is het preventieve cardiovasculaire voordeel van aspirine even groot als de toename van het bloedingsrisico.

Homocysteïne verlagen heeft geen effect op risico van trombo-embolie

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 112 - 113


Deze secundaire analyse van de HOPE-studie toont aan dat supplementair toevoegen van foliumzuur, vitamine B6 en vitamine B12, bedoeld om de homocysteïnemie te verlagen, het risico van een veneuze trombo-embolie niet reduceert bij patiënten met een toegenomen cardiovasculair risico. Andere studies en meta-analyses bevestigen de afwezigheid van een cardiovasculair voordeel van een dergelijke behandeling.

Invloed van vitamine B6, B12 of foliumzuur op cognitief functioneren: meer rook dan vuur

Laekeman G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 7 pagina 114 - 115


Deze systematische review van het geringe aantal beschikbare studies kan geen gunstig effect aantonen van vitamines B6, of B12 of foliumzuur op het cognitieve functioneren bij ouderen met een normale of verminderde cognitieve functie. De meeste studies zijn klein en van korte duur. Er zijn geen gegevens over een effect op de evolutie naar dementie. Systematisch voorschrijven van deze vitamines bij ouderen ter preventie van cognitieve achteruitgang of dementie is daarom niet aangewezen.

Vitamine K bij overanticoagulatie

Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 91 - 92


Deze meta-analyse besluit dat een snellere normalisatie van een INR >4 met orale of intraveneuze toediening van vitamine K aangewezen is. De meta-analyse zelf en de geïncludeerde studies vertonen echter belangrijke methodologische tekortkomingen. Er is onvoldoende onderzocht of toediening met vitamine K ook leidt tot minder bloedingen en er is onvoldoende bekend over de mogelijke ongewenste effecten van vitamine K (voornamelijk trombo-embolie) voor deze indicatie.

Inhaleerbare insuline: alternatief voor diabetici?

De Block C.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 93 - 94


Deze meta-analyse besluit dat inhalatie-insuline een niet-invasief alternatief is voor preprandiale subcutane insuline-toediening. De glykemiecontrole is iets minder goed, maar de behandeling zou beter aanvaard worden dan subcutane injecties met insuline. Er zijn onvoldoende gegevens over pulmonale veiligheid op lange termijn, effect op de glykemie bij acute bovenste luchtweginfecties en kosteneffectiviteit. Aangezien subcutane insuline een veilig en doeltreffend alternatief is, blijft dit de eerste keuze.

Tramadol bij neuropathische pijn

Hans G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 89 - 90


Deze systematische review toont aan dat tramadol werkzaam is in de behandeling van neuropatische pijn, maar alleen in vergelijking met placebo. Er werd niet vergeleken met andere analgetica. De studies zijn methodologisch zwak en includeren weinig patiënten. Tramadol heeft belangrijke ongewenste effecten en interacties met andere geneesmiddelen. Op basis hiervan moeten we besluiten dat de plaats van tramadol bij de verschillende vormen van neuropatische pijn onvoldoende onderbouwd is. Anti-epileptica en (tricyclische) antidepressiva blijven daarom eerste keuze.

Editoriaal: Patiënten informeren: relevant en onafhankelijk

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 86 - 86

Opioïden bij chronische lagerugpijn

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 87 - 88


Deze meta-analyse besluit dat opioïden op korte termijn werkzaam zijn bij chronische lumbalgie. Er is echter geen onderbouwing voor een effect op lange termijn, maar wel een duidelijk risico van misbruik. De meeste studies hebben belangrijke methodologische tekortkomingen. Op basis hiervan is de plaats van opioïden in de behandeling van chronische lumbalgie nog onduidelijk.

Trommelvliesbuisjes en otitis media met effusie

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 101 - 101

Topische NSAID's bij artrose

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 101 - 101

Afbouw van neuroleptica bij RVT-bewoners met dementie

Petrovic M. , De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 99 - 100


Uit deze studie blijkt dat training en ondersteuning van het RVT-personeel een hulpmiddel kan zijn bij het afbouwen van neuroleptica bij patiënten met dementie. Uit andere studies blijkt dat het afbouwen van neuroleptica haalbaar is in de praktijk en ook leidt tot een reductie van hinderlijke ongewenste effecten.

Koolhydraatarme diëten versus vetarme diëten

Muls E. , Poelman T. , Vandenbroucke M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 95 - 96


Uit deze studie blijkt dat koolhydraatarme diëten na één jaar evenveel gewichtsverlies geven als vetarme caloriearme diëten. Er werd niet vergeleken met de combinatie van een hypocalorisch dieet én lichaamsbeweging, waarvan het nut in de preventie van diabetes en hypertensie wel is aangetoond. Bovendien zijn er over de invloed van koolhydraatarme diëten op cardiovasculair risico geen gegevens beschikbaar, zodat dergelijke diëten momenteel niet aangewezen zijn.

Heeft influenzavaccinatie van rusthuispersoneel een effect op de bewoners?

Michiels B.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 6 pagina 97 - 98


Deze studie stelde tijdens de griepperiode in het eerste onderzoeksjaar een lagere mortaliteit vast in de rusthuizen waar het personeel actief werd aangespoord tot vaccinatie. Methodologische tekortkomingen maken dat de mogelijke winst van griepvaccinatie van rusthuispersoneel op mortaliteit en morbiditeit van de bewoners niet onomstotelijk bewezen is. Het personeel heeft wel persoonlijk voordeel bij vaccinatie. Vaccinatie van de bewoners en hygiënemaatregelen om infectie-overdracht te voorkomen blijven de belangrijkste preventieve acties.

Combinatie van salmeterol en fluticason: geen reductie van mortaliteit bij COPD

Sturtewagen J.P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 72 - 74


De TORCH-studie kan bij COPD-patiënten geen reductie van de mortaliteit aantonen bij een behandeling met de combinatie van salmeterol en fluticason vergeleken met placebo of met beide producten in monotherapie. De bestaande richtlijnen over gebruik van inhalatiecorticosteroïden bij COPD blijven daarom gehandhaafd. Er zijn geen argumenten om bij COPD-patiënten systematisch combinatiepreparaten van beta-2-mimetica en corticosteroïden te gebruiken.

Multidisciplinaire samenwerking voor depressie

Chevalier P. , Roland M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 70 - 72


Deze meta-analyse toont aan dat multidisciplinaire samenwerking op de eerste lijn nuttig is bij de behandeling van depressie. Een precieze omschrijving van de interventies ontbreekt echter, evenals een duidelijke beschrijving van de behandelingen waarmee vergeleken wordt. Bovendien worden alleen intermediaire uitkomsten gerapporteerd en is het effect op de prognose van de depressie niet bekend. Op basis van deze meta-analyse kunnen daarom geen conclusies voor de praktijk worden geformuleerd.

Editoriaal: Depressief onderzoek

De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 69 - 69

Astma en langwerkende bèta2-mimetica

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 74 - 76


De auteurs van deze meta-analyse, waarin het gewicht van één enkele studie zeer belangrijk (80%) is, besluiten dat bij astmapatiënten langwerkende beta-2-mimetica (LABA) het risico van ernstige exacerbaties en zelfs van overlijden vergroten in vergelijking met placebo. Aangezien volledige individuele gegevens in deze analyse ontbreken, zijn de conclusies - op basis van eveneens zwakke resultaten - weinig betrouwbaar. Een risico kan echter niet worden uitgesloten. Er is veel discussie over een eventueel beschermend effect van inhalatiecorticosteroïden tegen dit risico van LABA. Alhoewel er momenteel onvoldoende harde argumenten zijn om de huidige praktijkrichtlijnen in vraag te stellen, zijn voorzichtigheid en farmacovigilantie nodig. Er is dringend nood aan goede studies die dit verder onderzoeken.

Is kinesitherapie beter dan infiltratie bij epicondylitis?

Vanwelde C.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 82 - 84


Deze studie toont aan dat bij een radiale epicondylitis (tenniselleboog) kinesitherapie na zes weken meer globale verbetering geeft dan een afwachtende houding en op lange termijn (52 weken) beter is dan een infiltratie met corticosteroïden. Op lange termijn echter (52 weken) is kinesitherapie niet beter dan een afwachtende houding en geeft een afwachtende houding een beter resultaat dan infiltraties met corticosteroïden. Het hoge aantal recidieven bij infiltraties is een reden om hiermee voorzichtig te zijn. Bij veel pijn en/of belangrijke functionele beperkingen kan voor een effect op korte termijn kinesitherapie overwogen worden.

Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie

Wyffels P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 79 - 81


Deze studie toont aan dat bij jonge patiënten die bij het sporten een enkeldistorsie opliepen een behandeling met een brace en elastisch verband eerder leidt tot herstel van de normale functie dan elk van beide behandelingen afzonderlijk of een gipsimmobilisatie van tien dagen. Er zijn echter methodologische beperkingen en onvoldoende argumenten om de richtlijnen van de WVVH-Aanbeveling Enkeldistorsie aan te passen. Voor een graad I enkeldistorsie (verrekking) rust de patiënt binnen zijn pijngrenzen zonder specifieke behandeling; voor een graad II (partiële of volledige ruptuur) is een tape met niet-elastisch materiaal of een brace aangewezen en voor graad III een totale immobilisatie.

Kan rosiglitazon diabetes voorkomen?

Van Crombrugge P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 5 pagina 77 - 79


Deze studie toont aan dat bij obese patiënten met gestoorde nuchtere glykemie of gestoorde glucosetolerantie, behandeling gedurende drie jaar met rosiglitazon 8 mg/d de incidentie van diabetes type-2 kan reduceren. Het beschermende effect van rosiglitazon weegt echter niet op tegen de onzekerheid over een langdurige blijvende bescher-ming, het risico van ernstige ongewenste effecten (hartfalen), de hoge kostprijs en de onzekerheid over een bescherming tegen het ontstaan van latere diabetescomplicaties. In de praktijk zal men bij patiënten met gestoorde nuchtere glykemie of glucosetolerantie in de eerste plaats de voordelen van een matige calorierestrictie door gezonde voeding in combinatie met een matige verhoging van fysieke activiteit voorstellen. Enkel voor hoogrisico-patiënten met verdere evolutie van hun glucose-intolerantie kan men een medicamenteuze interventie overwegen. Metformine en acarbose hebben hierbij de voorkeur vanwege hun betere veiligheid.

Primaire preventie van cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit met statines

Lemiengre M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 55 - 57


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten zonder bekende cardiovasculaire ziekte een behandeling met statines wel het risico van coronaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen kan reduceren, maar niet de mortaliteit. Het effect van statines is afhankelijk van het initiële cardiovasculaire risico. Op basis hiervan zal men al of niet een behandeling met statines opstarten.

Probiotica ter preventie van acute diarree?

Van Winckel M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 57 - 59


Deze meta-analyse met zeer heterogene studies, hoofdzakelijk uitgevoerd in ‘health care facilities’, toont een gunstig effect van probiotica ter preventie van voornamelijk antibiotica-gerelateerde diarree en in mindere mate van andere vormen van acute diarree. Het effect is groter bij kinderen dan bij volwassenen. Ze beschermen niet tegen reizigersdiarree. Er zijn onvoldoende studies in de eerste lijn. Op basis hiervan zijn er onvoldoende argumenten om probiotica systematisch voor te schrijven ter preventie van acute diarree. Verder onderzoek met de meest beloftevolle probiotica in voldoende hoge dosering is dus aangewezen voordat het routinematige gebruik van probiotica bij een antibioticabehandeling kan aanbevolen worden.

Editoriaal: Belangenvermenging: de Californische zon achterna?

Chevalier P. , De Meyere M. , van Driel M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 52 - 52

Pneumokokkenvaccinatie bij COPD-patiënten?

Michiels B.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 53 - 55


Deze meta-analyse van vier RCT’s toont aan dat er bij volwassenen met COPD geen wetenschappelijke onderbouwing is om systematisch een polysaccharide pneumokokkenvaccin toe te dienen ter preventie van exacerbaties. De aanbevelingen om wel te vaccineren zijn uitsluitend gebaseerd op observationeel onderzoek.

Een telefoontje van de apotheker: levensverlengend?

Laekeman G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 63 - 65


Uit deze studie blijkt dat de mortaliteit van patiënten met polyfarmacie daalt wanneer ze naast de twee- tot viermaandelijkse routinebezoeken bij een arts tussendoor worden opgebeld door een apotheker. In hoeverre dit toepasbaar en kosteneffectief is in ons gezondheidszorgsysteem, dient verder onderzocht te worden.

Etoricoxib en diclofenac: dezelfde gastro-intestinale veiligheid?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 65 - 67


In deze studie treden bij patiënten ≥50 jaar met reumatoïde artritis of artrose, minder bovenste gastro-intestinale incidenten op met etoricoxib dan met diclofenac. Deze reductie is echter uitsluitend te danken aan een vermindering van het aantal niet-gecompliceerde incidenten. Deze studie heeft veel methodologische en statistische beperkingen: conclusies gebaseerd op secundaire uitkomsten, verschillende doses van etoricoxib tegenover een vaste hoge dosis diclofenac, frequente toediening van een PPI zelfs onder etoricoxib. Het geringe voordeel van etoricoxib, dat bovendien geen nauwkeurige schatting is (NNT 244, maar een betrouwbaarheidsinterval ontbreekt), lijkt dus klinisch weinig relevant. Het eventuele voordeel moet afgewogen worden tegen de bekende cardiovasculaire (en andere) risico’s van de coxibs en enkele andere niet-selectieve NSAID’s.

Manipulatie bij acute lagerugpijn en ischias met discusprotrusie

Peers K. , Van Wambeke P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 59 - 61


Deze studie toont aan dat bij patiënten met acute lagerugpijn en ischias met discusprotrusie, vertebrale manipulatie een zinvolle therapie kan zijn ter verlichting van de pijn. Uitgebreid onderzoek met klinisch relevante uitkomsten (levenskwaliteit, fysiek functioneren, werkhervatting) en correcte rapportering van ongewenste effecten is noodzakelijk om de plaats van spinale manipulaties bij acute lagerugpijn en ischias met discusprotrusie te bepalen.

Cognitieve gedragstherapie bij paniekstoornis: 2 jaar later

Luyten P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 4 pagina 61 - 63


De auteurs van deze studie besluiten dat cognitieve gedragstherapie (CGT) bij paniekstoornissen op lange termijn effectiever is dan een standaardbehandeling. Dit dient echter genuanceerd te worden. Een klinisch significante verandering wordt immers alleen bereikt bij een beperkte groep patiënten en alleen voor de paniekklachten. Door methodologische tekorten en de afwijkende setting zijn de resultaten moeilijk te vertalen naar de klinische praktijk in België.

Anticholinergica eerste keuze bij COPD?

Chevalier P. , Sturtewagen J.P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 38 - 40


De auteurs van deze meta-analyse besluiten dat een bronchusverwijdende behandeling met anticholinergica bij patiënten met COPD de voorkeur geniet omwille van werkzaamheid en veiligheid. De werkzaamheid van anticholinergica en beta-2-mimetica is echter niet onderzocht voor het geheel van klinische symptomen. Anticholinergica beschermen beter tegen ernstige exacerbaties. Andere studies wijzen op een gering voordeel van langwerkende anticholinergica, maar de kostprijs hiervan is veel hoger. De resultaten over respiratoire overlijdens zijn in deze meta-analyse onvoldoende betrouwbaar. De veiligheid van langdurig gebruik van langwerkende beta-2-mimetica is nog onduidelijk.

Drie vragen om urge- van stressincontinentie te onderscheiden

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 41 - 43


Deze studie bevestigt het belang van een eenvoudige vragenlijst bij de diagnose van urge- en stressincontinentie bij de vrouw. De test is echter niet erg nauwkeurig en is ongeschikt bij complexe incontinentie of incontinentie met comorbiditeit. Een volledig correcte diagnose is bij een eerste contact wellicht van minder belang, aangezien bekkenbodem-reëducatie volgens de huidige richtlijnen de eerste stap is in de aanpak van zowel urge- als stressincontinentie. Wanneer deze eerste behandeling faalt of wanneer een meer invasieve (chirurgische), een meer risicovolle (medicamenteuze) of een duurdere (biofeedback) behandeling worden overwogen, is uro-gynaecologische oppuntstelling gewenst.

Editoriaal: Achter de schermen van de navorming: de promotie van gabapentine

Chevalier P. , De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 35 - 35

ß-blokkers bij hypertensiepatiënten jonger of ouder dan 60 jaar

De Cort P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 36 - 38


Deze meta-analyse besluit dat bèta-blokkers niet in aanmerking komen als eerstekeuzebehandeling van essentiële hypertensie bij 60-plussers. Bij patiënten <60 jaar reduceren bèta-blokkers de cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Op basis van de huidige evidentie kunnen we concluderen dat bij hypertensiepatiënten <60 jaar bèta-blokkers, naast andere antihypertensiva met dezelfde werkzaamheid en kosten-batenverhouding, eerste keuze blijven in de ambulante praktijk. Bij 60-plussers met essentiële hypertensie zijn bèta-blokkers geen eerste keuze, behalve bij specifieke comorbiditeit (angor, post-myocardinfarct, hartfalen). Er is onvoldoende onderbouwing voor een eventuele voorkeur voor lipofiele bèta-blokkers.

Antirefluxbehandeling bij chronische hoest

Poelman T.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 47 - 49


Uit deze systematische review en meta-analyse van kleinschalige, klinisch sterk heterogene, gerandomiseerde studies kan men besluiten dat een antirefluxbehandeling geen significant effect heeft bij volwassenen en kinderen met chronische niet-specifieke hoest en geassocieerde gastro-oesofageale refluxziekte.

Rookstop met bupropion en nortriptyline bij COPD

De Sutter A.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 49 - 50


Deze studie toont aan dat bupropion een effectief hulpmiddel is voor rookstop bij COPD-patiënten. De follow-up is echter kort zodat het effect op lange termijn onduidelijk is. Bij patiënten met risico van COPD hebben antidepressiva geen toegevoegde waarde naast motivatie en counseling.

Lithium ter preventie van suïcide bij stemmingsstoornissen

Pieters G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 43 - 45


Uit deze meta-analyse blijkt dat lithium effectief is als preventie van suïcide, vrijwillige zelfbeschadiging en mortaliteit door alle oorzaken bij patiënten met stemmingsstoornissen. Op basis van deze meta-analyse kunnen geen conclusies worden getrokken over de indicatie voor lithium bij stemmingsstoornissen in het algemeen. Bij patiënten die met lithium worden behandeld is een goede opvolging van nier- en schildklierfunctie, alsook van tekenen van toxiciteit aangewezen.

Inhalatiecorticosteroïden bij jonge kinderen met hoog risico van astma

Chevalier P. , Godding V.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 3 pagina 45 - 47


Deze studie toont aan dat toediening van inhalatiecorticosteroïden bij jonge kinderen met een hoog risico voor ontwikkelen van astma, de natuurlijke evolutie niet verandert. De symptomen verbeteren tijdens de behandeling maar komen terug na het stopzetten ervan. Eerdere studies hadden gelijkaardige resultaten.

Deze studie bij relatief jonge, zwaarlijvige type 2-diabetici toont aan dat er geen verschil is in glykemiecontrole tussen insuline glargine en rosiglitazon, toegevoegd aan een falende behandeling met metformine en een hypoglykemiërend sulfamide. De glitazonen kunnen hartfalen uitlokken en gegevens over veiligheid van rosiglitazon en insuline glargine op lange termijn ontbreken. Op basis van deze studie kan daarom geen wetenschappelijk onderbouwde keuze worden gemaakt. Omwille van de praktische voordelen voor de patiënt kunnen we kiezen voor insuline. NPH-insuline geniet de voorkeur omwille van de lange ervaring en de lagere prijs.

Snelwerkende insulineanalogen bij diabetes

Van de Casteele M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 24 - 25


Deze Cochrane review en een andere overzichtsstudie (4) besluiten dat er geen klinisch relevant verschil is in glykemiecontrole of ongewenste effecten tussen snelwerkende insulineanalogen en humane insulines. Het enige voordeel van de ultrasnelwerkende insulineanalogen is het gebruiksgemak voor de patiënt (toediening rond het moment van de maaltijd). Gegevens over werkzaamheid en veiligheid op lange termijn ontbreken momenteel.

Waarde van funduscopie bij hypertensie

De Cort P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 29 - 31


Deze systematische review toont aan dat het uitvoeren van een funduscopie in het kader van de op puntstelling van de hypertensiepatiënt geen meerwaarde heeft. De interobservervariatie is te groot en de aantonende en uitsluitende kracht zijn te laag. Bovendien beïnvloedt het resultaat van een funduscopisch onderzoek het verloop van de behandeling niet.

Vergemakkelijkt medicamenteuze behandeling de passage van ureterstenen?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 26 - 27


Deze meta-analyse toont aan dat bij jongere volwassenen (gemiddelde leeftijd 35 tot 45 jaar) met een uretersteen hoofdzakelijk in het distale 1/3 van de ureter, bij wie een invasieve interventie niet geïndiceerd is, een calciumantagonist (nifedipine) of een alfa-blokker (vooral tamsulosine) vaker en dikwijls ook sneller leidt tot evacuatie van de steen. Deze conclusie is gebaseerd op studies met kleine aantallen patiënten en dient daarom in verder onderzoek met grotere groepen patiënten bevestigd te worden.

Systematische reviews en meta-analyses: een inleiding

Chevalier P. , van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 18 - 18

Hypolipemiërende middelen: verschil in effectiviteit tussen patiënten met of zonder diabetes?

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 19 - 21


De auteurs van deze meta-analyse besluiten dat een hypolipemiërende behandeling, in het bijzonder statines, het cardiovasculaire risico significant doet dalen zowel bij diabetici als bij niet-diabetici. Het voordeel is groter bij type 2-diabetici. In secundaire preventie is de indicatie voor een hypolipemiërende behandeling bij zowel diabetici als niet-diabetici voldoende onderbouwd. In primaire preventie echter is het absolute risicoverschil niet statistisch significant en hangt de winst af van het cardiovasculaire risico van de patiënt. Op basis van deze meta-analyse zijn er dus geen argumenten om aan te nemen dat er in primaire preventie voor diabetici en niet-diabetici een verschil zou zijn in doeltreffendheid van een hypolipemiërende behandeling. Bij het voorschrijven van een statine moet men rekening houden met het risico van potentieel ernstige ongewenste effecten.

Welke kinderen met OMA hebben baat bij antibiotica?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 32 - 33


Deze meta-analyse toont aan dat antibiotica effectief zijn op vlak van pijn en koorts bij kinderen jonger dan twee jaar met een bilaterale otitis media acuta of bij kinderen van 0 tot 12 jaar met een OMA met otorree. Het is niet bewezen dat een behandeling met antibiotica (eerder zeldzame) complicaties kan voorkomen.

Vitamine B12 oraal of intramusculair toedienen?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 2 pagina 28 - 29


In deze systematische review van slechts twee studies bij 108 personen met een vitamine B-12-tekort is vitamine B-12 per os even effectief als intramusculaire toediening op hematologische en neurologische uitkomsten. De bewijskracht is echter zeer zwak. Meer onderzoek is nodig om te bepalen welke patiënten (bijvoorbeeld met malabsorptie) baat kunnen hebben bij de orale behandeling.

Etoricoxib en diclofenac: identiek cardiovasculair risico?

Chevalier P.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 12 - 14


Deze studie toont aan dat etoricoxib en diclofenac bij patiënten met artrose of reumatoïde artritis eenzelfde risico hebben van trombotische cardiovasculaire incidenten. De vergelijking met diclofenac in deze studie is niet ideaal, omdat mogelijk het risico van andere niet-selectieve NSAID’s kleiner is. Extrapolatie van de resultaten naar andere niet-selectieve NSAID’s is daarom op basis van deze studie niet gerechtvaardigd.

Majeure depressie bij ouderen twee jaar behandelen?

De Meyere M.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 7 - 9


De auteurs van deze studie komen tot de vaststelling dat het zinvol is om bij ouderen met een majeure depressie een behandeling met paroxetine gedurende twee jaar voort te zetten om de kans op herval te reduceren. Er zijn echter fundamentele methodologische tekorten die deze resultaten in vraag stellen. Voor de aanpak bij ouderen met recidiverende majeure depressie bestaat dus onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing. De richtlijnen steunen daarom op consensus van experten. Over de optimale keuze van behandeling verschillen de richtlijnen onderling, maar men is het er wel over eens dat de behandeling gedurende één tot twee jaar dient te worden voortgezet.

HPV-vaccinatie ter preventie van cervixkanker

Baay M. , Verhoeven V.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 4 - 7


Deze studie toont aan dat een bivalent HPV-16/18-vaccin tot 4,5 jaar na vaccinatie effectief en veilig is ter preventie van HPV-infecties. De follow-up-tijd is echter te kort om de volledige impact van veralgemeende vaccinatie op de incidentie van cervixcarcinoom te kunnen inschatten. Bovendien is niet duidelijk wat de beste vaccinatiestrategie is bij welke doelgroepen, welke gevolgen er zijn voor besmetting met andere virustypes en wat de kosteneffectiviteit ervan is in België. Daarom is op dit moment de plaats van dit HPV-16/18-vaccin nog niet duidelijk.

Antivirale middelen tegen influenza bij gezonde volwassenen

Michiels B.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 2 - 4


Deze systematische review van studies bij gezonde volwassenen (16 tot 65 jaar) toont aan dat amantadine en rimantadine geen plaats meer hebben in de profylaxe en behandeling van influenza. De nieuwere neuraminidaseremmers (oseltamivir en zanamivir) hebben een effect op ernst en duur van de symptomen indien snel wordt gestart (binnen 48 uur na het verschijnen van de eerste symptomen). Zij kunnen echter de virusverspreiding onvoldoende voorkomen. Het is niet zinvol om op grote schaal neuraminidaseremmers te gebruiken (profylactisch en therapeutisch) tijdens een seizoensgriep, gezien het risico van overbehandeling en resistentievorming, de hoge kostprijs en de ongewenste effecten. De plaats van neuraminidaseremmers tijdens een pandemie moet nog worden bepaald. Op basis van deze review kan geen uitspraak gedaan worden over het nut van antivirale middelen in geval van influenza bij hoogrisicopopulaties. Vaccinatie en hygiënische maatregelen blijven de voornaamste preventiestrategie.

Editoriaal: Apotheker en patiëntenzorg

De Cort P. , Laekeman G.

Minerva 2007 Vol 6 nummer 1 pagina 1 - 1


Deze studie toont dat toevoeging van rosiglitazon aan glipizide bij type 2-diabetici ouder dan 60 jaar de metabole controle significant verbetert en de ziekteprogressie vertraagt. Er zijn echter belangrijke methodologische beperkingen en de resultaten kunnen niet veralgemeend worden naar patiënten in de huisartspraktijk. De positie van rosiglitazon in het therapeutische beleid van de huisarts blijft daarom onvoldoende onderbouwd. Er is nog niet onderzocht of er een verschil is in optreden van complicaties en in kosteneffectiviteit tussen rosiglitazon en overschakelen. Alleen bij personen die metformine en sulfonylurea niet verdragen, kan overschakelen op rosiglitazon overwogen worden.

De auteurs van beide studies besluiten dat bij citalopram-resistente majeure depressie overschakelen naar bupropion, sertraline of venlafaxine effectief is bij één op vier patiënten en dat toevoegen van bupropion of buspiron ook effect heeft bij één op vier patiënten. Voor de praktijk kunnen we echter geen enkel besluit trekken, onder andere omdat een controlegroep ontbreekt. Voor de aanpak van therapieresistente majeure depressie bestaan er dus alleen aanbevelingen die op consensus berusten: het inschakelen van cognitieve gedragstherapie of het doorverwijzen naar de tweedelijnshulp lijken op dit ogenblik verantwoorde alternatieven.

Voorspellen claudicatioklachten perifeer vaatlijden?

Bruyninckx R.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 159 - 161


Deze diagnostische studie toont aan dat geen enkele soort inspanningsgebonden pijn voldoende sensitief of specifiek is om perifeer arterieel vaatlijden te bevestigen of uit te sluiten. Tevens worden veel patiënten met perifeer arterieel vaatlijden niet gediagnosticeerd wegens de afwezigheid van de klassieke claudicatioklachten. Perifeer arterieel vaatlijden kan door de huisarts vastgesteld worden met behulp van de enkelarmindex (EAI). Een normale EAI ligt tussen 1,00 en 1,39. Het meten van de EAI is zinvol bij patiënten met inspanningsgebonden pijn in de onderste ledematen. Daarnaast moeten andere cardiovasculaire risicofactoren, zoals rookgedrag, hypertensie, diabetes en lipidenafwijkingen, aangepakt worden. Op basis van de huidige beschikbare evidentie kunnen we screening van alle patiënten door middel van een EAI niet aanraden.

Coxibs, andere NSAID’s en cardiovasculair risico

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 161 - 163


Deze meta-analyse toont aan dat het gebruik van coxibs aanleiding geeft tot een toegenomen risico op ernstige cardiovasculaire inci-denten (myocardinfarct, CVA en cardiovasculair overlijden) versus placebo (NNH van 357 per jaar) of versus naproxen (NNH van 256 per jaar), maar niet versus niet-specifieke NSAID’s in het algemeen (in hoge doses). Bij gebruik van alle NSAID’s is vooral het risico op myocardinfarct verhoogd. Dat werd echter niet aangetoond voor naproxen. Op basis van deze meta-analyse kunnen we niet bepalen welke patiënten een hoger risico hebben op een cardiovasculaire complicatie. Met alle NSAID’s is er een verhoogd risico op gastro-intestinale toxiciteit.

De valkuilen van subgroepanalyses

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 154 - 154

Zijn ACE-inhibitoren en angiotensine-II-receptorantagonisten nierbeschermend?

Verpooten G.A.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 157 - 159


Deze meta-analyse toont een gunstig effect van ACE-inhibitoren en angiotensine-II-receptorantagonisten op het optreden van nierfalen. Het effect is vermoedelijk te wijten aan de verlaging van de bloeddruk. Door de heterogeniteit van de geïncludeerde studies zijn de resultaten van de meta-analyse moeilijk te interpreteren. Een extra nierbescher-mend effect van ACE-inhibitoren en angiotensine-II-receptoranta-gonisten bij diabetici boven andere antihypertensiva is niet bewezen. Alleen bij patiënten met proteïnurie is aangetoond dat ze de progressie naar nierfalen kunnen afremmen.

Buccaal midazolam versus rectaal diazepam voor epileptische aanvallen bij kinderen

De Jaeger A. , Poelman T.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 168 - 169


Deze studie toont aan dat buccale toediening van midazolam op een spoedgevallendienst een effectief en veilig alternatief is voor rectaal diazepam bij persisterende tonisch-clonische aanvallen bij kinderen. Er zijn echter methodologische tekortkomingen die de resultaten kunnen vertekenen. Daarbij zijn de geïncludeerde kinderen niet representatief voor een eerstelijnspopulatie (aanvallen duurden me-diaan 30 tot 40 minuten en een derde werd reeds buiten het zieken-huis behandeld met rectaal diazepam). Er zijn nog onvoldoende gegevens over de veiligheid. Grotere studies buiten het ziekenhuis zijn nodig om de plaats van buccale toediening van midazolam in de eerstelijnsbehandeling van status epilepticus te bepalen.

Een ACE-inhibitor of angiotensine-II-antagonist ter preventie van diabetes?

Christiaens T. , Feyen L. , Sunaert P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 155 - 156


Deze meta-analyse besluit dat bij personen met een hoog risico op diabetes het opstarten van een ACE-inhibitor of een angiotensine-II-receptorantagonist overwogen moet worden ter preventie van diabetes. Gezien de heterogeniteit van de geïncludeerde studies (populatie, interventies) is deze conclusie niet voldoende onderbouwd. De belangrijkste adviezen ter preventie van diabetes blijven gewichts-reductie (5 à 10%) en een halfuur matige fysieke activiteit per dag.

Paracetamol en ibuprofen afwisselen bij kinderen met koorts?

Christiaens T. , Van Winckel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 164 - 166


Deze studie toont aan dat het alternerend toedienen van paracetamol (12,5 mg/kg/dosis) en ibuprofen (5 mg/kg/dosis) om de vier uur gedurende drie dagen resulteert in een snellere daling van de koorts bij kinderen. Er zijn echter methodologische beperkingen en andere studies geven tegenstrijdige resultaten. Het is belangrijk om aan de ouders of de verzorgers uit te leggen dat infectieuze koorts niet gevaarlijk is. Het doel van een antipyretische behandeling is vooral comfort bieden, waarbij het al dan niet dalen van de koorts van ondergeschikt belang is. Er is onvoldoende evidentie om het voorschrijven van alternerende toediening van paracetamol en ibuprofen bij kinderen met koorts te ondersteunen. Paracetamol is vanwege het betere veiligheidsprofiel de eerste keuze.

Reduceren inhalatiecorticosteroïden de mortaliteit bij COPD?

Buffels J.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 10 pagina 166 - 167


Deze meta-analyse toont aan dat inhalatiecorticosteroïden bij patiënten met ernstige en zeer ernstige COPD (FEV1 <50% van de voorspelde waarde) de mortaliteit kunnen reduceren. Er zijn echter belangrijke methodologische tekortkomingen. De huidige aanbeveling om toediening van inhalatiecorticosteroïden te beperken tot sympto-matische patiënten met frequente exacerbaties dient daarom niet gewijzigd te worden. Verder onderzoek moet uitmaken of men inhalatiecorticosteroïden moet voorschrijven aan alle patiënten met ernstige COPD in GOLD-klasse 3 en 4.

Sibutramine en leefstijlverandering bij obesitas

Van Royen P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 141 - 143


Dit onderzoek toont aan dat een combinatie van leefstijlveranderingen (dieet, fysieke activiteit en gedragstherapie) met sibutramine meer gewichtsverlies teweegbrengt bij obese patiënten (BMI 30-45) dan de afzonderlijke interventies. Het bereikte gewichtsverlies is echter beperkt. Medicatie heeft enkel een plaats als adjuvans en komt nooit in de plaats van de basisaanpak. Voor welke patiënten met obesitas en in welke fase van de behandeling deze combinatie de meeste baten opbrengt tegen de minste kost, moet verder worden onderzocht.

Rimonabant: hét nieuwe geneesmiddel tegen obesitas?

Christiaens T.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 138 - 140


Deze twee studies tonen aan dat met 20 mg rimonabant per dag in gecontroleerde omstandigheden (met een intensieve opvolging) na één jaar een bescheiden gewichtsdaling van ongeveer 4 kg kan worden bereikt ten opzichte van behandeling met een placebo bij volwassen obese patiënten met een gemiddeld BMI van ongeveer 37. Die winst gaat volledig verloren bij stopzetting van de therapie. Een tweede jaar behandeling resulteerde in een bijkomend gewichtsverlies van slechts 1,1 kg. Het belang van de winst op cardiovasculaire risicofactoren is moeilijk in te schatten na twee jaar, maar ook hier verdwijnt het effect volledig bij het stoppen van de therapie. De studie-uitval is hoog (tot 49% in het eerste jaar) en 80% van deelnemers rapporteert ongewenste effecten. Het optreden van psychisch ongewenste effecten (angst en depressie) dient verder opgevolgd te worden. Rimonabant is daarom zeker geen “doorbraak in de behandeling van obesitas” en heeft, net als orlistat en sibutramine, slechts een beperkte plaats in de aanpak van obesitas.

Editoriaal: Door trouw aan placebo leef je langer

Laekeman G. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 137 - 137

Glucosamine en/of chondroïtine voor gonartrose?

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 148 - 150


Deze studie toont aan dat bij patiënten met gonartrose behandeling met glucosamine, chondroïtine of de combinatie van beide niet effectiever is tegen kniepijn dan een placebo. De placeborespons is zeer hoog: 60% van de patiënten ervaart een belangrijke pijnreductie met placebo. Niet-medicamenteuze behandelingen (bewegen, oefentherapie) en paracetamol blijven eerste keus in de behandeling van gonartrose.

Cardiovasculair voordeel van een intensieve aanpak bij type 1-diabetici

Van Crombrugge P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 145 - 147


Deze studie toont aan dat een intensieve diabetesbehandeling van patiënten met type 1-diabetes op lange termijn de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen kan reduceren. Naast de eerder aangetoonde gunstige effecten op microvasculaire complicaties en neuropathie is dit een bijkomend argument om zo snel mogelijk een intensieve diabetesaanpak te starten bij patiënten met type 1-diabetes.

Afwachtende houding versus chirurgie bij liesbreuken

Michiels B.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 9 pagina 143 - 145


Deze studie toont aan dat bij volwassen mannen met een liesbreuk met minimale symptomen en klachten er geen verschil is in pijn met hinder in het dagelijkse functioneren tussen een operatief herstel en een afwachtende houding. Een afwachtende houding lijkt verantwoord bij een asymptomatische liesbreuk, gezien het weinig voorkomen van acute inklemmingen. Die aanpak moet herzien worden zodra er meer pijnklachten optreden.

Twee vaccins tegen rotavirus

Michiels B.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 123 - 125


Deze studies tonen aan dat twee nieuwe rotavirusvaccins, toegediend bij zuigelingen van zes tot twaalf weken, veilig en werkzaam zijn tegen ernstige rotavirusinfecties. Er zijn onvoldoende gegevens over de veiligheid bij zuigelingen ouder dan drie maanden en bij immuunge-compromitteerden. Waakzame opvolging van de werkzaamheid en de veiligheid met langere follow-up is nodig.

Trastuzumab bij HER2-positieve borstkanker

Cocquyt V. , Denys H.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 121 - 123


Deze eerste interimanalyse na één jaar toont dat bij vrouwen met vroege stadia van HER2- positief borstkanker een behandeling met trastuzumab na excisie en adjuvante chemotherapie (en eventueel ook radiotherapie) resulteert in significant minder recidieven of andere maligniteiten of sterfgevallen. In andere studies werd een gunstig effect vastgesteld bij vrouwen met gemetastaseerd HER2-postief mammacarcinoom. Vanwege de cardiotoxiciteit komen echter alleen vrouwen zonder cardiale voorgeschiedenis in aanmerking en dient tijdens de behandeling de hartfunctie gecontroleerd te worden. We wachten op de resultaten van effectiviteit en veiligheid op langere termijn. Ook kosteneffectiviteitsanalyses zijn nodig.

Editoriaal: Hoop die we ons niet kunnen veroorloven

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 120 - 120

Lage dosis prednisolon toegevoegd aan behandeling van reumatoïde artritis

Westhovens R.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 126 - 128


Deze studie toont aan dat bij patiënten met reumatoïde artritis een lage dosis prednisolon (7,5 mg/dag), toegevoegd aan een behandeling met een DMARD, na twee jaar leidt tot een vertraagde radiologische progressie en meer remissie met weinig neveneffecten. Deze studie had een open-labelopzet, zodat vertekening van de resultaten mogelijk is, maar de pragmatische opzet leunt goed aan bij de dagelijkse praktijk. Op basis van de momenteel beschikbare evidentie verdient deze strategie met laag gedoseerde corticosteroïden en een inten-sievere opvolging van de ziekteactiviteit meer navolging in de praktijk. Meer onderzoek is nodig om te bepalen of en wanneer met de toegevoegde corticosteroïdbehandeling gestopt kan worden.

Fusidinezuur bij acute conjunctivitis

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 133 - 135


Deze studie bij volwassenen toont geen enkel voordeel van fusidinezuur vergeleken met placebo bij infectieuze (vermoe-delijk bacteriële) conjunctivitis. Het is niet mogelijk op basis van objectieve klinische tekens te weten of een conjunctivitis bacterieel of viraal is. Maar dit heeft geen gevolgen voor de behandeling, aangezien in geen enkele studie in de eerste lijn is aangetoond dat topische antibiotica zinvol zijn bij deze zelf-limiterende aandoening, of de infectie nu bacterieel is of niet.

Effectiviteit van antipsychotica bij schizofrenie

Pieters G. , van Winkel R.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 131 - 133


Deze studie besluit dat 74% van de chronisch schizofrene patiënten die behandeld worden met antipsychotica binnen achttien maanden stopt met de medicatie. De verschillen in percentage stoppers en duur tot stopzetten waren klein, zodat we kunnen besluiten dat het oudere antipsychoticum perphenazine mogelijk even doeltreffend is in de behandeling van schizofrenie als de nieuwere antipsychotica (olanza-pine, quetiapine, risperidon, ziprasidon). Significant meer patiënten in de olanzapinegroep stopten hun medicatie omwille van gewichts-toename en metabole stoornissen. Zorgvuldige informatie, psycho-educatie en overleg met patiënt en familie bij het voorschrijven van antipsychotische medicatie is belangrijk om de compliantie te verhogen.

Colorectale kanker opsporen met bariumcontrast, CT-scan of coloscopie?

Chevalier P. , De Jonghe M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 8 pagina 128 - 131


Deze studie toont dat in een populatie met een hoog risico van colo-rectale kanker coloscopie een grotere sensitiviteit en specificiteit heeft dan dubbelcontrast bariumlavement en tweedimensionale CT-colonografie. Op basis van deze studie is het niet mogelijk om het belang en de plaats van de occult bloedtest in de stoelgang te bepalen. Gezien de selecte onderzoekspopulatie (hoog risico) kunnen we geen conclusies formuleren voor de opsporing van colorectale kanker of adenomen (¡Ý10 mm) in de algemene bevolking.

Warfarine plus aspirine na acuut coronair syndroom

Van Cleemput J.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 7 pagina 106 - 108


Deze meta-analyse toont aan dat na een acuut coronair syndroom bij patiënten <70 jaar die geen invasieve behandeling ondergingen, warfarine toevoegen aan een behandeling met aspirine het risico op myocardinfarct, CVA en revascularisatie reduceert, maar het risico op mineure en majeure bloedingen verhoogt. De verhouding tussen de cardiovasculaire winst en het risico op bloedingen is afhankelijk van het cardiovasculaire risico en het bloedingsrisico van de patiënt. Omdat we op dit moment niet beschikken over gevalideerde scores om deze risico’s na een acuut coronair syndroom te berekenen, wordt de combinatie van warfarine en aspirine in de praktijk slechts zelden gebruikt.

Dipyridamol toevoegen aan aspirine na ischemisch CVA?

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 7 pagina 104 - 106


Deze studie toont aan dat bij patiënten na een mineur CVA of TIA, het toevoegen van dipyridamol met vertraagde vrijstelling aan aspirine kan bijdragen tot een bijkomend, maar beperkt voordeel voor cardiovasculaire morbiditeit, maar niet voor cardiovasculaire of totale mortaliteit. Het feit dat de studie een open-label protocol heeft en dat er geen rekening is gehouden met co-medicatie beperkt de validiteit van de resultaten. In de secundaire cardiovasculaire preventie na een CVA of TIA zijn naast de toediening van aspirine (waarvan het voordeel voldoende is aangetoond), leefstijladviezen, zoals dieet en rookstop, en behandeling van andere risicofactoren van belang.

Editoriaal: Sociaal-economische ongelijkheid, medisch zorggebruik, gezondheid en de illusie van globaliteit

Chevalier P. , Soenen K.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 7 pagina 103 - 103


Deze studie toont aan dat bij patiënten met een hoog risico een hyper-tensiebehandeling gebaseerd op amlodipidine, waaraan perindopril kan worden toegevoegd, een betere preventie van cardiovasculaire eindpunten geeft dan een behandeling op basis van atenolol waaraan bendroflumethiazide kan worden toegevoegd. Er is geen significant verschil voor het primaire eindpunt (niet-fataal myocardinfarct en fatale coronaire ischemie) en de resultaten worden beïnvloed door de vroegtijdige stopzetting van de studie en de verschillen in karak-teristieken tussen de onderzoeksgroepen. De significante bloeddruk-verschillen die worden bereikt laten niet toe om conclusies te trekken over de keuze van de behandeling.

Pimecrolimus en tacrolimus bij atopische dermatitis

Morren M.A. , Poelman T.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 7 pagina 116 - 118


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten met atopisch eczeem op korte termijn (drie weken) tacrolimus 0,03% en 0,1% effectiever zijn dan zwak werkzame topische corticosteroïden. Enkel tacrolimus 0,1% is even effectief als sterk werkzame corticosteroïden. Studies uitgevoerd bij corticosteroïdresistente atopische dermatitis en langetermijnstudies (>12 maanden) met klinisch relevante uitkomstmaten, zoals herval, levenskwaliteit, nevenwerkingen (waaronder huidatrofie en huidkanker) en kosten, ontbreken. Omwille van het mogelijk carcinogene effect kunnen deze producten in België slechts door dermatologen worden voorgeschreven.

Sedativa bij bejaarden met insomnia

Declercq T. , Habraken H.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 7 pagina 114 - 116


Deze meta-analyse toont aan dat het kortdurend gebruik van hypno-tica bij ouderen een statistisch significante winst in hun slaap oplevert, maar dat de klinische relevantie van deze winst twijfelachtig is. Het bescheiden effect weegt niet op tegen het risico van ongewenste effecten. Bij zestigplussers is extra voorzichtigheid geboden vanwege een verhoogd risico op vallen en cognitieve stoornissen. Slaapmiddelen zijn ook bij ouderen enkel aangewezen bij acute ernstige slapeloosheid, in lage dosis en voor maximaal één week. In alle andere gevallen wordt een niet-medicamenteuze aanpak aangeraden.

Fibraten: een alternatief bij diabetes mellitus type 2?

Lemiengre M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 7 pagina 112 - 114


De FIELD-studie kon bij diabetici met een verhoogd cardiovasculair risico geen effect aantonen van fenofibraat op het totale aantal coronaire gebeurtenissen. Andere studies met andere fibraten gaven tegenstrijdige resultaten. Het effect van statines is bij deze groep patiënten wel voldoende aangetoond.

Fecaal DNA versus occult bloed voor colorectale kankerscreening

De Jonghe M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 89 - 91


Deze studie toont dat bij asymptomatische patiënten zonder verhoogd risico, de fecale DNAtest een hogere sensitiviteit heeft dan de Hemoccult-test voor de opsporing van colorectale kanker. De test is echter zeer duur. Op basis van deze studie is het niet mogelijk om de plaats van de fecale DNA-test in een screeningsprogramma te bepalen.

Cognitieve gedragstherapie bij prikkelbaredarmsyndroom

van der Horst H.E.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 91 - 93


Deze studie in de huisartspraktijk bij patiënten met prikkelbaredarm-syndroom die reeds behandeld worden met mebeverine, toont aan dat cognitieve gedragstherapie door getrainde verpleegkundigen een beperkt en tijdelijk positief effect heeft op de klachten. Na zes maanden hebben beide groepen minder klachten, maar is er geen meerwaarde meer van de cognitieve gedragstherapie. Voordat we een aanbeveling kunnen doen over de plaats van deze aanpak bij patiënten met prikkelbaredarm-syndroom zijn een kosteneffectiviteitsanalyse en gegevens over welke patiënten baat hebben bij een dergelijke aanpak, nodig.

Editoriaal: Huisarts en verpleegkundige: partners in de opvolging van chronische patiënten?

Chevalier P. , Laperche J.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 86 - 86

Behandeling van H. pylori-negatieve dyspepsie

Numans M.E. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 87 - 89


Deze studie toont aan dat bij patiënten met symptomen van dyspepsie (zonder voorafgaand gastroscopisch onderzoek) en een negatieve H. pylori-test, behandeling met omeprazol 20 mg per dag of ranitidine 150 mg tweemaal daags de symptomen kan verlichten. Na vier weken behandeling is omeprazol superieur aan ranitidine, maar na zes maanden is er geen verschil meer tussen beide behandelingen. Bij ruim de helft van de patiënten zijn na zes maanden de klachten, ondanks behandeling, niet afgenomen. Omeprazol lijkt effectiever te zijn bij patiënten met reflux-achtige klachten. In de praktijk wordt een empirische behandeling met een proton-pompremmer aanbevolen voor patiënten met persisterende refluxachtige dyspeptische klachten, ongeacht hun H. pylori-status. Een H. pylori-test is pas aangewezen als de klachten ondanks behandeling persisteren. Behandeling met omeprazol bij patiënten is in deze studie op langere termijn niet kosteneffectiever dan behandeling met ranitidine. Op basis hiervan kan men na effectieve behandeling met omeprazol weer tijdig ‘terugschakelen’ op ranitidine.

Cystitisklachten maar negatieve dipstick: toch behandelen?

Christiaens T. , De Backer D.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 97 - 99


Deze studie reikt argumenten aan om bij vrouwen met klinische verdenking op cystitis, maar negatieve dipstickresultaten toch een behandeling met trimethoprim te overwegen (in België alleen magistraal te verkrijgen: trimethoprim 300 mg pro gelula una, één per dag gedurende drie dagen). Dit betekent dat de aanbeveling cystitis, die aanraadt bij volledig negatieve dipstick (nog) niet te behandelen, moet worden aange-past. De pro’s en contra’s kunnen met de patiënte worden besproken.

Zilverkaars tegen menopauzale klachten?

Laekeman G.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 99 - 101


Deze studie toont aan dat met extract van zilverkaars (2,5 mg isopropa-nolextract van Actaea racemosa of Cimicifuga racemosa) vergeleken met placebo menopauzale klachten afnemen. Dit effect is echter maar over een periode van drie maanden geëvalueerd. Meer onderzoek is nodig om de optimale dosis en samenstelling van zilverkaarsextract vast te leggen, om de plaats ten opzichte van hormonale therapie te bepalen en om de therapeutische doeltreffendheid en veiligheid op langere termijn te onderzoeken.

Paracetamol of NSAID’s voor posttraumatische pijn?

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 93 - 95


Deze studie, met belangrijke methodologische tekorten, toont bij patiën-ten die zich op een spoedgevallendienst aanmelden met acute pijn na een trauma van een ledemaat, geen enkel klinisch relevant verschil in pijnreductie tussen paracetamol (4 g/dag), diclofenac (3 x 25 mg/ dag), indometacine (3 x 25 mg/dag) of een combinatie van paracetamol met diclofenac. Er zijn ook geen andere argumenten om een NSAID te ve-rkiezen boven paracetamol voor acute traumata van de ledematen, zodat paracetamol voor deze indicatie de eerste keuze is.

Vitaminen en mineralen: geen effect op infecties bij ouderen

Chevalier P. , Laekeman G.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 6 pagina 95 - 97


Deze studie toont geen voordeel van de toediening van supplementen met vitaminen en mineralen ter preventie van infecties bij bejaarden. Een meta-analyse van eerdere (kleine) studies, gecorrigeerd in functie van de validiteit van deze studies, kwam tot dezelfde conclusie. De aanbeve-lingen die eerder in Minerva zijn geformuleerd blijven dus ongewijzigd: er is geen onderbouwing voor het toedienen van vitaminen en mineralen ter preventie van infecties bij thuiswonende bejaarden.

Pioglitazon bij diabetes: ongefundeerd optimisme

Christiaens T. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 74 - 76


Deze studie bij diabetes type 2-patiënten met een hoog cardiovasculair risico kan geen significant effect van pioglitazon aantonen op het vooraf vastgelegde primaire eindpunt (globale mortaliteit en cardiovasculaire morbiditeit). De conclusie van de auteurs is gebaseerd op de statistisch significante resultaten van een secundair eindpunt. Deze conclusie is echter niet onderbouwd. Er zijn significant meer hospitalisaties omwille van hartfalen bij gebruik van pioglitazon. Voorlopig blijft de juiste plaats voor pioglitazon, toegevoegd aan een behandeling met dieet met of zonder orale antidiabetica (met of zonder insuline), onduidelijk bij hoog-risicopatiënten en zeker bij de ‘gemiddelde’ diabeticus.

Statines: hoe hoger de dosis, hoe beter?

Lemiengre M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 70 - 73


De TNT-studie toont aan dat bij patiënten met stabiel coronair hartlijden dagelijks 80 mg atorvastatine vergeleken met 10 mg leidt tot minder cardiovasculaire accidenten. Er zijn echter belangrijke methodologische tekortkomingen. Samen met de andere studies die gebruik maken van een hoge dosis statine, zijn er onvoldoende argumenten om een hoge dosis als standaard toe te passen. Het beleid bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico na een hartinfarct blijft dan ook ongewijzigd: rookstop, gezonde voeding, gewichtscontrole en meer beweging, een standaarddosis statine samen met een lage dosis aspirine en medicamenteuze behandeling van de andere risicofactoren (hypertensie, diabetes), een β-blokker en een ACEinhibitor in geval van verlaagde ejectiefractie of hartfalen.

Editoriaal: Marketing van primaire en secundaire eindpunten

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 69 - 69

Cholinesterase-inhibitoren: wetenschappelijke evidentie?

Michiels B.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 82 - 84


Deze systematische review toont aan dat de beperkte en tijdelijke effecten van cholinesterase-inhibitoren op cognitie en algemeen functioneren van patiënten met Alzheimerdementie in vraag kunnen worden gesteld. De beschikbare RCT’s hebben belangrijke methodologische tekortkomingen. Er is daarom onvoldoende evidentie voor het systematisch voorschrijven van cholinesterase-inhibitoren bij patiënten met Alzheimerdementie.

Antihypertensiva bij normotensieve patiënten met coronaire hartziekte

De Cort P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 79 - 82


Deze studie bij patiënten met coronaire hartziekte en een normale bloed-druk (met of zonder behandeling) toont aan dat het toevoegen van amlodipine aan een bestaande behandeling het aantal coronaire revascularisaties en het aantal hospitalisaties voor angor reduceert. Gelijkaardige resultaten worden vastgesteld voor de ACE-inhibitor ramipril in de Europastudie. Deze eindpunten zijn echter geen ‘harde eindpunten’, waardoor de waarde van deze bevindingen wetenschappelijk discutabel blijft. Verder onderzoek is nodig om ook het effect op harde eindpunten (mortaliteit) te evalueren.

Clopidogrel plus aspirine versus aspirine alleen in cardiovasculaire preventie

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 5 pagina 76 - 79


Deze studie bij patiënten met hetzij cardiovasculaire risicofactoren, hetzij bewezen cardiovasculaire ziekte toont dat de associatie van clopidogrel (75 mg/dag) en acetylsalicylzuur (75 tot 162 mg/dag) geen enkel voordeel biedt, maar het bloedingsrisico doet stijgen.

Antibiotica bij acute lage luchtweginfecties: onmiddellijk, later of niet voorschrijven?

Coenen S. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 63 - 66


Deze studie in de huisartspraktijk toont aan dat bij patiënten met hoest en lage luchtwegklachten (onder andere koorts en gekleurd sputum), maar zonder pneumonie of chronische longaandoening, geen antibiotica geven of een uitgesteld voorschrift (dat de patiënt later kan afhalen) geen invloed heeft op de duur en de ernst van de symptomen.

Zijn ß-blokkers nog eerste keus bij primaire hypertensie?

De Cort P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 53 - 55


Deze meta-analyse over het gebruik van ß-blokkers bij patiënten met primaire hypertensie heeft ernstige methodologische tekortkomingen. Vooral de enorme heterogeniteit van de onderzochte populaties en het feit dat de uitkomsten niet zijn gecorrigeerd voor de bereikte bloeddrukdaling, maken het onmogelijk om hieruit waardevolle besluiten te trekken. Daarom lijkt het aangewezen om verder te steunen op eerder gepubliceerde en goed onderbouwde meta-analyses. Thiazidediuretica en ß-blokkers blijven een eerste keuze bij primaire ongecompliceerde hypertensie. Bij bejaarden is voorzichtigheid geboden bij gebruik van het hydrofiele atenolol.

Hoofdluis mechanisch of chemisch bestrijden?

Lapeere H. , van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 61 - 63


Deze studie bij kinderen toont aan dat behandeling van hoofdluis met een ‘Bug Buster kit’, bestaande uit nat kammen van het haar, vergeleken met éénmaal aanbrengen van een waterige oplossing van malathion 0,5% of permethrine 1%, tot een hoger ‘genezingspercentage’ leidt. Eén op twee kinderen is echter na twee weken nog niet van de luizen af. Nat kammen als behandelmethode is niet toxisch, induceert geen resistentie en is goedkoop, maar vereist handigheid en discipline van de ouders die het toepassen. Verder onderzoek naar de haalbaarheid en aanvaardbaarheid van deze methode in de eerste lijn en bij verschillende resistentie-patronen is nodig om de plaats hiervan in het behandelingsprotocol van hoofdluis bij kinderen vast te leggen.

Acupunctuur bij gonartrose

Kacenelenbogen N. , Vanwelde C.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 66 - 67


Deze studie toont aan dat bij patiënten met gonartrose een behandeling met traditionele acupunctuur of ‘minimale’ acupunctuur (waarbij naast de traditionele acupunctuurpunten wordt geprikt) op korte termijn (acht weken) een betere reductie van pijn en betere functionaliteit geeft dan geen behandeling (wachtlijst). Na een jaar is er geen verschil meer met de wachtlijstgroep. Op basis van de beschikbare evidentie is het niet mogelijk om een uitspraak te doen over de eventuele plaats van acupunctuur ten opzichte van andere behandelingen voor gonartrose.

Verlaagt raloxifen bij vrouwen met osteoporose het risico op borstkanker?

Vermeire E.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 59 - 61


De CORE-studie toont aan dat indien postmenopauzale vrouwen met osteoporose gedurende acht jaar behandeld worden met raloxifen (waarvan gedurende de laatste vier jaar met een dosis van 60 mg/dag), naast de incidentie van vertebrale fracturen ook die van invasieve en oestrogeenreceptorgevoelige borstkankers daalt. De bestudeerde vrouwen hadden naast osteoporose een hoog achtergrondrisico voor borstkanker. Vergeleken met placebo is er een toename van het aantal trombo-embolieën. Preventie en behandeling van borstcarcinoom als dusdanig vormen geen indicatie voor raloxifen.

Aspirine in primaire preventie: verschil tussen man en vrouw?

Sturtewagen J.P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 4 pagina 56 - 59


Deze meta-analyse bevestigt wat reeds bekend is uit studies over het effect van de toediening van acetylsalicylzuur aan verschillende dosissen (van 100 mg om de twee dagen tot 500 mg per dag) in het kader van de primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen: een vermindering van het aantal cerebrovasculaire accidenten bij vrouwen en een daling van het aantal myocardinfarcten bij mannen. Een effect op totale mortaliteit of cardiovasculaire mortaliteit is niet aangetoond. Er is een verhoogd risico van ernstige bloedingen, met een frequentie die vergelijkbaar is met winst op cardiovasculair vlak. Op dit moment zijn er geen goed onderbouwde argumenten om primaire preventie met acetylsalicylzuur aan te bevelen. Maatregelen die wel een bewezen preventief effect hebben op cardiovasculaire aandoeningen zijn verandering van levensstijl, rookstop, behandelen van diabetes en de aanpak van de andere cardiovasculaire risicofactoren.

Fysiotherapie bij lagerugpijn

Vermeire E.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 38 - 40


Deze studie bij personen tussen 18 en 65 jaar met niet-radiculaire lagerugpijn zonder onderliggende pathologie, toont aan dat er na twaalf maanden geen klinisch relevant verschil is in verbetering van rugpijnbehandeling met ‘best care’, oefentherapie en manipulatieve therapie.

Acupunctuur voor lagerugpijn

Aertgeerts B.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 40 - 42


Deze meta-analyse concludeert dat acupunctuur bij patiënten met chronische lagerugpijn (langer dan drie maanden durend) op korte termijn (<6 weken) meer effect heeft op pijn dan een placebobehandeling of geen behandeling. Een effect op de functionele status kon men niet aantonen. Acupunctuur is noch op korte termijn, noch op langere termijn effectiever dan een andere actieve behandeling (medicatie, massage, spinale manipulatie of TENS).

Editoriaal: ‘Evidence-based practice’

De Cort P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 35 - 35

Revalidatie versus spinale artrodese bij chronische lagerugpijn

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 36 - 37


Deze studie toont aan dat bij bepaalde patiënten met chronische lagerugpijn een intensief oefenprogramma gecombineerd met psychologische begeleiding even effectief is als spinale artrodese. De studiepopulatie is echter niet duidelijk omschreven, zodat uit deze studie niet op te maken is welke patiënten baat kunnen hebben bij een chirurgische behandeling.

Behandeling van oculaire hypertensie en glaucoom

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 46 - 48


Deze goed opgezette meta-analyse toont aan dat behandeling van een intraoculaire hypertensie (>=24 mm Hg) met oogdruppels die een betablokker bevatten, glaucoom kan voorkomen. Dit is nog niet met hetzelfde niveau van bewijskracht aangetoond voor de meest recente producten (prostaglandine- en prostamideanalogen en koolzuuranhydraseinhibitoren).

Effect van thuisbloeddrukmeting op de bloeddruk

De Cort P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 48 - 50


Deze meta-analyse toont aan dat door thuismetingen een betere controle van de bloeddruk kan worden bereikt dan met metingen door de arts. Andere studies hebben tevens een verband van thuismetingen met reductie van cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit aangetoond. Er is nog onvoldoende bekend over standaardisatie van de methode van thuismetingen.

Zijn corticoïdinfiltraties effectief bij gonartrose?

Poelman T.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 42 - 44


Deze meta-analyse van kleinschalige en klinisch sterk heterogene studies in het hospitaal toont aan dat intra-articulaire infiltraties met corticosteroïden bij patiënten met gonartrose versus placebo gedurende één week verbetering geven van de pijn. Er is onvoldoende evidentie voor een effect op lange termijn. Gegevens over veiligheid ontbreken. Op basis van de momenteel beschikbare evidentie is er daarom geen plaats voor intra-articulaire corticosteroïdinfiltraties in de behandeling van gonartrose in de eerste lijn.

Intra-articulair hyaluronzuur bij gonartrose

van Driel M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 3 pagina 44 - 46


Deze zorgvuldig uitgevoerde meta-analyse besluit dat er geen onderbouwing is voor een klinisch relevant effect van intra-articulaire infiltraties met hyaluronzuur vergeleken met placebo. Eerder werd in Minerva gewezen op de afwezigheid van een duidelijke meerwaarde ten opzichte van NSAID’s, en een vergelijking met paracetamol of niet-medicamenteuze behandeling ontbreekt. Onze conclusie blijft daarom dat er momenteel geen plaats is voor hyaluronzuurpreparaten in het behandelingsalgoritme van patiënten met gonartrose.

Is sanering thuis effectief voor kinderen met astma?

De Baets F.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 2 pagina 21 - 23


Deze studie toont aan dat bij kinderen met matig ernstig astma een multifactoriële sanering thuis, bestaande uit voorlichting en maatregelen die blootstelling aan allergenen (huisstofmijt, huisdieren enzovoort) en luchtverontreiniging binnenshuis (passief roken) verminderen, astmasymptomen kunnen reduceren. De haalbaarheid op lange termijn en de kosteneffectiviteit van een dergelijke aanpak is echter nog niet aangetoond. Deze studie wijst nochtans duidelijk op het belang van preventieve maatregelen. De aanpak van matig ernstig allergisch astma op de kinderleeftijd bestaat dus uit een individueel aangepaste onderhoudstherapie met inhalatiecorticosteroïden gecombineerd met preventieve maatregelen, zoals sanering voor specifieke allergenen en vermijden van aspecifieke prikkels zoals sigarettenrook.

N-acetylcysteïne bij COPD

Sturtewagen J.P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 2 pagina 19 - 21


Deze goed onderbouwde studie toont aan dat bij COPD-patiënten die een basisbehandeling krijgen, N-acetylcysteïne (600 mg/dag) de achteruitgang van de longfunctie niet kan afremmen en het aantal exacerbaties niet kan reduceren. Tot op heden werd in geen enkele methodologisch correcte studie enig effect van een dergelijke behandeling aangetoond.

Editoriaal: Wetenschappelijke evidentie en terugbetaling van medicatie

Chevalier P. , Sturtewagen J.P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 2 pagina 18 - 18

Effect van metformine en leefstijlinterventies op ‘metabool syndroom’

Wens J.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 2 pagina 23 - 26


Deze studie van het ‘Diabetes Preventie Program’ stelt vast dat bij ongeveer de helft van de populatie met gestoorde glucosetolerantie, een metabool syndroom aanwezig is. Door middel van een intensief programma van leefstijlaanpassingen (laagcalorische vetarme voeding en fysieke activiteit met matige inspanning, zoals flink wandelen gedurende minstens 150 minuten per week) was na drie jaar zowel het aantal nieuwe gevallen van metabool syndroom als het aantal bestaande gevallen gereduceerd. Metformine tweemaal daags 850 mg had een zelfde effect, maar minder sterk dan de leefstijlaanpassingen. Er bestaat echter nog onduidelijkheid over de waarde van het metabool syndroom als marker voor cardiovasculair risico. De cardiovasculaire risicofactoren die deel uitmaken van de criteria voor metabool syndroom dienen als zodanig te worden aangepakt, en leefstijlaanpassingen spelen hierin een belangrijke rol. Het diagnosticeren van een ‘metabool syndroom’ heeft momenteel weinig gevolgen voor de klinische praktijk.

Opioïden of NSAID’s bij nierkolieken?

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 2 pagina 32 - 33


Deze meta-analyse stelt vast dat bij volwassenen met nierkolieken veroorzaakt door nierstenen (met beeldvorming bevestigd), NSAID’s effectiever zijn dan opioïden voor de pijnresolutie . Het statistisch significante verschil tussen NSAID’s en opioïden is echter klinisch niet relevant. Wel stelt men minder braken vast met NSAID’s vergeleken met de in de studies gebruikte opioïden (voornamelijk een vaste dosis pethidine). In de huisartspraktijk zijn daarom NSAID’s de eerstekeuzebehandeling bij nierkolieken.

Radiotherapie na borstsparende heelkunde

Cocquyt V.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 2 pagina 28 - 31


Deze twee studies tonen aan dat het toevoegen van radiotherapie aan een behandeling met tamoxifen na borstsparende heelkunde voor hormoongevoelige tumoren, de kans op lokaal recidief vermindert, echter zonder impact op de overleving. De absolute reductie van lokaal recidief (3%) is bij vrouwen boven de 70 jaar met T1N0-hormoongevoelig borstcarcinoom misschien klinisch minder belangrijk, gezien de aan radiotherapie verbonden morbiditeit en kosten. Uit onderzoek zouden subgroepen moeten worden gedefinieerd bij wie radiotherapie noodzakelijk is en bij wie dit kan worden weggelaten.

De rol van vitamine D in fractuurpreventie

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 2 pagina 26 - 28


Deze meta-analyse is van goede kwaliteit en toont dat dagelijks toedienen van een vitamine D-supplement in de vorm van colecalciferol (in de meeste studies samen met calcium) bij al dan niet geïnstitutionaliseerde bejaarde vrouwen effectief is ter preventie van een primaire heupfractuur of een niet-vertebrale fractuur. Een dagelijkse dosis van 700 of 800 IU lijkt noodzakelijk, maar de optimale dosis is waarschijnlijk afhankelijk van de initiële serumconcentratie van vitamine D. Er is geen onderbouwing voor een effect bij mannen.

Sint-janskruid versus paroxetine bij matige tot ernstige majeure depressie

De Meyere M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 5 - 7


Op basis van deze vergelijkende studie bij patiënten met een matige tot ernstige majeure depressie besluiten de auteurs dat sint-janskruid niet minder werkzaam is dan paroxetine, en minder ongewenste effecten vertoont. Deze non-inferioriteitstudie beantwoordt echter niet aan alle methodologische vereisten, zodat we moeten besluiten dat er momenteel geen plaats is voor sint-janskruid bij matige tot ernstige vormen van majeure depressie.

SSRI’s en suïcide

Pieters G.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 2 - 5


Deze twee systematische reviews wijzen op een mogelijk verhoogd risico van suïcidepogingen bij volwassenen die worden behandeld met een SSRI voor om het even welke indicatie. Daarom is het aan te bevelen om de indicatie voor het voorschrijven van SSRI’s zorgvuldig te overwegen en patiënten die hiermee worden behandeld nauwgezet op te volgen.

Editoriaal: Antidepressiva vijf jaar later: nu ook de werkzaamheid in vraag?

De Meyere M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 1 - 1

Vestibulaire rehabilitatie bij duizeligheid

De Cort P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 14 - 16


Deze studie toont aan dat patiënten die lijden aan chronische duizeligheid baat kunnen hebben bij een vestibulaire rehabilitatie, die de klassieke vestibulaire rehabilitatieoefeningen combineert met cognitieve gedrags-therapeutische elementen.

Ximelagatran in de behandeling van DVT en VKF

Chevalier P.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 10 - 14


De studie bij patiënten met een diepe veneuze trombose toont aan dat een behandeling met ximelagatran niet inferieur is aan een behandeling met warfarine/enoxaparine in de preventie van diepe veneuze trombosen. De studie bij patiënten met voorkamerfibrillatie en andere risicofactoren kan wegens methodologische beperkingen niet aantonen dat een behandeling met ximelagatran niet inferieur is aan een behandeling met warfarine in de preventie van trombo-embolische verwikkelingen. Aangezien er geen therapeutische meerwaarde kon worden aangetoond en er aanwijzingen zijn voor een belangrijke hepatische en mogelijk ook cardiale toxiciteit, besluiten we dat er momenteel geen plaats is voor ximelagatran in de behandeling van diepe veneuze trombose (DVT), en zeker niet bij voorkamerfibrillatie (VKF).

Medicamenteuze behandeling van neuropsychiatrische symptomen bij dementie

De Paepe P. , Petrovic M.

Minerva 2006 Vol 5 nummer 1 pagina 7 - 10


Eerder werd in Minerva besloten dat er onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing is om bij demente patiënten met gedragstoornissen atypische neuroleptica te verkiezen boven typische. Deze review stelt daarnaast het effect van elke medicamenteuze behandeling van neuropsychiatrische symptomen bij demente patiënten in vraag.

Amiodaron of implanteerbare cardioverter-defibrillator bij chronisch hartfalen?

Van Cleemput J.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 157 - 159


Deze studie toont aan dat bij patiënten met hartfalen NYHA-klasse II of III en een linkerventrikel-ejectiefractie ≤35% amiodaron de overleving niet verbetert. Voor amiodaron is daarom geen plaats meer in de behandeling van mild tot matig chronisch hartfalen. Implanteerbare cardioverter-defribrillators (ICD’s) kunnen de mortaliteit reduceren. Voor welk type patiënten deze behandeling het meeste baat tegen de minste kost geeft, moet verder worden onderzocht.

Valsartan versus amlodipine bij hypertensie

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 159 - 162


De VALUE-studie toont geen verschil in cardiale morbiditeit en mortaliteit tussen valsartan en amlodipine. Amlodipine had een significant beter bloeddrukverlagend effect en beide producten hadden evenveel nevenwerkingen. Deze resultaten bevestigen de WVVH-aanbeveling voor de behandeling van hypertensie: lage dosissen thiazidediuretica (en bêta-blokkers) blijven de eerste keuze in de behandeling van ongecompliceerde (en gecompliceerde) hypertensie. ACE-inhibitoren en calciumantagonisten zijn tweede keus. Sartanen zijn pas nodig als niets anders kan of mag worden toegediend.

Editoriaal: Evaluatie van nieuwe geneesmiddelen: ‘superieur’, ‘equivalent’ of ‘niet-inferieur’?

Chevalier P. , van Driel M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 154 - 154

Klinische diagnostiek van bacteriële conjunctivitis

De Sutter A.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 155 - 156


Deze studie toont aan dat door het stellen van drie vragen over het aantal verkleefde ogen, aanwezigheid van jeuk en een voorgeschiedenis van infectieuze conjunctivitis, de waarschijnlijkheid van een bacteriële conjunctivitis kan worden ingeschat. Hiermee kunnen antibiotica gerichter worden voorgeschreven.

Probiotica ter preventie van infecties bij kinderen

Van Winckel M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 166 - 167


Deze studie toont aan dat het toevoegen van probiotica aan de flesvoeding van kinderen in kinderdagverblijven resulteert in minder en korter durende infecties. Het effect is echter gering en de studie is klein met een korte follow-up. Momenteel zijn er onvoldoende argumenten om een zuigelingenvoeding verrijkt met probiotica te verkiezen boven een aangepaste zuigelingenvoeding zonder deze toevoeging.

Carpaletunnelsyndroom: corticoïdinfiltraties of chirurgie?

Barbier O. , Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 168 - 169


Deze studie toont aan dat bij patiënten met een carpaletunnelsyndroom chirurgische decompressie op lange termijn (na 1 jaar) geen meerwaarde heeft boven twee opeenvolgende lokale infiltraties met een corticosteroïd.

Aspirine in cardiovasculaire preventie bij vrouwen

Sturtewagen J.P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 162 - 164


Deze belangrijke studie leert ons dat er in de primaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen bij vrouwen ouder dan 45 jaar geen plaats is voor een behandeling met lage dosis acetylsalicylzuur (100 mg om de andere dag) en dat ook met deze lage dosis ernstige ongewenste effecten kunnen optreden.

Aspirine met esomeprazol of clopidogrel na maagbloeding?

Bartholomeeusen S.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 10 pagina 164 - 166


Deze studie toont aan dat bij patiënten met een voorgeschiedenis van een gastro-intestinale bloeding op basis van aspirinegebruik, de combinatie van acetylsalicylzuur 80 mg/dag met esomeprazol tweemaal 20 mg/dag minder recidief bloedingen tot gevolg heeft dan behandeling met clopidogrel 75 mg/dag. Deze bevindingen stellen de huidige aanbeveling in vraag dat clopidogrel gebruikt dient te worden bij patiënten met gastro-intestinale intolerantie voor acetylsalicylzuur.

Behandeling van basocellulair carcinoom

Brochez L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 138 - 140


Deze systematische review besluit dat chirurgie de referentie-behandeling is bij basocellulair carcinoom. Radiotherapie is een alternatief, maar geeft een minder gunstig cosmetisch resultaat. Vergelijkende studies met andere behandelingen ontbreken. Verdere studies zijn nodig om de exacte plaats te bepalen van alle verschillende behandelingen, inclusief de nieuwe therapieën zoals fotodynamische therapie of imiquod, bij patiënten met een basocellulair carcinoom.

Bariatrische heelkunde: tien jaar opvolging

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 140 - 142


Deze studie rapporteert na tien jaar opvolging dat, vergeleken met conventionele behandeling, de verschillende vormen van bariatrische heelkunde een positief effect hebben op gewichtsreductie en comorbiditeit. De gewichtsreductie, het gunstige effect op risicofactoren en herstel van comorbiditeit (vooral diabetes) zijn significant aantoonbaar na tien jaar follow-up, maar geringer dan na twee jaar. Aangezien gegevens over het primaire eindpunt mortaliteit en over neveneffecten op lange termijn ontbreken, kunnen hieruit nog geen aanbevelingen voor de praktijk worden geformuleerd. Meer onderzoek is nodig om de juiste selectiecriteria te definiëren voor bariatrische chirurgie zodat de duurzaamheid van de resultaten na chirurgie kunnen worden geoptimaliseerd.

Kinkhoestvaccin voor adolescenten en volwassenen

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 5 nummer 9 pagina 150 - 152


Uit deze studie blijkt dat een acellulair pertussisvaccin voldoende werkzaam is bij adolescenten en volwassenen. Specifieke doelgroepen en de optimale termijn voor hervaccinatie kunnen niet uit deze studie worden afgeleid. Theoretisch zijn contactpersonen van jonge zuigelingen de voornaamste doelgroep voor een herhalingsinenting.

Van het Britse ‘House of Commons’ tot het Belgische Parlement

De Meyere M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 137 - 137

Thuisgebaseerde aanpak van depressie bij bejaarden

Poelman T. , Rogiers R.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 147 - 149


Deze studie toont aan dat een beperkt aantal cognitief gedragstherapeutische interventies door getrainde maatschappelijk werkers bij bejaarde patiënten, depressieve symptomen kunnen reduceren en het globale welbevinden verhogen. Het gaat echter om een geselecteerde oudere populatie in de Verenigde Staten met veel somatische comorbiditeit en beperkte financiële middelen, die moeilijk bereikbaar is en sociaal geïsoleerd leeft. Het is niet duidelijk in hoeverre deze resultaten van toepassing zijn in onze huisartsgeneeskundige zorg.

De plaats van atenolol bij hypertensie

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 150 - 152


De auteurs van deze meta-analyse waarschuwen voor een beperkt of zelfs nadelig effect van atenolol in de behandeling van bejaarde patiënten met hypertensie. Er zijn echter belangrijke methodologische beperkingen, waardoor deze conclusie in twijfel kan worden getrokken. De WVVH-Aanbeveling blijft daarom geldig: bij jonge patiënten met ongecompliceerde hypertensie zijn bèta-blokkers, naast thiazidediuretica een eerste keuze. Voor oudere patiënten is verder onderzoek noodzakelijk.

Eenmalige dosis dexamethason bij kinderen met milde kroep

De Sutter A.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 142 - 144


Deze studie toont aan dat na eenmalige toediening van dexamethason (0,6 mg/kg) bij kinderen met milde symptomen van pseudokroep, minder kinderen opnieuw medische hulp zoeken. De symptomen zijn sneller verdwenen, maar na drie dagen is 75% van alle kinderen symptoomvrij. Aangezien pseudokroep een zelflimiterende aandoening is en een behandeling met corticosteroïden slechts geringe voordelen heeft, is het niet aangewezen om alle kinderen met milde symptomen van pseudokroep te behandelen. Een beslissing om toch te behandelen met corticosteroïden dient het best te gebeuren in overleg met de ouders.

Antibiotica tegen atypische kiemen bij pneumonie

Coenen S.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 9 pagina 145 - 147


Deze meta-analyse toont aan dat β-lactamantibiotica, met name amoxicilline, de eerste keuze zijn bij patiënten met niet-ernstige ‘community acquired’ pneumonie. Deze conclusies komen overeen met de Britse en Nederlandstalige richtlijnen voor de behandeling van volwassenen met ‘community acquired’ pneumonie.

Groot hoefblad extract (Petasites) voor migraine?

Laekeman G.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 123 - 124


Deze studie besluit dat 150 mg extract van Groot hoefblad (Petasites hybridus) het aantal migraineaanvallen met 45% kan reduceren bij patiënten die minstens twee tot zes aanvallen per maand hebben. Het is echter nog te vroeg om preparaten op basis van Groot hoefblad aan te bevelen in de preventie van migraine. Meer garanties qua veiligheid op lange termijn en grootschaligere en langdurigere studies naar werkzaamheid in de praktijk zijn nodig om de rol van dit extract te bepalen.

Parenteraal metoclopramide bij migraine

Van den Bruel A.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 125 - 126


Deze meta-analyse besluit dat parenteraal toegediende metoclopramide vergeleken met placebo de pijn bij een acute migraineaanval reduceert. Vergeleken met andere anti-emetica was er geen verschil in reductie van de pijn. Doordat er onvoldoende gegevens zijn over de geïncludeerde populatie kunnen we op basis van deze meta-analyse geen conclusies voor de huisartspraktijk trekken.

Is Minerva onafhankelijk of is dat niet mogelijk?

De Meyere M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 120 - 120

Helpt acupunctuur bij chronische hoofdpijn?

Christiaens T.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 121 - 122


Deze gerandomiseerde en goed opgezette studie besluit dat acupunctuur effectief is in de behandeling van chronische hoofdpijn (met name migraine) in de eerste lijn. Toch zal zij alleen de ‘overtuigden’ kunnen overtuigen. Er zijn teveel methodologische tekortkomingen om op basis van deze studie acupunctuur aan te bevelen in de preventie van migraine. Er is meer en beter onderzoek nodig om de rol hiervan te kunnen beoordelen.

Effectiviteit van griepvaccinatie bij kinderen

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 131 - 133


Deze meta-analyse toont dat influenzavaccins doeltreffend zijn bij kinderen ouder dan twee jaar. Bij kinderen jonger dan twee jaar kan geen effectiviteit van influenzavaccinatie worden aangetoond. Gegevens over relevante eindpunten zoals mortaliteit, ernstige complicaties en transmissie van influenza ontbreken. Er zijn daarom nog onvoldoende argumenten om een algemene vaccinatie tegen influenza van gezonde kinderen aan te bevelen.

Antibacteriële behandeling van acne

Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 133 - 135


Deze enkelblinde studie toont aan dat de effectiviteit van benzoylperoxide 5% (al dan niet geassocieerd met lokaal erythromycine) voor lichte tot matige acne vergelijkbaar is met andere antibacteriële behandelingen. Dit is de eerste keuze van de WVVH-aanbeveling en tevens het goedkoopste product.

Helpt acupunctuur bij chronische nekpijn?

Kacenelenbogen N.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 127 - 128


Deze enkelblinde studie toont dat een acupunctuurbehandeling, vergeleken met een placebobehandeling, niet effectiever is in de verlichting van chronische mechanische nekpijn. Deze resultaten komen overeen met de conclusies van andere studies en meta-analyses.

Korte of klassieke fysiotherapie bij niet-acute nekpijn?

Vanwelde C.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 8 pagina 129 - 131


Deze studie met een non-inferioriteitsprotocol kon niet aantonen dat bij patiënten met subacute of chronische nekpijn een korte cognitieve gedragstherapeutische interventie van één tot drie sessies minstens even effectief is als een traditionele fysiotherapiebehandeling van vijf sessies. De studie heeft echter onvoldoende power om conclusies te trekken over een verschil in effectiviteit.

Voorkomt lactobacillus vulvovaginale candidiasis na antibioticagebruik?

Van Royen P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 113 - 114


Deze studie besluit dat een tiendaagse behandeling met lactobacillus (L. rhamnosus als voornaamste bestanddeel) het optreden van Candida vulvovaginitis na gebruik van antibiotica niet kan voorkomen. Het is te vroeg om te besluiten dat een dergelijke behandeling volledig achterhaald is. Meer studies zijn nodig om een uitspraak te kunnen doen over de plaats van lactobacillus bij deze indicatie. Op basis van de momenteel beschikbare evidentie is gebruik van lactobacillus voor deze indicatie niet aangewezen.

Maakt EBM polyfarmacie onvermijdelijk

Bogaert M. , Christiaens T. , De Meyere M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 103 - 103

Fluconazol bij recidiverende vulvovaginale candidiasis

Van Royen P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 110 - 112


Deze studie toont aan dat bij vrouwen met recidiverende vulvovaginale candidiasis een wekelijkse behandeling gedurende zes maanden met fluconazol per os effectief is om gedurende de behandelperiode de vrouwen klachtenvrij te houden. Na het stoppen van de behandeling neemt de kans op recidieven weer toe. Op basis van deze studie kan geen uitspraak worden gedaan over de keuze tussen een orale of lokale behandeling.

Hormonale substitutie: niet effectief bij urinaire incontinentie?

Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 108 - 110


Deze studie bij een grote populatie menopauzale vrouwen toont aan dat hormonale substitutietherapie (enkel geconjugeerde oestrogenen of geassocieerd met medroxyprogesteron) de incidentie van urinaire incontinentie verhoogt en bestaande incontinentie verslechtert. Het effect van andere soorten oestrogenen of toediening via systemische of een andere weg bij verschillende types van incontinentie, vastgesteld aan de hand van een urodynamisch onderzoek, moet nog bestudeerd worden.

Zijn er nog indicaties voor (adeno)tonsillectomie bij kinderen?

Matthys J.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 114 - 116


Deze studie toont aan dat bij kinderen met recidiverende luchtweg- of keelinfecties of adenotonsillaire hypertrofie, adenotonsillectomie na een opvolging van mediaan 22 maanden geen belangrijk klinisch voordeel biedt boven een afwachtende houding. De studie werd echter uitgevoerd in de tweede lijn en heeft belangrijke methodologische tekortkomingen (75,5% uitval!), zodat op basis hiervan geen besluiten voor de huisartspraktijk geformuleerd kunnen worden.

Effect van NSAID’s bij artrose van de knie

Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 117 - 118


Deze meta-analyse komt tot de conclusie dat bij patiënten met symptomatische knieartrose selectieve of niet-selectieve (coxibs) NSAID’s geen klinisch significante reductie van de pijn geven. De eerstekeuzebehandeling blijft paracetamol aan voldoende hoge dosis. De coxibs zijn niet effectiever dan niet-selectieve NSAID’s en hebben geen beter veiligheidsprofiel, met name op middellange en lange termijn.

Effect van hervaccinatie tegen influenza bij thuiswonende bejaarden

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 104 - 105


Uit deze studie blijkt dat hervaccinatie tegen influenza bij bejaarden die niet in rusthuizen verblijven, de mortaliteit doet dalen, ongeacht de oorzaak en ongeacht het onderliggende lijden vanaf de leeftijd van 70 jaar. Er zijn echter nog onvoldoende argumenten om de bestaande aanbevelingen aan te passen.

Behandeling van urineweginfecties bij oudere vrouwen: 3 versus 7 dagen

Christiaens T. , De Backer D.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 7 pagina 106 - 107


Deze studie toont aan dat bij een geselecteerde populatie van oudere vrouwen met een ongecompliceerde urineweginfectie, een behandeling met ciprofloxacine (tweemaal 250 mg/dag) gedurende drie of zeven dagen even effectief is met betrekking tot microbiologische en klinische uitkomsten. Om een uitspraak te kunnen doen over deze resultaten bij een ongeselecteerde populatie in de eerste lijn lijkt verder onderzoek met een eerstekeuzeantibioticum aangewezen.

Beschermt koffie tegen diabetes?

Laekeman G.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 89 - 91


Deze observationele studie besluit dat er een dosisafhankelijke relatie bestaat tussen koffiedrinken en het ontwikkelen van diabetes mellitus type 2. Minstens vijf koppen (vrouwen) of minstens tien koppen (mannen) koffie per dag verlagen de kans op diabetes type 2. Koffiedrinken kan anderzijds het cardiovasculaire risico verhogen.

Revalidatie thuis na een CVA

Provoost S.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 91 - 93


Deze systematische review besluit dat bij CVA-patiënten een thuisbehandeling met kinesitherapie, ergotherapie of via multidisciplinaire teams in het eerste jaar na ontslag uit het ziekenhuis het ADL-functioneren kan verbeteren en een afname van het functioneren kan beletten. Hoe deze thuisbehandeling het best wordt opgevat en uitgevoerd, dient verder onderzocht te worden.

Editoriaal: Tijd als interventie bij diabetes type 2?

Vermeire E.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 86 - 86

Statinen voor alle diabetespatiënten?

Christiaens T. , Feyen L. , Sunaert P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 87 - 89


Deze studie toont aan dat het opstarten van atorvastatine 10 mg het aantal eerste cardiovasculaire gebeurtenissen reduceert bij diabetes type 2-patiënten met minstens één bijkomende cardiovasculaire risicofactor. De reductie treedt op onafhankelijk van de startwaarde van het LDL-cholesterol. Hoewel bepaalde richtlijnen aanraden om op basis van deze resultaten bij alle diabetes type 2-patiënten een statine op te starten, blijft het belangrijk om bij de individuele patiënt een globaal risicoprofiel op te maken en op basis van deze evaluatie te beslissen om al dan niet een statine voor te schrijven. Er zijn nog onvoldoende argumenten om bij diabetes type 2-patiënten zonder additionele risicofactoren systematisch een statine voor te schrijven.

Langetermijnresultaten over donepezil bij Alzheimer

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 99 - 101


Deze studie besluit dat de mogelijke winst in cognitie van een behandeling met donepezil bij patiënten met milde tot matige ziekte van Alzheimer klinisch niet relevant is en niet resulteert in beter functioneren of een betere levenskwaliteit of in uitstel tot opname in een instelling. Donepezil is daarom niet aangewezen in de behandeling van milde tot matige Alzheimerdementie.

Elastische confectiekousen ter preventie van posttrombotisch syndroom

Poelman T.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 96 - 98


Uit deze studie blijkt dat bij patiënten met een diepe veneuze trombose, die naast een behandeling met anticoagulantia gedurende twee jaar elastische confectiekousen dragen, de kans op posttrombotisch syndroom met ongeveer de helft gereduceerd kan worden.

Kan fysieke activiteit de overleving bij hartfalen verbeteren?

Fagard R.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 93 - 94


Deze meta-analyse toont aan dat medisch gesuperviseerde fysieke training van patiënten met hartfalen op basis van systolische disfunctie de overleving verbetert.

Fysieke training versus PTCA bij stabiele angor

Chevalier P. , Fagard R.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 6 pagina 95 - 96


Deze studie toont aan dat bij patiënten met stabiel ischemisch hartlijden en ééntaksziekte fysieke training, in vergelijking met PTCA met stenting, na één jaar resulteert in minder ischemische incidenten en mortaliteit en een betere inspanningscapaciteit tegen lagere kosten.

Endarterectomie bij asymptomatische carotisstenose

Chevalier P. , Van Damme H.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 75 - 77


Deze studie toont bij asymptomatische patiënten jonger dan 75 jaar met een carotisstenose van meer dan 70% (geschat op basis van een echo-Doppleronderzoek), een voordeel van carotisendarterectomie met betrekking tot mortaliteit en morbiditeit. Voor stenosen van 70 tot 99% is er geen merkbaar verschil in voordeel volgens de stenosegraad. Dit voordeel wordt pas duidelijk na een zekere tijd (gemiddelde opvolgtermijn van 3,4 jaar in deze studie), vanwege het peri-operatieve risico dat onder andere afhangt van de ervaring van de chirurg. Op basis van deze studie kan het systematisch screenen van asymptomatische patiënten niet worden onderbouwd. Evenmin kan een uitspraak worden gedaan over het relatieve belang van de verschillende cardiovasculaire risicofactoren.

Carvedilol versus metoprolol bij chronisch hartfalen

Lemiengre M. , Lemiengre M.B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 70 - 72


Deze studie toont aan dat bij patiënten met chronisch hartfalen (NYHA-klasse II en III) carvedilol in de bestudeerde dosis (2 x 25 mg/dag) een grotere reductie van mortaliteit geeft dan metoprololtartraat in de bestudeerde dosis (2 x 50 mg/dag). De galenische vorm (snelwerkend) van metoprololtartraat die in deze studie werd gebruikt, is niet beschikbaar in België. Deze studie bevestigt wat reeds bekend is over ß-blokkers bij chronisch hartfalen: metoprolol, bisoprolol en carvedilol verlengen de overleving van patiënten met chronisch hartfalen.

Is Minerva lezen schadelijk voor de volksgezondheid?

Lemiengre M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 69 - 69

Prognostische waarde van thuis gemeten bloeddruk

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 83 - 84


Dit observationele onderzoek onderbouwt het belang van thuismeting van de bloeddruk, zoals ook wordt beklemtoond in de WVVH-Aanbeveling ‘Hypertensie’. Daarnaast wijst men op het belang van ‘geïsoleerde hypertensie thuis’ of ‘gemaskeerde hypertensie’. Hierover is echter nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd, zodat voorlopig geen besluiten voor de praktijk kunnen worden geformuleerd.

Aspirine toevoegen aan clopidogrel in secundaire preventie?

Bogaert M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 73 - 75


De MATCH-studie kan voor vasculaire eindpunten geen significante risicoreductie aantonen van het toevoegen van aspirine aan een behandeling met clopidogrel bij patiënten die recent een ischemisch CVA of TIA doormaakten en ten minste één andere cardiovasculaire risicofactor hebben. Deze combinatie verhoogt echter wel het risico van majeure bloedingen.

Hypertensiebehandeling baseren op thuismeting?

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 80 - 82


Dit onderzoek toont aan dat door zelfmeting van de bloeddruk, vergeleken met conventionele bloeddrukmeting, een efficiëntere bloeddrukcontrole kan worden bereikt met minder medicatiegebruik en kosten. Conventionele bloeddrukmeting blijft de gouden standaard, maar zelfmeting van de bloeddruk kan een waardevol alternatief zijn bij de oppuntstelling en opvolging van hypertensiepatiënten.

Endarterectomie bij symptomatische carotisstenose

Chevalier P. , Van Damme H.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 78 - 80


Deze meta-analyse onderbouwt het belang van endarterectomie bij patiënten met een symptomatische carotisstenose van minstens 50%: een gering voordeel bij een stenose van 50-69%, een belangrijk voordeel bij een stenose van ≥70% en geen voordeel bij subocclusieve (bijna volledige) stenose. Dit voordeel van carotisendarterectomie wordt echter enkel bereikt bij een peri-operatieve mortaliteit van minder dan 1,1% en een neurologische morbiditeit (mineur of majeur) van minder dan 6% na dertig dagen.

Antihypertensiva: effect van lage dosissen en combinaties

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 55 - 57


Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten met ongecompliceerde hypertensie, laaggedoseerde antihypertensiva een belangrijke daling van de bloeddruk kunnen geven met een reductie van het aantal ongewenste effecten. Antihypertensiva in een vaste combinatie hebben geen meerwaarde ten opzichte van elk van beide producten afzonderlijk. Bij het behandelen van een patiënt met ongecompliceerde essentiële hypertensie start de huisarts het best met een lage dosis van een eerstelijnsantihypertensivum (thiazide of ß-blokker). Bij onvoldoende respons wordt een ander antihypertensivum in lage dosis toegevoegd.

Lage dosis ramipril bij diabetische nefropathie?

Verpooten G.A.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 57 - 59


Deze studie toont aan dat een lage dosis ramipril (1,25 mg per dag) geen effect heeft op de cardiovasculaire (en renale) uitkomsten bij patiënten met diabetes type 2 en albuminurie. Een hoge dosis ACE-inhibitor, met name ramipril 10 mg per dag, blijft de aangewezen behandeling voor deze patiënten.

De rol van exemestan in de behandeling van borstkanker

Cocquyt V. , Renard V.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 53 - 55


Deze interimanalyse van een langer lopende studie toont aan dat in de adjuvante behandeling van postmenopauzale vrouwen met primaire borstkanker, het overschakelen op exemestan na initiële behandeling gedurende twee tot drie jaar met tamoxifen, een betere ziektevrije overleving geeft dan continueren van de behandeling met tamoxifen. Echter, er zijn nog geen gegevens over het effect op langere termijn. Exemestan is daarom nog niet standaard in de adjuvante behandeling van postmenopauzaal mammacarcinoom. Bij hormoonpositieve borstkanker blijft een behandeling van vijf jaar met tamoxifen de standaard-behandeling. Bij contra-indicaties voor tamoxifen of in geval van een tumor met positieve oestrogeenreceptoren én negatieve progesteronreceptoren, of indien er overexpressie is van het HER-2-oncogen, is een behandeling anastrozol in plaats van tamoxifen aangewezen.

Editoriaal: EBM en financiële problemen bij de patiënt

Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 52 - 52

Lokale NSAID's bij artrose

Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 63 - 65


Deze meta-analyse stelt vast dat lokale NSAID’s vergeleken met placebo werkzaam zijn in de behandeling van artrosegerelateerde symptomen gedurende de eerste twee weken van de behandeling, maar niet meer na vier weken. Er was geen enkel verschil in effect in vergelijking met orale NSAID’s. Door een duidelijke oververtegenwoordiging van studies met een positief effect (publicatiebias) kan deze conclusie in twijfel worden getrokken. Ongewenste effecten, zowel lokaal als systemisch, zijn ook voor lokale NSAID’s beschreven.

Effect van H. pylori-eradicatie op pyrosis en reflux

Ferrant L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 65 - 67


Deze studie toont aan dat bij een heterogene populatie H. pylori-eradicatie geen invloed heeft op de klachten pyrosis en reflux. Eerdere studies bij patiënten met functionele dyspepsie (zonder ulcus) geven tegenstrijdige resultaten, zodat we moeten besluiten dat er geen onderbouwing is voor eradicatietherapie bij dergelijke patiënten.

Veranderen van leefstijl verbetert erectiele functie bij obese mannen

Avonts D.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 59 - 61


Uit deze studie blijkt dat bij één op drie obese mannen met erectiestoornissen die jonger zijn dan 50 jaar en geen co-morbiditeit hebben, langdurige intensieve en persoonlijke begeleiding om te komen tot een gezondere levenswijze (met name gewichtsverlies en meer lichaamsbeweging) de potentie volledig kan herstellen. De invloed van andere potentiebevorderende factoren, zoals rookstop, zijn in deze studie echter niet onderzocht.

Verhogen vliegtuigreizen de kans op veneuze trombo-embolie?

Poelman T.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 4 pagina 61 - 63


Deze systematische review en bijkomende studies vinden geen evidentie dat vliegtuigreizen het risico van trombo-embolie verhogen. Verschillende studies geven wel argumenten om aan te nemen dat lange (>8 uur) vliegtuigreizen, vooral bij passagiers met bijkomende risicofactoren, het risico verhogen. Hygiënische maatregelen zouden vooral bij deze passagiers kunnen worden aangeraden. Het nut van elastische compressiekousen en profylactisch toedienen van anticoagulantia is nog onvoldoende aangetoond.

De waarde van D-dimeertest bij vermoeden van DVT

Lemiengre M. , Vanhee L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 36 - 38


Deze studie toont aan dat wanneer men een diepe veneuze trombose vermoedt bij patiënten die op basis van een klinische score een lage voorkans op DVT (5%) hebben,een negatieve D-dimeertest een goede uitsluiter is. Bij patiënten met een hoge voorkans (>15%) is in eerste instantie compressie-echografie van de onderste ledematen aangewezen. Indien bij deze patiënten zowel compressie-echografie als de D-dimeertest negatief zijn, kan een diepe veneuze trombose worden uitgesloten.

Themanummer: veneuze trombo-embolie

De redactie

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 35 - 35

Welke D-dimeertest is de beste om DVT of longembolie uit te sluiten?

Lemiengre M. , Vanhee L.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 42 - 44


Uit deze meta-analyse blijkt dat de semi-kwantitatieve ELISA-test voor de bepaling van D-dimeren bij patiënten met een vermoeden van diepe venueze trombose of longembolie de beste D-dimeertest is om een DVT of longembolie uit te sluiten: een negatief testresultaat bij een patiënt met een lage voorkans is een voldoende sterk argument om de diagnose uit te sluiten.Wanneer men D-dimeren laat bepalen, is de semi-kwantitatieve ELISA-test dus de beste keuze.

Wat is de beste strategie om longembolie uit te sluiten?

Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 38 - 40


Deze systematische review toont de waarde van verschillende onderzoeken als eerste stap in de diagnostiek van longembolie: pulmonaire angiografie, longperfusie scintigrafie en D-dimeertest. De nauwkeurigheid van de angioscan moet nog worden aangetoond. In de praktijk blijft de bepaling van het risico van longembolie de eerste stap. In geval van laag risico is bepaling van de D-dimeren het eerste onderzoek. Indien de D-dimeertest normaal is, is verder onderzoek overbodig. Indien de D-dimeren verhoogd zijn, is een verdere oppuntstelling noodzakelijk, evenals bij patiënten met een matig tot hoog risico. In dit geval is een longperfusie scintigrafie het meest toegankelijke accurate onderzoek.

Inschatten van recidiefkans voor veneuze trombo-embolie met D-dimeren

De Jonghe M. , Roland M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 41 - 42


Deze studie toont aan dat patiënten ouder dan achttien jaar, die voor het eerst een spontane veneuze trombo-embolie doormaakten en gedurende drie maanden behandeld werden met een anticoagulans, een laag risico hebben van een recidief wanneer het D-dimeergehalte <250 ng/ml is (gemeten met een ELISA-test drie weken na het stoppen van de anticoagulatie).Om systematische bepaling van D-dimeren bij dergelijke patiënten aan te bevelen dient echter eerst de effectiviteit hiervan te worden geëvalueerd.

Preventie van recidief trombo-embolieën bij kankerpatiënten

Lannoy J.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 47 - 49


Deze studie toont aan dat in de preventie van veneuze trombo-embolieën bij kankerpatiënten die recent een diepe veneuze trombose of longembolie doormaakten, heparines met laag moleculair gewicht in vergelijking met orale anticoagulantia gedurende zes maanden effectiever en even veilig zijn.

Warfarine ter preventie van recidief veneuze trombo-embolie

Lannoy J.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 3 pagina 45 - 47


De PREVENT-studie toont aan dat warfarinetherapie met een lage intensiteit (streefwaarde van INR tussen 1,5 en 2,0) gedurende twee jaar werkzaam is in de preventie van een recidief veneuze trombo-embolie bij patiënten die voor een idiopathische diepe veneuze trombose gedurende minimaal drie maanden waren behandeld. De ELATE-studie concludeert dat bij een gelijkaardige populatie (met waarschijnlijk een hoger uitgangsrisico) een conventionele behandeling (streefwaarde van INR tussen 2,0 en 3,0) effectiever is dan warfarinetherapie met een lage intensiteit. Warfarinetherapie met een lage intensiteit reduceert het aantal majeure bloedingen niet. Deze studies geven geen antwoord op de vraag hoe lang de preventieve behandeling na een idiopathische diepe veneuze trombose moet worden voortgezet, maar preventieve behandeling gedurende (minimaal) twee jaar lijkt zinvol.

Antibiotica ter preventie van meningokokkenziekte?

Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 21 - 23


Deze meta-analyse levert op basis van retrospectieve cohortstudies slechts een zeer zwak bewijs voor het beschermende effect van profylactisch behandelen met antibiotica van contacten in het huisgezin van een patiënt met meningokokkenziekte. Uit deze meta-analyse kunnen geen conclusies worden getrokken over de keuze van het antibioticum.

Is pneumokokkenvaccinatie zinvol bij jonge kinderen?

Michiels B.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 19 - 21


Op basis van deze observationele studie zijn er onvoldoende wetenschappelijke argumenten om een veralgemeende pneumokokkenvaccinatie van alle zuigelingen vanaf twee maanden te onderbouwen. Kinderen met een sterk verhoogd risico door onderliggende pathologie en/of door combinatie van verschillende risicofactoren kunnen mogelijk baat hebben bij vaccinatie en voor hen is terugbetaling van het vaccin wenselijk.Vanzelfsprekend moeten de vermijdbare risicofactoren worden aangepakt.

Omzien naar Minerva 2004

De Meyere M.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 18 - 18

Kan kwantitatieve ultrasonografie osteoporose voorspellen?

Boutsen Y.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 29 - 31


Deze studie toont aan dat kwantitatieve ultrasonografische botmeting in de huisartspraktijk gebruikt zou kunnen worden om patiënten met een hoog risico van osteoporose beter te identificeren (case-finding). Voor de diagnostiek van osteoporose blijft botdensitometrie met X-stralen aangewezen. Algemene screening naar osteoporose is niet aan te bevelen, maar case-finding van patiënten met een hoog risico is wetenschappelijk en ethisch te verantwoorden. Factoren die een hoog risico kunnen voorspellen zijn vooral vroegtijdige menopauze (<45 jaar), een familiale anamnese van ernstige osteoporose, een antecedent van een niet-traumatische fractuur, roken, een sedentair leven en sommige geneesmiddelen (zoals corticosteroïden, anti-epileptica en schildklierhormonen).

Laparoscopische versus abdominale en vaginale hysterectomie

Weyers S.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 31 - 33


Deze studie toont aan dat bij laparoscopische hysterectomie vergeleken met abdominale en vaginale hysterectomieën,de operatieduur langer is en er meer majeure complicaties optreden. De definitie van majeure complicaties en de beperkte ervaring met de gebruikte technieken van een deel van de chirurgen zijn belangrijke vertekenende factoren in deze studie. Daarbij is voorafgaand aan de keuze van de chirurgische techniek een correcte indicatiestelling voor een hysterectomie belangrijk.

Nitroglycerine als voorspeller voor angor?

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 24 - 26


Deze studie heeft vele beperkingen, maar leert ons toch dat de diagnostische en prognostische waarde van het toedienen van nitraten (en het effect op de pijn) bij een patiënt met pijn op de borst onvoldoende is. In afwachting van beter diagnostisch onderzoek over patiënten met pijn op de borst in de eerste lijn, benadrukken we de stelling van de NHG-Standaard: bij patiënten met het vermoeden van een acuut coronair syndroom, zelfs als de klachten verdwijnen door (rust en/of) nitraten,verwijst de huisarts dezelfde dag nog door voor een verdere cardiologische oppuntstelling.

Is er een plaats voor atypische neuroleptica bij dementie?

De Paepe P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 2 pagina 26 - 28


Uit deze systematische review blijkt dat er geen wetenschappelijke argumenten zijn om de atypische neuroleptica te verkiezen boven de typische neuroleptica voor de behandeling van gedragsstoornissen en psychologische symptomen bij dementerende bejaarden.

Hardheid van de matras en chronische rugpijn

Thibaut K.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 5 - 6


Deze studie toont aan dat bij patiënten met chronische aspecifieke lagerugpijn het gebruik van matrassen met een gemiddelde hardheid in vergelijking met zeer harde matrassen, een significante verbetering van de pijn (enkel bij slapen) en van de functionele beperkingen geeft. Het effect van dit type matras is echter niet geëvalueerd in vergelijking met andere interventies waarvoor een effect is aangetoond.

Etanercept in combinatie met methotrexaat bij reuma

Ravelingien I. , Van Wilder P. , Verschueren P. , Westhovens R.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 2 - 4


Deze studie bevestigt de meerwaarde van de behandeling met een combinatie van etanercept en methotrexaat versus methotrexaat of etanercept in monotherapie bij patiënten met actieve reumatoïde artritis die geen goede respons hebben op een DMARD (anders dan methotrexaat). Bij de behandeling van reumatoïde artritis is het belangrijk om patiënten vroegtijdig en intensief te behandelen. Er is voldoende evidentie om te starten met een combinatie van conventionele DMARD’s. De plaats van anti-TNF-medicatie bij vroege reumatoïde artritis is momenteel, mede gezien de hoge kostprijs, de huidige terugbetalingsmodaliteiten en onbekende neveneffecten op lange termijn, gereserveerd voor therapieresistente patiënten. De hoeksteen van de behandeling blijft methotrexaat.

Geeft Evidence-Based Medicine ook een antwoord op complexe vragen?

Vermeire E.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 1 - 1

Voor huisstofmijtallergeen ondoorlaatbare hoeslakens: zinvol?

De Baets F.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 11 - 13


Deze studie kan bij volwassen astmapatiënten geen effect aantonen op de astmacontrole van huisstofmijtondoorlaatbare hoeslakens als geïsoleerde maatregel voor huisstofmijtsanering.

Captopril en valsartan na myocardinfarct met hartfalen

Boland B. , Chevalier P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 14 - 16


Deze studie toont aan dat bij patiënten met hartfalen na een myocardinfarct, valsartan en captopril even effectief zijn. De combinatie levert geen bijkomend voordeel op en veroorzaakt meer ongewenste effecten.Toegevoegd aan andere klassieke post-infarctbehandelingen (aspirine, ß-blokker en statine) blijft een ACE-inhibitor de referentiebehandeling voor deze indicatie; een sartaan kan een alternatief zijn in geval van intolerantie.

Neuraminidaseremmers in de behandeling en preventie van influenza

De Meyere M. , Govaerts F.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 6 - 8


Deze meta-analyse besluit dat oseltamivir en zanamivir werkzaam zijn in de preventie en behandeling van influenza. Echter, deze besluiten zijn om methodologische redenen niet valide. Uit ander betrouwbaar onderzoek blijkt dat zanamivir en oseltamivir effectief zijn bij volwassen risicopatiënten en oseltamivir bij jonge risicopatiëntjes, op voorwaarde dat binnen de 48 uur na het begin van de symptomen met de medicatie wordt gestart. Hierbij dienen andere factoren in rekening te worden gebracht: kans op overbehandeling (vals positieven), mogelijke bijwerkingen, mogelijk optreden van resistentie,en ten slotte de zeer hoge kostprijs. Vaccinatie van bejaarden en risicopatiënten tegen influenza blijft een centrale plaats innemen.

Beschermt fytotherapie jonge kinderen tegen luchtweginfecties?

Laekeman G.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 1 pagina 9 - 11


Deze studie besluit dat een preparaat met echinacea, propolis en vitamine C kinderen tussen één en vijf jaar tegen infecties van de luchtwegen beschermt. Aangezien het om een zeer specifieke groep kinderen gaat kunnen deze resultaten niet worden geëxtrapoleerd. Daarbij komt dat het preparaat in België niet beschikbaar is. Een gelijkaardige studie met een monopreparaat (echinacea) en patiënten die vergelijkbaar zijn met kinderen in de eerste lijn, kan meer duidelijkheid scheppen.

Inhalatiecorticosteroïden of leukotrieenreceptorantagonisten bij persisterend astma?

Sturtewagen J.P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 10 pagina 157 - 159


Uit dit literatuuroverzicht blijkt dat leukotrieenreceptorantagonisten geen alternatief zijn voor inhalatiecorticosteroïden in de onderhoudsbehandeling van mild tot matig persisterend astma. De gouden standaard blijft het gebruik van inhalatiecorticosteroïden aan een zo laag mogelijke werkzame dosis.

Montelukast vs salmeterol toegevoegd aan fluticason bij matig persisterend astma

Kegels E.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 10 pagina 155 - 157


Deze studie, die niet in de eerste lijn werd uitgevoerd, toont aan dat bij patiënten met chronisch astma en persisterende klachten het toevoegen van leukotrieenreceptorantagonisten aan een lage dosis inhalatiecorticosteroïden (fluticason) tot evenveel exacerbaties leidt als het toevoegen van een langwerkende beta-2-agonist (salmeterol). Andere studies komen tot gelijkaardige conclusies. Omwille van de lagere kostprijs en de mogelijkheid tot aflevering zonder afzonderlijk attest blijven daarom de langwerkende sympaticomimetica eerste keus.

Themanummer: De behandeling van astma

Minerva 2004 Vol 3 nummer 10 pagina 154 - 154

Vroeg starten met budesonide bij mild persisterend astma?

Degryse J.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 10 pagina 163 - 165


Deze studie toont aan dat langdurige toediening van een relatief kleine dosis budesonide toegevoegd aan een astmabehandeling bij patiënten met mild persisterend astma een statistisch significant effect heeft op het risico van ernstige exacerbaties. Dit effect is echter gering. Een effect op het natuurlijke verloop van astma kon niet worden aangetoond.

Effect van educatieve programma's voor kinderen en adolescenten met astma

Godding V.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 10 pagina 166 - 168


Deze meta-analyse besluit dat educatieve programma’s voor kinderen en adolescenten met astma effectief zijn. Men houdt echter geen rekening met de sociaal-economische context, de relatieve effectiviteit van de verschillende programma’s of de verschillen tussen kinderen en adolescenten met astma. Er kunnen daarom nog geen duidelijke besluiten voor de praktijk worden geformuleerd.

'Step-down' van inhalatiecorticosteroïden bij stabiel astma

Kegels E.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 10 pagina 159 - 161


Uit deze studie blijkt dat patiënten met matig tot ernstig astma die ‘onder controle’ zijn met een hoge dosis inhalatiecorticosteroïden, op een veilige manier hun dosis inhalatiecorticosteroïden kunnen halveren zonder negatief effect op de symptoomcontrole en levenskwaliteit. Verdere grootschalige studies moeten deze bevindingen bevestigen.

Is verdubbeling van de dosis inhalatiecorticosteroïden bij falende astma-therapie zinvol?

Sturtewagen J.P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 10 pagina 161 - 163


Uit deze studie blijkt dat bij patiënten van wie de astmasymptomen tijdelijk toenemen, het verdubbelen van de onderhoudsdosis inhalatiecorticosteroïden de nood aan een behandeling met orale corticosteroïden (prednison) niet kan reduceren. De resultaten van een later gepubliceerde studie bevestigen deze bevinding.

Ambulante behandeling van COPD-exacerbaties met oraal prednison

Elinck K.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 141 - 143


Uit deze studie blijkt dat behandeling met corticosteroïden per os (prednison) bij COPD-patiënten met een acute exacerbatie de kans op herval binnen de maand doet verminderen. Dit besluit kan echter niet worden geëxtrapoleerd naar de huisartspraktijk. In deze studie includeerde men patiënten die zich aanmeldden op een (Canadese) spoeddienst en die systematisch ook antibiotica voorgeschreven kregen. Verder onderzoek in de eerste lijn is noodzakelijk.

Combinatietherapie van salmeterol en fluticason bij COPD

Buffels J.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 138 - 141


Deze studie toont als eerste een mogelijke positieve invloed van een combinatie van een langwerkende ß2-agonist met een inhalatiecorticosteroïd op het ziektebeloop van patiënten met ernstig COPD (een FEV1 van minder dan 50% van de voorspelde waarde). Verdere studies dienen dit nog te bevestigen. Het voordeel van de combinatietherapie op symptomen en levenskwaliteit van de patiënten is minder duidelijk. De internationale richtlijnen voor de medicamenteuze behandeling van stabiel COPD (GOLD) werden in 2003 na publicatie van deze studie aangepast en behouden de restrictie voor het voorschrijven van inhalatiesteroïden tot patiënten met ernstig COPD en frequente exacerbaties.

Publiciteit en geneesmiddelengebruik: een sterke band

Laekeman G.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 137 - 137

Oefentherapie en ondersteuning van mantelzorgers bij Alzheimer

De Jonghe M. , Roland M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 147 - 149


Deze goed opgezette en correct geanalyseerde studie toont aan dat de vorming en ondersteuning van mantelzorgers binnen het kader van een globale benadering van patiënten die lijden aan de ziekte van Alzheimer positief is, zowel vanuit fysiek als mentaal oogpunt. Deze studie laat, in tegenstelling tot andere, niet toe om te evalueren of deze benadering de tijd tot institutionalisering vertraagt. De uitvoerbaarheid van een dergelijke interventie in onze gezondheidszorg moet nog worden aangetoond.

Atorvastatine bij claudicatio intermittens

Lemiengre M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 150 - 151


Deze studie besluit dat behandeling gedurende een jaar met atorvastatine 80 mg per dag bij patiënten met perifeer obstructief arterieel vaatlijden, de pijnvrije staptijd doet toenemen. Deze toename is echter zo gering (42 seconden) dat de klinische relevantie ervan in twijfel getrokken moet worden. Er is evidentie voor het nut van twee niet-medicamenteuze interventies bij patiënten met perifeer arterieel vaatlijden: bewegen en stoppen met roken. Daarnaast dient men bij deze patiënten de verschillende cardiovasculaire risico’s te behandelen zoals de aanbevelingen aangeven.

Topiramaat ter preventie van migraine?

Umbach I.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 143 - 145


Deze placebogecontroleerde studie toont aan dat topiramaat vergeleken met placebo werkzaam is ter preventie van migraineaanvallen. Aangezien er geen studies zijn die topiramaat vergelijken met andere preventieve behandelingen, is nog niet duidelijk welke plaats topiramaat heeft in de onderhoudsbehandeling van migraine.

Alendronaat: tien jaar ervaring

Michiels B.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 9 pagina 145 - 147


Deze analyse van twee voortgezette studies besluit dat alendronaat continu gegeven gedurende tien jaar aan postmenopauzale vrouwen met osteoporose (T-score <-2,5) goed verdragen wordt. Door het ontbreken van harde eindpunten in deze studies is de fractuurincidentie niet juist in te schatten en de klinische meerwaarde van een langdurige behandeling (>5 jaar) onduidelijk. Valpreventie blijft de belangrijkste preventieve maatregel bij osteoporose.

Stretchoefeningen bij chronische fasciitis plantaris

Vanderstraeten G.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 123 - 124


Deze studie besluit dat bij patiënten met chronische fasciitis plantaris stretching van de fascia plantaris een beter resultaat geeft dan stretching van de achillespees wat pijn, functionaliteit en patiënttevredenheid betreft. Op basis hiervan kan echter geen uitspraak worden gedaan over het effect van stretching vergeleken met andere behandelingstechnieken.

Moet men kleine handwonden hechten?

Collette G.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 121 - 122


Deze studie komt tot de conclusie dat kleine handwonden van minder dan twee cm bij patiënten die geen risico hebben van complicaties en die volgens de regels van de asepsis worden behandeld, niet gehecht hoeven te worden. Echter, aangezien alle tot nu toe gepubliceerde studies werden uitgevoerd in een spoedgevallendienst, kan voor de huisartspraktijk nog geen evidence-based aanbeveling worden geformuleerd.

Sociaal-economische evidentie opnemen in klinische richtlijnen

De Jonghe M. , Roland M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 120 - 120

Extracorporale schokgolftherapie bij hielspoor

De Muynck M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 125 - 126


Deze studie toont aan dat extracorporale schokgolftherapie (ESWT) niet effectief is in de behandeling van chronische fasciitis plantaris met hielspoor. Resultaten van andere studies zijn echter tegenstrijdig. Onderbouwing voor een effectieve behandeling van deze aandoening ontbreekt momenteel.

Penicilline voor acute keelpijn bij kinderen?

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 131 - 133


Deze studie komt tot het besluit dat bij kinderen met acute keelpijn en minstens twee Centor-criteria, penicilline geen effect heeft op de duur van de symptomen, het gebruik van analgetica, schoolverlet of recidieven. Ook is er geen verschil in klinisch effect tussen een penicillinekuur van drie of zeven dagen. De besluiten van de Belgische aanbeveling blijven dus geldig. In de regel wordt geen antibioticum voorgeschreven bij acute keelpijn: enkel bij zeer zieke patiënten of patiënten met een risico. Indien penicilline geïndiceerd is, is een kuur van zeven dagen aan te bevelen.

Cefalosporines versus penicilline bij kinderen met een streptokokkenkeel

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 133 - 135


Deze meta-analyse komt tot het besluit dat voor kinderen met een streptokokkentonsillofaryngitis cefalosporines bacteriologisch én klinisch beter scoren dan penicilline-V. Na kritische analyse waarbij de resultaten van dubbelblinde studies de doorslag geven, blijkt het bacteriologische effect gehandhaafd. Maar er is geen klinische meerwaarde van de cefalosporines. De besluiten van deze studie veranderen niets aan de aanbeveling ‘Acute keelpijn’. Indien men beslist om een antibioticum te geven, blijft penicillineV een eerste keus.

Fluticason als onderhoudsbehandeling voor atopische dermatitis

Morren M.A.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 127 - 129


Deze studie toont aan dat fluticasonpropionaat in crème of zalf tweemaal per week toegevoegd aan een onderhoudsbehandeling met emollientia, het tijdsinterval tussen exacerbaties van atopisch eczeem kan verlengen. Striktere objectivering en langduriger opvolgen van het optreden van huidatrofie zijn echter nodig vooraleer men dit voor de dagelijkse praktijk algemeen kan aanraden. Dit geldt in het bijzonder voor gebruik in het gelaat.

Memantine toegevoegd aan donepezil bij Alzheimer

Michiels B. , Vermeire E.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 8 pagina 129 - 131


Deze studie, waarbij memantine wordt toegevoegd aan een behandeling met donepezil (5 tot 10 mg/dag) bij matig ernstige tot ernstige zieke Alzheimerpatiënten, toont een afremming van de progressie op korte termijn. De klinische relevantie is echter gering, de follow-up duur is erg kort en de kostprijs van de behandeling aanzienlijk. De kernboodschappen van het themanummer Dementie van Minerva blijven gelden: de medicamenteuze aanpak van de ziekte van Alzheimer heeft een beperkte klinische relevantie, zonder uitzicht op kostenbesparing. Het versterken van de mantelzorg en beperken van het gebruik van psychofarmaca zijn zinvoller.

Oxycodon effectief bij pijn door diabetische neuropathie

Devulder J.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 106 - 108


In de behandeling van neuropathische pijn, waaronder ook diabetische neuropathie, zijn tricyclische antidepressiva en anticonvulsiva nog steeds de eerste keuze. Deze ene studie toont aan dat oxycodon mogelijk een werkzame tweede keus is. Meer studies zijn echter nodig om dit te onderbouwen.

'Weight Watchers' versus zelfhulp

Van Royen P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 104 - 106


Deze studie toont aan dat een commercieel vermageringsprogramma (‘Weight Watchers’) meer effect heeft dan een beperkt programma via zelfhulp. Het programma van de ‘Weight Watchers’ volgt de deelnemers regelmatig op en bevat de drie pijlers waarop de aanpak van obesitas steunt, namelijk het volgen van een uitgebalanceerd dieet, gedragsaanpassing en meer lichaamsbeweging. Gemotiveerde deelnemers aan zo’n specifiek programma bereikten gemiddeld een gewichtsreductie van 5% en konden dit ook behouden na twee jaar. Er gebeurde evenwel geen vergelijking van dit vermageringsprogramma met een actieve behandeling en follow-up in de huisartspraktijk.

Observaties, zekerheden en toeval

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 103 - 103

Screenen en kort behandelen van overmatig alcoholgebruik

Aertgeerts B.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 114 - 116


Deze meta-analyse komt tot de conclusie dat systematische screening van overmatig alcoholgebruik in de huisartspraktijk niet erg effectief is om patiënten te identificeren die in aanmerking komen voor een korte interventie. Meer onderzoek is nodig om een haalbare en efficiënte strategie voor de identificatie en aanpak van problematisch alcoholgebruik in de eerste lijn te kunnen aanbevelen.

Rol voor adenoïdectomie in recidiverende OMA bij jonge kinderen?

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 116 - 118


Deze studie toont aan dat een adenoïdectomie of chemoprofylaxe van zes maanden met een sulfamide niet werkzaam is in de preventie van recidiverende episoden van OMA bij kinderen jonger dan twee jaar. Zij sluit daarmee aan bij de conclusies uit de studies met oudere kinderen.

'Snelle' MRI versus radiografie bij lagerugpijn

De Wachter J.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 110 - 112


Uit deze studie blijkt dat bij een heterogene groep patiënten met lagerugpijn ‘snel’ MRI-onderzoek voor de patiënt geen voordeel biedt ten opzichte van radiografie. Over het nut van beeldvorming bij patiënten met lagerugpijn kan op basis van deze studie geen uitspraak worden gedaan.

Actieve spiertraining versus relaxatie voor chronische nekklachten

Eyskens J.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 7 pagina 112 - 114


Uit deze studie blijkt dat spierversterkende oefeningen en relaxatietraining, vergeleken met gewone dagelijkse activiteiten, niet leiden tot een verbetering van chronische atypische nekpijn. Of verbetering van de compliantie tot betere resultaten leidt, moet nog worden onderzocht.

Prognostische waarde van ambulante bloeddrukmeting

Matthys J.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 89 - 91


Deze studie toont aan dat bij behandelde hypertensiepatiënten een hogere ambulant gemeten bloeddruk (systolisch zowel als diastolisch) het optreden van cardiovasculaire complicaties kan voorspellen.

Hoe het best de bloeddruk meten?

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 87 - 89


Deze studie ondersteunt de recente richtlijnen, die aanbevelen dat de huisarts de diagnose van hypertensie pas stelt na bevestiging door goed uitgevoerde thuismetingen door de patiënt zelf.

Deprimerend onderzoek?

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 86 - 86

Heelkunde bij obesitas

Michiels B. , Peeters M. , Vermeire E.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 91 - 94


Deze twee studies tonen aan dat bij gemotiveerde obese patiënten met een BMI >40 of >35 met aan obesitas gebonden comorbiditeit (zoals diabetes, hypertensie of gewrichtsaandoeningen), waarbij de conventionele aanpak niet werkt, het chirurgisch aanbrengen van een 'maagband' het gewicht kan reduceren.Hierdoor verbetert de kwaliteit van leven en daalt de comorbiditeit. Studies met een langere follow-up (>5 jaar) zijn nodig om de duurzaamheid van het effect en de nevenwerkingen van de ingreep op lange termijn te evalueren.

Is screening naar colorectale kanker kosteneffectief?

Annemans L.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 98 - 99


Deze gezondheidseconomische evaluatie van screening naar colorectale kanker laat niet toe om besluiten te trekken over de optimale screeningsstrategie.

De Ottawa knieregels

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 100 - 101


De Ottawa knieregels kunnen nuttig zijn om in geval van een knietrauma de noodzaak van radiografisch onderzoek in te schatten en aldus het gebruik ervan te beperken. Ze bezitten een zeer goede sensitiviteit. Er zijn echter nog onvoldoende studies over de betrouwbaarheid van deze test en praktische problemen beperken de toepasbaarheid ervan.

Ijzersuppletie zinvol bij onverklaarde moeheid?

Poelman T.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 94 - 95


Bij vrouwen tussen 25 en 45 jaar oud met onverklaarde moeheid en een laag ferritinegehalte (<50 µg/l) kan ijzersuppletie worden overwogen.Toch is het nog te vroeg om bepaling van ijzerstatus en eventuele behandeling met ijzersuppletie systematisch aan te bevelen. Grootschaliger en langduriger placebogecontroleerd onderzoek met algemene gezondheidsschalen is nodig om te bepalen welke vrouwen het meeste baat zullen hebben bij ijzersuppletie.

Asymptomatische bacteriële vaginose in de zwangerschap

Temmerman M. , Verstraelen H.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 6 pagina 96 - 97


Deze studie toont aan dat een kortstondige orale behandeling met clindamycine de kans op een laattijdige miskraam of een vroeggeboorte reduceert bij zwangere vrouwen bij wie, op basis van een eenvoudige screeningstest, in de vroege zwangerschap een verstoorde vaginale flora en bacteriële vaginose wordt vastgesteld. De bevindingen van deze studie moeten worden bevestigd in grotere multicenter studies, alvorens men een ‘screen-and-treat’-houding kan implementeren in de prenatale zorg.

Doxazosine en finasteride bij benigne prostaathypertrofie

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 72 - 75


Deze studie toont aan dat een combinatiebehandeling van doxazosine met finasteride globaal de klinische progressie of de kans op het optreden van bepaalde complicaties van benigne prostaathypertrofie reduceert. De behandeling is duur voor de patiënt, niet zonder ongewenste effecten, onder andere op de levenskwaliteit, en slechts na enkele maanden werkzaam. De plaats van deze behandeling ten opzichte van een chirurgische behandeling moet nog worden bepaald.

Follow-up bij hypertensie: drie- of zesmaandelijks?

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 70 - 72


Ondanks de beperkingen van deze follow-up studie zijn er nu argumenten om een halfjaarlijks schema van bloeddrukcontrole bij initieel gestabiliseerde hypertensiepatiënten in de huisartspraktijk te overwegen. Het halfjaarlijkse schema geeft een even goede bloeddrukcontrole, therapietrouw en bijna dezelfde patiënttevredenheid vergeleken met een trimestrieel schema.Maar of dit ook het geval is voor patiënten met een gecompliceerde hypertensie, blijft een open vraag. Eveneens blijft de vraag onbeantwoord in hoeverre zelfmetingen van de bloeddruk door de patiënt niet alleen de frequentie van follow-up raadplegingen nog kan verminderen, maar daarboven ook de globale cardiovasculaire risicocontrole zou verbeteren. Op basis van bovenstaande argumenten kan de huisarts een basisschema voor halfjaarlijkse controle van gestabiliseerde hypertensiepatiënten overwegen.

Editoriaal: Wetenschap en trends

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 69 - 69

Anticholinergica bij overactieve blaas

Lagro-Janssen T.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 75 - 77


Deze meta-analyse komt tot de conclusie dat anticholinergica bij een overactieve blaas (urge-incontinentie) weinig klinische relevantie hebben. Een effect op lange termijn is niet aangetoond. Blaastraining werkt niet beter, maar kent in elk geval geen bijwerkingen. De NHG-Standaard beveelt aan om, indien de patiënt zich ertoe leent, te starten met blaastraining, eventueel later gecombineerd met anticholinergica. Het effect van die combinatie moet echter nog worden bewezen.

Warfarine vs aspirine in secundaire preventie van ischemisch CVA

Hermans C.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 81 - 83


Bij patiënten met een ischemisch CVA zonder carotisstenose, voorkamerfibrillatie of allergie voor aspirine, blijft aspirine in een dosis van 75 tot 100 mg per dag de eerste keuze ter preventie van een recidief CVA.

Lokale behandeling van otitis externa

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 83 - 84


Deze studie toont aan dat in de behandeling van acute otitis externa bij een volwassene oordruppels die een associatie van een corticosteroïd met azijnzuur of een corticosteroïd met een antibioticum bevatten, werkzamer zijn dan oordruppels met alleen azijnzuur. De plaats van deze combinatiebehandelingen vergeleken met de eerstekeusbehandeling, namelijk corticosteroïd of aluminiumacetotartraat in monotherapie, is nog niet duidelijk.

Elektrische stimulatie van de bekkenbodem bij stressincontinentie

Lagro-Janssen T.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 77 - 79


Deze studie toont aan dat elektrische stimulatie van de bekkenbodemspieren (ESBB) bij gezonde vrouwen met (overwegend) stressincontinentie geen meerwaarde heeft boven gedragstraining alleen (dat wil zeggen gedragstraining met biofeedback). Een zelfhulpgids verbetert de incontinentie en de kwaliteit van leven. Een trapsgewijze aanpak beginnend bij bekkenbodemspieroefeningen aan de hand van een zelfhulpgids of instructies, gevolgd door een programma met professionele begeleiding, is aan te bevelen.

Leidt empirische behandeling van cystitis tot overbehandeling?

Christiaens T. , De Backer D.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 5 pagina 79 - 81


De bevindingen van deze studie hoeven voorlopig niets te veranderen aan het aanbevolen diagnostisch beleid in de Belgische richtlijn: ze bevestigen eerder de voorgestelde beslisboom. In deze beslisboom gebruikt men de combinatie van symptomen met de nitriettest, al dan niet met een test voor pyurie, om de diagnose van ongecompliceerde urineweginfectie te stellen.

Screening van cervixkanker: dunnelaag, HPV of PAP?

Smeets F.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 55 - 57


Deze studie toont aan dat screening van cervixkanker met behulp van dunnelaagcytologie minder betrouwbaar is dan met een klassiek Papanicolaou-uitstrijkje. Andere studies en een meta-analyse komen tot andere resultaten. Daarbij is er onvoldoende evidentie over de kosten en baten van de dunnelaagtechniek. De WVVH-aanbeveling voor cervixkankerscreening die het gebruik van de klassieke uitstrijktechniek aanbeveelt, blijft dan ook van kracht.

Lubrificans op speculum: geen effect op uitstrijkjes

Hendrickx K.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 53 - 54


Uit deze twee studies blijkt dat het gebruik van een kleine hoeveelheid wateroplosbare lubrificerende gel bij het inbrengen van het speculum geen nadelige invloed heeft op de kwaliteit van het uitstrijkje. In de WVVH-aanbeveling wordt aangeraden om indien nodig enkel water te gebruiken om het speculum te bevochtigen. Op basis van deze studies kan deze aanbeveling worden verruimd: water of een kleine hoeveelheid wateroplosbare gel.

Editoriaal: Minerva: onafhankelijk en volledig?

Roland M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 52 - 52

Kosten-batenanalyse van HPV-detectie in cervixkankerscreening

Crott R.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 57 - 59


Het optimale gebruik van HPV-detectie in de screening van cervixkanker moet in de context van de Belgische gezondheidszorg nog worden bepaald. Op basis van deze studies uit het buitenland zijn de meest belovende strategieën deze waarbij een suspensiecytologie met een dunnelaagtechniek geassocieerd wordt met een HPV-test tijdens een éénmalig bezoek en volgens verschillende strategieën (HPV-test voor alle patiënten of naargelang het resultaat van de cytologie) met een opsporingsfrequentie van twee jaar tot de leeftijd van 75 jaar. Het systematisch uitvoeren van een HPV-test bij vrouwen jonger dan 30 jaar blijft onderwerp van discussie door de hoge prevalentie van infectie, die in deze leeftijdscategorie echter spontaan afneemt.

Zoutarm dieet: effect op lange termijn?

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 64 - 65


Op korte termijn vermindert zoutrestrictie in de voeding de bloeddruk, hetgeen kan resulteren in een vermindering van de medicamenteuze behandeling. Voor het effect op langere termijn biedt deze review te weinig gegevens om een gefundeerde conclusie voor de praktijk te formuleren. Er bestaan onvoldoende gegevens over het effect van zoutrestrictie op cardiovasculaire incidenten en mortaliteit.

Irbesartan versus amlodipine bij diabetische nefropathie

Van Wilder P. , Verpooten G.A.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 66 - 67


Deze post-hoc analyse van een RCT kan geen meerwaarde aantonen van irbesartan ten opzichte van amlodipine ter preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij type-2-diabetici met macroproteïnurie. ACE-inhibitoren blijven daarom voor deze patiënten te verkiezen boven sartanen.

Bloedingspatronen na onmiddellijke of conventionele start met de pil

Collette G.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 60 - 61


Deze studie toont aan dat onmiddellijk starten met een oraal contraceptivum, ongeacht de menstruele cyclus, niet leidt tot meer bloedingen of spotting dan starten aan het begin van de menses. Op basis van deze studie kan echter geen uitspraak worden gedaan over de keuze van startmethode in het kader van contraceptieve veiligheid.

Permethrine crèmespoeling met of zonder kammen bij hoofdluis?

Reusens N.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 4 pagina 62 - 63


Deze studie die werd uitgevoerd in een regio in de Verenigde Staten waar resistentie bestaat, kan geen additief effect aantonen van (droog) kammen bij de behandeling van hoofdluis met permethrine 1%. Bijkomende goed opgezette studies in de eerste lijn zijn nodig om dit verder te onderzoeken.

Themanummer 'cholesterol en cardiovasculair risico'

De redactie

Minerva 2004 Vol 3 nummer 3 pagina 35 - 35

Cholesterolverlagende therapie anno 2004

Lemiengre M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 3 pagina 41 - 50

Evaluatie van het cardiovasculair risico: de verschillende risicotabellen doorgelicht

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 3 pagina 36 - 40

Preventie van herval van een depressie

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 22 - 23


Uit deze systematische review blijkt dat patiënten met een risico van herval voor depressie baat kunnen hebben bij een langere toediening van antidepressiva,eventueel gedurende één jaar. Dit besluit kan echter niet worden geëxtrapoleerd naar de eerste lijn, omdat het in de studie vooral ging om patiënten uit de tweede lijn.

Sertraline bij kinderen en jongeren met een majeure depressie?

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 20 - 21


De auteurs van deze studie komen tot het besluit dat sertraline voor majeure depressie bij kinderen en adolescenten een werkzaam, veilig en goed verdragen antidepressivum is. Uit de bespreking blijkt daarentegen dat de meerwaarde van sertraline klinisch niet relevant is en dat hierbij heel wat ongewenste effecten kunnen optreden: een verhoogd risico van zelfmoordgedachten is op dit ogenblik niet uit te sluiten. De power van de studie is te klein om voor kinderen en adolescenten afzonderlijke besluiten te trekken. Het gebruik bij kinderen en adolescenten van antidepressiva,ook van sertraline,wordt daarom best overgelaten aan een kinderpsychiater.

Editoriaal: Verborgen manipulatie: Minerva niet kritisch genoeg?

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 18 - 19

Fluoxetine werkzaam bij fibromyalgie?

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 23 - 25


De controverse betreffende het belang van de SSRI’s in de behandeling van fibromyalgie is met deze studie niet opgelost. De minder goede methodologie en analysekwaliteit in acht genomen, zijn er enkel aanwijzingen dat met een behandeling van fluoxetine de depressieve symptomatologie verbetert. Voorlopig zijn SSRI’s niet geïndiceerd in de behandeling van fibromyalgie, omdat zij de kernsymptomen (aantal pijnpunten en pijnscore) niet beïnvloeden.

Diuretica blijven de eerste keus bij ongecompliceerde hypertensie

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 29 - 31


De WVVH-Aanbeveling Hypertensie stelt dat laaggedoseerde (thiazide)diuretica en ß-blokkers eerste keus zijn bij de behandeling van ongecompliceerde hypertensie. De hier besproken meta-analyse onderschrijft de positie van laaggedoseerde diuretica, maar laat niet toe om een uitspraak te doen over de plaats van ß-blokkers.

Cardioselectieve bèta-blokkers bij astma en COPD

De Cort P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 32 - 33


Deze meta-analyse toont aan dat een eenmalige toediening van een lage dosis van een cardioselectieve ß-blokker een beperkte en klinisch weinig relevante weerslag heeft op de longfunctie van patiënten met niet-ernstige vormen van COPD en astma. Het effect is bijna volledig reversibel door de toediening van een ß2-mimeticum. Over de veiligheid van een éénmalige behandeling met een hoge dosis of het langdurig gebruik van een therapeutische dosis kan op basis van deze studie geen uitspraak worden gedaan.

Antidepressiva nu ook al werkzaam tegen menopauzale warmteopwellingen?

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 25 - 27


Uit deze studie blijkt dat paroxetine aan een dosis van 12,5 mg/dag werkzaam is en goed wordt verdragen in de behandeling van warmteopwellingen bij menopauzale vrouwen. Aangezien deze studie de patiënten slechts zes weken opvolgde, is het nog niet duidelijk of het zinvol is om paroxetine voor langere tijd voor te schrijven. Er is nood aan andere studies die niet alleen het effect van SSRI’s, maar ook van andere medicamenten en niet-medicamenteuze therapieën,onderzoeken.

SSRI's versus TCA's in de eerste lijn

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 2 pagina 27 - 29


Deze eerste meta-analyse over de werkzaamheid en veiligheid van antidepressiva in de eerste lijn komt tot het besluit dat er te weinig studies zijn, en dan nog van te lage kwaliteit. TCA’s en SSRI’s zouden even effectief zijn en er zouden duidelijk minder ongewenste effecten zijn dan in de tweede lijn. Daarom pleiten we samen met de auteurs voor meer onderzoek in de eerste lijn, dat ook gericht is op de aanpak bij mineure depressie.

Borstsparende heelkunde versus radicale mastectomie

Serreyn R.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 4 - 6


Deze studie met opvolging van 20 jaar toont aan dat borstsparende heelkunde minstens even effectief is als totale mammectomie bij vrouwen met invasieve mammacarcinomen. Borstsparende heelkunde is daarom de voorkeursbehandeling. Bij iets grotere tumoren of kleiner borstvolume kan borstsparende heelkunde met partiële borstreconstructie een goed oncologisch en esthetisch resultaat waarborgen. Postoperatieve radiotherapie is in ieder geval noodzakelijk om een significante vermindering van de kans op locoregionale recidieven te bekomen.

Anastrozol en tamoxifen bij borstkanker

Cocquyt V.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 2 - 4


Deze studie toont aan dat anastrozol werkzaam is en goed wordt verdragen als adjuvante behandeling van borstkanker bij postmenopauzale vrouwen. Er zijn echter nog onvoldoende gegevens over effect en veiligheid bij langdurig gebruik (langer dan vijf jaar). In de behandeling van hormoonreceptorpositief borstcarcinoom bij postmenopauzale vrouwen is tamoxifen nog altijd eerste keus. Anastrozol wordt aanbevolen wanneer er een contra-indicatie bestaat voor het gebruik van tamoxifen.

Editoriaal: Vijf jaar Minerva

De Meyere M.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 1 - 1

Steno-2 studie: multifactoriële aanpak bij diabetes type 2

Feyen L. , Sunaert P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 11 - 14


Dit onderzoek toont aan dat een intensieve, multifactoriële aanpak van de verschillende risicofactoren voor cardiovasculair lijden bij diabetespatiënten met microalbuminurie, het risico van cardiovasculair lijden met de helft doet afnemen in vergelijking met een meer conventionele behandeling. Verder onderzoek moet aantonen hoe dit in de praktijk kan worden geïmplementeerd.

Stopt acarbose cardiovasculaire complicaties bij diabetes ?

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 14 - 16


Door de gebrekkige methodologie en twijfels over de betrouwbaarheid van de gerapporteerde resultaten van deze studie is het niet mogelijk om conclusies te trekken over het effect van acarbose in de preventie van cardiovasculaire aandoeningen en arteriële hypertensie bij personen met een gestoorde glucosetolerantie. Er zijn geen andere studies gepubliceerd over dit onderwerp.

Diagnostiek van pneumonie

Coenen S.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 7 - 8


Uit deze studie blijkt dat het mogelijk is een pneumonie uit te sluiten bij patiënten met acute hoest en een laag risico van een (lage) luchtweginfectie (namelijk maximaal één van de drie criteria droge hoest, diarree of rectale temperatuur >=38°C ) en een CRP-waarde <20 mg/l.

Pneumokokkenvaccinatie ter preventie van otitis media

Chevalier P.

Minerva 2004 Vol 3 nummer 1 pagina 9 - 11


Deze studie toont aan dat een geconjugeerd pneumokokkenvaccin gevolgd door een polysaccharidevaccin (booster) niet werkzaam is in de preventie van recidieven van OMA bij kinderen die gemiddeld twee jaar oud zijn. De studieresultaten over preventie van OMA bij kinderen jonger dan twee jaar zijn tegenstrijdig. Voorlopig kan het geconjugeerde vaccin dus niet voor deze indicatie worden aanbevolen?

Voorkamerfibrillatie: frequentie of ritme controleren?

Duytschaever M. , Tavernier R.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 10 pagina 156 - 158


Bij bejaarden met atriumfibrilleren biedt sinusritmecontrole geen voordeel ten opzichte van kamerfrequentiecontrole, noch wat morbiditeit betreft, noch wat mortaliteit betreft. Bij frequentiecontrole is de kans op nevenwerkingen kleiner. Anticoagulatie dient bij deze hoogrisicopatiënten steeds te worden voortgezet.

Editoriaal: Basiswetenschappen en EBM: Bedreiging van een nieuw paradigma?

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 10 pagina 154 - 155

Obesitas reduceert levensverwachting

De Backer G.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 10 pagina 159 - 161


Deze studie toont aan dat obesitas op 30-49-jarige leeftijd leidt tot een belangrijke vermindering van de levensverwachting, onafhankelijk van geslacht, rookgedrag of comorbiditeit. Aandacht voor preventie en aanpak van obesitas is daarom een belangrijke prioriteit in de dagelijkse praktijk.

Screening van abdominaal aneurysma

Bruyninckx R.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 10 pagina 165 - 168


Deze studie toont een daling van de mortaliteit door aneurysma van de abdominale aorta dankzij screening van mannen tussen 65 en 74 jaar die door de huisarts 'fit' geacht worden. Systematische screening van alle mannen in die leeftijd is echter niet aan te raden. Dit besluit is niet toepasbaar op vrouwen, aangezien het risico van ruptuur bij vrouwen hoger is.

Fysieke activiteit voorschrijven: effectief?

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 10 pagina 163 - 165


Het aanmoedigen door de huisarts van meer fysieke inspanning bij sedentaire patiënten is zinvol en mogelijk. Het resulteert in de verbetering van de levenskwaliteit. Gunstige effecten op cardiovasculair risico worden waarschijnlijk enkel bereikt door een multidisciplinaire aanpak op de eerste lijn. Hiervoor is logistieke en budgettaire steun nodig.

Effect van aërobe training op de bloeddruk

Fagard R.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 10 pagina 162 - 163


Deze meta-analyse toont aan dat een dynamische aërobe training (stappen, joggen, fietsen, zwemmen) de bloeddruk kan reduceren zowel bij hypertensieve als bij normotensieve personen. Het aanmoedigen van fysieke activiteit is een belangrijk onderdeel van leefstijladvies in de medische praktijk.

Wanneer stoppen met antihypertensiva?

Christiaens T.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 9 pagina 139 - 140


Op basis van de resultaten van deze studie lijkt het de moeite om te proberen een behandeling met antihypertensiva te stoppen, zeker bij patiënten jonger dan 75 jaar die goed geregeld zijn met één antihypertensivum. Een goede opvolging blijft nodig want het merendeel van de patiënten zal zijn medicatie moeten hervatten.

Editoriaal: Het topje van de ijsberg. 'Natuurlijke producten zijn soms ook gevaarlijk'

Laekeman G.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 9 pagina 137 - 138

Noodanticonceptie: mifepriston versus levonorgestrel

Peremans L.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 9 pagina 141 - 142


Deze studie toont aan dat mifepriston 10 mg en levonorgestrel tweemaal 0,75 mg met een interval van 12 uur en levonorgestrel éénmalig 1,5 mg even werkzaam zijn ter preventie van ongewenste zwangerschappen bij inname binnen vijf dagen na een onbeschermd seksueel contact. Er zijn geen belangrijke verschillen in het optreden van nevenwerkingen. Vrouwen die een beroep willen doen op noodanticonceptie kunnen worden geadviseerd om een éénmalige dosis van 1,5 mg levonorgestrel in te nemen zo snel mogelijk na het onbeschermde seksueel contact, bij voorkeur binnen 72 uur (maximaal binnen 120 uur ofwel 5 dagen). Goede anticonceptie is nodig voor de rest van de cyclus.

Eénmalige debriefing na psychologisch trauma

Rogiers R.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 9 pagina 146 - 148


Uit deze meta-analyse blijkt dat na een psychologisch trauma een éénmalige debriefing de symptomen van een posttraumatische stress-stoornis of andere psychiatrische stoornis (angst of depressie) niet kan voorkomen.

Pentoxyfylline bij veneus ulcus cruris

De Jonghe M. , Roland M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 9 pagina 144 - 146


De studies die het effect van pentoxifylline in de behandeling van veneuze ulcera evalueren zijn te heterogeen om definitieve conclusies te trekken. Ondanks een eventueel positief effect op de genezing na 24 weken behandeling met pentoxifylline aan een dosis van 1 200 mg/dag, is het systematisch gebruik ervan niet aan te bevelen. De relevantie van dit voordeel voor de patiënt dient in verdere studies te worden geëvalueerd. Een compressieverband blijft de basis van de behandeling van ulcus cruris.

Echinacea bij verkoudheid

De Sutter A.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 9 pagina 143 - 144


Jonge gezonde volwassenen met een beginnende verkoudheid hebben geen baat bij inname van capsules met droog plantenpreparaat van echinacea. Het gebruik hiervan is dus niet aanbevolen.

Coxibs versus paracetamol bij gonartrose

van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 122 - 123


Uit deze studie blijkt dat rofecoxib in hoge dosis (25 mg/dag) effectiever is dan paracetamol (4 g/dag) bij artrose. De relevantie van het gevonden verschil is echter nog onduidelijk en dient in verder onderzoek te worden aangetoond. Bij de aanpak van gonartrose zijn oefentherapie en behandeling met paracetamol nog altijd de eerste keus. In tweede instantie kan men beginnen met NSAID’s in de laagste effectieve dosering. De meerwaarde van coxibs over de klassieke NSAID’s bij artrosepatiënten in het algemeen is nog onvoldoende onderbouwd.

Bijna helemaal waar. Het verhaal van de coxibs

van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 120 - 121

Zijn hyaluronzuurinfiltraties effectief bij gonartrose?

Luyten F.P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 130 - 132


In deze studie besluit men dat hyaluronzuurinfiltraties even effectief zijn als NSAID’s bij patiënten met gonatrose. Dit staat echter in contrast met de resultaten van andere studies. Gezien het gebrek aan overtuigende superioriteit over placebo en de vrij hoge kostprijs, is er nog geen vaste plaats voor hyaluronzuurpreparaten in het behandelingsalgoritme van patiënten met gonartrose.

Heupprotectoren ter preventie van heupfracturen

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 133 - 134


Deze studies geven een tegenstrijdig resultaat voor het preventief effect van heupprotectoren. Het gebruik van heupprotectoren ter preventie van heupfracturen bij personen met een hoog risico van vallen dient te worden gekaderd. Ondanks de omkadering ervan en het gratis ter beschikking stellen van heupprotectoren blijft de therapeutische compliantie zwak. Het effect is nog niet formeel aangetoond. Valpreventie blijft daarom essentieel in de preventie van heupfracturen bij bejaarden.

Cox-2 selectieve NSAID's: evaluatie na vijf jaar

Chevalier P. , Janssens I. , van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 126 - 129

Preventie van NSAID-gerelateerde ulcera: celecoxib is niet beter

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 8 pagina 124 - 125


Celecoxib en de combinatie van diclofenac met omeprazol zijn even werkzaam in de preventie van recidieven van ulcuscomplicaties bij hoogrisicopatiënten die langdurig NSAID’s nemen. Het risico van recidieven blijft echter bestaan. De essentiële vraag blijft of langdurig gebruik van een NSAID gerechtvaardigd is, gezien het risico van gastro-intestinale, renale en cardiale ongewenste effecten. Voor de behandeling van artrosepijn zijn paracetamol en voldoende beweging eerste keus .

Screening naar prostaatkanker

Weyler J.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 106 - 109


‘Watchful waiting’ blijft de beste strategie met betrekking tot de implementatie van screeningsprogramma’s voor prostaatkanker. Ondertussen moet het gebruik van de PSA-bepaling als screeningstest voor prostaatkanker bij symptoomloze mannen worden afgeraden.Verder onderzoek is nodig naar optimale behandeling bij vroegtijdige letsels en meer specifieke diagnostische (screenings-)procedures.

Editoriaal: Exit holistische geneeskunde?

Stuer H. , Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 104 - 105

Therapeutisch schoeisel ter preventie van voetulcera bij diabetici

van Acker K.

Minerva 2003 Vol 3 nummer 7 pagina 108 - 110


Deze studie besluit dat het dragen van therapeutisch schoeisel nieuwe voetulcera niet kan voorkomen bij diabetici met een voorgeschiedenis van voetulcus, maar zonder voetmisvormingen. Nauwgezette opvolging en deskundige verzorging is in deze groep minstens zo belangrijk. Diabetici met een hoog risico (groep 2b en 3 volgens de diabetespas) komen in aanmerking voor gespecialiseerde voetzorg en intensieve begeleiding.

Nekpijn: manuele therapie, kinesitherapie of huisartsenzorg?

Vanderstraeten G.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 113 - 115


Deze studie toont aan dat bij patiënten met aspecifieke nekpijn sinds minstens twee weken manuele therapie op korte termijn (zes weken) effectiever is dan kinesitherapie of huisartsenzorg. Deze aanpak bleek in Nederland ook kosteneffectiever. Deze eerste vergelijkende studie dient nog door verder onderzoek te worden bevestigd, waarbij vergelijking met een valabele controlegroep en een kostenberekening in België wenselijk zijn.

Vormt oestrogeensubstitutie een risico voor DVT?

Temmerman M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 115 - 116


Deze studie bevestigt dat het risico van trombo-embolieën significant gestegen is bij vrouwen die hormonale substitutie nemen. Dit argument ondersteunt de aanbeveling om de indicatie voor hormonale substitutietherapie te beperken tot vrouwen met hinderlijke perimenopauzale klachten (onder andere flushes).

Memantine bij de ziekte van Alzheimer

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 109 - 111


Uit deze studie blijkt dat memantine de klinische achteruitgang van patiënten met matige tot ernstige ziekte van Alzheimer vermindert. Dit effect is echter klinisch zo gering, dat we ook voor memantine kunnen besluiten dat het niet in aanmerking komt voor systematisch gebruik. Het besluit van het Minerva themanummer ‘Dementie’ blijft dus gehandhaafd: de bestaande studies met cholinesterase-inhibitoren en niet-cholinerge producten tonen bescheiden effecten met zeer geringe klinische relevantie. Door het gebrek aan vergelijkende studies kan geen keuze worden gemaakt tussen de verschillende groepen Alzheimer-medicatie.

Ottawa enkelregels ter uitsluiting van een fractuur

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 7 pagina 111 - 113


De Ottawa enkelregels zijn een gemakkelijke en gevalideerde test om een fractuur uit te sluiten in geval van een letsel aan de enkel of de middenvoet bij volwassenen en kinderen. De sensitiviteit van deze test is hoger binnen de eerste 48 uur na het ongeval.

Anti-aggregantia in de preventie van CVA

Boland B.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 89 - 93


Acetylsalicylzuur (aspirine) in een dosering van 75 à 150 mg per dag blijft de eerste keuze anti-aggregerende behandeling in de primaire en secundaire preventie van cardiovasculaire accidenten bij patiënten met een hoog ischemisch risico. Dit geldt voornamelijk voor patiënten in de acute fase van een coronair accident of met een cerebraal accident in de voorgeschiedenis, maar ook bij patiënten met een myocardinfarct in de voorgeschiedenis en in geval van hoog arterieel risico (stabiele angor, perifeer lijden, diabetes) en in mindere mate in de acute fase van een cerebraal accident. De andere anti-aggregantia bieden geen voordeel ten opzichte van aspirine.

At random: Titanic 'grand cru classé'

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 87 - 88

Wie heeft het meest baat bij aspirine in primaire preventie?

Boland B.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 94 - 96


Deze post hoc analyse suggereert dat de bloeddruk mogelijk een rol speelt bij de effectiviteit van aspirine in de primaire preventie van cardiovasculair lijden. Er zijn prospectieve studies nodig om deze hypothese te onderzoeken.

Vezelrijk dieet ter preventie van diverticulair lijden?

De Jonghe M. , Roland M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 99 - 101


Deze systematische review levert geen nieuw bewijs voor het nut van een voeding rijk aan onoplosbare vezels van fruit en groenten in de preventie van diverticulaire aandoeningen. Op dit moment is er geen onderbouwing voor een voedingsadvies voor de algemene populatie in de dagelijkse praktijk.

Behandeling van depressie na acuut myocardinfarct

De Meyere M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 98 - 99


Dit is de eerste studie die er op wijst dat sertraline in bepaalde indicaties effectief is in de behandeling van patiënten die na het doormaken van een myocardinfarct of een acuut coronair syndroom een majeure depressie vertonen. Er zijn echter beperkingen: de patiënten moeten vroeger al een majeure depressie hebben doorgemaakt, alle interacties en ongewenste bijwerkingen zijn nog niet bekend en het is niet aangewezen bij patiënten met andere cardiovasculaire risicofactoren. Een extrapolatie naar andere SSRI’s is zeker niet verantwoord.

Zijn tricyclische antidepressiva in lage doseringen effectief?

De Meyere M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 6 pagina 96 - 98


De conclusies van deze meta-analyse sluiten aan bij vorig onderzoek: indien de arts bij een acute majeure depressie een TCA voorschrijft, kan men best de maximale dagdosis van 100 mg niet overschrijden. De effectiviteit is even hoog als bij hoger gedoseerde TCA’s en de kans op ongewenste nevenwerkingen neemt af, hetgeen de compliantie verhoogt. Deze aanbeveling wijkt af van de actuele guidelines, zoals de NHG-Standaard.TCA’s in lage dosis (<100 mg/dag) zijn eerste keuze bij de aanpak van majeure depressie in de eerste lijn, met uitzondering van patiënten met cardiovasculair, anticholinerg of verhoogd suïcidaal risico.

Preventie van OMA bij risicokinderen met een bovenste luchtweginfectie

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 76 - 77


In deze studie met kinderen met een risico van OMA bij een acute infectie van de luchtwegen, is amoxiclavulaanzuur ter preventie van OMA niet effectief. In het algemeen is het voorschrijven van een antibioticum ter preventie van OMA bij kinderen niet gerechtvaardigd.

Kan vitaminesuppletie bij bejaarden respiratoire infecties voorkomen?

Laekeman G.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 73 - 75


Multivitaminen- en mineralensupplementen of vitamine E zijn niet zinvol ter preventie van respiratoire infecties bij niet-geïnstitutionaliseerde bejaarden zonder voedingsdeficiënties.

Informatie over medicatie: maatwerk

Laekeman G.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 71 - 72

Fitnesstraining voor fibromyalgie

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 81 - 82


Deelname aan een geïndividualiseerd, progressief oefenprogramma, type uithoudingstraining zoals steppen en fietsen, uitgevoerd in een ‘professionele’ of ‘recreatieve’ oefenzaal, lijkt een waardevolle behandelingsmethode voor patiënten met fibromyalgie.

Lezersbrief: LIFE-studie

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 83 - 84

Abdominaal aneurysma: opereren of afwachten?

Bruyninckx R.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 77 - 79


Bij mannelijke patiënten met een aneurysma van de abdominale aorta, dat trager groeit dan 7 mm per zes maanden of 1 cm per jaar en die klachtenvrij zijn, is een afwachtend beleid met een zesmaandelijkse echografische opvolging te verdedigen. Onmiddellijk operatief herstel leidt niet tot een reductie van de mortaliteit. Dit besluit is echter niet toepasbaar op vrouwen, aangezien het risico van ruptuur bij vrouwen hoger is.

Kan Ginkgo biloba het geheugen verbeteren?

De Jonghe M. , Roland M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 5 pagina 79 - 80


Op basis van deze methodologisch goed uitgevoerde studie kan men concluderen dat er geen argumenten zijn om ginkgo biloba voor te schrijven in een dosis van 120 mg/dag gedurende zes weken ter verbetering van het geheugen of andere cognitieve functies bij gezonde patiënten ouder dan 60 jaar met goede cognitieve functies. Geen enkel significant resultaat werd aangetoond vanuit het standpunt van de arts, de patiënt of zijn omgeving.

'Pre-validatie' en valpreventie bij kwetsbare bejaarden

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 59 - 62


Om de progressie in functionele achteruitgang van bejaarden te vertragen is een interventie ter verbetering van de fysieke capaciteiten op korte en middellange termijn nuttig. Het gebruik van fysieke oefeningen om vallen te voorkomen is effectief. Andere studies hebben het nut van multidimensionele interventies aangetoond, met inbegrip van staken van psychotrope medicamenten (benzodiazepinen en andere). Al deze interventies lijken meer effectief bij personen die bij het begin van de interventie de beste fysieke capaciteiten vertoonden.

De ALLHAT-studie: diuretica eerste keus bij hypertensie

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 55 - 58


Deze belangrijke RCT onderbouwt de uitzonderlijke waarde van een diureticum in de behandeling van hypertensie. Een diureticum is de hoeksteen van de behandeling bij elke hypertensiepatiënt, ook al zijn er bijkomende cardiovasculaire risicofactoren of complicaties aanwezig.

Een vuiltje aan de lucht

Lemiengre M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 54 - 54

Intranasaal cromoglycaat niet zinvol bij verkouden kinderen

De Sutter A.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 65 - 66


Deze studie toont aan dat bij kinderen bij wie de huisarts de diagnose van een virale bovenste luchtweginfectie stelde, intranasaal toegediend natriumcromoglycaat niet beter werkt dan zoutwater. Daarnaast demonstreert de studie duidelijk het goedaardig en zelflimiterend verloop van deze aandoening. In afwachting van een werkzame behandeling blijft het aanbevolen om bij kinderen met een verkoudheid zo weinig mogelijk voor te schrijven (cave: potentieel gevaarlijke nevenwerkingen), de ouders goed voor te lichten over de spontane evolutie en alarmtekens en waakzaam af te wachten.

Lokale behandeling van wratten

Poelman T.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 67 - 68


Salicylzuur lijkt het meest aangewezen voor de lokale behandeling van virale wratten in de huisartspraktijk. De effectiviteit van lokaal aangebracht salicylzuur is goed onderbouwd en de nevenwerkingen zijn mild.

Verband tussen astma en ozon bij sportende kinderen

Lemiengre M. , Lemiengre M.B.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 62 - 63


Ozon veroorzaakt enkel astma bij gezonde kinderen wanneer ze langdurig intensief sporten bij hoge ozonconcentraties. De combinatie van zon en luchtvervuiling die verantwoordelijk is voor de vorming van ozon, zal in Californië veel frequenter voorkomen dan in België. Bij patiënten met astma en COPD, ook in België, kan blootstelling aan pieken in de ozonconcentratie wel een toename van de respiratoire morbiditeit veroorzaken.

Homeopathische immunotherapie voor astma?

Aertgeerts B.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 4 pagina 64 - 65


Deze studie kan geen positief effect aantonen van een homeopathische behandeling bij allergische patiënten met astma.

Preventie van trombo-embolie bij immobilisatie van een been

van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 42 - 43


Deze kleine studie met methodologische beperkingen toont aan dat reviparine (LMWH) het aantal flebografisch vastgestelde (voornamelijk distale) DVT’s kan reduceren bij patiënten met immobilisatie van een been en een licht tot matig risico. De klinische relevantie en de kosten-batenbalans van dit effect zijn echter nog onvoldoende duidelijk. Meer studies zijn nodig om het routinematig gebruik van LMWH (en anticoagulantia) bij immobilisatie na een trauma te onderbouwen.

Fondaparinux in de preventie van trombo-embolie na heupoperatie

Chevalier P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 40 - 42


Voor de preventie van trombo-embolische verwikkelingen bij electieve chirurgie van de heup heeft fondaparinux geen enkel klinisch voordeel tegenover enoxaparine. Dit is in tegenstelling met wat bewezen werd voor electieve chirurgie van de knie. Geen enkele andere indicatie voor preventie met fondaparinux werd tot op heden in klinisch wetenschappelijk onderzoek aangetoond.

Editoriaal: Synthese als permanente uitdaging

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 38 - 39

Waarde van de infrarood oorthermometer

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 44 - 45


De rectale temperatuurmeting verschilt sterk van de oortemperatuurmeting en de verschillen doen zich voor in de twee richtingen! Voor een betrouwbare meting van de lichaamstemperatuur is de conventionele kwikthermometer of de digitale thermometer beter geschikt dan de infrarood oorthermometer.

ACE-inhibitoren bij niet-diabetische nefropathie

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 48 - 49


Nierinsufficiëntiepatiënten zonder diabetes,maar met proteïnurie en (secundaire) hypertensie, zullen waarschijnlijk supplementair voordeel trekken uit een behandeling met ACE-inhibitoren. Het betreft echter een groep patiënten die de huisarts enkel in samenspraak met de tweede lijn zal behandelen.

Farmacologische preventiestrategie voor diabetes type 2

Vermeire E.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 49 - 50


Uit deze studie blijkt dat acarbose een preventief effect heeft op de ontwikkeling van diabetes. De studie liep over 3,3 jaar, te kort om uitspraken te doen over het effect op lange termijn. De gastro-intestinale bijwerkingen zijn bovendien opvallend en de uitval is hoog. Het is daarom nog te vroeg om acarbose voor te schrijven ter preventie van diabetes. Personen met een groot risico diabetes te ontwikkelen, hebben baat bij een evenwichtige voeding en voldoende lichaamsbeweging.

Azithromycine en acute bronchitis

Coenen S.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 45 - 46


Op basis van de beschikbare evidentie komen we hier tot dezelfde conclusie als in de aanbeveling voor acute hoest: bij luchtweginfecties met acute (productieve) hoest, exclusief pneumonie, wegen de mogelijke voordelen van antibiotica niet op tegen de nadelen.

Kan gewichtsverlies de bloeddruk doen dalen?

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 3 pagina 47 - 48


Het nastreven van een ideaal lichaamsgewicht is en blijft de eerste en belangrijkste maatregel in de hypertensiebehandeling op de eerste lijn. Dit is echter complex en arbeidsintensief en kan met de huidige organisatie van de gezondheidszorg niet gerealiseerd worden.

Artroscopie bij knieartrose?

Bellemans J.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 26 - 27


Ondanks de methodologische tekortkomingen toont deze studie aan dat een routinematig uitgevoerde artroscopische interventie bij een patiënt met artrose van de knie niet zinvol is. Dit wordt best voorbehouden voor acute verwikkelingen zoals hydrops of losgekomen fragmenten.

Behandeling van laterale epicondylitis

De Wachter J.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 23 - 25


Uit deze studie blijkt dat bij de behandeling van laterale epicondylitis op lange termijn (na 52 weken) een afwachtende houding of fysiotherapie een beter resultaat geven dan infiltraties met een corticosteroïd. Infiltraties hebben alleen op korte termijn (na zes weken) een beter effect. De studie ondersteunt daarmee de NHG-standaard die een afwachtende houding adviseert, met indien nodig ergonomisch advies en pijnmedicatie. Enkel bij uitgesproken pijn en ongemak kan een corticoïdinjectie worden gegeven. Dit moet steeds met de patiënt overlegd worden.

Is radiografie zinvol bij lagerugpijn?

De Wachter J.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 32 - 33


Deze studie in de huisartspraktijk toont aan dat een radiografie bij patiënten met lagerugpijn (sinds > zes weken) niet leidt tot beter functioneren, minder pijn of een verbetering van de algemene gezondheidstoestand van de patiënt. De huisarts moet rekening houden met het somatiserend effect van een ‘banaal’ technisch onderzoek als de radiografie. Goede consultvoering en besliskundig communiceren verdienen de voorkeur om de tevredenheid van de (rug)patiënt te verhogen, eerder dan toevlucht te nemen tot een aanvullend technisch onderzoek, in casu de radiografie.

De M.O.L.

Chevalier P. , De Meyere M. , van Driel M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 22 - 22

Beleid bij hallux valgus: opereren of wachten?

Wyffels P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 27 - 28


Bij patiënten met een ernstige hallux valgus (hoek tot 35°) én een pijnlijke bunion is heelkundig ingrijpen geïndiceerd omdat op korte termijn de situatie niet spontaan verbetert en een orthese slechts tijdelijk de pijnintensiteit vermindert. Deze studie doet geen uitspraak over de te verkiezen heelkundige techniek. Gezien de veelheid aan technieken is dit besluit niet zomaar transponeerbaar naar de lokale situatie.

Lezersbrief: Hormonale Substitutie: het einde van een illusie?

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 34 - 34

Lezersbrief: Sint-janskruid bij mineure depressies

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 35 - 35

Heeft fysiotherapie een jaar na een CVA nog zin?

Oostra K.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 29 - 30


Kinesitherapie in een chronisch stadium na een CVA heeft een klein doch significant effect op de mobiliteit en gangsnelheid van de patiënt, maar enkel tijdens de behandelperiode. Er is tot op heden geen verband aangetoond tussen verhoogde mobiliteit en betere functionaliteit, zelfredzaamheid of verhoogd algemeen welbevinden. Verdere studies zijn nodig om het effect van langdurige kinesitherapie na CVA aan te tonen.

Acupunctuur bij chronische nekpijn

Betz W.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 2 pagina 30 - 32


Deze ene studie komt tot het besluit dat acupunctuur veilig en effectief is in de behandeling van chronische nekpijn. Gezien de methodologische tekortkomingen en het ontbreken van bewijs uit systematische reviews en meta-analyses, lijkt dit besluit echter voorbarig.

Statines en cardiovasculaire preventie: de 'Heart Protection Study'

Lemiengre M.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 1 pagina 8 - 13


De 'Heart Protection Study' (HPS) bevestigt de resultaten van eerdere studies die het effect onderzochten van statines op cardiovasculair risico: het klinisch belang van het effect van statines neemt toe naarmate het initiële absolute cardiovasculaire risico van de patiënt hoger is. Dit effect blijft bestaan bij toenemende leeftijd en is klinisch relevant bij personen ouder dan 75 jaar. De meeste guidelines hanteren een ondergrens van de totaal- en LDL-cholesterol waarboven men dient te starten met een statinebehandeling. De HPS draagt argumenten aan om bij patiënten met een hoogrisicoprofiel deze ondergrens in vraag te stellen. Het afkappunt dat bepaalt of men dient te starten met een statinebehandeling, blijft onderwerp van een maatschappelijk debat, waarbij klinische winst en kostprijs moeten worden afgewogen ten opzichte van andere prioriteiten in de gezondheidszorg. In een tweede luik van de HPS kon men met antioxidantia (vitamine E, C en bèta-caroteen) bij patiënten met een hoog cardiovasculair risico geen reductie van mortaliteit of morbiditeit bereiken, hetgeen de resultaten van eerder onderzoek bevestigt.

Editoriaal: De aanpak van cardiovasculair risico op de eerste lijn

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 1 pagina 2 - 3

Losartan of atenolol bij hypertensie: resultaten van de LIFE-studie

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 1 pagina 4 - 7


Sartanen zijn niet geïndiceerd in de behandeling van niet-gecompliceerde essentiële hypertensie in de huisartsenpraktijk.

Vetarm dieet ter preventie van cardiovasculaire ziekten

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 1 pagina 15 - 16


Hoewel de doeltreffendheid op de eerste lijn nog niet is bewezen, is een vetarm dieet ter preventie van cardiovasculaire problemen en sterfte waarschijnlijk een nuttige maatregel. Dit moet echter wel lang genoeg (langer dan twee jaar) worden volgehouden.

Bloeddrukdaling: de kern van cardiovasculaire risicoreductie

De Cort P.

Minerva 2003 Vol 2 nummer 1 pagina 14 - 15


Bij een hypertensieve patiënt is het belangrijk om de streefbloeddruk zo nauwkeurig mogelijk te bereiken. Hierbij zijn in geval van ongecompliceerde essentiële hypertensie, diuretica en ß-blokkers de eerste keuze.

Werkt Sint-janskruid bij majeure depressie

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 35 - 36


Deze studie bevestigt de stelling dat sint-janskruid niet effectief is bij majeure depressie. De plaats bij mineure depressie staat nog niet vast omdat de juiste extractdosis niet bekend is. Er zijn tevens te weinig gegevens beschikbaar over de mogelijke (ernstige) bijwerkingen, interacties en het gebruik bij risicopersonen. Daarom wordt het hoog tijd dat alle vormen van sint-janskruid als geneesmiddel worden geregistreerd en enkel op voorschrift te verkrijgen zijn.

Editoriaal: Evidence-Based Medicine als uitdaging voor artsen en overheid

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 34 - 34

Voorkomt parathyroïdhormoon osteoporotische fracturen?

Vermeire E.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 42 - 43


Parathyroïdhormoon heeft een preventief effect op wervelfracturen. De kans op optreden van osteosarcoma is nog onvoldoende opgehelderd bij de mens. Parathyroïdhormoon is op dit ogenblik eerder geschikt voor gespecialiseerde centra.

Behandeling van depressie bij bejaarden

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 36 - 37


Deze systematische review besluit dat er onvoldoende goede studies zijn waarop een beleid bij depressieve bejaarden kan steunen. Een Cochrane Review toont aan dat TCA’s en SSRI’s effectief zijn. Er zijn onvoldoende studies om de plaats van psychotherapie te bepalen.We kunnen concluderen dat op basis van de huidige beschikbare wetenschappelijke literatuur er nog geen duidelijke richtlijnen over de aanpak van depressie bij ouderen kunnen worden geformuleerd.

Kunstmatige reproductie en risico van congenitale afwijkingen

Cools F.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 41 - 42


Deze methodologisch goed opgezette en grote cohortstudie doet in sterke mate vermoeden dat bij zwangerschappen verwekt na ICSI of IVF het risico van majeure aangeboren afwijkingen bij het kind tweemaal hoger ligt dan bij spontaan ontstane zwangerschappen. Gezien het risico van 'surveillance bias' is deze risicoverhoging mogelijk overschat. In welke mate en aan welke factoren dit exact te wijten is, zal in de toekomst moeten worden aangetoond in verdere prospectieve cohortstudies.

Kunstmatige reproductie en laag geboortegewicht

Cools F.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 39 - 40


Deze populatiestudie toont aan dat met behulp van een kunstmatige reproductietechniek verwekte eenlingen bijna tweemaal meer risico lopen van een laag geboortegewicht in vergelijking met de totale populatie van eenlingen. Deze studie suggereert tevens dat dit effect rechtstreeks geassocieerd is met de procedure van ART zelf. De risicoverhoging is het meest uitgesproken voor de voldragen pasgeborene. De invloed van infertiliteitsfactoren van de vrouw of de man op de groei van het embryo of de invloed van eigenschappen van het embryo zelf op de groei zullen nog verder moeten worden verduidelijkt.

Atypische antipsychotica bij schizofrenie

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 10 pagina 38 - 39


Uit deze systematische review blijkt dat de conventionele antipsychotica even effectief zijn als de atypische maar dat ze statistisch significant méér extrapiramidale bijwerkingen hebben. De klinische relevantie van dit statistisch significante verschil is echter niet aangetoond. Atypische antipsychotica hebben dan weer meer en soms ernstige bijwerkingen en zijn veel duurder. Samen met de auteurs pleiten we ervoor om in de regel bij schizofrenie conventionele antipsychotica op te starten, tenzij de patiënt vroeger weinig reageerde op conventionele antipsychotica of onaanvaardbare, extrapiramidale effecten ondervond. In de praktijk zal de behandelende arts de patiënt informatie geven over de voor- en nadelen van de beide groepen antipsychotica en hem betrekken bij de uiteindelijke beslissing.

Triptanen in de behandeling van migraine

Heyrman J.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 21 - 24


Bij de aanpak van migraineaanvallen is een stapsgewijze opbouw te verkiezen. Hierbij zijn in eerste instantie salicylaten of paracetamol, in tweede instantie een NSAID en pas in derde instantie een triptaan of ergotamine aangewezen. Indien een triptaan aangewezen is, kan op basis van deze meta-analyse sumatriptan 50 en 100 mg als eerstekeusbehandeling van patiënten met migraineaanvallen worden aanbevolen.

Editoriaal: Minerva: stap voor stap van wetenschap naar de praktijk

van Driel M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 18 - 20

Eradicatie van helicobacter vóór NSAID-gebruik

Ferrant L.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 29 - 30


Bij elke patiënt met een verleden van ulcuslijden of met een matige dyspepsie moet bij het toedienen van NSAID‘s een balans worden opgemaakt van de risico’s op ulcuslijden die deze patiënt vertoont. Een factor die dat risico gevoelig doet stijgen, is de aanwezigheid van Helicobacter pylori in de maag. Het eradiceren ervan vermijdt echter niet alle ulcera.Men kan bijgevolg nog niet spreken van een consensus om een eradicatie uit te voeren bij alle NSAID-gebruikers,wel van een therapeutische mogelijkheid die door verder onderzoek moet worden bevestigd. Daarom is het aan te bevelen om bij álle artrosepatiënten (en niet alleen bij artrosepatiënten met verhoogd risico op een ulcus) eerst behandeling met paracetamol en oefentherapie toe te passen alvorens NSAID’s voor te schrijven.

Preoperatief stoppen met roken voorkomt complicaties

Gailly J.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 25 - 26


Stoppen met roken of minder gaan roken vóór een knie- of heupartroplastiek vermindert het risico van postoperatieve verwikkelingen. In afwachting van studies die deze resultaten voor andere chirurgische ingrepen bevestigen, kan deze studie argumenten aandragen voor de huisarts om rookgedrag ter discussie te stellen bij patiënten die een operatieve ingreep moeten ondergaan.

Seksuele disfunctie na transurethrale resectie (TUR)

Oosterlinck W.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 30 - 31


De kernboodschap voor de huisarts: de vrees dat transurethrale resectie (TUR) in de behandeling van benigne prostaathypertrofie (BHP) erectiele disfunctie veroorzaakt is ongegrond. Integendeel zullen, door verbetering van de algemene levenskwaliteit, een aantal patiënten opnieuw deze functie terugwinnen. De patiënt dient wel goed ingelicht te worden dat retrograde ejaculatie zeer vaak voorkomt na een dergelijke ingreep. Minimale invasieve technieken geven op dit gebied geen betere resultaten.

Systematisch trommelvliesbuisjes bij OME?

Chevalier P.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 28 - 28


Een systematische opsporing van OME en, in geval van positief resultaat, gevolgd door plaatsing van trommelvliesbuisjes is niet gerechtvaardigd bij kinderen van één tot twee jaar met OME.

Verlengde therapie met bupropion ter preventie van herval na rookstop?

De Sutter A.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 9 pagina 26 - 27


Ondanks het feit dat deze studie aantoont dat rookherval vertraagd wordt, moeten we concluderen dat het verlengen met één jaar van de behandeling met bupropion niet helpt ter preventie van rookherval. Stoppen met roken is en blijft erg moeilijk. Ook in deze groep van gemotiveerde mensen zijn er na twee jaar minder dan 30% blijvend gestopt. Het vormt voor de huisarts een continue uitdaging om te zoeken naar andere manieren om patiënten te motiveren om te stoppen met roken.

Galantamine

Poelman T.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 6 - 7


Er is nog onvoldoende onderbouwing om galantamine systematisch voor te schrijven bij patiënten met Alzheimerdementie. Het is nog onduidelijk wat de klinische en maatschappelijke relevantie is van het geringe effect dat in deze ene studie met galantamine werd vastgesteld.

Donepezil

Roland M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 5 - 6


Deze eerste studie over de behandeling van matige tot ernstige seniele dementie met een acetylcholinesteraseremmer (donepezil) vond enkel een effect op progressie van de aandoening op korte termijn. Op basis hiervan zijn er onvoldoende argumenten om donepezil systematisch voor te schrijven. Een nauwkeurige evaluatie van het effect op andere uitkomsten zoals levenskwaliteit en studies op langere termijn zijn nodig.

Rivastigmine

Vermeire E.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 4 - 5


Uit deze systematische review blijkt dat behandeling met rivastigmine op korte termijn een meetbaar effect heeft op cognitieve functies en dagelijks functioneren. Het is de vraag hoe relevant de gevonden resultaten zijn voor de praktijk. De effecten op langere termijn zijn niet duidelijk. Op basis van deze gegevens zijn er onvoldoende argumenten om rivastigmine systematisch aan dementerende patiënten voor te schrijven.

Hydroxychloroquine

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 8 - 9


Hydroxychloroquine komt voorlopig niet in aanmerking voor de behandeling van Alzheimerpatiënten. Verder onderzoek is nodig om te zien of dit product een plaats heeft in de preventie van de ziekte van Alzheimer.

Kernboodschappen: Aanpak van patiënten met de ziekte van Alzheimer

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 14 - 14

Epiloog: De nieuwe kleren van de Europese keizer

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 15 - 16

Niet-medicamenteuze benadering

Roland M.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 9 - 11


Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor de hier besproken niet-medicamenteuze behandelingen voor de ziekte van Alzheimer (reminiscentietherapie, oriëntering in de realiteit en validatietherapie) met het oog op het stabiliseren of verbeteren van de toestand van de patiënt. Ze spelen echter wel een rol in het draaglijker maken van het leven van de patiënt en de personen die nauw bij hem/ haar betrokken zijn.

Wat zeggen de guidelines over de medicamenteuze aanpak van de ziekte van Alzheimer?

Vermeire E.

Minerva 2002 Vol 1 nummer 8 pagina 12 - 13

De rol van sartanen bij diabetische nefropathie

Tomas M. , Verpooten G.A.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 363 - 369


ACE-inhibitoren zijn nog steeds te verkiezen boven sartanen bij de behandeling van diabetische nefropathie.

Editoriaal: Hormonale substitutie: het einde van een illusie?

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 358 - 362

Klinisch diagnostisch instrument voor enkeltrauma bij kinderen

Wyffels P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 380 - 381


Er bestaat tot op heden nog geen gevalideerd klinisch diagnostisch instrument om te bepalen of bij kinderen met een enkeltrauma radiografie nodig is. Het klinisch onderzoek in deze studie is niet getoetst in de huisartspraktijk. Verder onderzoek in de huisartspraktijk is nodig om uitspraken te kunnen doen over de bruikbaarheid van een dergelijk klinisch instrument voor huisartsen.

Premenstrueel syndroom: wat werkt?

Avonts D.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 370 - 373


Bij premenstruele spanning zonder verstoring van het dagelijks leven is een medicamenteuze therapie niet aangewezen. Bij een premenstrueel syndroom met verstoring van het functioneren is het dagelijks toedienen van vitamine B6 (50 tot 100 mg per dag) de eerste keuze. Voor SSRI’s is alleen een effect aangetoond bij ernstige vormen van premenstrueel syndroom en vooral bij ‘Premenstrual Dysphoric Disorder’. Er is geen plaats voor progesteron of progestagenen in de behandeling van premenstrueel syndroom.

Calcipotriol voor chronische plaque psoriasis

Van Hecke E.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 378 - 380


Het effect van calcipotriol in de behandeling van chronische plaque psoriasis is slechts onderzocht tijdens een korte periode (zes tot acht weken). Door de nevenwerkingen (vooral die in monotherapie optreden) en het gebrek aan langetermijnresultaten lijkt calcipotriol slechts aangewezen bij chronische plaque psoriasis van beperkte omvang.

Adjuverende radiotherapie bij rectale kanker

Peeters M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 376 - 378


Preoperatieve radiotherapie (gevolgd door TME-chirurgie) kan bij patiënten (voornamelijk jonge hoogrisico patiënten) met rectale kanker de overleving verbeteren en de kans op lokale recidieven reduceren.

Sildenafil: risico bij mannen met coronaire pathologie?

Chevalier P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 7 pagina 374 - 376


Het vaststellen van een erectiestoornis moet een aanleiding zijn om het cardiovasculaire risico van de patiënt te bepalen en om de patiënt te motiveren om zijn risico’s te beperken. Deze studie levert, evenmin als andere studies, geen bewijs voor de klinische veiligheid van sildenafil bij patiënten met coronaire hartziekte.

Leukotrieenantagonisten bij chronisch persisterend astma

Kips J.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 6 pagina 316 - 319


Er is onvoldoende evidentie voor het nut van CysLT1-receptor antagonisten (leukotrieenantagonisten) als additionele behandeling aan inhalatiesteroïden bij astma. Bij matig en ernstig astma bij volwassenen blijft de standaardbehandeling een combinatie van inhalatiecorticosteroïden met langwerkende ß2-agonisten

De rol van langwerkende beta2-agonisten bij chronisch persisterend astma

Buffels J.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 6 pagina 311 - 315


Bij het aanpassen van de behandeling bij patiënten met matig persisterend astma heeft men de keuze tussen het verhogen van de dosis inhalatiesteroïden en het toevoegen van een langwerkend ß2-mimeticum. De besproken RCT’s dragen argumenten aan ten gunste van het toevoegen van een langwerkend ß2-mimeticum 1. De dosis inhalatiesteroïden kan in dat geval onder geijkte controle verminderd worden zonder verlies van therapeutisch effect. Stopzetten van de inhalatiesteroïden is in deze indicatie af te raden. Het gebruik van inhalatiesteroïden en langwerkende ß2-mimetica in een vaste dosis wordt door deze studies niet onderbouwd. Verder onderzoek op lange termijn met klinische uitkomsten (nood aan peroraal corticosteroïdgebruik, hospitalisaties enzovoort) is nodig om een uitspraak te kunnen doen over het effect op lange termijn.

Editoriaal: Behandeling van astma

Minerva 2002 Vol 31 nummer 6 pagina 308 - 309

Effectiviteit van inhalatoren bij astma

Pierart F.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 6 pagina 327 - 330


Vooraleer men een inhalator voorschrijft, is het belangrijk om de inhalatietechniek van de patiënt te beoordelen en zo nodig duidelijke gebruiksinstructies te geven. De keuze van de soort inhalator moet gebeuren op maat van de patiënt en bij elke consultatie moet de correcte inhalatietechniek worden gecontroleerd om een optimaal effect van de behandeling te bereiken.

Budesonide bij kinderen met astma: effect op de lichaamslengte?

Vandeweghe M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 6 pagina 326 - 327


Bekommernis om de groei en de volwassen gestalte van astmapatiënten mag geen belemmering zijn voor het voorschrijven van inhalatiesteroïden.

Langetermijneffecten van budesonide en nedocromil bij kinderen met astma

Van Daele S.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 6 pagina 320 - 325


Bij matig (persisterend) astma bij kinderen heeft behandeling met inhalatiesteroïden de voorkeur, aangezien dit bij lage dosissen veilig is.

Trommelvliesbuisjes bij otitis media met effusie

van Balen F.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 254 - 257


Bij kinderen onder de drie jaar met persisterende otitis media met effusie heeft het vroegtijdig plaatsen van trommelvliesbuisjes geen effect op de taal-, cognitieve en psychosociale ontwikkeling. Een afwachtend beleid bij dergelijke kinderen is daarom verantwoord.

Editoriaal: Het zal je kind maar wezen

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 252 - 253

Hoger risico op borstkanker bij pilgebruiksters met borstkanker in de familie?

Peremans L.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 264 - 266


Op basis van deze studie hebben we onvoldoende evidentie om te besluiten dat de laaggedoseerde orale anticonceptiva een absolute contra-indicatie vormen bij vrouwen met een familiale geschiedenis van borstcarcinoom. Het verband tussen hooggedoseerde orale anticonceptiva en borstkanker bij vrouwen met een familiaal voorkomen van borstkanker is daarentegen duidelijk. Nieuw onderzoek zal moeten aantonen of dit verband volledig verdwijnt voor de laaggedoseerde orale anticonceptiva. De arts zal een grondige familiale anamnese voor borstkanker moeten afnemen en in overleg met de vrouw de voor- en nadelen van orale anticonceptie moeten bespreken op basis van de familiale geschiedenis en de voorkeur van de vrouw.

Heeft een vaccinatiecampagne tegen meningokok-C effect?

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 257 - 260


Vaccinatie tegen meningokokken serotype-C is effectief. Het vaccineren van de (risico)populatie is echter een dure interventie, die enkel verantwoord is wanneer men de evolutie van hersenvliesontsteking in de populatie nauwkeurig opvolgt.

Is hoog normale bloeddruk een cardiovasculair risico?

De Cort P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 267 - 268


Patiënten met ‘hoog normale’ bloeddrukwaarden (systolisch 130-139 mm Hg en diastolisch 85-89 mm Hg) moeten nauwkeurig worden opgevolgd. De huisarts kan alvast starten met een niet-medicamenteuze correctie van alle risicofactoren op hart- en vaatziekten.

Cognitieve gedragstherapie bij slaapstoornissen

Rogiers R.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 262 - 264


Cognitief-gedragstherapeutische strategieën (CGT) waarvan de werkzaamheid voorheen reeds werd bewezen bij primaire insomnia met inslaapstoornissen, lijken eveneens bruikbaar bij doorslaapstoornissen. De resultaten blijven, in tegenstelling tot medicamenteuze behandeling, behouden bij follow-up na zes maanden. CGT is daarom bij doorslaapstoornissen de eerste keuze. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of ook (getrainde) huisartsen dit kunnen realiseren.

Ginkgo biloba bij tinnitus

Roland M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 261 - 262


Er bestaat geen enkel bewijs om het gebruik van Ginkgo biloba-extract aan te raden voor de behandeling van oorsuizen zonder specifieke oorzaak.

Uitgesteld antibioticumvoorschrift bij acute otitis media

Chevalier P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 206 - 208


Het uitgesteld antibioticumvoorschrift heeft geen klinisch relevante invloed op de evolutie van acute otitis media bij kinderen. Deze strategie kan mogelijk het rationeel gebruik van antibiotica bevorderen.

Behoud van gewichtsverlies door sibutramine?

Van Royen P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 210 - 212


De aanpak van obesitas in de huisartspraktijk gebeurt het best door een multidisciplinaire of gecombineerde aanpak. De drie pijlers van de behandeling zijn: dieet, gedragstherapie en lichaamsbeweging. Medicatie, zoals sibutramine en ook orlistat 4, kan een rol spelen bij het behoud van een bereikt gewichtsverlies. Effectiviteit op harde eindpunten zoals cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, evenals de veiligheid op langere termijn blijven echter onbekend. Daardoor is het systematisch gebruik van sibutramine bij behandeling van obesitaspatiënten in de huisartspraktijk niet aan te raden.

Heeft antibiotische profylaxe zin na een tekenbeet?

van Driel M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 213 - 214


Er is onvoldoende onderbouwing voor een profylactische behandeling met doxycycline bij personen die door (Europese) teken gebeten zijn. Erythema migrans manifesteert zich bij slechts een gering percentage van de gebeten personen en is gemakkelijk te herkennen en te behandelen. In geval van een tekenbeet is het belangrijk om de patiënt gerust te stellen en deze te informeren over de klinische tekenen van erythema migrans. Een manifest erythema migrans kan adequaat behandeld worden met doxycycline 200 mg/dag of amoxicilline 2 g/dag gedurende 14 dagen.

Kan echografie de diagnostiek van appendicitis verbeteren?

Blanckaert F.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 208 - 210


Uit deze studie over de waarde van echografie bij de diagnose van appendicitis kunnen geen besluiten voor de huisarts worden getrokken. De kliniek blijft van primordiaal belang.

Reanimatie door leken: met of zonder beademing?

Buylaert W.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 205 - 206


Deze goed opgezette studie toont dat in afwachting van een snelle komst van een professioneel interventieteam, het aanraden van hartmassage alleen aan een leek minstens even goed is als hartmassage plus beademing. Gezien de vragen in verband met de extrapoleerbaarheid van de resultaten raden de internationale richtlijnen voor cardiopulmonale reanimatie voor de leek nog steeds de klassieke combinatie van hartmassage met beademing aan. De belangrijkste boodschap voor de huisarts blijft echter dat in geval van hartstilstand een snelle en correcte alarmering van het hulpcentrum 100 in combinatie met het onmiddellijk opstarten van cardiopulmonale reanimatie de belangrijkste maatregel blijft. Verdere opleiding van de aangestelden in de meldkamer en het kunnen toepassen van telefonische richtlijnen dient in ons land te worden nagestreefd.

Editoriaal: EBM: bron van spanningen tussen artsen?

Chevalier P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 198 - 200

Doxazosine, een alpha-blokker, versus chloortalidon bij hypertensie

De Cort P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 4 pagina 201 - 204


Doxazosine (in België momenteel niet gecommercialiseerd) en andere alfablokkers (zoals terazosine en prazosine) zijn geen eerste keuze bij de behandeling van hypertensie. In geval van aanwezigheid van klinische tekenen van hartfalen moet de huisarts met deze medicatie zeker voorzichtig zijn.

Orale mucolytica in de behandeling van COPD

Sturtewagen J.P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 3 pagina 144 - 148


De methodologische tekortkomingen van deze meta-analyse in acht genomen, kunnen we stellen dat er onvoldoende bewijzen zijn om orale mucolytica een plaats te geven in de behandeling en preventie van exacerbaties bij chronische bronchitis of COPD. In de NHGStandaard worden mucolytica aanbevolen bij de behandeling van patiënten met frequente exacerbaties (drie of meer per jaar) maar ook deze aanbeveling kan niet door deze review worden onderbouwd.

Editoriaal: Huisartsgeneeskunde: werken in contexten

Vermeire E.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 3 pagina 142 - 143

Cannabis als antibraakmiddel bij chemotherapie

Avonts D.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 3 pagina 149 - 150


Deze meta-analyse toont aan dat cannabis een beter anti-emetisch effect heeft bij chemotherapiepatiënten dan de klassieke anti-emetica. Er is echter onvoldoende vergelijkend onderzoek verricht met de nieuwere anti-emetica. Verder vergelijkend onderzoek en onderzoek met verschillende combinaties en toedieningsvormen is dus nodig.

Ballondilatatie bij renovasculaire hypertensie

Fagard R.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 3 pagina 154 - 156


In geval van resistente vormen van hypertensie, dit wil zeggen hypertensieve patiënten bij wie behandeling met meerdere antihypertensiva geen bevredigende resultaten oplevert, is doorverwijzen naar de tweede lijn voor nader onderzoek aangewezen.

Breken bejaarden die benzodiazepines gebruiken vaker hun heup?

Declercq T.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 3 pagina 152 - 154


Hoewel in deze case-control studie alleen voor lorazepamgebruik een verband wordt gevonden met het optreden van heupfracturen bij bejaarden, kan echter niet worden geconcludeerd dat de andere benzodiazepines derhalve ’veilig‘ zijn. Alleen experimenteel onderzoek (RCT) kan hierover uitsluitsel geven. Daarom is het aanbevolen om bij ouderen zo weinig mogelijk en slechts voor een korte periode benzodiazepines voor te schrijven.

De plaats van cannabis als pijnstillend middel

Avonts D.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 3 pagina 151 - 152


Uit deze systematische review kan men concluderen dat er geen plaats is voor cannabis in de behandeling van postoperatieve pijn. Wellicht kan er een plaats worden toegekend bij de aanpak van chronische, al dan niet maligne pijn. Verder onderzoek is nodig om de positie van cannabis te bepalen in de bestaande pijnbestrijdingschema’s.

De aanpak van secundaire hypercholesterolemie anno 2002

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 95 - 100

Hypercholesterolemie: 'state of the art' anno 2002

Christiaens T. , Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 101 - 104

De aanpak van primaire hypercholesterolemie anno 2002

Christiaens T.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 87 - 94

Hebben probiotica een plaats in de preventie van atopie?

Van Winckel M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 1 pagina 48 - 49


Toediening van Lactobacillus GG is mogelijk een effectieve preventieve maatregel tegen het optreden van atopisch eczeem bij risicokinderen. De moeder zou dit moeten innemen gedurende de vier laatste weken van de zwangerschap en tijdens de periode van exclusieve borstvoeding. In het geval van flesvoeding krijgt de zuigeling Lactobacillus GG tot de leeftijd van zes maanden. Het is echter nog prematuur om deze strategie op grote schaal te promoten.

Editoriaal: Minerva anno 2002

De Meyere M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 1 pagina 34 - 34

Kan een gezonde leefstijl diabetes voorkomen?

Wens J.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 1 pagina 45 - 47


Deze studie toont aan dat het mogelijk is om bij obese patiënten tussen 40 en 65 jaar oud met gestoorde glucosetolerantie diabetes te voorkomen door middel van een begeleide interventie met dieet en verhoogde lichaamsbeweging. De resultaten van deze studie zijn bemoedigend op de korte termijn. Een gezonde levensstijl is uiteindelijk goed voor iedereen. Dergelijke interventies zijn redelijk goedkoop en hebben wellicht weinig biochemische neveneffecten. Het gebrek aan een gedegen psychologische evaluatie enerzijds en een kosteneffectiviteitanalyse op (middel)lange termijn anderzijds maken dat er nog heel wat meer onderzoek noodzakelijk zal zijn vooraleer wijzigingen in levensstijl een ‘evidence based’ bijdrage leveren aan de preventie van diabetes type 2.

Acute behandeling van diepe veneuze trombose: subcutaan of intraveneus?

Lannoy J.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 1 pagina 36 - 41


Deze studie toont aan dat in de acute fase van de behandeling van diepe veneuze trombose enoxaparine, een heparine met laag moleculair gewicht (LMW-heparine), een- of tweemaal daags subcutaan toegediend, even effectief en veilig is als continue toediening van heparine per infuus. In de acute fase wordt tevens gestart met orale anticoagulantia. Na het bereiken van een aanvaardbare INR-waarde (tussen 2 en 3) worden de LMW-heparines gestaakt. Behandeling met orale anticoagulantia wordt nog gedurend

Behandeling van hoofdluis: nat kammen versus malathion?

Haedens N.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 1 pagina 43 - 45


Op basis van deze eerste studie die een chemische en een mechanische aanpak voor hoofdluis vergelijkt, is een behandeling met malathion te verkiezen boven de natkammethode, zelfs in een regio met een intermediair niveau van resistentie ten opzichte van malathion.

Hoofdinspectie of nat kammen voor detectie van hoofdluis?

Reusens N.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 1 pagina 42 - 43


Hoofdinspectie is geen goede techniek voor detectie van hoofdluis bij kinderen: de natkam-methode heeft hierbij de voorkeur.

Cognitieve gedragstherapie of imipramine bij paniekstoornissen?

De Meyere M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 10 pagina 464 - 467


Deze studie toont aan dat in een gespecialiseerde setting cognitieve gedragstherapie (CGT) evenwaardig is aan imipramine in de behandeling van paniekstoornissen. De combinatie van de twee therapieën geeft weinig meerwaarde. Deze studie zegt niets over de plaats van andere antidepressiva en benzodiazepines bij paniekstoornissen.

Venlafaxine bij gegeneraliseerde angst

De Meyere M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 10 pagina 468 - 471


Uit deze studie blijkt dat venlafaxine (met vertraagde afgifte) ten opzichte van placebo minstens zes maanden effectief is bij de aanpak van gegeneraliseerde angst. Er kan echter geen uitspraak worden gedaan over de plaats van venlafaxine in de behandeling van gegeneraliseerde angst, omdat venlafaxine niet vergeleken is met andere behandelingen voor deze indicatie. De eerste therapiekeuze bij gegeneraliseerde angst blijft cognitieve (gedrags)therapie. Indien nodig kunnen benzodiazepines of buspiron gestart worden voor enkele weken. Antidepressiva zijn slechts aangewezen bij ernstige vormen van gegeneraliseerde angst of indien patiënten onvoldoende reageren op psychotherapie.

Editoriaal: Gezocht: objectieve wetenschappers

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 10 pagina 462 - 463

Hoger risico op trombo-embolie bij derde generatie orale anticonceptiva?

Cosyns M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 10 pagina 472 - 475


Na vijf jaar controverse kan men stellen dat orale anticonceptie een verhoogd risico op IVTE betekent en dat dit risico tweemaal hoger is bij de derdegeneratiepillen met desogestrel en gestodeen tegenover de tweede generatie met levonorgestrel. De orale anticonceptiva met levonorgestrel zijn dan ook tot op heden de meest veilige.

Risico van gastro-intestinale bloedingen bij langdurig aspirinegebruik

Lannoy J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 423 - 425


De duurdere aspirines met vertraagde afgifte bieden in vergelijking met de ‘gewone’ aspirines geen bescherming tegen gastro-intestinale bloedingen. Het gebruik van deze laatste verdienen dus de voorkeur in de preventie van vasculaire aandoeningen. Doseringen van minder dan 163 mg/dag zijn niet minder schadelijk. "There is no gain without pain". Voor elke patiënt dient de NNT te worden afgewogen tegen de NNH. Met andere woorden: hoe wegen de baten in de vorm van preventie van cardiovasculaire aandoeningen op tegen de kosten in de vorm van gastro-intestinale bloedingen? Bij het starten van elke behandeling maar nog meer bij preventieve behandelingen moet worden gepeild naar de weerstanden van de patiënt tegen de inname van geneesmiddelen en zijn/haar veranderde gezondheidsbeleving bij de inname ervan. Deze beleving kan een bepalende rol spelen in de afweging van het NNH ten opzichte van het NNT. Dit is evidence-based medicine in de praktijk.

Hormonale substitutie en het risico op ovariumcarcinoom

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 421 - 423


Oestrogenen verhogen het risico op endometriumcarcinoom, borstcarcinoom en trombo-embolieën. Deze studie voegt ovariumcarcinomen toe aan het lijstje. Hoewel het risico op ovariumkanker laag is, mag men het zeker opnemen in de overweging bij het voorschrijven van oestrogenen. Men kan zich terecht de vraag stellen welke plaats er nog is voor hormonale substitutie bij de behandeling van de menopauze. Vermoedelijk enkel nog voor een korte periode om ernstige vasomotorische stoornissen te ondervangen.

Obstipatie bij ouderen: hoe te behandelen?

Declercq T.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 429 - 430


Wegens gebrek aan goed onderbouwde studies kan er geen wetenschappelijk gefundeerde keuze worden gemaakt in de aanpak van obstipatie bij bejaarden. Bovenstaande studie adviseert daarom een empirische aanpak waarbij niet-medicamenteuze middelen en de voorkeur voor goedkope producten centraal staan.

Hormonale substitutie en het risico op borstkanker

Van den Broecke R.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 415 - 417


Hoewel deze studie bijdraagt tot de kennis van de mogelijke neveneffecten van hormonale substitutietherapie (HST), lijken de gegevens toch te bevestigen dat indien er een toename van het risico op borstkanker onder HST bestaat, deze toch zeer beperkt is. Uit ander onderzoek blijkt dat dit niet gepaard gaat met verhoogde mortaliteit.

De rol van amiodaron bij voorkamerfibrillatie

Matthys J. , Montcarey I.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 427 - 429


Bij patiënten met recidiverend voorkamerfibrillatie is amiodaron effectiever dan sotalol of propafenon ter voorkoming van recidieven, maar het geeft frequenter ongewenste effecten. De arts zal bij iedere patiënt deze afweging moeten maken.

CABG is efficiënter dan PTCA bij diabetespatiënten met coronaire problemen

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 425 - 427


Hoewel deze studie suggereert dat bij diabeten met meertaks coronair lijden CABG de voorkeur heeft boven PTCA, is er nood aan aanvullende gegevens alvorens een evidence-based aanbeveling te kunnen maken.

Hormonale substitutie en het risico op borstkanker: de rol van prostagenen

Van den Broecke R.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 418 - 420


Indien bij postmemopauzale vrouwen hormonale substitutie is gewenst, dan heeft een behandeling met oestrogenen (EST) de voorkeur. Combinatie met progestagenen geeft een groter risico op borstkanker.

Hemoccult: effectief, maar verre van volmaakt in de screening op coloncarcinoom

Derese A.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 376 - 379


De hemocculttest is een niet-invasieve screeningsmethode die de mortaliteit van coloncarcinoom kan reduceren en ook de incidentie met ongeveer 20%. Er zijn echter te veel factoren met betrekking tot financiële en psychologische kosten onvoldoende in rekening gebracht om systematische screening in de algemene bevolking aan te bevelen. Voor personen met een familiale voorgeschiedenis van coloncarcinoom is een eerste (eventueel eenmalige) coloscopie op vijftig jaar mogelijk een meer kosteneffectieve benadering

Editoriaal: Onafhankelijkheid van de onderzoeker: een historische stap

De Meyere M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 374 - 375

Vaccineren tegen influenza en pneumokokken bij 65-plussers?

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 383 - 384


Deze vroege rapportage brengt voorlopig geen nieuwe gegevens aan die een duidelijkere stelling toelaten over het nut van systematische pneumokokkenvaccinatie dan wat eerder in Minerva is gepubliceerd 2. Pneumokokkenvaccinatie bij risicogroepen (personen met immuunstoornissen, kanker, hart- en longziekten, personen in instellingen, alcoholisten, ...) is mogelijk zinvol. Over het nut van veralgemeende pneumokokkenvaccinatie bij gezonde ouderen kan nog geen onderbouwde aanbeveling worden gedaan.

Kan oseltamivir de verspreiding van griep voorkomen binnen een huisgezin?

Michiels B.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 381 - 383


Er zijn momenteel nog te weinig gegevens over resistentie, kosteneffectiviteit, effectiviteit bij immuungecompromitteerde personen, bejaarden, om routinematige preventieve behandeling van contactpersonen van een griepgeval met oseltamivir aan te bevelen. Influenzavaccinatie blijft de belangrijkste preventieve maatregel.

Een rol voor tympanometrie bij otitis media?

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 385 - 386


Ondanks de bezwaren tegen de studieopzet kunnen we met de auteurs concluderen dat tympanometrie een nuttige toevoeging kan zijn in het diagnostisch arsenaal van de huisarts bij de diagnostiek en het opvolgen van sereuze otitis media (SOM). Beslissingen ten aanzien van het te volgen beleid dienen echter vooral op basis van de klachten of gevolgen van SOM te worden genomen en niet alleen op basis van de uitslag van de tympanometrie.

Kosten en baten van influenzavaccinatie bij gezonde werkende volwassenen

Michiels B.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 380 - 381


Influenzavaccinatie van gezonde volwassenen is nog onvoldoende onderbouwd en is nog niet bewezen kosteneffectief. Voor de arts is het primordiaal om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk 65-plussers en risicogroepen tegen influenza worden gevaccineerd.

Calciumantagonisten bij hypertensie: een meta-analyse

De Cort P.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 7 pagina 328 - 330


Niettegenstaande de beperkingen van deze meta-analyse levert ze enkele belangrijke argumenten voor de eerder geformuleerde richtlijnen voor de behandeling van ongecompliceerde essentiële hypertensie in de eerste lijn 7: de calciumantagonisten zijn geen eerste keuze en moeten zelfs omzichtig worden gebruikt in populaties met verhoogde kans op hartfalen of myocardinfarct (de westerse populaties, waar de prevalentie van deze aandoeningen hoog is). Deze evidentie staat in schril contrast met het voorschrijven van antihypertensieve medicatie in België gedurende de laatste jaren. De calciumantagonisten zijn geen eerstekeuzepreparaten in de behandeling van essentiële hypertensie.

Het effect van antihypertensiva: een overzicht

De Cort P.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 7 pagina 324 - 327


De eerste keuze van medicamenteuze therapie voor ongecompliceerde en gecompliceerde hypertensie in de eerste lijn is onomstootbaar een diureticum en/of een bètablokker. Als toevoeging van een derde product nodig is, komen ACE-inhibitoren en calciumantagonisten aan de beurt, wetende dat de calciumantagonisten eventueel minder goed zouden beschermen tegen coronaire hartziekten en hartfalen. De huisarts bereikt de beste resultaten als door zijn behandeling de streefbloeddruk zo dicht mogelijk wordt benaderd.

Editoriaal: Evidentie begint bij het nauwkeurig klinisch onderzoek

De Cort P.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 7 pagina 322 - 323

Zijn vitamine E en polyonverzadigde vetzuren zinvol na een infarct?

Christiaens T.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 7 pagina 332 - 333


Deze studie toont aan dat het niet zinvol is om na een myocardinfarct een behandeling met vitamine E te starten. Behandeling met polyonverzadigde vetzuren (PUFA) kan de totale sterfte reduceren, maar de NNT is hoog (77 patiënten moeten gedurende 3,5 jaar worden behandeld om één overlijden te vermijden). Het is daarom niet aan te bevelen om bij postinfarctpatiënten PUFA te starten.

Moet wittejashypertensie bij ouderen worden behandeld?

De Cort P.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 7 pagina 331 - 332


Enkele relevante besluiten voor de huisartsenpraktijk kunnen worden overwogen. Ten eerste is de behandeling van witte jas ISH niet nodig. Zelfs bij echte ISH moet medicamenteuze behandeling slechts worden overwogen bij een ambulante dag SBD (160 mm Hg. Daarom is het noodzakelijk om de diagnose van witte jas ISH te stellen en dit kan alleen gebeuren aan de hand van een ambulante methode van bloeddrukmeting. In de huisartsenpraktijk is hiervoor de thuismeting door de patiënt zelf door middel van een gevalideerd automatisch toestel de meest aangewezen methode.

Waarmee maken we de beste cervixuitstrijkjes?

Smeets F.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 269 - 272


Op basis van deze meta-analyse kan men concluderen dat de spatel met verlengde tip meer uitstrijkjes met endocervicale cellen genereert dan de ‘stompe’ Ayre-spatel. In de Vlaamse richtlijnen wordt steeds een gecombineerde afname van spatel en cytobrush of afname met cervexbrush aanbevolen.

Hoe veilig zijn de nieuwe COX-2-selectieve NSAID's?

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 263 - 268


De VIGOR- en de CLASS-studies tonen aan dat de nieuwe COX-2-selectieve NSAID’s bij patiënten met reuma (rofecoxib) en artrose (celecoxib) het risico op ernstige gastrointestinale incidenten kunnen reduceren. Dit is echter niet het geval voor patiënten die gelijktijdig laaggedoseerde aspirine gebruiken. De meldingen van toegenomen aantal myocardinfarcten, de interacties tussen celecoxib en anticoagulantia (warfarine) en de aanwijzingen voor verstoring van de nierfunctie dwingen tot waakzaamheid, vooral bij ouderen. Voor artrosepatiënten kunnen oefentherapie en paracetamol een volwaardig en veilig therapeutisch alternatief zijn. Indien dit onvoldoende effectief blijft, kan worden gestart met een NSAID waarvoor een laag risico op toxiciteit wordt gemeld (zoals ibuprofen of diclofenac) in de laagst effectieve dosis. Langdurige behandeling met NSAID’s wordt het best vermeden.

Editoriaal: De toekomst verzekerd

De Meyere M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 262 - 262

Langwerkende beta2-mimetica of hooggedoseerde inhalatiesteroïden?

Buffels J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 274 - 275


Het lijkt voorzichtig om nog even te wachten vooraleer de huidige standaarden te herschrijven op dit punt.

Fluticasoninhalatietherapie versus perorale steroïden bij kinderen met acuut astma

Van Daele S.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 276 - 277


Men kan besluiten dat de behandeling met perorale corticosteroïden bij een acute astmaaanval superieur is aan inhalaties met hoge dosis fluticason. De aanbevelingen inzake de aanpak van een acute astma-aanval bij kinderen zoals voorgesteld door de WVVH en door het Nederlands Huisartsengenootschap kunnen dus ongewijzigd blijven.

Zijn antibiotica werkzaam bij een urethraal syndroom?

Christiaens T.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 277 - 278


Concluderend kan men stellen dat dit onderzoek zeker niet het einde van de controverse zal uitmaken, maar dat het toch een argument meer geeft om niet fetisjistisch vast te houden aan het KASS-criterium (100.000 kiemen/ml). Ook voor de auteurs een reden te meer om geen kweek aan te vragen bij vermoeden van ongecompliceerde cystitis.

Salbutamol bij astma: regelmatige inname of alleen in geval van nood?

Sturtewagen J.P.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 6 pagina 273 - 274


De huidige richtlijnen, met name de aanbeveling om de kortwerkende ß2-mimetica slechts in geval van nood te gebruiken, kunnen gehandhaafd blijven. Tot op heden is bij regelmatig gebruik van langwerkende ß2-mimetica geen verslechtering van de astmacontrole aangetoond. Hun effect op mortaliteit staat nog niet vast.

Beta-blokkers na acuut myocardinfarct bij diabetespatiënten?

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 236 - 237


Het lijkt zinvol om ook aan bejaarde diabetespatiënten ß-blokkers voor te schrijven als secundaire preventie na een acuut myocardinfarct. Verder prospectief en placebogecontroleerd onderzoek dient dit echter hard te maken.

Heeft deze volwassene meningitis?

Remmen R.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 231 - 232


Bij vermoeden van een meningitis is het aan te bevelen af te gaan op het lichamelijk onderzoek en op de algemene indruk van de patiënt. Veiligheidshalve is snel handelen bij een patiënt met koorts die daarbij nekstijf is of een veranderd bewustzijn of petechieën heeft, verdedigbaar. Omdat nekstijfheid of petechieën zonder koorts (zeker als ze samen voorkomen!) belangrijke aanwijzingen kunnen zijn voor een ernstige ziekte, moeten deze tekens snel aanleiding geven tot verder onderzoek.

Combinatietherapie bij reuma

Mielants H.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 216 - 221


Deze studie brengt argumenten aan voor een totaal nieuwe aanpak in de behandeling van reumatoïde artritis, namelijk zo vroeg mogelijk in het verloop van het ziekteproces starten met een combinatie van DMARD’s en corticosteroïden. Dit wijkt duidelijk af van de NHG-Standaard uit 1994 waarin een stapsgewijze opbouw van de behandeling wordt aanbevolen 5. Indien deze positieve resultaten in meerdere studies (klinisch en kosten-baten) en vooral ook op lange termijn (dit wil zeggen langer dan twee jaar) worden bevestigd, kan deze nieuwe behandelmethode wellicht een belangrijke aanwinst zijn voor patiënten met reumatoïde artritis.

Cognitieve gedragstherapie en chronische pijn

Rogiers R.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 235 - 236


De behandeling in deze studie is dermate gespecialiseerd (specialistische setting met getrainde hulpverleners) dat ze niet zonder meer extrapoleerbaar is naar de huisartspraktijk en bijna per definitie thuishoort in daartoe gespecialiseerde settings. In principe zou het tot de ‘goede praktijkvoering’ van elke pijnkliniek moeten behoren om een dergelijk programma onderdeel te maken van het zorgenpakket. Het is echter onbekend in welke mate deze praktijkvoering op dit moment gangbaar is.

Tromboprofylaxe bij niet-chirurgische patiënten

Lannoy J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 222 - 226


Met de huidige ‘evidence’ is het voorbarig om de profylaxe van DVT als standaardbehandeling voor elke interne patiënt voor te schrijven en dit te extrapoleren naar de thuis- of thuisvervangende situatie. In de huisartsgeneeskunde dient dus eventuele profylaxe van DVT bij iedere patiënt individueel te worden beoordeeld, waarbij ernst en duur van immobilisatie, ziektetoestand, voorkans en levenskwaliteit een besliskundige waarde hebben.

Helpt oefentherapie bij subacute lagerugpijn?

Habraken H.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 227 - 230


Er is nog altijd geen bewijs dat oefenprogramma’s voor patiënten met lagerugpijn effectief zijn. Deze studie toont aan dat in de context waarin deze studie is uitgevoerd oefenprogramma’s door het inbouwen van cognitieve gedragstherapie op termijn wel effectief en kosteneffectief zouden kunnen zijn.

Diagnostische waarde van tachypneu voor pneumonie

Art B.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 5 pagina 233 - 234


Samenvattend kunnen we stellen dat de klinische symptomen van een luchtweginfectie bij kinderen (crepitaties, hoest, koorts,…) niet toelaten om de diagnose ‘pneumonie’ te stellen of uit te sluiten. Aanwezigheid van tachypneu is een zwak argument voor de diagnose van pneumonie. Uitgaande van een incidentie van pneumonie bij kinderen van ongeveer 30-50 per 1.000, is de aanwezigheid van tachypneu wel waardevol bij het beslissen of men een thoraxfoto laat nemen. De diagnose (en dus de behandeling) van een pneumonie stelt men niet op basis van de kliniek, maar op basis van een foto.

Is borstkankerscreening verantwoord?

van Driel M. , Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 170 - 173


Deze kritische analyse van een bestaande meta-analyse en RCT’s komt tot het besluit dat borstkankerscreening met behulp van mammografie bij vrouwen niet voldoende is onderbouwd. Borstkankerscreening is echter momenteel het beste wapen dat we hebben in de strijd tegen een belangrijk gezondheidsprobleem. Dit dilemma dient openlijk te worden besproken met patiënten zodat zij hun verwachtingen kunnen afstemmen op de beperkingen van de huidige screeningsprogramma’s voor borstkanker.

Postmenopauzaal oestriol: een risico voor endometriumkanker?

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 184 - 185


Voor de praktijk zijn er, zoals de auteurs opmerken, wellicht twee consequenties. Indien de patiënte enkel zoekt naar een oplossing voor lokale vaginale problemen, is het gebruik van lokale laagpotente oestrogenen veiliger in vergelijking met de orale preparaten. Indien men toch beslist tot orale behandeling met oestriol, dan spoort men het best actief veranderingen in het endometrium op met behulp van echografie (meting van de endometriumdikte) ofwel voegt men een progestageen toe aan de behandeling.

Screenen op borstkanker voortzetten vanaf 70 jaar: een model

Garmyn B.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 174 - 177


Op basis van dit theoretisch model zijn er onvoldoende argumenten om mammografische screening op bortskanker bij vrouwen boven de 70 jaar aan te bevelen.

Is borstkankerscreening minder gevoelig bij hormonale substitutie?

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 182 - 183


Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van hormonale substitutietherapie de gevoeligheid en de specificiteit van mammografie als screeningsinstrument voor borstkanker kan reduceren. Meer onderzoek is nodig om deze invloed duidelijker te kwantificeren. Voorlopig lijkt het dus raadzaam om dit fenomeen in gedachten te houden en met vrouwen te bespreken bij het starten van hormonale substitutietherapie en/of screening met behulp van mammografie.

Editoriaal: Borstkanker en gezondheidsbeleid

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 168 - 169

Hoe effectief is klinisch borstonderzoek?

Cornelli K. , Goeman A.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 178 - 181


Er is nog onvoldoende bewijs dat screenen op borstkanker door middel van klinisch borstonderzoek zinvol is. De studies die hierover rapporteren, geven tegenstrijdige resultaten. Het aanwezig zijn van abnormale bevindingen verhoogt wel de probabiliteit op het vinden van borstkanker. Een normaal klinisch borstonderzoek daarentegen geeft onvoldoende informatie voor het uitsluiten van borstkanker.

Seksueel functioneren na hysterectomie

Philips H.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 4 pagina 185 - 186


Het is voor huisartsen van groot belang seksualiteit reeds voor een hysterectomie bespreekbaar te maken, zowel met de patiënte zelf als met de partner. Verder is het belangrijk eventueel bestaande klachten na te vragen en de verwachtingen te bespreken. Stel de patiënte gerust door aan te halen dat deze onderzoeksresultaten erg positief uitvallen. Seks zal aanvankelijk misschien niet helemaal op dezelfde manier worden beleefd, maar geleidelijk aan kan men in de meerderheid van de gevallen opnieuw hetzelfde seksueel genot ervaren als voordien.

Bloeddruk en het risico op complicaties bij diabetes type 2: UKPDS 36

Wens J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 134 - 137


De resultaten van UKPDS 36 tonen dat diabetespatiënten met een hoge kans op complicaties herkend kunnen worden door slechts twee bloeddrukmetingen binnen het jaar na diagnose. Deze metingen zijn immers geassocieerd aan een risico op complicaties dat even groot is als de ‘updated mean systolic blood pressure’ gemeten over jaren. Het belang voor een vroegtijdige behandeling van hypertensie bij diabetespatiënten wordt hiermee onderstreept.

Prostaatkanker: kan screening de mortaliteit reduceren?

Weyler J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 127 - 131


Uit deze studie zou blijken dat jaarlijkse of tweejaarlijkse screening met PSA-metingen bij patiënten vanaf vijftig jaar de mortaliteit door prostaatkanker kan reduceren. Bovenstaande bespreking wijst echter op fundamentele methodologische tekortkomingen in de studie. Er zijn dus nog steeds geen goede studies die systematische screening naar prostaatkanker onderbouwen.

Editoriaal: Rijke promotiebudgetten versus armoede van aids-patiënten

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 126 - 126

Helicobacter pylori: screenen en eradiceren of afwachten?

Numans M.E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 140 - 141


Op basis van de hier besproken studie in combinatie met andere recente publicaties moet ongericht onderzoek naar H. pylori en behandeling daarvan andermaal worden afgeraden. Als zonder gastroscopie wordt gezocht naar H. pylori-infectie (door serologie of ademtest) met het oog op behandeling ervan bij personen met dyspepsie, dan zou dat uitsluitend in het kader van een gecontroleerd experiment of in een geselecteerde subpopulatie met een hoge kans op een peptisch ulcus moeten gebeuren. Derhalve moet routinematige behan-deling van H. pylori zeker in de huisartsenpraktijk nog steeds uitsluitend zinvol worden ge-acht als behandeling van een (ooit) aangetoond peptisch ulcus.

Voorkomt lactobacillus GG diarree bij antibioticagebruik?

Van Winckel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 137 - 138


Aangezien Lactobacillus GG in België niet commercieel verkrijgbaar is en zijn effecten niet mogen worden gegeneraliseerd naar Lactobacillus acidophilus (Lacteol®), zijn de resultaten van deze studie op dit moment voor de Belgische arts weinig relevant.

Glycemie en vasculaire complicaties bij diabetes type 2: UKPDS 35

Wens J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 132 - 134


De klinische trial (UKPDS 33) evalueerde het beleid van een intensieve glycemieregeling aan de hand van farmaca om een evaluatie mogelijk te maken van de individuele behandelingen. Tevens in een observationeel onderzoek (UKPDS 35) kon worden aangetoond dat een betere glucosecontrole het risico op complicaties vermindert en dat de behandelingen veilig zijn bij het klinisch gebruik en kan een ruimere reductie van HbA1c worden nagestreefd. Dit kan worden bereikt door een meer vroegtijdige combinatie van behandelingen of door het gebruik van nieuwe behandelingen die de volgende jaren ter beschikking zullen komen om zo het risico op myocardinfarct verder te reduceren.

De diagnostische waarde van hematurie

Boeckx J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 3 pagina 138 - 140


Dit onderzoek geeft een (nog beperkte) aanwijzing dat afwezigheid van hematurie bij een patiënt met acute flankpijn slechts een zeer zwak argument vormt om de diagnose van uretererolithiase uit te sluiten. Als de kliniek al niet duidelijk genoeg is (bijvoorbeeld: bekende niersteenproblematiek, typische zich herhalende nierkolieken, een manifeste acute pyelonefritis), dienen we ons te verlaten op bijkomende onderzoeken om een steen uit te sluiten. Als een patiënt zich presenteert met acute flankpijn en aanwezigheid van hematurie, dan is ook dit, bij een atypische kliniek, een zeer zwak argument om de diagnose van een ureterolithiase te bevestigen

Voorkomt risedronaat fracturen bij vrouwen met wervelfracturen?

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 72 - 76


De klinische relevantie van een behandeling met risedronaat bij postmenopauzale vrouwen met minstens één radiografische wervelfractuur is nog discutabel. Behandeling met risedronaat kan het aantal nieuwe radiografische wervelfracturen reduceren (NNT 10 tot 20 per drie jaar). Het is echter niet duidelijk of hiermee ook klinische (symptomatische) wervelfracturen worden voorkomen. Er is geen duidelijk preventief effect aangetoond voor niet-vertebrale fracturen. Er zijn geen gegevens bekend over behandeling op langere termijn.

Alendronaat: voorkomt het fracturen bij vrouwen zonder wervelfractuur?

Dequeker J.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 69 - 71


Op basis van deze studie kan geen aanbeveling voor de praktijk worden geformuleerd. De vrouwen in deze studie werden geselecteerd op basis van één criterium, namelijk botdensiteit. Alleen door middel van systematische screening met behulp van botdensitometrie kunnen vrouwen geïdentificeerd worden die baat hebben bij een behandeling met alendronaat. Er is momenteel echter onvoldoende bewijs om systematische screening bij postmenopauzale vrouwen te verantwoorden.

Editoriaal: Osteoporose: het duel tussen evidence en praktijk

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 64 - 64


Uit de beoordeling van de voorliggende evidentie volgt dat screening op osteoporose met de BMD-meting niet is aan te bevelen. Het is van het grootste belang om een onderscheid te maken tussen osteoporose en het individuele risico op fracturen 7. Er is verder slechts zeer beperkte evidentie uit RCT’s dat vrouwen die werden gescreend en die een BMD-meting ondergingen, gezondheidswinst boekten tegenover vrouwen die niet werden gescreend noch behandeld 8. Case-finding van hoogrisicopatiënten is daarom op wetenschappelijke en ethische gronden te verdedigen.

Het effect van fluor op wervelfracturen

Kaufman J.M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 77 - 80


Deze studie toont aan dat toediening van fluorzouten en calcium gedurende vier jaar bij postmenopauzale osteoporose gepaard kan gaan met een lichte reductie van het risico op wervelfracturen. Het geheel van de beschikbare studies wijst erop dat de BMD weliswaar toeneemt maar zonder reductie van het risico op vertebrale fracturen en zelfs met een toename van het risico op niet-vertebrale fracturen. Fluorzouten en calcium hebben daarom geen plaats in de behandeling van postmenopauzale osteoporose.

Fractuurpreventie: de kracht van evidentie of de impact van optimisme?

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 88 - 93

Vermindert calcitonine de pijn bij wervelfracturen?

Goemaere S.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 81 - 83


In tegenstelling tot het frequent gebruik van calcitonine is de meerwaarde ervan ten opzichte van klassieke analgetica en immobilisatie wetenschappelijk niet onderbouwd, ook niet in deze systematische review.

Raloxifen en het risico op borstkanker

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 2 pagina 84 - 87


Raloxifen kan een alternatieve behandeling zijn voor vrouwen die in aanmerking komen voor oestrogenen ter preventie van osteoporose, maar die een verhoogd risico vrezen op borst- en/of endometriumkanker. Raloxifen is zeker geen alternatieve behandeling voor oestrogenen bij menopauzale klachten.

Toegevoegde waarde van tamoxifen bij borstkanker?

van Driel M. , Chevalier P.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 41 - 42

Losartan vergeleken met captopril voor hartfalen

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 43 - 45

Verhoogd risico op kanker na IVF?

van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 45 - 46

Editoriaal: Minerva in de 21ste eeuw

De Meyere M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 40 - 40

Zijn antidepressiva schadelijk tijdens de zwangerschap?

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 42 - 43

Een leverbiopsie bij gestoorde levertesten?

Vermeire E.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 1 pagina 46 - 46

Behandeling van zuurbranden

Ferrant L.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 10 pagina 466 - 467

Is alcohol goed voor diabeten?

Sunaert P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 10 pagina 464 - 465

Endovaginale echo voor diagnostiek van endometriumpathologie

Vermeire E.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 10 pagina 461 - 462

Editoriaal: Persoonlijke professionele ontwikkeling belangrijker dan kennis?

De Cort P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 10 pagina 458 - 459

Opsporen van slaapapnoesyndroom

Declercq T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 10 pagina 460 - 461

Glitazones: een nieuwe behandeling voor diabetes type 2

Wens J.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 10 pagina 462 - 464

Heeft deze patiënt een aneurysma van de abdominale aorta?

Bruyninckx R.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 424 - 425

Editoriaal: Evidence-based medicine: het perspectief van de patiënt

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 412 - 413

Refluxkindjes: heeft casipride zin?

Van Winckel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 414 - 417


Deze studie bevestigt dat cisapride niet effectief is bij de behandeling van ongecompliceerde symptomatische gastro-oesofageale reflux bij kinderen jonger dan 36 maanden. Ook zonder behandeling verdwijnen de refluxklachten meestal spontaan. Geruststellen van de ouders en eventueel indikken van de voeding volstaan. Het gebruik van cisapride is bij ongecompliceerde reflux zelfs tegenaangewezen gezien de potentieel ernstige toxiciteit.

De waarde van preoperatief routineonderzoek voor cataractoperatie

Lannoy J.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 422 - 423

Neonatale toxoplasmose: transmissie en screening

Verbeke M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 425 - 426

Systemische bijwerkingen van inhalatiecorticoïden

Rubens R.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 9 pagina 418 - 421


Deze meta-analyse over de systemische bijwerkingen van inhalatiecorticosteroïden bevestigt wat hierover reeds bekend is. De volgende bijwerkingen kunnen optreden: suppressie van de bijnier, reductie van de botdensiteit alsook een verhoogd risico op cataract, glaucoom en huidbloedingen. De volwassen lengte wordt door gebruik van inhalatiecorticosteroïden niet beïnvloed. Fluticasonpropionaat heeft een lagere effectieve dosis, maar geeft meer aanleiding tot ongewenste bijwerkingen. Het is daarom aan te bevelen om steeds de laagst mogelijke dosis inhalatiecorticosteroïden te gebruiken.

Steroïden voor nachtelijke hoest bij kinderen

Coenen S.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 376 - 377

Pneumokokkenvaccinatie

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 366 - 369


Er zijn aanwijzingen dat vaccinatie het aantal systemische pneumokokkeninfecties en pneumokokkenpneumonieën kan reduceren. Er is echter geen reductie aantoonbaar van de mortaliteit door pneumokokkeninfecties. De aanbeveling om personen boven 65 jaar te vaccineren is onvoldoende onderbouwd door gerandomiseerde studies.

Antibiotica voor otitis media bij kinderen onder de twee jaar?

De Sutter A.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 373 - 375


Deze studie toont dat er van behandeling met antibiotica voor acute otitis media bij kinderen tussen zes maanden en twee jaar oud slechts een kleine winst te verwachten is: meer kinderen klachtenvrij op dag vier, één dag minder koorts en minder gebruik van analgetica. Een meta-analyse vindt geen verschil in het aanhouden van symptomen na zeven dagen behandeling. Het is daarom belangrijk om andere aspecten in overweging te nemen alvorens antibiotica voor te schrijven bij deze groep jonge kinderen: bijwerkingen, kosten en induceren van bacteriële resistentie.

Effect van difteriebooster bij gezonde volwassenen

Michiels B.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 377 - 378

Editoriaal: Einde van een antibioticumtijdperk?

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 360 - 361

Influenza: wat hebben neuraminidaseremmers te bieden?

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 362 - 365


De neuraminidaseremmers hebben geen systematische plaats in het voorkomen of behandelen van influenza, vooral omdat er nog onvoldoende studies zijn uitgevoerd bij bejaarden, kinderen of risicogroepen. De enige indicaties zouden kunnen zijn: patiënten die niet zijn ingeënt tegen influenza of bij wie vaccinatie tegenaangewezen is, en patiënten die spijts vaccinatie toch influenza doormaken. Het vaccineren van bejaarden en risicopatiënten tegen influenza blijft centraal staan.

Intranasaal influenzavaccin

Govaerts F.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 8 pagina 370 - 372


Op basis van deze studie is het niet mogelijk een voorkeur uit te spreken voor vaccinatie met het levende (intranasaal toegediende) of het gedode (intramusculaire) influenzavaccin. Een vergelijkende studie van beide vormen is nodig.

Captopril bij primaire hypertensie

Christiaens T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 315 - 317


Ook na deze studie blijft een diureticum of een ß-blokker de eerste keuze bij patiënten met primaire hypertensie (uitgangswaarde van de diastolische bloeddruk =100 mm Hg). Omwille van een negatieve kosten-batenbalans blijft captopril een tweedekeuzepreparaat.

Metoprolol bij chronisch hartfalen

Duprez D.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 318 - 321


Het is aangewezen om bij patiënten jonger dan 80 jaar met klinisch gestabiliseerd hartfalen (NYHA-klasse II en III) met een linkerventrikel systolische disfunctie (ejectiefractie 40%) die behandeld worden met een ACE-inhibitor, een diureticum en eventueel digoxine, voorzichtig een ß-blokker op te starten (carvedilol, bisoprolol, metoprolol slow release). Dit kan thuis door de huisarts in samenspraak met de specialist gebeuren. De contra-indicaties voor een ß-blokker dienen zorgvuldig te worden geëvalueerd. Men zal een voorzichtig titratieschema toepassen waarbij de dosis om de twee weken wordt verdubbeld onder nauwkeurige controle van hartfrequentie, bloeddruk en lichaamsgewicht, tot de streefdosis wordt bereikt. Tijdens het optitreren moet men vooral bedacht zijn op hypotensie, bradycardie, vochtretentie en toename van andere verschijnselen van hartfalen. Van belang is dat de inspanningstolerantie en klachten van dyspnoe en vermoeidheid initieel kunnen verslechteren. Uit deze studie kan niet worden afgeleid of het toevoegen van een ß-blokker aan de standaardbehandeling bij hoogbejaarde patiënten met hartfalen (> 80 jaar) is aan te bevelen.

Spironolacton bij hartfalen

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 322 - 326


Bij patiënten met ernstig chronisch hartfalen (NYHA-klasse III en IV), een creatininespiegel lager dan 2,5 mg/dl (221 µmol/l) en een kaliëmie lager dan 5,0 mmol/l kan spironolacton in lage dosis (standaarddosis 25 mg per dag) worden toegevoegd aan een standaardbehandeling. Door negen patiënten gedurende twee jaar met spironolacton te behandelen kan één overlijden worden voorkomen.

ACE-inhibitoren bij secundaire preventie

De Cort P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 331 - 332

Editoriaal: De geboorte van nieuw wetenschappelijk onderzoek

De Cort P. , Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 308 - 309

Calciumantagonisten bij hypertensieve diabeten

De Cort P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 330 - 331

Diuretica en het risico op aritmie

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 327 - 328

Laaggedoseerde thiaziden: eerste keus bij systolische hypertensie

De Cort P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 329 - 330

Diagnostiek bij angorklachten: het kostenperspectief

Buntinx F.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 310 - 314


De keuze voor een diagnostische test bij patiënten met angor is onvoldoende onderbouwd in prospectieve studies met langdurige follow-up. Vanuit kostenperspectief lijkt coronaire angiografie kosteneffectief te zijn bij mannen met typische angorklachten (retrosternale pijn die inspanningsgevoelig is en verdwijnt bij toediening van nitroglycerine). Bij alle andere angorpatiënten lijken inspannings-ECG en inspanningsechocardiografie kosten-effectief te zijn.

Leven actieve bejaarden langer?

De Cort P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 7 pagina 332 - 333

Screenen op zwangerschapsdiabetes

Vermeire E.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 6 pagina 272 - 274


Deze studie stelt vast dat zwangere vrouwen zonder vooraf bestaande diabetes mellitus gescreend kunnen worden op diabetes mellitus in de 24e tot 28e zwangerschapsweek met behulp van een nuchtere glycemiebepaling. Wanneer een afkapwaarde van 4.8 mmol/L (86.5 mg/100 ml) wordt gehanteerd kan een sensitiviteit van 81% en een specificiteit van 76% worden bereikt. Alleen vrouwen met een nuchtere glycemie 4.8 mmol/L (86.5 mg/100 ml) komen in aanmerking voor een 50 g glucosetolerantietest.

Adenoïdectomie en adenotonsillectomie bij otitis media

Minerva 2000 Vol 29 nummer 6 pagina 266 - 268


Bij kinderen met recidiverende otitis media acuta is adenoïdectomie of adenotonsillectomie geen eerste keus. Men kan een afwachtende houding aannemen. Voorlopig heeft een dergelijk beleid ook bij kinderen die tot de "otitis prone"-populatie behoren, de voorkeur.

Nieuwe versus oude antihypertensiva bij bejaarden

De Cort P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 6 pagina 269 - 271


Deze studie onderzoekt slechts een geselecteerde populatie op niet-dubbelblinde wijze. De conclusie komt al dan niet toevallig overeen met de richtlijnen van de NHG-Standaard. Deze beveelt aan om bij hypertensie zonder comorbiditeit (thiazide)diuretica of ß-blokkers als eerste keus voor te schrijven.

Editoriaal: Is academische geneeskunde te koop?

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 6 pagina 264 - 265

Bloeddruk: eerst rusten, dan meten

De Cort P.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 6 pagina 276 - 277

Diabetes type 2: behandelingen combineren

Vermeire E.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 6 pagina 275 - 276

De nieuwe COX-2 selectieven: een aanwinst?

Art B. , Soenen K. , van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 225 - 229


De nieuwere NSAID's zijn voorlopig geen eerste keus in de behandeling van artrose (rofecoxib) of reuma (celecoxib). Voor artrose is paracetamol nog altijd eerste keus. Alhoewel zij actief zijn ten opzichte van placebo, zijn er nog steeds geen studies gepubliceerd met paracetamol als referentie. De winst op het voorkomen van endoscopisch vastgestelde erosies heeft zich nog niet overtuigend vertaald in een vermindering van het aantal ernstige complicaties op lange termijn. Bovendien zijn de beide coxibs nog niet getest bij personen met een hoog risico voor gastro-intestinale complicaties (zoals ouderen en personen met een ulcus in de voorgeschiedenis), terwijl zij juist voor deze groep patiënten een grote aanwinst zouden kunnen zijn. Besluit: voorlopig geen aanwinst.

Marketingstrategieën: een tip van de sluier opgelicht

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 222 - 224

Verhoogd risico op DVT bij hormonale substitutie

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 237 - 238

Postmenopauzale hormonale substitutie en cardiovasculair risico

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 233 - 236


Momenteel zijn er met het oog op preventie van cardiovasculaire incidenten geen argumenten om hormonale substitutietherapie toe te passen bij vrouwen met bekende coronaire pathologie.

Zeven dagen versus drie dagen penicilline voor acute keelpijn

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 5 pagina 230 - 232


Dit is de eerste studie die een toediening van zeven dagen penicilline onderbouwt, in geval men antibiotica voorschrijft bij acute keelpijn. Fundamenteel blijft het beleid van de WVVH-Aanbeveling ongewijzigd. Antibiotica zijn in de regel niet geïnduceerd bij acute keelpijn. Penicilline is enkel aangewezen bij risicopatiënten en/of bij patiënten die na informatie en inspraakmogelijkheid opteren om toch antibiotica te nemen.

Borstcysten: een groter risico op borstkanker?

Mortier M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 4 pagina 192 - 194


Palpabele borstcysten duiden op een verhoogd risico op het ontwikkelen van borstkanker, onafhankelijk van het type cyste en vooral bij vrouwen onder de 45 jaar. Vrouwen met palpabele cysten dienen daarom intensief opgevolgd te worden. Een schema hiervoor is nog niet onderbouwd met goede prospectieve studies. Een mogelijke aanpak is een diagnostische punctie met echografische follow-up na vier à zes maanden, één en twee jaar.

Borstkanker bij vrouwen: to screen or not to screen

Bleyen L.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 4 pagina 188 - 191


Ondanks het feit dat in borstkankerscreeningstrials statistische significantie niet altijd wordt bereikt, is er consensus dat borstkankerscreening effectief is bij vrouwen van 50 jaar en ouder. De effectiviteit van mammografische screening bij vrouwen van 45-49 jaar is nog onvoldoende duidelijk. Effectiviteit door middel van borstzelfonderzoek is niet aangetoond.

Editoriaal: Guidelines: een nieuwe industrie?

Vermeire E.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 4 pagina 186 - 187

Screening voor het syndroom van Down: een geïntegreerde test

Temmerman M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 4 pagina 195 - 197


Deze studie die gebaseerd is op materiaal uit andere studies, toont aan dat de geïntegreerde screeningstest die gebruikmaakt van testresultaten van het eerste en tweede trimester meer Down-zwangerschappen detecteert met een veel lager percentage fout-positieven dan de beste screeningstesten op dit moment. Aangezien in België de voorwaarden voor invoering van een dergelijke screeningstest (haalbaarheid, kostenbatenanalyse en emotionele kosten) nog onvoldoende zijn ingevuld, is de implementatie hiervan op korte termijn niet te verwachten. Meer aandacht dient te gaan naar het informeren van de aanstaande ouders zodat zij een overwogen keuze kunnen maken om al dan niet een screeningstest te laten uitvoeren.

Sint-Janskruid voor depressie: een veiliger alternatief?

Stuer H.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 149 - 152


Op basis van deze studie en ondersteund door drie meta-analyses 6-8 kunnen we stellen dat hypericum perforatum (sint-janskruid) effectiever is dan placebo bij mineure depressie. De plaats van dit product bij de aanpak van mineure depressie door de huisarts is echter nog onvoldoende duidelijk. Er zijn nog te weinig studies bij representatieve groepen met een standaarddosis en er is nog onvoldoende zicht op de bijwerkingen en de risicogroepen.

Problem solving treatment door de huisarts

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 146 - 148


Bij majeure depressie lijkt problem solving-therapie op basis van twee RCT’s even effectief als antidepressiva. Hiervoor dienen huisartsen echter speciaal te worden opgeleid. Voorlopig start men daarom het best met antidepressiva. Het toevoegen van een vorm van gestructureerde psychotherapie aan medicatie verhoogt de kans op genezing niet.

Editoriaal: Een historische confrontatie

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 144 - 145

Onderhoudsbehandeling van depressie bij ouderen

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 153 - 157


Op basis van één placebogecontroleerde studie met sertraline lijkt het aangewezen om de behandeling van patiënten met een chronische depressie anderhalf jaar voort te zetten. Op basis van één placebogecontroleerde studie met interpersoonlijke therapie en nortriptyline blijkt dat bij ouderen met recidiverende depressie een onderhoudsbehandeling tot drie jaar kan worden gegeven. Hierbij is combinatie met psychotherapie aangewezen. Aangezien deze conclusies telkens maar steunen op één studie en aangezien het gaat om een beperkte populatie in een specialistische setting, zijn er onvoldoende argumenten om het beleid van de huisarts bij chronische depressie of bij depressieve ouderen te wijzigen.

Benzodiazepines in het verkeer

Declercq T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 164 - 165

SSRI's en gastro-intestinale bloedingen

Declercq T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 163 - 164

Depressie in de eerste lijn: pleidooi voor een eigen aanpak

De Meyere M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 158 - 161

Plots stoppen van fluoxetine

Declercq T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 3 pagina 162 - 163

Otitis media met effusie: helpen trommelvliesbuisjes bij de taalontwikkeling?

Dhooge I.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 98 - 99


De richtlijnen van de NHG-Standaard "Otitis media met effusie bij kinderen" kunnen worden aangeraden: men kan gerust drie maanden afwachten. Indien dan nog subjectieve of objectieve afwijkingen bestaan, is doorverwijzing naar een NKO-arts zinvol.

Endarterectomie bij carotisstenose

Van Hooren G.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 109 - 114


Bij een symptomatische carotisstenose is er voordeel van carotisendarterectomie vanaf een stenosegraad van 70% (ECST). Bij asymptomatische carotisstenose is er nog onvoldoende onderbouwing voor een eenduidig advies.

Editoriaal: Evidence-based medicine: nieuwe wijn in oude zakken?

Lemiengre M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 96 - 97

Incontinentie bij vrouwen: goed nieuws over niet-medicamenteuze aanpak

Lagro-Janssen T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 100 - 105


Voor de patiënten die wij als huisarts zien, betekenen deze resultaten dat conservatieve oefentherapie de behandeling van eerste keus is. Voor stressincontinentie bestaat dit uit bekkenbodemspieroefeningen; voor urge-incontinentie bovengenoemde gedragsinterventie of de gewone blaastraining. Vooral niet te snel naar geneesmiddelen grijpen en vooral niet te snel denken dat er toch niets aan te doen valt.

Een intermitterende behandeling voor gastro-oesofageale reflux?

Kroes R.M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 2 pagina 106 - 108


Intermitterende (on demand) onderhoudsbehandeling met omeprazol of ranitidine is effectief bij ongeveer de helft van de patiënten met ongecompliceerde gastro-oesofageale reflux. Met name patiënten die snel reageren op initiële therapie, lijken voor deze intermitterende therapie in aanmerking te komen. Een uitgesproken voorkeur voor een bepaald middel is er op basis van dit onderzoek niet.

Zijn intranasale corticosteroïden beter dan antihistaminica bij allergische rhinitis?

De Sutter A.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 65 - 67


Voor allergische rhinitis bij patiënten ouder dan twaalf jaar bestaat de beste behandeling uit nasale corticosteroïden: ze zijn effectiever en mogelijk ook veiliger en goedkoper dan orale antihistaminica. Indien oogsymptomen op de voorgrond staan, zijn orale antihistaminica en nasale corticosteroïden evenwaardig en kan men zich laten leiden door eventuele nevenwerkingen en voorkeur van de patiënt.

Is cromoglycaat bij kinderen met astma effectief?

Van Bever H.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 62 - 64


Deze studie bevestigt de richtlijnen van de NHG-Standaard, waarin wordt gesteld dat er in principe geen plaats is voor cromoglycaat in de behandeling van matig ernstig astma bij kinderen tussen één en drie jaar 7. Over deze groep doet de WVVH-Aanbeveling geen uitspraak 8. Een subgroep van kinderen met aangetoond allergisch astma kan eventueel baat hebben bij behandeling met cromoglycaat. Dit is echter nog onvoldoende onderbouwd.

Astma bij kinderen: heeft toevoegen van anticholinergica zin?

Kips J.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 59 - 61


Bij een acute astma-aanval bij kinderen en adolescenten blijven ß2-mimetica eerste keus. Het toevoegen van anticholinergica via inhalatie kan worden overwogen, maar is nog onvoldoende onderbouwd.

De plaats van montelukast bij persisterend astma

Kips J.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 56 - 58


Voorlopig blijven inhalatiesteroïden in lage doseringen (200-400 µg 2 dd) eerste keus voor de onderhoudsbehandeling bij milde vormen van persisterend astma 4. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de rol is van antileukotriënen bij onder andere patiënten die onvoldoende reageren op inhalatiesteroïden.

De behandeling van slapeloosheid bij ouderen

Declercq T.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 70 - 70

Behandeling van teennagelmycose

Vermeire E.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 69 - 69

Mirena: een alternatief voor hysterectomie?

van Driel M.

Minerva 2000 Vol 29 nummer 1 pagina 68 - 69

Is huisstofmijtsanering nuttig? Een meta-analyse

De Baets F.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 437 - 439


In tegenstelling tot wat hiertoe werd aanvaard, blijkt uit deze meta-analyse dat er geen bewijs is dat astmapatiënten met een huisstofmijtallergie baat hebben bij maatregelen die de blootstelling aan de huisstofmijt in huis reduceren. Nader onderzoek is nodig bij grotere groepen patiënten om over het nut van saneringsmaatregelen een uitspraak te kunnen doen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de doeltreffendheid van sanering en het gelijktijdig gebruik van medicatie.

Vitamine C bij verkoudheid

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 448 - 448

Hoe betrouwbaar zijn bloeddrukmetingen?

De Cort P.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 443 - 445


Omdat de conventionele bloeddrukmeting gewoonlijk hoger ligt dan de automatische 24-uur monitoring, is het aan te raden om vooraleer te starten met antihypertensieve medicatie de bloeddrukmeting tevens met andere methoden te verifiëren. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan de bloeddrukmeting door de patiënt zelf of een huisgenoot verricht door middel van een degelijk digitaal apparaat; In tweede instantie kan worden gedacht aan de duurdere en voor de patiënt nogal belastende ambulante 24-uur bloeddrukmonitoring.

Secundaire preventie met hepatitis A-vaccin

De Sutter A.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 446 - 447

Editoriaal: Bijblijven in de 21ste eeuw

van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 434 - 436

Percussie voor de diagnostiek van pneumonie

De Sutter A.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 447 - 447

Erfelijke borstkanker: identificatie en aanpak

Goelen G.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 10 pagina 440 - 442


Een familie met twee symptomatische eerstegraadsverwanten (één met borstkanker en één met ovariumkanker, of twee met borstkanker waarbij één diagnose werd gesteld voor de leeftijd van 50 jaar) komt in aanmerking voor BRCA1/2-screening. Hiervoor wordt een bloedstaal afgenomen (3 x 10 cc EDTA) van een symptomatisch familielid. Individuele testing op dragerschap is pas mogelijk na identificatie van de specifieke mutatie van het BRCA1/2-gen.

Secundaire preventie met statines: resultaten van de LIPID-studie

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 390 - 392


Op basis van de resultaten van de LIPID-studie lijkt het zinvol om bij patiënten met coronaire aandoeningen te starten met pravastatine (40 mg/dag) onafhankelijk van de leeftijd of initiële cholesterolwaarden van de patiënt.

Cholesterolverlagende fibraten bij secundaire preventie: gemfibrozil

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 393 - 396


Bij patiënten met een LDL <130 mg/dl en een laag HDL-cholesterol kan binnen het kader van secundaire preventie een behandeling met gemfibrozil 600 mg tweemaal daags worden gestart. Het product is nu echter niet meer verkrijgbaar op de Belgische markt.

Primaire preventie met statines: heeft het zin?

Thomas S.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 379 - 382


Men kan zich afvragen of het zinvol is om in het kader van primaire preventie patiënten met een verhoogd cholesterol te behandelen. In deze studie kon geen invloed op de totale sterfte worden aangetoond. Om één coronair incident te voorkomen dient men 77 patiënten gedurende vijf jaar te behandelen. Daarbij is niet duidelijk welk afkappunt dient te worden toegepast.

Editoriaal: Hypercholesterolemie: vissen in troebel serum

Christiaens T. , Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 397 - 401

Secundaire preventie met statines bij ouderen: resultaten van de CARE-studie

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 386 - 389


Uit deze studie blijkt dat bij patiënten ouder dan 65 jaar die een myocardinfarct hebben doorgemaakt, men in het kader van secundaire preventie een behandeling met pravastatine 40 mg/dag kan overwegen, ook als zij een laag totaal cholesterolgehalte hebben.

Het belang van lichaamsbeweging en dieet bij het verlagen van LDL-cholesterolwaarden

De Cort P.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 9 pagina 383 - 385


Uit deze studie blijkt dat niet-medicamenteuze maatregelen, lichaamsbeweging nog meer dan dieet, gunstig zijn voor de cholesterol- en bloeddrukwaarden. Het probleem blijft echter dat er nog geen sluitend bewijs is dat dit ook een gunstige invloed heeft op harde eindpunten zoals mortaliteit.

Een jaarlijks griepvaccin voor dokters?

Michiels B.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 8 pagina 332 - 334


Het lijkt zinvol dat gezondheidswerkers in een ziekenhuis zich jaarlijks laten inenten met het trivalente influenzavaccin. In hoeverre dit advies kan worden veralgemeend tot extramurale gezondheidswerkers, is niet bekend.

Een interdisciplinaire interventie voorkomt opnieuw vallen bij bejaarden

Goemaere S.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 8 pagina 338 - 340


Voor de huisarts kan het resultaat van dit onderzoek betekenen dat hij/zij bij iedere bejaarde die is gevallen een uitvoerig onderzoek verricht (visus, evenwicht, cognitie, stemmingsstoornis, geneesmiddelengebruik). Daarbij dienen tevens de omgevingsfactoren te worden aangepast. Praktische voorstellen voor aanpassing van de omgevingsfactoren zijn: verwijderen van losliggende matten en oneffen terreinen, verwijderen van wankelbaar meubilair, aanbrengen van handvaten op plaatsen van transferts (toilet en badkamer), goede verlichting, dragen van gepaste schoenen,...

Editoriaal: Ziek of niet ziek: wie heeft het laatste woord?

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 8 pagina 330 - 331

Beschermen voedingsvezels vrouwen tegen colorectale kanker?

Michotte Y.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 8 pagina 335 - 337


In dit prospectief onderzoek is niet aangetoond dat verhoging van de vezelinname bij vrouwen het risico op colorectale kanker of adenoma kan doen afnemen.

Schouderpijn: corticosteroïdinjectie of fysiotherapie?

Wyffels P.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 8 pagina 341 - 343


Bij een pijnlijke capsulaire beperking in het schoudergewricht is het intra-articulair toedienen van één tot twee corticoïdinjecties in de eerste zeven weken een goede keuze voor een snelle verlichting van pijn en beperking, en is superieur aan fysiotherapie.

Helicobacter pylori bij dyspepsie: wel of niet eradiceren?

Numans M.E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 7 pagina 290 - 293


Zoeken naar H. pylori omwille van eventuele behandeling is alleen zinvol bij een peptisch ulcus en bij een MALT-lymfoom. Bij alle andere bij H. pylori aangetroffen pathologie lijkt sprake van niet-oorzakelijke coïncidentie, zodat behandeling van de bacterie beter achterwege kan blijven. Toekomstig onderzoek zal aannemelijk moeten maken bij welke groepen patiënten eradicatie nog meer zinvol is. Op basis van de hier besproken trials kan men aannemen dat "functionele dyspepsie" in de hier gedefinieerde vorm in ieder geval nog geen algemeen geaccepteerde indicatie voor eradicatie van H.pylori is.

Bupropion (Zyban): een nieuwe rookstoppil?

Boudrez H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 7 pagina 294 - 296


Op basis van recente studies lijkt bupropion (Zyban®) een hoopgevende aanwinst te zijn voor een rookstopbehandeling bij gemotiveerde personen. Verder onderzoek is nodig om de effectiviteit, de veiligheid en de plaats van bupropion bij rookstopbehandeling vast te leggen. Aangezien bupropion niet verwant is aan andere antidepressiva, is extrapolering van zijn effect bij rookstop naar andere antidepressiva niet verantwoord. Bupropion is op dit moment niet op de markt in België.

Prednisolon versus NSAID's bij reuma. Een meta-analyse

Dequeker J.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 7 pagina 297 - 298


Corticosteroïden zijn bewezen effectief bij patiënten met een opstoot van reumatoïde artritis die niet met NSAID’s te controleren is. Een kortdurende behandeling van zeven tot maximaal veertien dagen in een lage dosering (maximaal 15 mg/dag) vermindert de overgevoeligheid van de gewrichten en de pijn significant beter dan NSAID’s en placebo. Indien men een perorale corticoïdbehandeling opstart, dient men steeds een langetermijnstrategie voor ogen te hebben en dienen de nevenwerkingen afgewogen te worden tegen de voordelen.

Editoriaal: Ontslag van twee hoofdredacteurs: een "administratieve" zaak?

De Meyere M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 7 pagina 288 - 289

Value of breast imaging in women with painful breasts: observational follow up study

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 7 pagina 300 - 301

Pneumokokkenvaccinatie in de huisartspraktijk

Govaerts F.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 6 pagina 244 - 247

Het effect van oestrogenen op urine-incontinentie bij post-menopauzale vrouwen

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 6 pagina 254 - 254

Diabeteszorg in de huisartspraktijk: een meta-analyse

Van Loon H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 6 pagina 248 - 250


Moderne diabeteszorg vraagt continue actieve aandacht van de huisarts. Strikte, quasi protocollaire opvolging van de Vlaamse consensus stelt de huisarts in staat om waarschijnlijk minstens even goede, zo niet betere resultaten te behalen dan de poliklinische specialistensetting.

Hoe te stoppen met roken

Boudrez H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 6 pagina 251 - 253


De meest zinvolle preventieve maatregel die een huisarts kan nemen, is het motiveren tot rookstop en het professioneel begeleiden van degenen die willen stoppen met roken. Dit is een elementaire plicht van de (huis)arts. Bij de begeleiding van het rookstopproces kunnen de verschillende vormen van nicotinesubstitutie behulpzaam zijn. De effectiviteit van nicotinekauwgom, nicotine-bevattende transdermale systemen, intranasale nicotinespray en inhalatie- nicotines is bewezen. Alle andere medicamenteuze behandelingen lijken ofwel niet effectief (benzodiazepines, b -blokkers, lobeline, acupunctuur, zilveracetaat), hebben te veel bijwerkingen (clonidine), of zijn nog te weinig onderbouwd met goede studies (antidepressiva).

Tamoxifen bij borstkanker

De Pypere H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 5 pagina 212 - 216


Naast de lokale benadering van borstkanker door middel van heelkunde en radiotherapie is ook de adjuverende systemische behandeling van cruciaal belang in de behandeling van maligne borsttumoren. De indicatie voor tamoxifen is afhankelijk van de tumorgrootte, de receptorstatus en de nucleaire graad van de tumor alsook van de menopauzale status van de patiënte. Tamoxifen wordt gedurende vijf jaar aan een dagelijkse dosis van 20 mg voorgeschreven. Gebruik van tamoxifen ter preventie van borstkanker bij gezonde vrouwen is echter nog controversieel.

Amniocentese in het eerste trimester: een veilig alternatief?

Temmerman M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 5 pagina 204 - 205


Indien men chromosomale afwijkingen bij de foetus wil opsporen, is de vruchtwaterpunctie op 15-16 weken tot op heden de veiligste techniek. Indien dit nodig wordt geacht in het eerste trimester, wordt de voorkeur gegeven aan een vlokkentest eerder dan aan een vroege punctie.

De behandeling van prostaatkanker

Van Poppel H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 5 pagina 208 - 211


Bij het beleid van prostaattumoren blijft de keuze tussen heelkundige behandeling en radiotherapie moeilijk omdat er geen prospectieve studies voorhanden zijn. Het lijkt zinvol gebruik te maken van de Gleason-score bij het vastleggen van een behandelingsstrategie. Patiënten dienen steeds te worden ingelicht over de twee mogelijke behandelingen waarbij alle implicaties en mogelijke complicaties besproken moeten worden die hen kunnen helpen kiezen tussen een chirurgische of een radiotherapeutische aanpak.

De waarde van vrij PSA in de diagnostiek van prostaatkanker

Van Poppel H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 5 pagina 206 - 207


Wanneer een totaal PSA gevonden wordt tussen de 4 en 10 ng/ml, is het zinvol ook een vrij PSA te laten bepalen. Indien de ratio vrij/totaal PSA meer dan 25% bedraagt, is het veilig om af te zien van een prostaatbiopsie. Het is nog altijd niet duidelijk of screening naar prostaatkanker zinvol is. Er zijn op dit ogenblik nog geen goede prospectieve studies die een gunstig effect aantonen op de levenskwaliteit en levensduur van mannen met prostaatkanker.

Antidepressants and the risk of falls among nursing home residents

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 5 pagina 217 - 217

Het nut van tonsillectomie bij recidiverende keelinfecties

De Meyere M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 4 pagina 181 - 182


Men kan tonsillectomie overwegen bij kinderen onder de 15 jaar, die ofwel zeven keelontstekingen hadden in het laatste jaar, of vijf in elk van de voorbije twee jaar, of drie in elk van de voorbije drie jaar. Men dient de ouders te informeren dat het aantal dagen schoolverzuim hier niet door wordt verminderd en zelfs kan toenemen indien men de operatietermijn meetelt. Daarnaast zijn er de mogelijke bijwerkingen van de operatie: braken, koorts en vooral soms ernstige bloeding (1%). Daarom dient het kind minstens acht uur te worden geobserveerd in de kliniek. Voor volwassenen zijn er geen goed onderbouwde studies voorhanden voor de indicatiestelling: wel is ook hier een poliklinische ingreep verantwoord met acht uur observatie. Het is wachten op de Cochrane Review om beter onderbouwde aanbevelingen te kunnen formuleren.

Amoxicilline en foliumzuurinhibitoren bij acute sinusitis?

De Sutter A.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 4 pagina 171 - 173


Steunend op de relevante studies betreffende sinusitis in de huisartsenpraktijk, hebben we onvoldoende argumenten om te starten met antibiotica: men kan een afwachtende houding aannemen. In dat geval volgt men het best de nhg-Standaard die aanbeveelt om eerst gedurende vijf dagen symptomatische therapie te proberen alvorens antibiotica voor te schrijven 7. Er dient nog onderzoek te gebeuren naar indicaties om antibiotica te starten vóór die vijf dagen en/of om te weten wanneer ook vijf dagen symptomatische therapie antibiotica niet zinvol zijn. Indien men start met antibiotica is amoxicilline een eerste keuze-preparaat. Dit kan niet worden gezegd van co-trimoxazole wegens zijn soms ernstige nevenwerkingen.

Editoriaal: Numbers needed not to treat

De Meyere M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 4 pagina 166 - 167

Antibiotica voor acute hoest bij volwassenen?

Coenen S.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 4 pagina 174 - 176


Baat het niet, schaadt dan niet! Bij volwassen patiënten met acute hoest, al dan niet met purulente sputa, dienen huisartsen een therapeutisch beleid zonder antibiotica voorop te stellen, aangezien er geen belangrijke voordelen, maar wel nadelen zijn te verwachten van antibioticabehandeling. Voor de individuele patiënt zijn er vooral de neveneffecten, maar zijn er ook de kostprijs, de toename van resistentie en het creëren van een verwachtingspatroon "hoesten-vereist-antibiotica". Deze gegevens vormen dan de basis voor het overleg met de patiënt.

Behandeling van pseudokroep met corticosteroïden

De Sutter A.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 4 pagina 177 - 180


Indien een huisarts wordt geroepen bij een patiëntje met pseudokroep, dan stelt hij eerst de ernst van de symptomen vast. Zijn deze symptomen voldoende ernstig, dan kan hij peroraal dexamethason toedienen. Dexamethason is op de markt in de vorm van tabletten van 1,5 mg. De dosis ligt tussen 0,15 mg/kg en 0,6 mg/kg: dit betekent 1 tot 4 tabletten voor een kindje van 10 kg. Indien het mogelijk is om het patiëntje te laten slikken, dan kan een inspuiting worden overwogen. Hier bedraagt de dosis 0,6 mg/kg. Voor een patiëntje van 10 kg betekent dit driekwart van een ampul van 2 ml (8 mg/2 ml). Een andere mogelijkheid is om een vernevelingstoestel te (laten) halen en op deze wijze 2 mg budesonide te vernevelen (dit is 4 ml van een oplossing van 0,5 mg/ml). Alhoewel met deze behandeling de evolutie gunstig wordt beïnvloed, blijft het nodig om het patiëntje goed te observeren. De alarmtekens moeten duidelijk met de ouders worden besproken. Eventueel kan de arts na een uur zelf telefonisch informeren naar de toestand van het kind.

Antibiotica bij bovenste luchtweginfecties

De Meyere M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 4 pagina 168 - 170


Acute infecties van de bovenste luchtwegen kunnen als zelflimiterende aandoeningen worden aanzien en dienen in de regel symptomatisch te worden behandeld. Verdere studie dient aan te tonen in welke indicaties antibiotica wel nuttig zijn.

Langdurig gebruik van ACE-inhibitoren bij diabetes type 2-patiënten

De Broe M.E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 133 - 135


Uit deze interessante, goed gestructureerde studie kan niet worden besloten dat men normotensieve, normo-albuminurische patiënten met diabetes type 2 systematisch op enalapriltherapie (of ace-inhibitoren) moet plaatsen. Er zijn nog bijkomende lange-termijnstudies noodza-kelijk.

Beta-blokkers versus ACE-inhibitoren bij diabetes type 2-patiënten met hypertensie

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 131 - 132


Bij de behandeling van hypertensie bij diabetes type 2 zijn een ace-inhibitor (captopril) en een b-blokker (atenolol) even effectief wat de bloeddrukcontrole en het voorkómen van micro- en macro-vasculaire complicaties betreft.

Intensieve behandeling van diabetes type 2

Wens J.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 125 - 126


Om de kans op microvasculaire complicaties te verminderen is het aan te bevelen om diabetes type 2-patiënten intensief te behandelen met sulfamiden of insuline. Een gunstig effect van intensieve behandeling op de mortaliteit is in deze studie echter niet aangetoond.

Intensieve behandeling van obese diabetes type 2-patiënten

Wens J.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 127 - 128


Als startbehandeling worden obese diabetes type 2-patiënten bij voorkeur intensief behandeld met metformine (streefwaarde nuchtere glycemie < 6 mmol/l of 108 mg/dl) om de kans op diabetesgerelateerde eindpunten te verminderen. De combinatie van metformine met andere orale antidiabetica lijkt een verhoogd risico te geven op diabetesgerelateerde mortaliteit.

Strikte bloeddrukcontrole bij diabetes type 2-patiënten

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 129 - 130


Bij diabetespatiënten is het essentieel dat de huisarts hypertensie actief opspoort en strikt behandelt met een streefwaarde <150/80 mm Hg.

Editoriaal: Diabeteszorg: concordance versus compliance

Vermeire E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 120 - 121

Wat na UKPDS?

Christiaens T. , Feyen L. , Sunaert P.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 136 - 138

The United Kingdom Prospective Diabetes Study: onderzoeksopzet

van Driel M. , Vermeire E. , Wens J.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 3 pagina 122 - 124

Beleid bij helicobacter pylori: de stand van zaken

Numans M.E.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 86 - 88


Eradicatie van H. pylori is enkel aangewezen bij een aangetoond peptisch ulcus bij een geïnfecteerde patiënt. Indien bij endoscopie geen ulcus wordt aangetoond, is het verder opsporen en/of behandelen van H. pylori volgens de huidige inzichten omstreden.

Effectiviteit van bèta-blokkers bij oudere hypertensiepatiënten

Celis H.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 77 - 79


In afwachting van meer specifieke, goed gecontroleerde vergelijkende studies zijn bèta-blokkers minder aangewezen als initiële behandeling van onverwikkelde hypertensie bij ouderen: diuretica zijn de eerste keuze. Bèta-blokkers zijn wel aangewezen bij cardiale aandoeningen 9 en bij patiënten met diabetes mellitus.

Editoriaal: Minerva stap voor stap

van Driel M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 74 - 76

Invloed van fysieke activiteit op mortaliteit

Fagard R.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 83 - 85


In het licht van de overtuigende evidentie dat fysieke activiteit en fitness, naast een aantal andere gunstige invloeden, de levensverwachting verbeteren, hebben we als artsen de plicht fysieke activiteit te incorporeren in ons advies aan patiënten en bevolking. De meeste onderzoekers vinden dat "iets" duidelijk beter is dan "niets" en dat intensere activiteiten misschien wel het prestatievermogen verbeteren, maar niet noodzakelijk de prognose. Ook wordt de nadruk gelegd op dynamische activiteiten, met veel beweging en beperkte krachtontwikkeling. Een verhoging van de fysieke activiteit met een halfuurtje per dag zou al een duidelijke invloed hebben op morbiditeit en mortaliteit en dit kan gemakkelijk worden ingeschakeld in het dagelijkse leven: te voet of met de fiets naar het werk, de wagen wat verder parkeren, trappen nemen in plaats van de lift, wandelen, rustig fietsen, tuinieren, zwemmen, .... Wie meer aankan, kan dit uiteraard doen, maar we moeten af van het idee dat echte training noodzakelijk zou zijn om de gezondheid gunstig te beïnvloeden.

Acute otitis media: effectiviteit van een korte antibioticakuur

De Melker R.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 89 - 92


Bij acute otitis media heeft behandeling met een vijfdaagse antibiotica- kuur wellicht voordelen boven een kuur van zeven dagen of langer. Totdat meer gegevens bekend zijn is het aan te bevelen om het beleid van de nhg-standaard te volgen: beperk het gebruik van antibiotica tot risicogroepen, kinderen jonger dan 6 maanden, patiënten met een abnormaal beloop en jonge kinderen die geen verbetering vertonen na 24 uur.

Verhoogt alcoholconsumptie het risico op borstkanker?

Michotte Y.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 2 pagina 80 - 82


Vanaf een alcoholconsumptie van twee drankjes per dag neemt bij de vrouw het risico op borstkanker duidelijk toe. Deze relatie is lineair en onafhankelijk van de soort alcoholische drank. Naast beperking van het alcoholgebruik kunnen regelmatige fysieke activiteit, gezonde eetgewoontes en goede gewichtscontrole het risico op borstkanker bij vrouwen verminderen.

Sildenafil (Viagra)

Oosterlinck W.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 1 pagina 30 - 32


Sildenafil (Viagra®) is het eerste werkzame orale product bij erectiestoornissen van diverse oorsprong en betekent dus een belangrijke doorbraak in de behandeling hiervan. Vooraleer te starten met een behandeling is een grondige anamnese en een lichamelijk onderzoek noodzakelijk om behandelbare aandoeningen uit te sluiten (relatiestoornis, depressie, medicatie, slecht geregelde diabetes, enzovoort).

Behandeling van obesitas met orlistat

Van Royen P.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 1 pagina 39 - 41


De aanpak van obesitas in de huisartspraktijk gebeurt het best door een multidisciplinaire of gecombineerde aanpak. De vier pijlers van de behandeling zijn: dieet, gedragstherapie, lichaamsbeweging en medicatie. Orlistat (Xenecal®), een remmer van het pancreaslipase, biedt nieuwe perspectieven. Effecten op lange termijn zijn echter nog onduidelijk en onvoldoende bewezen. Tevens moet de kostprijs van orlistat (ongeveer 100 bef per dag) hierbij in overweging worden genomen. Behandeling met orlistat moet steeds minstens met een hypocalorisch dieet worden gecombineerd.

Levonorgestrel: nieuwe standaard voor urgentie-anticonceptie?

Peremans L.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 1 pagina 36 - 38


De levonorgestrel-methode zal de nieuwe standaard voor urgentie-anticonceptie worden. In België blijft de Yuzpe-methode echter nog steeds standaard, aangezien levonorgestrel hier (nog) niet beschikbaar is. Men start liefst zo vroeg mogelijk (best binnen de 24 uur post-coïtaal) met de behandeling. Deze bestaat uit onmiddellijk twee dragees Duoluton® of Neogynon® of Stederil-d® en 12 uur later nogmaals twee dragees. Onbeschermde coïtus in het vervolg van de cyclus wordt ten stelligste afgeraden.

Editoriaal: Seul l'amour permet à la jouissance de condescendre au désir

Lemiengre M.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 1 pagina 28 - 29

Counseling in de eerstelijn: huisartsen versus niet-medisch geschoolde hulpverleners

Goedhuys J.

Minerva 1999 Vol 28 nummer 1 pagina 33 - 35


Voor "lichte" psychosociale problemen als angst, depressie, rouwverwerking of relatieproblemen, waarbij een korte interventie volstaat, lijkt het niet zinvol patiënten te verwijzen naar een therapeut die enkel de empathische methode gebruikt. Het effect zal niet veel groter zijn. Over de kwaliteit van het therapeutische proces zelf kunnen op grond van dit onderzoek geen adviezen worden geformuleerd. Mogelijk heeft een meer gestructureerde aanpak , zoals cognitieve gedragstherapie, meer effect dan alleen "counseling". Over de kosten-effectiviteit van counseling in België zijn geen gegevens bekend.

Behandeling van hypertensie

De Cort P.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 3 pagina 322 - 325


Alhoewel ook in deze interventiestudie de absolute vermindering van mortaliteit en morbiditeit door hypertensiebehandeling eerder klein is, moet hypertensie toch worden behandeld. De conventioneel gemeten streefbloeddruk bij de behandeling van ongecompliceerde hypertensiepatiënten zou 138/82 mm Hg kunnen bedragen. "Een halve behandeling is geen behandeling" is de belangrijkste boodschap van deze studie. Indien de huisarts tot de toevoeging van 75 mg aspirine besluit, mag dit enkel gebeuren bij patiënten wiens bloeddruk onder controle is. Naast het verrekenen van de extra kostprijs van deze (preventieve) behandeling, moet men ook steeds bedacht zijn op de toegenomen kans op (niet-fatale) gastro-intestinale bloedingen.

Editoriaal: Van statistische naar klinische significantie. Een doordenker!

Vermeire E.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 3 pagina 316 - 317

Secundaire preventie na cerebrale ischemie

Bogaert M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 3 pagina 318 - 321


In secundaire preventie na cerebrale ischemie zijn er voor acetylsalicylzuur genoeg bewijzen van doeltreffendheid. In afwezigheid van duidelijke gegevens omtrent de optimale dosis, lijkt een dosis van 75 tot 100 mg aangewezen. Bij patiënten, die acetylsalicylzuur niet verdragen, kan een stof zoals clopidogrel worden gegeven. Men wacht voor dipyridamol op grote onderzoeken, die het onverwacht resultaat van de ESPS-2 studie bevestigen. In afwezigheid van voorkamerfibrillatie is er geen plaats voor perorale anticoagulantia tenzij bij patiënten die onder acetylsalicylzuurtherapie verdere tia’s en ischemische infarcten doen.

Het effect van gewichtsverlies en zoutbeperking op hypertensie bij ouderen

De Cort P.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 3 pagina 329 - 331


Deze studie toont aan dat het aanpassen van de levensstijl kan bijdragen in de preventie van hart- en vaatziekten. De op deze wijze bereikte reductie van cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit is gelijk aan die verkregen door reguliere medicamenteuze behandeling. Het consequent doorvoeren van gewichtsreductie en vermindering van zoutconsumptie moet een eerste keuzebehandeling blijven voor matige hypertensie, ook bij bejaarden. Een goede bloeddrukcontrole kan worden bereikt met niet-medicamenteuze behandelingsmaatregelen alléén. De implementatie van de levenshygiënische raadgevingen verdient echter wel speciale aandacht.

Streptokinase en aspirine bij vermoeden van acuut myocardinfarct

Christiaens T.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 3 pagina 326 - 328


Deze baanbrekende studie bewijst dat het ook op lange termijn belangrijk is patiënten met vermoeden van acuut myocardinfarct dringend te laten hospitaliseren. Streptokinasetoediening is zeer belangrijk, ook bij bejaarde patiënten. Aspirine (160 mg) werkt additief en zal, indien er geen contra-indicaties bestaan, liefst reeds door de huisarts zelf worden toegediend.

Influenzavaccinatie bij astmapatiënten

Lemiengre M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 279 - 280


Een daling van de piekstroom kan zich voordoen kort na een griepvaccinatie. Deze daling treedt vooral op bij patiënten die voor het eerst gevaccineerd worden. Het is belangrijk patiënten daarover in te lichten en een beleid af te spreken. De netto-gezondheidswinst door vaccinatie bij deze risicogroep is belangrijk genoeg om te blijven vaccineren. Het verdient aanbeveling om, zoals verschillende nationale en internationale richtlijnen aangeven, de vaccinatiedekking van deze risicogroep uit te breiden.

Behandeling van zona met famciclovir

De Deken L. , Lemiengre M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 274 - 275


Er is nog onvoldoende (overtuigend) bewijs om famciclovir systematisch voor te schrijven bij zona om de duur van de postherpetische neuralgie te verkorten. Daarbij komen de hoge kostprijs (5.995 frank per behandeling, geheel ten laste van de patiënt!) en de bedenkingen bij de beperkte effectiviteit van famciclovir op de acute pijn en de genezing van de huideruptie. Een recente meta-analyse biedt argumenten voor het voorschrijven van aciclovir (5.995 frank, terugbetaling met attest) bij hoog-risicopatiënten en personen ouder dan 50 jaar met zona. Een behandeling gestart binnen drie dagen na het ontstaan van de huideruptie, kan de duur van de postherpetische neuralgie verkorten (zes maanden na het begin).

Acute otitis media: antibiotica of niet?

Degryse J.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 276 - 278


Een "watchfull waiting"-strategie, zoals wordt aanbevolen in de Nederlandse nhg-standaard, lijkt vooralsnog het meest verdedigbare beleid bij de behandeling van acute otitis media bij kinderen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Editoriaal: De meta-analyse mammografisch doorgelicht

van Driel M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 268 - 269

Borstkankerscreening: vanaf 40 jaar?

Mortier M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 270 - 273


Het is aan te bevelen om vrouwen te informeren dat bij de screening op borstkanker een fout-positief resultaat mogelijk is en dat hierdoor (bijvoorbeeld) een fijne naaldpunctie (FNAC) nodig is. Een goed uitgevoerd screeningsonderzoek bij een dienst die werkt conform de Europese kwaliteitscriteria, en het kunnen beschikken over vorige opnames bij de beoordeling van de mammografie, zullen de beste garantie bieden voor een zo laag mogelijk aantal fout-positieve resultaten.

Het effect van inhalatiesteroïden op COPD-patiënten

Kegels E. , Vermeire E.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 2 pagina 281 - 282


Naar de praktijk toe blijven de guidelines gelden. Een kleine groep van COPD-patiënten met matig ernstige COPD (FEV1 tussen 50 en 70%), die een onvoldoende dyspnoecontrole hebben met bronchodilatatoren, komen in aanmerking voor een proefbehandeling met fluticasone. Wanneer zij op deze proefbehandeling reageren met een vermindering van het aantal opstoten en een verbetering van de longfunctie, is een onderhoudsbehandeling met fluticasone te overwegen. Er zijn geen gegevens bekend over de duur van de proefbehandeling en de effectiviteit van fluticasone op lange termijn. De hoge kostprijs van fluticasone (1.828 frank, dit is twee- à driemaal de prijs van de andere inhalatiesteroïden) moet hierbij zeker ook in overweging worden genomen.

Editoriaal: De geboorte van Minerva

Minerva 1998 Vol 27 nummer 1 pagina 176 - 177

Validiteit van de sneltest bij streptokokkeninfectie

De Meyere M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 1 pagina 185 - 186


Aansluitend bij de uitspraak "Good medical practice does not always require testing before treating" van Centor , kunnen we ook hier stellen dat het in de regel niet nodig is een sneltest te gebruiken bij acute keelpijn.

Compressie-echografie bij diepe veneuze trombose

Lemiengre M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 1 pagina 180 - 184


Men kan bij patiënten die klinisch verdacht zijn van een eerste diepe veneuze trombose een afwachtende houding aannemen wat het starten met antistollingstherapie betreft, wanneer een compressie-echografie negatief is en dit na 5 of 7 dagen wordt bevestigd.

Veroorzaken sulfamiden hypoglycemie bij bejaarde diabeten?

Vermeire E.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 1 pagina 178 - 179


Uit de resultaten van de besproken prospectieve studie volgt dat in de praktijk langwerkende sulfamiden bij gezonde bejaarden met type 2 diabetes kunnen worden gebruikt zonder belangrijk risico op hypoglycemie, op voorwaarde dat hun glycemiecontrole suboptimaal is.